NL8200637A - Inrichting voor het glad strijken en drogen van vochtig wasgoed. - Google Patents

Description

. *·· - . t - 1 -

Inrichting voor het glad strijken en drogen van vochtig was-goed

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor glad strijken en drogen van vochtig wasgoed met ten minste een mangeleenheid, die in hoofdzaak wordt gevormd door een mangelbak en een mangeleiUnder, die is toegevoegd aan de 5 mangelbak, en met de geleiding van het wasgoed door het glad-strijk-en drooggebied begunstigende rondlopende wasgoedgeleidingsbanden, die lopen door het droog- en gladstrijkgebied en in hoofdzaak via ombuiginrichtingen boven de mangelcilin-der naar het droog- en gladstrijkgebied kunnen worden ge-10 voerd.

Er is reeds een bakstrijkmachine bekend (Duitse octrooischrift 534 806, Kl. 8 d, 20), die verscheidene mangelbakken heeft en mangelcilinders, die daaraan zijn toegevoegd en zijn bewikkeld met een textielbedekking. Voor het 15 beter geleiden van het wasgoed binnen de bakstrijkmachine, in het bijzonder in het gebied van de overgang van de ene naar de andere bak, zijn wasgoedgeleidingsbanden aangebracht. Deze wasgoedgeleidingsbanden zonder einde lopen door de mangelbakken en worden aansluitend via ombuigorganen boven de mangel-20 cilinders weer teruggeleid naar de bakkeninlaat. De afstand van het deel van de wasgoedgeleidingsbanden, dat terugloopt naar de mangellnlaat, naar de mangelcilinders is daarbij be-trekkelijk klein. Daardoor is een bewikkelen van de mangelci-linder met een textielbedekking of een afwikkelen van deze 25 bedekking van de mangelcilinder slechts mogelijk, wanneer de wasgoedgeleidingsbanden v65r het wikkelen werden verwijderd.

Het verwijderen en het na het bewikkelen weer noodzakelijke terugleggen van de wasgoedgeleidingsbanden in de bij het drogen en glad strijken aanwezige stand zijn echter met betrekke-30 lijk hoge kosten verbonden en begunstigen de slijtage van de wasgoedgeleidingsbanden. Verder zal het wikkelen door deze bovengenoemde bezigheden tamelijk veel tijd in beslag nemen.

De uitvinding beoogt de gladstrijk- en drooginrichting voor vochtig wasgoed zodanig uit te voeren, dat de kosten.

35 worden verminderd voor het af- en/of bewikkelen van een mangelcilinder met een textielbekleding waarbij de wasgoedgeleidingsbanden zoveel-mogelijk worden gespaard.

8200637 4 * - 2 -

Aan de uitvinding ligt het probleem. ten grondslag een inrichting voor het glad strijken en drogen van vochtig was- goed te verschaffen, waarbij een af- en/of bewikkelen van een betreffende mangelciUnder met een textielbedekking zoda-5 nig uitvoerbaar is, dat het deel van de wasgoedgeleidingsban-den, dat zich bevindt buiten het droog- en gladstr ijkgebied, ook tijdens het wikkelen in zijn stand blijft zoals het bij het drogen en glad strijken aanwezig is.

Dit probleem wordt door de uitvinding opgelost, doordat 10 de inrichting voor het glad strijken en drogen van vochtig wasgoed ten inste e§n mangelbak en ten minste een mangelcilin-der heeft, die binnen een frame zijn aangebracht, en voor het geleiden voor het wasgoed in het droog- en gladstrijkgebied rondlopende wasgoedgeleidingsbanden zijn aangebracht, die 15 door het gladstrijk- en drooggebied lopen en in hoofdzaak boven de mangelcilinders via ombuiginrichtingen naar het gladstrijk- en drooggebied kunnen worden teruggevoerd, waarbij tussen mangelcilinders en het bovenste deel van de wasgoedgeleidingsbanden, dat wordt gevormd door de ombuiginrichtingen 20 en tussen de ombuiginrichtingen, een wikkelinrichting is aangebracht.

De ..wikkelinrichting is op het frame gelegerd en zijde-lings in de richting van de langsas van de draaispil of dok (Duits: Docke) verschuifbaar en vastzetbaar aangebracht. De 25 wikkelinrichting is verder op het frame steekbaar gelegerd en op dit frame verschuifbaar aangebracht. Verder heeft de wikkelinrichting een gestuurd aandrijfbare respektievelijk afrembare dok.

