NL8103191A - Werkwijze en inrichting voor faseregeling van een be- monstersignaal bij de digitalisering van een kleuren- televisiesignaal. - Google Patents

Werkwijze en inrichting voor faseregeling van een be- monstersignaal bij de digitalisering van een kleuren- televisiesignaal. Download PDF

Info

Publication number
NL8103191A
NL8103191A NL8103191A NL8103191A NL8103191A NL 8103191 A NL8103191 A NL 8103191A NL 8103191 A NL8103191 A NL 8103191A NL 8103191 A NL8103191 A NL 8103191A NL 8103191 A NL8103191 A NL 8103191A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
level
signal
phase
sample
color burst
Prior art date
Application number
NL8103191A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Sony Corp
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Sony Corp filed Critical Sony Corp
Publication of NL8103191A publication Critical patent/NL8103191A/nl

Links

Classifications

    • HELECTRICITY
    • H04ELECTRIC COMMUNICATION TECHNIQUE
    • H04NPICTORIAL COMMUNICATION, e.g. TELEVISION
    • H04N11/00Colour television systems
    • H04N11/04Colour television systems using pulse code modulation
    • HELECTRICITY
    • H04ELECTRIC COMMUNICATION TECHNIQUE
    • H04NPICTORIAL COMMUNICATION, e.g. TELEVISION
    • H04N9/00Details of colour television systems
    • H04N9/64Circuits for processing colour signals

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Multimedia (AREA)
  • Signal Processing (AREA)
  • Processing Of Color Television Signals (AREA)
  • Color Television Systems (AREA)

Description

1 *·"-- - " * -r ό C/Ca/lh/1280
Werkwijze en inrichting voor faseregeling van een bemon-stersignaal bij de digitalisering van een kleurentelevisie-^ signaal.
De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze en een inrichting voor faseregeling van een bemonstersignaal bij de digitalisering van een kleurentelevisiesignaal. Daarbij wordt onderzocht, of de bemonstering van het kleur-5 salvosignaal van een kleurentelevisiesignaal onder een voorafbepaalde fasehoek wordt bemonsterd.
Bij de op zichzelf algemene bekende digitalisering van een televisiesignaal, en meer in het bijzonder van een samengesteld kleurentelevisiesignaal, worden bemonster-10 impulsen toegepast, welke synchroon met het kleursalvo- signaal van het kleurentelevisiesignaal worden opgewekt en een impulsherhalingsfreguentie hebben, welke een veelvoud van de kleursalvosignaalfrequentie bedraagt. Ieder monster van het kleurentelevisiesignaal wordt gekodeerd of gedigi-15 taliseerd, bijvoorbeeld ddor middel van impulskodemodulatie. Dergelijke digitaalgekodeerde televisiesignalen worden bijvoorbeeld toegepast bij tijdsbasisfoutkorrektieschakelingen, stoorsignaalonderdrukkingsschakelingen, de toevoeging van speciale video-effekten .eri dergelijke. In het bijzonder 20 zijn in digitale vorm gebrachte videosignalen geschikt voor . opname/weérgave en voor-bepaalde soorten van transmissie of overdracht. ~
Bij televisietransmissiestelsels, zoals het NTSC-stelsel, het PAL-stelsel en dergelijke wordt de kleur- of 25 chrominantie-informatie weergegeven door een bepaalde fase van het chrominantiehulpdraaggolfsignaal, dat aan amplitude-modulatie met de kleurinformatie is onderworpen. Aangezien de fase van het kleurhulpdraaggolfsignaal wordt gebruikt voor weergave van kleurinformatie, is het van belang, dat . 30 bij kodering van het kleurentelevisiesignaal in digitale vorm een nauwkeurige faseregeling van de bemonsterimpulsen * wordt toegepast. Ongewenste faseverschuivingen, bijvoorbeeld 8103191 -2- als gevolg van temperatuurverloop, veroudering van de elektrische en elektronische componenten en dergelijke, kunnen tot gevolg hebben, dat de toegepaste bemonsterimpu1-sen een fasefout ten opzichte van het chrominantiehulp-5 draaggolfsignaal gaan vertonen, met als gevolg, dat in het uiteindelijk uit het gedigitaliseerde videosignaal zichtbaar gemaakte videobeeld ongewenste kleureffekten en/of vervormingen optreden.
