NL8200412A - Machine voor het behandelen van houders. - Google Patents

Description

MC * -1- VO 305^

Machine voor het behandelen van houders.

De uitvinding betreft een machine voor het behandelen van houders, in het bijzonder voor het vullen van houders, welke machine bestaat uit een machineonderdeel, en uit een draaibaar daaraan gelegerd machinebovendeel, voorzien van een cirkelringvormige machinetafel met 5 onderling regelmatige afstanden bezittende, vertikale hefelementen voor de te vullen houders, en van een via een hefdrijfwerk in hoogte verstelbare dwarsbalk, die is verbonden met een aan de hefelementen toegevoegde vülelementen bezittende, cirkelringvormige vloeistofhouder, waaraan de af te tappen vloeistof via een met de dwarsbalk verbonden centraal inlaat-10 mechanisme kan worden toegevoerd, en waaraan stuurmiddelen zijn toegevoegd voor het bewaken van het aftappen, waarbij de verzorging van de elektrische energieverbruikende aandrijf- en stuurmiddelen van de machine voor het vullen van de houders plaatsvindt via een eveneens aan de dwarsbalk toegevoegde centrale draaiverdeler.

15 Dergelijke in de regel volledig automatisch werkende machines voor het behandelen van houders zijn bijv. bekend uit het Duitse octrooi-schrift 2.100.281+, waarbij-zij dikwijls gemeenschappelijk worden bedreven met inrichtingen voor het aanvullen van hun werking, zoals bijv. zogenoemde voortafels voor een geordende toevoer van de te vullen houder, 20 en afsluitinrichtingen voor het afsluiten van de gevulde houders, en dergelijke. Als gevolg van de veelheid uit te voeren schakelbedieningen en de veelheid fysische en technische parameters, die voor een behoorlijke vulling van de houders in acht moeten worden genomen, heeft het zin de tot nu toe gebruikte, met enkele parameters rekening houdende, een-25 voudige analoge regelingen te vervangen door direkte digitale hehande-lingsregelingen. Hiervoor zijn zogenoemde microprocessoren nodig, en moeten fysische en technische meetwaarden worden omgezet in elektrische signalen en toegevoerd aan de microprocessor, en moeten de daar vastgestelde stuursignalen worden toegevoerd aan de afzonderlijke schakel- en 30 stuurelementen. Boven de daarbij optredende moeilijkheden van de signaal-opwekking en de storingvrije overdracht uit, zijn de milieuvoorwaarden, waaronder dergelijke machines werken, uiterst nadelig voor de toepassing van direkte digitale behandelingsregelingen. Bijv. moet een veelheid mechanisch belaste contactplaatsen worden overwonnen door signalen met 35 een betrekkelijk kleine signaalsterkte, heerst er een hoge relatieve voch- 8200412 -2- iigheid, is een veelheid vloeistof-, druk- en gasleidingen aanwezig, alsmede "bewegende leidingaansluitingen, komen als gevolg van houderbreuk snijdende schreven voor, die in het bijzonder de elektrische leidingen bedreigen, en dergelijke- In het bijzonder geeft echter het onderbrengen 5 van het eigenlijke behandelingsrekentuig moeilijkheden, omdat zo kort mogelijke, niet bedreigde leidingverbindingen nodig zijn.

Aan de uitvinding ligt derhalve de opgave ten grondslag een machine van de in de aanhef vermelde soort voor het behandelen van houders zodanig uit te voeren en uit te rusten, dat een storing-, d.w. z. bedrijfs-10 zekere aanbrenging en onderbrenging mogelijk wordt van de voor het uitvoeren van direkte digitale regelingen benodigde elektronische bouwgroe-pen en schakelelementen, alsmede de hiervoor benodigde toe- en afvcer-leidingen, waarbij ondanks de storingzekere aanbrenging ook een gemakke--lijke toegankelijkheid mogelijk wordt gemaakt voor ijk-, bedienings- en 15 onderhoudwerkzaazaheden.

Uitgaande van een machine van de in de aanhef vermelde soort voor het behandelen van houders is deze opgave opgelost, doordat de dwarsbalk een concentrisch ten opzichte van de draaihartlijn van het machinebovendeel hengebrachte, komvormige verdieping heeft, die deel uit— 20 maakt van een opneemruimte voor een als een digitaal rekenstelsel uit— gevoerde schakelinrichting met bijbehorende stroomvoorziening en schakel— verbindingselementen, welke verdieping in zijn verlengde is begrensd door een op en neer beweegbaar gelegerde beschermingsmantel en een, van een middendoorgang voorziene plaat, die een zuil draagt, waaraan het vaste 25 deel van de draaiverdeler is gelegerd.