De op iedere mangelcilinder aanwezige textielbedekking 30 is onderhevig aan slijtage, zodat deze textielbedekking op bepaalde tijden moet worden verwisseld. Daarbij vindt eerstens het afwikkelen van de textielbedekking van de mangelcilinder en verder het bewikkelen van de mangelcilinder met- een nieuwe textielbedekking plaats.

35 BLj het afwikkelen van de textielbedekking wordt de aanvangskant van de textielbedekking, die op de mangelcilinder buiten ligt, op de dok gelegd en door het aandrijven van de dok van de mangelcilinder afgewikkeld en op de dok gewik-keld. Aansluitend wordt de drager, waarop de dok in legers is 40 gelegen, zijdelings naar buiten gebracht en deze dok van de 8200637 *" < - 3 - drager af geheven. Een verdere met een nieuwe textielbekle-ding bewikkelde dok wordt op de zijdelings naar buiten ge-brachte drager en wel op de legers gelegd. Aansluitend worden deze drager en de dok in axiale richting van de dok op de aan 5 beide zijden van de mangelcilinders aangebrachte wanden van het frame geschoven en vastgezet. Daarna vindt het aftrekken plaats van de textielbekleding, die zich in de brede toestand op de dok bevindt, en het opwikkelen van deze textielbedek-king op de mangelcilinder.

10 De dok is door passende niet weergegeven middelen bij zijn bewikkelen met de textielbedekking aandrijfbaar. Dat kan zo-wel bij het bewikkelen met een nieuwe textielbekleding als bij het aftrekken van de textielbekleding van de mangelcilinder zijn. Ee dok is verder door deze passende niet weergegeven 15 niddelen afrembaar, wat in het bijzonder nodig is bij het bewikkelen van de mangelcilinder am een voorspanning in de textielbedekking te verkrijgen. Door deze aanbrenging van een wikkelinrichting tussen de wikkelcilinder en het door de ombuiginrichting gevormde bovenste deel van de wasgoed-20 geleidingsbanden en de uitvoering van de wikkelinrichting is het mogelijk, dat de wasgoedgeleidingsbanden tijdens het wik-kelen (afwikkelen van de textielbedekking van de mangelcilinder en/of opwikkelen van de textielbedekking op de mangelcilinder) in zijn stand kan blijven zoals deze ashafezig is bij het 25 drogen en glad strijken van het wasgoed. Daarmede worden naast een zeer sterk ontz ien van de wasgoedgeleidingsbanden tijdens het wisselen van de textielbedekking de werkomstandig-heden voor het bedieningspersoneel ϋj het af- en/of bewikkelen van de mangelcilinder met de textielbedekking gunstiger 30 gevormd.

De uitvinding zal hieronder aan een uitvoeringsvoor-beeld nader worden toegelicht, De bij behorende tekening toont schematisch een inrichting voor het glad strijken en drogen van vochtig wasgoed.

35 Zoals uit de tekening blijkt, is in het frame 1 een verwarmde, draaibaar gelegerde en aangedreven cilinder 2 aangebracht, die bij voorbeeld dibnt als voorverwarmer of ook als voordroogcilinder. Deze cilinder 2 is bijna volle-dig omgeven door verscheidene, echter minstens twee meelo-40 perbanden 3.. Deze meeloperbahden 3 met bij rvoorkeur zeef- 8200637 * '* - 4 - achtige constructie worden verder via de ombuigrollen 4,5,6,7 en 8 alsmede via de geleidingsrollen 9 en 10 geleid. De ombuigrollen 4,5,6,7 en 8 en de geleidingsrollen 9 en 10 zijn eveneens in het frame 1 draaibaar gelegerd aangebracht.