Voor identificatie van dergelijke faseverschui-10 vingen of fasefouten tussen enerzijds de bemonsterimpulsen en anderzijds het chrominantiehulpdraaggolfsignaal wordt de momentane fasehoek van het normale kleursalvosignaal op het bemonstertijdstip bepaald. Indien de dan op het bemonstertijdstip door het kleursalvosignaal vertoonde fasehoek 15 afwijkt van een gewenste fasehoekwaarde, kan de fase van de bemonsterimpulsen ter korrektie worden geregeld. Het voor bepaling van de bemonsterde fasehoek van het kleursalvo-.signaal noodzakelijke aantal monsters vergt echter veelal ^ een betrekkelijk gecompliceerde berekeningsschakeling, een 20 gehéugeninrichting van betrekkelijke grote opslagcapaciteit en voorts een betrekkelijk gecompliceerde werking van de inrichting.
De onderhavige uitvinding stelt zich ten doel, een werkwijze en inrichting voor fasedetectie en faseregeling 25 van de bemonstering van een kleurehtelevisiesignaal te verschaffen, welke vrij is van de hiervoor genoemde nadelen -en betrekkelijke eenvoud van constructie aan die van uitvoering paart.
. Voorts stelt de uitvinding zich ten doel, een.
30 werkwijze en inrichting voor faseregeling van de bijvoorbeeld in een digitale kodeereenheid plaatsvindende bemon-stëring van een kleurentelevisiesignaal te verschaffen, waarbij de introductie van fasefouten in het gekodeerde uitgangssignaal wordt verhinderd.
35 Een ander doel van de uitvinding is het verschaf fen van een werkwijze en een inrichting voor regeling van de bemonsterfase van een kleurentelevisiesignaal, zodanig, dat , de digitale uitvoering van zowel de werkwijze als de inrich- 8103191 'i:f , -3- o ting betrekkelijk eenvoudig is, geringe eisen aan de toe te passen geheugencapaciteit stelt en desondanks een nauwkeurige faseregeling verschaft, waardoor de introductie van fasefouten in het bemonsterde uitgangssignaal tot een mini-5 mum wordt teruggebracht.
Daartoe verschaft de uitvinding een werkwijze en een inrichting voor faseregeling, resp. voor onderzoek óf het kleuréalvosignaal van een kleurentelevisiesignaal bij een vooraf bepaalde fasehoekwaarde wordt bemonsterd. Het 10 kleursalvosignaal wordt bemonsterd bij een snelheid, resp.
bij een impulsherhalingsfrequentie van de bemonsterimpulsen, welke een veelvoud van de kleursalvosignaalfreguentie bedraagt? een aantal van de werkelijke bemonsteringsniveaus wordt gebruikt voor vorming van een theoretisch bemonsterings-15 niveau voor het kleursalvosignaal. Dit theoretische bemon-steringsniveau vertegenwoordigt een monster, dat zou worden verkregen indien het kleursalvosignaal bij de juiste, voorafbepaalde fasehoek wordt bemonsterd. Vervolgens wordt t· onderzocht of het werkelijk verkregen monster van een 20 kleursalvosignaal bij de voorafbepaalde fasehoek is gevormd in afhankelijkheid van het theoretische bemonsterniveau en het werkelijke bemonsteringsniveau. Volgens een bepaald aspect van de onderhavige uitvinding vindt dit onderzoek plaats door detectie van het verschil tussen het theoretische 25 bemonsteringsniveau en het werkelijke bemonsteringsniveau.
Volgens de uitvinding wordt de beraonsterfase geregeld, dat wil zéggen bijgeregeld, indieh de werkelijke bemonsteringsfase, als zojuist op de hiervoor beschreven wijze onderzocht, blijkt af te wijken van de voorafbepaalde 30 fasehoek. Bij voorkeur vindt toepassing van de uitvinding plaats bij een stelsel voor digitalisering van een kleurentelevisiesignaal, waarbij een kleurentelevisiesignaal wordt bemonsterd en ieder aldus verkregen monster digitaal wordt gekodeerd.
35 Bij een speciale uitvoeringsvorm van de uitvinding wordt het theoretische bemonsteringsniveau afgeleid uit twee monsters van het kleursalvosignaal, terwijl de bepaling of de werkelijke bemonsteringsfase van het kleursalvosignaal 8103191 " ' -4-.