Verdere kenmerken van de uitvinding blijken uit de volgconclu— sies.

Door de aan de uitvinding ten grondslag liggende idee om nabij of in het midden van een dergelijke machine een makkelijk toegankelijke, 30 vochtdicht afsluitbare ruimte te verschaffen voor het opnemen van alle voor een digitaal behandelingsbesturingsrekenstelsel benodigde schakel— inrichtingen, kunnen zonder verandering van alle tot nu toe gebruikelijke machirarerkingen en de daarvoor benodigde mechanische delen, de voordelen van moderne regeltechnieken thans ook worden overgebracht op de aftap— 35 techniek. Het in het midden aanbrengen heeft verder het voordeel van kortere leidingen, die bovendien tegen storingen en beschadigingen beveiligd kunnen worden ondergebracht aan reeds aanwezige machinedelen. In het bij— 8200412 i - .9 -3- zonder worden de werkingen van een dergelijke machine niet verstoord door de henodigde uitrusting met elektrische en elektronische onderdelen, en is gezorgd voor een gemakkelijke toegankelijkheid.

De uitvinding wordt nader toegelicht aan de hand van de teke— 5 ning, waarin: figuur 1 een zijaanzicht is, gedeeltelijk in doorsnede, van een machine voor het vullen van houders, voorzien van de inrichting voor het opnemen van de elektrische en elektronische onderdelen, figuur 2 een aanzicht is, gedeeltelijk in doorsnede, van de 10 opneemruimte voor de rekeninrichting, figuur 3 een doorsnede is volgens de lijn 3ΓΙ-ΙΙΙ in figuur 2 en figuur U een doorsnede is volgens de lijn IV-IV in figuur 2.

In figuur 1 is met het verwijzingscijfer 10 in zijn algemeen-15 heid een zogenoemde draaimachine voor het onder tegendruk vullen van houders, waarop hier, omdat zij bekend is en niet behoort tot de uitvinding niet is ingegaan.

De vulmachine 10 heeft een machineonderdeel 11, dat met in hoogte verstelbare zuilen vast wordt gedragen door de vloer. Een voor-20 tafel 12 vormt een aan het machineonderdeel 11 toegevoegde, eveneens met in hoogte verstelbare zuilen op de vloer gedragen bouweenheid. Deze bestaat in beginsel uit het in/uitschuifgehied ik van de machine, welk gebied de hier niet afgeheelde in- en uitschuifsterwielen omvat, evenals de dwangslijst voor flessen, alsmede een toe— resp. afvoertransporteur 25 13 en de machine-aandrijving. Verder is' aan de voortafel 12 een stuur— geleiding toegevoegd voor de hefelementen 18.

. Een machinehovendeel 15 is via een kogeldraaiverbinding 16.

draaibaar verbonden met het machineonderdeel 11, en omvat in beginsel een cirkelringvormige machinetafel 17, voorzien van onderling regelmatige 30 afstanden hebbende, vertikale hefelementen 18, alsmede van een via een aantal hefdrij fwerken 19 met de machinetafel 17’ verbonden dwarsbalk 20.

De hefdrijfwerken 19 staan aandrijfhaar in verbinding door een gemeenschappelijk aandrijfmiddel, bijv. een tandkrans 21. De dwarsbalk 20 draagt een vloeistofhouder 22 met daaraan aangebrachte vulelementen 23, 35 waarbij aan elk vulelement een hefelement 18 is toegevoegd. Elk vulele-ment 23 bezit in beginsel een drukgasklep 2U, een vulbuis 25 met schakel-contact 26, een bedieningsorgaan. 27 voor de vloeistofklep en een een- 82ÜG412 -U- treerorgaan 28 voor de flessenmonden van de te vullen flessen. Voor tiet "bedienen van de drukgasklep 2k is in verschillende vlakken een aantal schakelnokken 30 aangehracht aan een op en neer "beweegbare stuurring 29.

De dwarsbalk 20 heeft in zijn midden 'een concentrisch ten. op-5 zichte van de draaihartlijn van de machine uitgevoerde," komvormig ver<-dieping 31. Een aantal zuilen 32 wordt gedragen'op de bodem van de verdieping 31 en is met schroeven 33 bevestigd. De zuilen' 32 zijn nabij de cylindrische binnenwand van de verdieping 31 regelmatig verdeeld, en dragen een plaat 3^ met een middendoorgang 35. De plaat 3^ is onder’tus-10 senschakeling van afdichtringen 36 direkt vastgeschroefd aan de zuilen' 32. De door de zuilen 32 omgeven binnenruimte neemt een stuurinrichting 3T op in de vorm van een digitaal rekenstelsel met inbegrip van zijn stroomvoorziening 3Ö en schakelverbindingselementen, in hoofdzaak in de vorm van aansluitklemmen 39· Ce nit gelijkrichters, transformatoren, 15 beveiligingen enz. bestaande stroomvoorziening 38 en de aansluitklemmen 39 zijn bevestigd aan een tussenplaat 1*0, die door middel van afstands-stukken 1*1 op de bodem van de verdieping 31 is verbonden. Aan de tussenplaat 1*0 is een de stuurinrichting 37 opneménd, van aansluitingen k2 en een onderzoektoestel 1*3, bijv. een getallenaanduiding van storingen 20 en fouten, voorzien huis hk bevestigd onder tussenschakeling van af— standselementen 1*5. Een met de bovenzijde van de plaat 3** afsluitende en door zijn buitendiameter gecentreerde, op de bovenzijde van de dwarsbalk 20 gedragen beschermingsmantel 1*6 omgeeft de zuilen 32 en zodoende de stuurinrichting 37, de stroomvoorziening 38' alsmede de aansluitklemmen 25 39· De beschermingsmantel 1*6 heeft zowel aan zijn bovenste als zijn onderste einde een ribbe, waarvan de bovenste ribbe 96 in een vlak met de plaat 3^ afsluit en aan zijn naar de plaat gekeerde zijde een afdicht— ring 1*8 draagt, terwijl de onderste ribbe 97 in een vlak met de verdieping 31 afsluitend rust op de dwarsbalk 20,. en aan de naar de dwarsbalk 30 gekeerde eindzijde een afdichtring 1*7 draagt. Met behulp van de af dicht— ringen 1*7, bd is de beschermingsmantel k6 afgedicht ten opzichte van de dwarsbalk 20 en ten opzichte van de plaat 3^. Hij bezit twee aan tegenover elkaar liggende zijden bevestigde handgrepen 1*9· Bovendien is de beschermingsmantel 1)-6 tegenover het onderzoektoestel 1+3 voorzien van een 35 kijkvenster 50. Aan de plaat 3I* is nabij zijn buitendiameter een aantal elk rond een spanschroef 51 zwenkbare, spanplaten 52 aangebracht. Hiermee wordt de beschermingsmantel 1*6 door aandraaien van de spans-ehroeven 8200412 -5- 51 dicht tegen de dwarsbalk 20 aangedrukt,.Indien' onderhands— of herstelwerkzaamheden moeten worden uitgevoerd aan de stuurinrichting 37 of de stroomvoorziening 38, worden de spanplaten 52 na het losdraaien van de spanschroeven 51 uit het gebied van de heschermingsmantel b6 bo— . 5 ven de plaat 3¾ gezwenkt, zodat de heschermingsmantel b6 door middel -yan de twee handgrepen b9 hoven de hovenzijde van de plaat 3^· kan worden" opgeheven. Ha het opheffen worden de spanplaten 52 onder' de beschermings— mantel b6 gezwenkt en' wordt deze' neergelaten' tot in de met streep stip— pelijnen weergegeven'stand op de spanplaten 52..Dan zijn.de stuurin— 10 richting 31» de stroomvoorziening 38 en de aansluitplaat 39 gemakkelijk. van alle zijden bereikbaar.