5 De geleiding van de meeloperbanden 3 vindt daarbij zo- danig plaats, dat deze tussen de ombuigrollen 4 en 5 en wel in de wasgoedtransportrichting (symbolisch in de tekening met een pijl aangeduid) bij voorkeur naar boven stijgen en dus tevens een voor het aanleggen van het stuk wasgoed gunstig 10 aanleggebied 3a vormen. Door de aanbrenging van de ombuigrol 6 in vertikale richting gezien boven de middenas en in de directe hoogte van de buitenzijde van de mantel van de cilin-der 2 en door aanbrenging van de geleidingsrol 10 in de directe nabijheid van de inlaatwig 13, die wordt gevormd door 15 de mangelbak 11 en door de mangelcilinder 12, vormen de meeloperbanden 3 een overbrengingsgebied 3b. In dit overbren-gingsgebied 3b ligt het stuk wasgoed vrij op de meeloperbanden 3 . Daarbij treedt naast de gunstige geleiding van de meeloperbanden 3 en het daarmede verbonden voordelige trans-20 port van het stuk wasgoed een extra droging, respektievelijk voordroging van het stuk wasgoed op die bepaald wordt door de in de raLddenruimte van de inrichting voor glad strijken en drogen aanwezige temperatuur. Bij voorkeur tussen de meeloperbanden 3 en onder de het stuk wasgoed dragende zijde van 25 de meeloperband en 3 zijn in het gebied van de geleidingsrol 10 overbrengingsbeugels 14 aangebracht. Deze overbrengings-beugels 14 steken zeer ver in de inlaatwig 13 en maken een veilige geleiding van een stuk wasgoed naar de mangelbak 11 mogelijk.

30 Om de meeloperbanden 3 passend strak te spannen en onder een bij voorbeeld v ooraf bepaalde spanning te houden, is in het gebied waarin de meeloperbanden 3 het stuk wasgoed niet transporteren, een spaninrichting 15 toegevoegd. In de tekening is deze spaninrichting 15 bij voorkeur als spanrol 35 weergegeven, die in het gebied van de meeloperbanden 3 tussen de geleidingsrol 10 en de ombuigrol 7 is aangebracht.

Deze spaninrichting 15 is in zijn stand ten opzichte van de meeloperbanden 3 veranderbaar van plaats aangebracht, zodat de aandrukking van de meeloperbanden 3 op de cilinder 40 2 bij voorkeur gestuurd instelbaar is. Een verdere mogelijk- 8200637 C- c - 5 - heid van de uitvoering van de spaninrichting 15 bestaat daar-in, dat iedere meeloperband 3 afzonderlijk door een spanrol kan worden gespannen. Voor de veilige geleiding van een stuk wasgoed, in het bijzonder in de gebieden van de ombuigroX 5 5 tot de cilinder 2 en van de cilinder 2 naar de ombuigrol 6 zijn extra en bij voorkeur bLnnen het warrate-isolerende omhul-sel 16 aanwezige wasgoedgeleidingsbanden 7 aanwezig, die via de ombuigrollen 5/6,18 en 19 en via de cilinder 2 worden. ge-leid. Bij voorkeur is tussen de ombuigrol 18 en de ombuigrol 19 10 een spaninrichting 20 aangebracht. Met deze spaninrichting 20 is iedere wasgoedgeleidingsband 17 afzonderlijk spanbaar.

De wasgoedgeleidingsbanden 17 zijn daarbij bij voorkeur zo-danig aangebracht, dat telkens ten minste §en wasgoedgeleidingsband 17 op de meeloperband 3 ligt en telkens een was-15 goedgeleidingsband 17 in de deling van de meeloperbanden 3 ligt. Wanneer verscheidene op de meeloperband 3 liggende wasgoedgeleidingsbanden 17 worden gebruikt, is de afstand van al de wasgoedgeleidingsbanden 17, die zijn aangebracht over de gehele breedte van de cilinder 2, bij voorkeur ge-20 lijk.

De voor het transport van het stuk wasgoed noodzake-lijke beweging van de meeloperbanden 3 en wasgoedgeleidingsbanden 17 vindt plaats in het onderhavige .geval via de draaiende beweging van de aangedreven cilinder 2.

25 Zoals uit de tekening verder blijkt, is achter deze bovenbeschreven voorverwarmings- respektievelijk voordroog-eenheid een mangel met twee bakken aangebracht. De mogelijk-heid bestaat echter ook slechts §§n of, omdat de bakkenman-geleenheden op de modulbouwwijze zijn uitgevoerd, meer dan 30 twee bakken mangeleenheden daar achter aan te brengen.

De eerste bakkenmangeleenheid heeft in hoofdzaak een ver-warrnde mangelbak 11 en een mangelcilinder 12, die is geper-foreerd en bewikkeld met een luchtdoorlaatbare, bij voorkeur elastische bedekking. De mangelcilinder 12 alsmede de mangel-35 bak 11 zijn in het frame 21 gelegerd. De luchtdoorlaatbare, bij voorkeur elastische bedekking van de mangelcilinder 12 bestaat in hoofdzaak uit een op de geperforeerde mantel 12a aanwezige veerbedekking 22 en een textielbedekking 23, die zich bevindt op deze veerbedekking 22. De aandrukking, die 40 nodig is voor het glad strijken en verdere drogen van het 8200637 - 6 - wasgoed, is door niet weergegeven organen, zoals pneumatische cylinders, bereikbaar en instelbaar. Bij voorkeur wordt daar-bij de mangelcHinder 12 gedrukt in de mangelbak 11. De aan-drijving van de mangelcilinder 12 isdaarbij zodanig uitge-5 voerd, dat de omtrekssnelheid iets hoger is dan die van de cilinder 2. De omtrekssnelheid van de mangelcilinder, die volgt op demangelcilinder 12, is eveneens ten opzichte van de mangelcilinder 12 iets hoger.

Verder is iedere mangelcilinder aangesloten op een niet 10 weergegeven afzuiginrichting om de wasems af te zuigen, die zijn ontstaanbij ' het drogen van het wasgoed.

Voor het overbrengen van het stuk wasgoed van de eerste naar de tweede bakkenmangeleenheid is aan de uitlaat van de mangelbak 11 een verwarmde bakbrug 24 aangebracht, die even-15 eens is verbonden met de inlaat van de volgende mangelbak 25.

Omdat de bakkenmangeleenheden volgens het bouwkastsys-teem respektievelijk volgens een modulbouwwijze zijn uitge-voerd, wordt afgezien van de beschrijving van de verdere bakkenmangeleenheden, omdat deze opbouw in hoofdzaak lijkt 20 op die van de eerste bakkenmangeleenheid.

Om het stuk wasgoed veilig in de bakkenmangeleenheden te leiden, in het bijzonder in het gebied van de bakkenbrug 24, zijn wasgoedgeleidingsbanden 26 aangebracht, die via de rollen 27,28 en 29 in het gebied van het gladstrijk-viak van 25 de mangelbakken 11 om de mangelcilinders 12 en tussen de mangelcilinders over de bakkenbrug 24 worden geleid. Met de spaninrichting 30 is iedere wasgoedgeleidingsband 26 af-zonderlijk spanbaar. De wasgoedgeleidingsbanden 26 kunnen zijn aangebracht zowel geheel fcinnen alsook bij gedeelten 30 buiten het warmte-isolerende omhulsel 31.

Het transport van de wasgoedgeleidingsbanden 26 vindt plaats door de roterende beweging van de mangelcilinder 12 respektievelijk door de mangelcilinders bij verscheidende bakkenmangeleenheden.

35 Om warmteenergieverliezen zo veel mogelijk te vermijden, heeft deze inrichting voor het glad strijken en drogen van vochtig wasgoed een warmte-isolerend omhulsel 16 en 31. Bij voorkeur in het gebied van de dok hebben deze omhulsels 16 en 31 afneembare elementen 16a,31a en 3lb. Verder bevinden 40 zich op het frame 21 legers 32 voor het opnemen van een dok 8200637 - 7 - 33. De legers 32 zijn daarbij zodanig aangebracht, dat deze zich saraen met de dok 33 bevinden tussen de geleidingsbanden 26. Verder zijn de legers 32 samen met de dok 33 op passende wijze in de richting van de middenas van de dok 33 verschuif-5 baar en vastzetbaar aangebracht. Bij voorkeur zijn verder de legers 32 boven de verbindingsplaats 34 van de aangrenzende mangeleenheden aangebracht. Verder heeft de inrichting voor het drogen en glad strijken van vochtig wasgoed aan de was-goedinlaat en .wel in het aanleggebied 3a een op de aandrij-10 ving van de gehele inrichting werkende beschermingsinrichting 35.

In het geval van het uitschakelen van de inrichting voor het drogen en glad strijken werkt op de cilinder 2 extra een verdere gestuurd schakelbare, bij voorkeur electromagnetische 15 rem.

Aan de uitgang van de laatste bakmangeleenheid van de inrichting voor het drogen en glad strijken is bij voorbeeld de transportinrichting 36 van een vouwmachine aangebracht.

De op de mangeleiUnder 12 aanwezige textielbedekking 20 23 is aan slijtage onderhevig, zodat deze textielbekleding 23 op gezette tijden ' zal worden verwisseld. Het bewikkelen van de mangelcilinder moet onderstaand aan het voorbeeld van het bewikkelen van de mangelcilinder 12 van de eerste hak-mangelee riieid worden beschreven.