φ · de voorafbepaalde fasehoekwaarde heeft geschiedt door detectie van het verschil tussen het theoretische bemonste-ringsniveau en een derde monster van het kleursalvosignaal.
Volgens een ander aspect van de uitvinding kan het 5 voor weergave van iedere kleursalvosignaalmonster noodzakelijke aantal bits bij de afleiding van het theoretische bemonsteringsniveau worden verminderd door ieder kleursalvosignaalmonster te verminderen met een voorafbepaald , konstant niveau, dat bij benadering ligt op het stoepniveau, waarop 10 het kleursalvosignaal in het samengestelde kleurentelevisie-signaal is gesuperponeerd.
JDe uitvinding zal worden verduidelijkt in de nu volgende beschrijving aan dè hand van de bijbehorende tekening van enige uitvoeringsvormen, :/waartoe de uitvinding zich 15 echter niet beperkt. In de tekening tonen:
Figuur 1 een blokschema van een digitale kodeer-. eenheid voor digitalisering van een televisiesignaal, waar- . bij de onderhavige uitvinding kan worden toegepast, f* Figuur 2 een soortgelijk blokschema als in figuur 20 . . 1 met een bemonsteringsfasedetectór volgens de onderhavige uitvinding,
Figuur 3-5 enige op de bemonster van een kleursalvosignaal betrekking hébbende golfvormen ter verduidelijking van de 'onderhavige uitvinding, 25 . Figuur 6 een meer gedetecteerd'blokschema van een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding en 'Figuur 7 eentschema van een gedeelte van de voor- keursinrichting volgens figuur 6.
De uitvinding leent zich voor toepassing bij een .. 30 voor digitalisering van een televisiesignaal dienende kodeer-eenheid van het in figuur 1 in de vorm van een blokschema weergegeven type met een filter 1, een bemonster- en -hout- . schakeling 2, een analoog/digitaal-omzetter 3, een afschei-dingsschakeling 4 voor afscheiding van synchronisatie- en 35 kleursalvosignalen uit een ontvangen-videosignaal, een klokimpulsgenerator 5 en een faseverschuivingsschakeling 6. Het met een ingangsaansluiting gekoppelde filter 1 krijgt via die ingangsaansluiting een videosignaal toegevoerd, v 81 0 3 1 9 f o -5- bijvoorbeeld een samengesteld kleurentelevisiesignaal van gebruikelijk type met horizontale synchronisatiesignalen, een ter plaatse van de achterstoep van het horizontale synchronisatiesignaal op een zogenaamd "stoepniveau" ge-5 superponeerd kleursalvosignaal en video-inf ormatie, welke bestaat uit een chrominantiehulpdraaggolfsignaal, waarvan de verschillende fasen aan amplitudemodulatie met chrominan-tie-imformatie zijn onderworpen en uit een lumin an ties ignaal.
De uitgang'van het filter 1 is verbonden met de bemonster-10 en -houtschakeling 2, waaraan periodieke bemonsterimpulsen worden toegevoerd, waarvan de impulsherhalingsfrequentie een veelvoud van de kleursalvosignaalfrequentie bedraagt.
Bij een bepaald type digitale kodeereenheid wordt het gehele samengestelde kleurentelevisiesignaal, dat wil zeggen met 15 inbegrip van de synchronisatiesignalen en de video-inf oma-?·. tiesignalen, door dergelijke bemonsterimpulsen bemonsterd.
De uitgang van de bemonster- en -houtschakeling 2 is gekoppeld met een analoog/digitaal-omzetter 3 voor kodering van t* ieder videomonster tot een-meer-bits digitaal woord. Zo 20 kan de analoog/digitaal-omzetter 3 bijvoorbeeld ieder videosignaal koderen als een 8-bits impulskodegemoduleerd woord.