Aan de plaat 3^ is een ten opzichte.van de draaihartlijn.van de vulmachine in lijn liggende draaiverdeler 53 met zijn, de verdeler ·-uitgang 3b bezittende middenzuil 55 bevestigd, en doormiddel van eeh 15 afdichting 56 af gedicht ten opzichte van de plaat 3^. Het aan de zuil 55 gelegerde vaste deel 57 van de draaiverdeler 53 is voorzien van ingangen 58, 59, 60 voor de bedrijfslucht van de hefelementen 18', gedroogde lucht, bijv. voor het ventileren van vochtgevoelige toestellen, zoals niveau-· regelaars van de vulstandregeling 61, de elektrische energie voor de 20 vulstandregeling, de hoogteverstelling van het machinehcvendeel, de stuurinrichting, enz., en bezit aan zijn buitenzijde nabij de onderste begrenzing een scharnierkop 62, zie figuur 3- Hierop is met zijn.gebogen uithouderarm 63 een als kabelgeleiding uitgevoerde, met zijn.vertikale zuil 6b op de voortafel 12. gedragen uithouder 65 aangesloten. De uithou— 25 derarm 63 en de zuil 6b zijn onderling verbonden door middel van eeh geleding 66. De horizontaal lopende draagarm 67 van de geleding 66 is aan zijn ene einde voorzien van een klemmiddel 68 en zodoende bevestigd aan het bovenste einde van de zuil 6b. Eet andere, naar de machine wij— · zende einde van de draagarm 67 is uit gevoerd als vork 68a, en voorzien' 30 van een horizontale as 70 voor het opnemen van de zwenkarm 69 van de geleding 66. Voor het opnemen van het aan de geleding 66 toegevoegde einde van de uithouderarm 63 bezit de zwenkarm 69 eveneens een klemmid— del 71. De vrije ruimte tussen de met de geleding 66 verbonden einden van de uithouderarm 63 en de zuil 6b wordt overbrugd door een buigzaam ver-35 bindingselement, bijv. een in de betreffende binnenwerkse doorgang van de zuil 6b en de uithouderarm 63 vast ingelaten spiraalslang 72. Γη het gebied van de huitenstraal van de kromming van de uithouderarm 63 is een 8200412 -6- uitgang 73 voorzien. De door.de uithouder 65 geyormde kahelgeleiding is gelegerd aan de stuurkast 7^· van de vulmachine, -welke kas-t bijv. kan zijn bevestigd aan de voortafel 12.

Op de verdieping 31 zijn elk via een doorgang 75» kabelbuizen 5 76 aangesloten, die zich elk uitstrekken onder een van de armen' 77 van de dwarsbalk 20, te weten tussen een aan de onderzijde van de vloeistof-houder 22 zijdelings toegevoegd, ringvormig kab.elkanaal 78 en de verdieping 31. Een elk voor de kabels van een aantal vulelementen 23 te-· stemde kabelbuis 76 is met de daaraan toegevoegde arm 77 door bijv. las-10 naden verbonden, en door een ingelaste tussenwand 79 verdeeld in kanalen 80, 81 (figuur b), die uitmonden in een opening 82 van het katelkanaal 78. Het kanaal 80 is ingericht voor kabels, waarmee bijv, de bedieningsor— ganen 27 van de vulelementen 23 zijn aangesloten op de stuurinrichting 37» terwijl het kanaal 81 is. voorzien voor afgeschermde kabels, die bijv.

15 dienen voor aansluiting van de, de vulhoogte in de flessen bepalende schakelcontacten 26, bijv. sonden, aan de stuurinrichting 37·. Voor het tegen bij het barsten van houders optredende scherven beschermd naar binnen leiden van deze kabels in het de kabels over de kabelbuizen 76 verdelende kabelkanaal 78 is voor elk vulelement 23 een inlaatbuis 83 20 aanwezig. Deze reikt met zijn ene einde tot nabij het vulelement 23 en eindigt met het andere einde in het kabelkanaal 78, waarin het door een van een afdichtelement voorziene, in de bekleding 8U aangebrachte boring is geplaatst. Met 9b en 95 zijn kabeldoorvoeren aangeduid voor naar de vuistandregeling 61 en voor de aandrijving van de hoogtever-25 stelinrichting van het machinebovendeel 15 geleide kabels.

Met de bodemwand van de verdieping 31 is een ten opzichte van de draaihartlijn van de machine in lijn geplaatste verdeler 85 verbonden als centraal inlaatmechanisme voor het van vloeistof voorzien van de vloei— stofhouder 22 en zodoende de vulelementen 23, alsmede voor de afvoer van 30 het bij het vullen ontstane tegengas. Zo zijn op het vast met het machineonderdeel 11 verbonden gebied 86 van de verdeler, de leidingen 87» 88, 89 aangesloten voor vloeistof, voorspangas en tegengas, en lopen vanaf het met de dwarsbalk 20 mededraaiende gebied 90 van de verdeler, de verbindingsleidingen 91»92, 93 voor vloeistof, voorspangas en tegengas 35 naar de vloeistofhouder 22.