25 Nadat het element 31a van het omhulsel 31 werd verwij- derd, kan de textielbedekking 23 worden verwijderd, die zich bevindt op de mangelcilinder 12. Op de zijdelings naar bui-ten gebrachte dragers met de legers 32 wordt op de legers 32 de dok 33 met de voor het bewikkelen bestemde nieuwe 30 textielbekleding 23 gelegd. Aansluitend wordt deze drager 37 tezamen met de legers 32 en de dok 33 in axiale richting van de dok 33 op de randen van het frame 21 geschoven en vastgezet, die zijn aangebracht aan beide zijden van de mangelcilinder 12. Daarna vindt het aftrekken plaats van de 35 zich in brede toestand op de dok 33 bevindende textielbedekking 23 en het opwikkelen van deze textielbedekking 23 op de mangelcilinder 12.

De afstand in vertikale richting is tussen de dok van hetcmhulser^i eh de rollen 27 en 28 en de spaninrichting 30 40 zodanig gekozen, dat deze afstand groter is dan de hoogte 8200637 - 8 - \an de drager 37 inclusief de dok 33 die op de legers 32 liggend bewikkeld is. Bepaald door deze afstand blijven de mangelgeleidingsbanden in hun bij het mangelen van het was-goed aanwezige stand. Analoog als boven beschreven vindt 5 het bewikkelen van de volgende mangelcilinder plaats. De dok 33 is door passende, niet weergegeven organen bij zijn bewikkelen met de textielbedekking 23 aandrijfbaar. Dat kan zowel bij het bewikkelen met een nieuwe textielbedekking 23 als bij het aftrekken van de textielbedekking 23 van de man-10 gelcilinder 12 zijn. De dok 33 is verder door deze geschikte, niet weergegeven organen afrembaar, wat in het bijzonder bij het bewikkelen van de mangelcilinder 12 noodzakelijk is om een voorspanning in de textielbedekking 23 te verkrijgen.

De voordelen van de oplossing volgens de uitvinding 15 bestaan in het bijzonder uit: - WLsseling van de zich op de mangelcilinder 12 bevin-dende textielbedekking 23 zonder verwijdering van de mangelgeleidingsbanden 26 van hun bij het mangelen van het stuk wasgoed aanwezige loopbaan. Daarmede treedt een zo groot 20 nogelijk ontzien van de wasgoedgeleidingsbanden 26 op tij-dens het wisselen van de textielbekleding 23.

- Gunstigere vorming van de werkomstandigheden voor het bedieningspersoneel bij het bewikkelen van de mangelcHinders 12, in het bijzonder ook onder de voorwaarden, die zijn ont- 25 staan wegens energie-economische redenen.

-Conclusies- 8200637

Claims (6)

1. Inrichting voor het glad strijken en drogen van vochtig wasgoed, waarbij ten minste eSn mangelbak en Sen mangelci-linder binnen een frame zijn aangebracht en voor het gelei-den rondlopende wasgoedgeleidingsbanden zijn aangebracht, 5 die door het gladstr ijk- en drooggebied lopen en in hoofd-zaak boven de mangelcilinders via ombuiginrichtingen naar het gladstrijk- en drooggebied terugvoerbaar zijn, met het kenmerk, dat tussen de mangelcilinder (12) en het bovenste deel van de wasgoedgeleidingsbanden (26), dat 10 is gevormd door de ombuiginrichtingen (27,29,30) en tussen de omkeerinrichtingen (27,29,30), een wikkelinrichting (32, 33,37) is aangebracht.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk , dat de wikkelinrichting (32,33,37) is gelegerd op 15 het frame (21).

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het k e n m er k , dat de wikkelinrichting (32,33,37) zijdelings in de richting van de langsas van de dok (33) verschuiffcaar en vastzetbaar is aangebracht.

4. Inrichting volgens conclusie 1 of 2,met het kenmerk , dat de wikkelinrichting (32,,33,37) op het frame (21) steekbaar is gelegerd.

5. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de wikkelinrichting 25 (32,33,37) op het frame (21) verschuifbaar en vastzetbaar is aangebracht.

6. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de wikkelinrichting . (32,33,37) een gestuurd aandrijfbare respektievelijk af- 30 rembare dok (33) heeft. 8200637