De ingangsaansluiting, waaraan het samengestelde kleurentelevisiesignaal wordt ontvangen, is bovendien gekoppeld met de afscheidingsschakeling 4, welke van gebrui-25 kelijke type kan zijn en dient om de horizontale synchronisatiesignalen uit het binnenkomende videosignaal af te scheiden. De afscheidingsschakeling 4 kan bovendien een kleursalvopoortschakeling of vergelijkbare inrichting bevatten voor afscheiding van het kleursalvosignaal uit het 30 videosignaal. Zoals algemeen bekend is, heeft het kleursalvosignaal een frequentie, welke gelijk is aan die van het chrominantiehulpdraaggolfsignaal (f = 3,58 MHz). De uitgang van de afscheidingsschakeling 4 gekoppeld met de klokimpulsgenerator 5, welke met het afgescheiden klok-35 salvosignaal synchrone klokimpulsen kan afgeven. Deze klokimpulsen hebben een impulsherhalingsfrequentie, welke een veelvoud van de kleursalvosignaalfrequentie bedraagt. Een typisch voorbeeld is bijvoorbeeld 4f . Deze klokimpulsen 8103 191 ___ "" ‘ % ^ ' '* ““rI“ '" * " “. — ......—- o · .
-6- worden als bemonsterimpulsen voor bemonstering van het samengestelde kleurenvideosignaal gebruikt. De uitgangssignalen van. de klokimpulsgenerator 5, dat wil zeggen de bemonsterimpulsen worden via een faseverschuivingsschakeling 5 6 aan de bemonster- en -houtschakeling 2 toegevoerd. De faseverschuivingsschakeling 6 dient voor wijziging of (bijregeling) van de fase van de bemonsterimpulsen.
Daarbij wordt opgemerkt, dat de werkelijke fase van de bemonsterimpulsen ten opzichte van die van het chro-10 minantiehulpdraaggolfsignaal kan verlopen. Een dergelijk faseverloop kan het gevolg zijn van de invloed van temperatuursveranderingen op temperatuurgevoelige schakelings-componenten, verandering van de eigenschappen en de werking ' ’ van dergelijke componenten als gevolg van veroudering, enz.
15 Als gevolg van een dergelijke faseverschuiving van de bemonsterimpulsen, welke hier wordt aangeduid als een "verandering van de bemonsteringsfase", kunnen fouten, bijvoorbeeld fasefouten, in het bemonsterde videosignaal en vervolgens _Tv in het gedigitaliseerde videosignaal terechtkomen. Dergelijke 20 · fasefouten leiden tot een ongewenste beïnvloeding van de kleuren van een uiteindelijk uit het gekodeerde videosignaal zichtbaar' te maken videobeeld.
Figuur 2 toont het blokschema van een digitale kodeereenheid van soortgelijk type als in figuur'1, waaraan 25 een bemonsteringsfasedetector 7 is toegevoegd. Deze. laatste is gekoppeld met de uitgang van de analoog/digitaal-omzetter, . 3 én-.dient voor vorming eri afgifte van een regelsignaal, dat .een.funktie van de hiervoor genoemde fasefouten vormt, i : ' : Indieri de fase van de door de klokimpulsgenerator 5 af gegeven 30 en aan de bemonster- en -houtschakeling 2 toe gevoerde bemonsterimpulsen als gevolg van de hiervoor genoemde oorzaken verloopt, zal de fasedetector 7 een dergelijk. verloop vaststellen en aan de faseverschuivingsschakeling 6 een korri-gerend regelsignaal toevoeren. Dit korrigerende regelsignaal 35 werkt zodanig op de faseverschuivingsschakeling 6 in, dat de fase van de bemonsterimpulsen wordt teruggebracht naar de gewenste, voorafbepaalde faserelatie.
Aan de hand van de golf vorm volgens figuur 3 0319! ; o zal nu hier worden beschreven, waarop de bemonsteringsfase-detector 7 kan werken voor detectie van de werkelijke fase van een bemonsterd kleursalvosignaal en voor afleiding daaruit van een in de bemonsterimpulsen opgetreden fasefout.
5 De golf vorm volgens figuur 3 is die van een cyclus van het op het stoepniveau Yp van een kleurentelevisriesignaal ge-superponeerde kleursalvosignaal. Gemakshalve is in figuur 3 een analoge weergave getekend van de gedigitaliseerde kleursel vosignaalmonsters , welke aan de uitgang van de analoog/ IQ digitaal-omzetter 3 verschijnen. Indien wordt aangenomen, dat de bemonsterimpulsen een bemonsteringsfrequentie 4f
o C
hebben, zal het kleursalvosignaal in de resp. punten A,B,C en D worden bemonsterd. Het zal duidelijk zijn, dat opeenvolgende bemonster punten A-D steeds over 90° (tf/2) van elkaar 15 verschoven zijn gelegen. Aangenomen wordt nu voorts, dat het kleursalvosignaal het stoepniveau snijdt in het punt z, dat het referentiesnijpunt vormt, waar de fasehoek van het kleursalvosignaal gelijk 0° is. Indien de fasehoek van het '* kleursalvosignaal in het bemonsteringspunt A de waarde 20. heeft, kan voor de fasehoek^ van het kleursalvosignaal in het bemonsteringspunt B en voor de fasehoek van het kleursalvosignaal in het bemonsteringspunt C resp. worden geschreven: 25 <b -Λ' *4- * 2 (1)
- Cc - iA + « (2) I
3Q · -
De bemonsteringsniveaus van het kleursalvosignaal in de bemonsteringspunten A,B en C kunnen resp. door y^, Yp en worden weergegeven en worden beschouwd als bemonsteringsniveaus ten opzichte van een referentieniveau gelijk nul. Indien de amplitude van het kleursalvosignaal ten opzichte van het eerder genoemde stoepniveau wordt weergegeven door K, zal de amplitude van het kleursalvosignaal ten opzichte van het stoepniveau in de verschillende bemon» "8103191 ν'- ·.·· Λ· , -~ .....- ·* · - · .
. -- ; '* : “ -··-— ··'-· " —“ * . *>
Q
-8- · steringspunten Α,Β en C resp. de gedaanten A, B en C hebben, welke bemonsteringsamplituden kunnen worden wp.eraeaeven door 5 * y* * yp *K sin ca l3) * . i E yB " *P " K Bi" ^ " K Bin (CA4$ 1 ,4) E “ yC yP “ κ 8in CC “ K sin (εΑ+π) (5)
IQ
De vergelijking (4) kan worden herschreven tpt: . ,· E “ yB ‘ *P “ K COS CA I (6> \ ’
Inüren de vergelijking (3) wordt gedeeld door de vergelijking (6), wordt verkreqen: JL5 i yA - yP '; -cb> ϋΓΠ£ -tan ca . De vergelijkingen (3) en (5) kunnen worden opgeteld, waaruit voor het stoepniveau yp resulteert! , ...... .. ______ . . _..........e ... _ 20 ' ·- yA + yc " 1 yP ~2 - (8) j . Wanneer de vergelijking (8) in de vergelijking (7) wordt : \ gesubstitueerd, wordt voor de fasehoek gevonden: 25 t«n CA - _*A ~ ye- : (9A) È 2yB- CyA+yc> , 30 tA - tan"1 yA~yc ' - ' ?Vi»A*C) (9B) ;
Hieruit volgt, dat de werkelijke fasehoek van het kleursalvosignaal in het bemonsteringspunt, dat wil zeg-gen de bemonsteringsfase, voor de bemonsteringsniveaus y^, y„ en y_ kan worden bepaald. Indien ieder monster wordt weergegeven door e§n 6- of een 7-bits woord, zal het echter duidelijk zijn, dat de werkelijke oplossing van de vergelij- 81 0 3191 ; ;: * « -9- —v
KJ
kingen 9A en 9B betrekkelijk gecompliceerd is. Indien deze vergelijkingen bijvoorbeeld worden opgelost door een logische rekenkundige eenheid, zal deze eenheid een zeer gecompliceerde uitvoering en werking hebben. Indien de vergelijkingen 5 (9A) en (9B) daarentegen worden opgelost door ieder monster yA, yB en yc te gebruiken als deel van een adres voor adressering van een geheugeninrichting, waarin aan desbetreffende adressen verschillende waarden van de fasehoek worden opgeslagen, blijkt de daarvoor noodzakelijke geheugencapaci-10 teit zeer groot te zijn, terwijl voor de adresformulering, welke uit de monsters moet worden gevormd, een betrekkelijk gecompliceerd schema zou gelden. De hiervoor beschreven manier voor bepaling van de werkelijke fasehoek waaronder het kleursalvosignaal is bemonsterd, en derhalve de bepaling 25 van de faserelatie van de bemonsterimpulsen, verlopen in dat geval op weinig bevredigende wijze.
De onderhavige uitvinding is gebaseerd op een principe, dat eerst zal worden toegelicht aan de hand van n* de golfvorm volgens figuur 4. In figuur 4 heeft de met een 20 . volle Mijn getekende kromme betrekking op één cyclus van het op het gebruikelijke stoepniveau gesuperponeerde kleursalvosignaal. De. punten A,B en C vertegenwoordigen in figuur 4 weer bemonsteringspunten van het kleursalvosignaal, waarbij weer wordt aangenomen, dat de bemonsterfrequentie gelijk 25 is aan 4f . Uit de hiervoor genoemde vergelijkingen (3) en (6). kan voor de amplitude van het bemonsterpunt B ten opzichte van het stoepniveau worden gevonden: — % - I ‘ B - ---- (10) j tan l 3Q A .
Op soortgelijke wijze kan uit de genoemde vergelijkingen (3) en (8) voor de amplitude in het punt (A) worden gevonden: A - yA~yC (U) 35 2
De vergelijkingen (10} en (11) kunnen zodanig worden gecombineerd, dat voor de amplitude in het punt B wordt gevonden: 81 03 1 9 1 »* * O . ' -10-· B - y*~y« (12)
2 tan CA
, In figuur 4 vertegenwoordigt het bemonsterings- 5 punt A het werkelijke punt, waarin bemonstering van het kleursalvosignaal plaatsvindt. Aangenomen wordt nu, dat een bemonsteringspunt van de juiste fase bij de fasehoek XQ zou liggen, doch. dat het werkelijke bemonsteringspunt A bij de fasehoek ^ ligt. Indien de bemonsterde amplitude A in IQ. het punt met de fasehoek j£o zou zijn verkregen, zou het daaruit resulterende kleursalvosignaal de met een gebroken lijn in figuur 4 getekende golfvorm vertonen. Dat wil zeggen, dat het punt A' behoort bij de voor het monster A ver- kregen amplitude doch deze vertegenwoordigt bij de hoek <£o ,15 van het met de gebroken lijn weergegeven kleursalvosignaal. Aangenomen wordt, dat de juiste of referentiefasehoek van het kleursalvosignaal, waarbij het monster A' zou worden O ♦
verkregen, gelijk 57 is. Het zal duidelijk zijn, dat deze fasehoek van 57° overeenkomt met het faseverschil tussen de : 20l gebruikelijke modulatie-as van het kleursalvosignaal en de ; as yan het hulpdraaggolfsignaal I bij een met kwadratuur-i modulatie wekkend transmissiestelsel. J
. In het kader van de onderhavige beschouwing : ‘ ..V·4 - · * · ' . .
! kan de gebroken kromme in figuur 4 worden gezien als het ! ; 25 "theoretische" kleursalvosignaal, waarvan de ampplltude A1 i in .het punt met de-voorafbepaalde fasehoek gelijk is aan ! , ^ de amplitude 'in het werkelijke bemonsteringspunt A van het · kleursalvosignaal. Het punt A’ kan worden, beschouwd als een theoretisch bemonsteringsniveau voor hét theoretische 3Q kleursalvosignaal. Aangezien het kleursalvosignaal met intervallen van 90° wordt bemonsterd, zal het duidelijk zijn, dat het punt B? op de theoretische kleursalvosignaalgolf-yorm ligt bij de fasehoek £>o + *ϊΓ/2 =147°. Dit punt B’ kan eveneens worden aangeduid als "theoretisch bemonsterings— 35 niveau"? bovendien is het duidelijk, dat indien het door de gebroken kromme weergegeven, theoretische kleursalvosignaal ^810 3 191 4 % -11-
O
in het punt A' zou worden bemonsterd, tevens bemonstering in het punt B' zou plaatsvinden.
Indien de amplitude in het theoretische bemon-steringspunt A* ten opzichte van het stoepniveau wordt weer-5 gegeven door A’, zal de amplitude in het theoretische be-monsteringspunt B* ten opzichte van hetzelfde stoepniveau kunnen worden weergegeven door B*. De hiervoor genoemde vergelijking 10 kan derhalve voor de beide theoretische bemonsteringspunten A' en B' wprden herschreven tot: 10 B· - *' - yA-yc (ia) | tan C 2 tan L ί o o
De bemonsteringsfase j£_ ‘in het werkelijke be-monsteringspunt A, dat wil zeggen de fasehoek van het werke-15 lijke kleursalvosignaal in het bemonsteringspunt A, kan worden bepaald door vergelijking van de amplitude van bijvoorbeeld het werkelijke bemonsteringspunt B met de amplitude van het theoretische bemonsteringspunt B*. