NL8200064A - Hefinrichting voor gebruik bij schepen. - Google Patents

Description

; N.O. 30 745 1

Hefinrichting voor gebruik bij schepen.

De uitlading heeft betrekking op een hefinrichting voor gebuik bij * ft schepen. Deze hefinrichting kan zowel, aan kleinere schependen boten als ook aan grote schepen aangebracht worden. De hefinrichting moet dienen om personen of voorwerpen uit. het water op het scheepsdek of omgekeerd 5 hiervan in het water te brengen. Bij voorkeur is de hefinrichting zo uitgevoerd, dat deze aan de achterkant van een schip bevestigd kan worden. De hefinrichting volgens de uitvinding omvat een of meerdere, bij voorkeur twee draagbalken, daarlangs verschuifbare houders en een daaraan bevestigd platform. De houders kunnen om de draagbalken grijpen of 10 ook, indien deze draagbalken hol zijn uitgevoerd, door een langssleuf in het inwendige daarvan grijpen.

Aan het andere eind dragen dezer houders een platform. De uitvoering geschiedt bij voorkeur zodanig dat het platform horizontaal geplaatst is. Daarbij zal men de bevestiging van de draagbalken en de 15 lengte daarvan bij voorkeur zo kiezen dat het platform zich in de onderste uiterste stand onder de waterlijn, in de bovenste uiterste stand ter hoogte van het scheepsdek of iets daarboven bevindt. Een overschrijding van deze uiterste standen wordt belet door aanslagen aan de beide einden van de draagzuilen.

20 De beweging van.het. platform in verticale richting kan op ver schillende manieren geschieden, bij voorkeur door en kabelsysteem, een kettingaandrijving of een tandwielaandrijving hetzij met de hand dan wel met een motor, alsmede eventueel ook door ratelpillen.

Bij voorkeur is het platform niet als doorlopende plaat uitge-25 voerd, maar geperforeerd, dus als zeef of als van gaten voorziene plaat, bij voorkeur als rooster, zodat het in de neergelaten toestand een zo gering mogelijke weerstand in het water biedt. Indien het platform slechts moet dienen voor het vervoer van lasten, bijvoorbeeld van vissen of ook van bagage of dergelijke, kan het ook zijn uitgevoerd in 30 de vorm van een raam waarin een net is gespannen. Bij voorkeur bestaat elke draagbalk uit twee evenwijdig aan elkar lopende en vast met elkaar verbonden U-vormige balken, die met de einden van de benen naar elkaar zijn toegekeerd en steeds een spleet vrij laat voor het daar tussendoor steken van de houder. In dat geval heeft elke houder aan het van 35 het platform afgekeerde eind, een glijstuk of dergelijke, dat binnen de U-vormige balk is geplaatst en door deze verticaal verschuifbaar wordt geleid.

Om de wrijving te verminderen, is daarbij elke houder van vier 8200064 r. - 2 ♦ j paren rollen voorzien. Twee van deze paren rollen bevinden zich dan in de ene en de beide andere paren rollen bevinden zich in de andere balk. In elke balk zijn de beide paren rollen zo boven elkaar geplaatst dat de zich steeds boven elkaar bevindende rollen op het binnenvlak van het 5 ene respectievelijk, -andere been kunnen rollen.

Bij voorkeur is aan het platform een ladder toegevoegd, die aan het boveneinde, met de van het schip afgekeerde rand van het platform is verbonden. Deze verbinding kan hetzij afneembaar zijn dan wel zo zijn uitgevoerd, dat men de ladder vanuit een ruststand, waarbij deze 10 rust op het platform en het aangrenzende scheepsdek kan zwaaien in de gebruiksstand, waarin deze ladder loodrecht vanaf de rand van het platform naar beneden hangt.

Deze ladder maakt het badende personen of ook schipbreukelingen makkelijker het naar beneden gelaten platform te betreden.

15 Men kan de ladder echter ook in de bovenste stand van het platform horizontaal naar buiten zwaaien en als landingsbrug gebruiken, doordat het vrije eind van de ladder op de vaste landingssteiger of een kademuur wordt gelegd.

Vanzelfsprekend kan men op deze ladder ook een loopbrug met zijde-20 lingse leuningen leggen, zoals deze bijvoorbeeld bij passagiersschepen gebruikt worden.

De uitvinding wordt hieronder met enkele uitvoeringsvoorbeelden aan de hand van de tekening nader toegelicht.

Daarbij tonen: 25 Fig. 1 een afgebroken zijaanzicht van en achterkant van een schip met de daaraan aangebrachte hefinrichting in de ruststand en in de werkstand; fig. 2 in perspectief een andere uitvoeringsvorm van de hefinrichting; 30 fig.3 de toepassing van het platform als landingsbrug; fig. 4 een verbeterde uitvoering van een houder voor de hefinrichting en fig. 5 een doorsnede volgens de lijn V-V in fig. 4.

De in fig.1 getoonde hefinrichting bestaat uit een draagbalk 3, 35 die door een bovenste steun 6 en een onderste steun 5 aan de achterkant van het schip zo is bevestigd, dat deze draagbalk loodrecht op het wateroppervlak W staat. Langs deze draagbalk 3 is een houder 2 verticaal verschuifbaar en deze kan door een motorische aandrijving M in verticale richting bewogen worden. Deze houder 2 draagt een platform 4. De in 8200064 3 fig.1 met doorgetrokken lijn afgeheelde bovenste grensstand van het platform 4 is zo bepaald,-dat een overgang van personen of zaken van het scheepsdek op het platform en omgekeerd makkelijk mogelijk is.

De onderste, met stippellijnen weergegeven stand 4’ van het plat- .

5 form is zo bepaald, dat het oppervlak daarvan zich onder het wateroppervlak ¥ bevindt, zodat in het water zwemmende personen alsmede ook aangevoerde goederen eenvoudig op het platform kunnen komen.

Bij de in fig. 2 getoonde uitvoering zijn aan de gestippeld getekende achterkant van het schip 1 twee draagbalken 3a en 3b door middel 10 van bijbehorende steunen 5a, 5b en 6a en 6b bevestigd. Deze draagbalken bestaan, zoals aan de hand van fig. 4 nader verduidelijkt zal worden uit twee U-vormige balken, die evenwijdig en op afstand van elkaar geplaatst zijn. De beide houders grijpen hier op de aan de hand van fig., 4 te verduidelijken wijze, door de sleuven tussen de U-vormige balken 15 en zijn langs deze sleuven verschuifbaar geleid, warbij ook hier een daarbij passende aandrijving aanwezig is.

Op de dragers is een platform 4a in de vorm van een rooster bevestigd. Aan de buitenrand van dit platform is een ladder 7 met het boveneind afneembaar bevestigd.

20 In fig. 3 is het gebruik van de hefinrichting als loopbrug respec- tievelijj landingsvlonder afgebeeld. Aan de achterkant van het schip 11, waarop zich in de andere gevallen een railing 17 bevindt, is op de hierboven reeds beschreven wijze een draagbalk 13, verticaal ten opzichte van het water oppervlak W, bevestigd, die door middel van een 25 houder 20 een platform 14 met zijdelingse leuningen 18 draagt. Het eind van het platform is op een kademuur 19 gelegd, zodat een veilige overtocht van de passagiers mogelijk wordt.

De fig. 4 en 5 tonen de reeds in fig. 2 aangeduide uitvoering van de geleiding van de houder 20 door vier paar rollen 21 in de draagbalk, 30 die uit twee U-vormige balken 13a en 13b bestaat. De dragers zijn op afstand van elkaar en evenwijdig aan elkaar bevestigd en de plaatsing is zo geschied, dat de acht rollen naast elkaar en boven elkaar in U-vormige balken rollen en de houder 20 met geringe speling makkelijk in de hoogte verschuifbaar, geleiden. Ook hier is de aandrijving, die 35 op verschillende wijze geschieden kan, niet uitdrukkelijk afgebeeld.

8200064

Claims (5)

1. Hefinrichting voor gebruik bij shepen, gekenmerkt door een of meerdere, aan een schip (-1,11) bij voorkeur aan de achterkant daarvan, in ongeveer verticale stand bevestigbare draagbalken (3,13) daarlangs vershuifbare houders (2,20) en een daaraan bevestigd platform (4,14).

2. Hefinrichting volgens conclusie 12, met het kenmerk dat het platform (4a) als rooster is uitgevoerd.

3. Hefinrichting volgens conclusies 1 en 2, met het kenmerk, dat elke draagzuil door twee evenwijdig aan elkaar lopende en vast met elkaar verbonden U-vormige balken (13a, 13b) gevormd wordt, waarvan de einden van de benen naar elkaar toe gekeerd zijn en steeds een spleet vrijlaten voor het daartussen door laten steken van de houder.

4. Hefinrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de .respectievelijk elke houder (20) vier paren rollen (21) heeft, waarvan steeds twee zo tegenover elkaar geplaatst zijn dat de zich steeds boven elkaar bevindende rollen op het binnenvlak van het ene been, de beide andere zich boven elkaar bevindende rollen van deze beide paren rollen op het binnenvlak van het andere been van een van de beide U-vormige balken rollen kunnen.

5. Hefinrichting volgens conclusies 1 tot en met 4, gekenmerkt door een aan het platform (4a) toegevoegde, met de van het schip afgewende rand verbonden ladder (7). S 8200064