8200412

Claims (7)

1. Machine voor het behandelen van houders, in het bijzonder voor het vallen van houders, welke machine bestaat uit een machineonderdeel, en uit een draaibaar daaraan gelegerd machinebovendeel, voorzien 5 van een cirkelringvormige machinetafel met onderling regelmatige afstanden hebbende, vertikale hefelementen.voor de te vullen houders, en van een via hefdrijfwerken in hoogte verstelbare dwarsbalk, die is verbonden met een aan de hefelement.en toegevoegde vulelementen bezittende, cirkelringvormige vloeistofhouder, waaraan de af te tappen vloeistof via een ; 10 met de dwarsbalk verbonden centraal inlaatmechanisme kan worden' toege— voerd, en waaraan stuurmiddelen zijn toegevoegd voorhet bewaken van het aftappen, waarbij de voorziening van de elektrische energieverhruikende aandrijf- en stuurmiddelen van de machine plaatsvindt via een eveneens aan de dwarsbalk toegevoegde centrale draai verdeler, met het kenmerk, dat 15 de dwarsbalk (20) een concentrisch ten opzichte van de draaihartlijn van het machinebovendeel aangebrachte, komvormige verdieping (31I heeft, die deel uitmaakt van een opneemruimte voor een als een digitaal rekenstelsel uitgevoerde stuurinrichting (37) met bijbehorende stroomvoorziening (38) en schakelverbindingselementen -(39), welke verdieping - 20 in zijn verlengde is begrensd door een op en neer beweegbaar gelegerde beschermingsmantel (46) en een van een middendoorgang (35) voorziene plaat (34), die een zuil (55) draagt, waaraan het vaste deel (57) van de draaiverdeler (53) is gelegerd.

2. Machine volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de van de 25 doorgang (35) voorziene plaat (34) wordt gedragen door zuilen (32), die zijn bevestigd aan de binnenzijde van de verdieping (31I, die via af stands stukken (45) ook de stroomvoorziening (38 ï en de schakelveröin— dingselementen (37), alsmede via een tussenplaat (40) de stuurinrichting (27) draagt, waarbij het centrale inlaatmechanisme (85I is aangebracht 30 . aan de onderzijde van de verdieping.

3. Machine volgens de conclusies 1 en 2, met het kenmerk, dat de beschermingsmantel (46) aan zowel.:zijn bovenste als- onderste einde een ribbe (96, 97) heeft, waarvan de bovenste rinbè (96) in een vlak met de plaat (34) afsluit, en aan zijn naar de plaat gekeerde zijde een 35 afdichtring (48) draagt, en de onderste ribbe (97) in een vlak met de verdieping (31) afsluitend rust op de dwarsbalk (20), en aan de naar de dwarsbalk gekeerde eindzijde een afdichtring (47) draagt, waarbij de he— schermingsmantel via zwenkhare spanplaten (52), die samenwerken met in 8200412 -8- de plaat (3^) aangrijpende spanschroeven (53), Tocht dicht in de werk-stand is gemonteerd, welke spanplaten in losgedraaide toestand Tan de spanschroeTen als tegenleger dienen Toor de in een monteerstand opgeheren beschermingsmantel.

5 Machine volgens de conclusies 3-3, met het kenmerk., dat de beschermingsmantel {k6) de doorkijk op een’aan de schakelinrichting (3TI toegeToegd onderzoektoestel (i3l mogelijk makend kijkTenster (50j hezit, en handgrepen (^9) Toor het mogelijk maken Tan het' in de monteerstand opheffen. 10 5· Machine Tolgens conclusie 1, met het kenmerk, dat ten be- hoeTe van het opnemen Tan lucht-,stuur- en soortgelijke leidingen een op een het in- en uitschuifgebied Tan de machine Tormende Toortafel (32'I rustende, uit een uithouderarm (631 en een zuil (6k] bestaande uithouder (65) door middel Tan een scharnierkop- (62I is verbonden met de draai-15 Terdeler (53).

6. Machine volgens conclusie 5, met het kenmerk,dat de uit-?, houder arm (63) en de zuil (6U) van de uithouder (65lvia een geleding (66) beweeglijk met elkaar zijn verbonden.

7. Machine volgens een der voorgaande conclusies, met het 20 kenmerk, dat ten behoeve van het tegen'vacht beveiligde toevoeren van meetsignalen,met de dwarsbalk (20) verbonden kahelhuizen (761 zijn voorzien, die door tussenwanden (79) zijn verdeeld in van elkaar gescheiden kabelkanalen (80, 81), en enerzijds uitmonden via doorgangen (75X in de verdieping (33), en anderzijds, tegen scherven beveiligd via inlaat-?-25 buizen (83). zijn verbonden met het betreffende vulelement (23l·

8. Machine volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat andere kaheldoorvoeren (9^·, 95). vochtdieht zijn verbonden met de verdieping (33).. 8200412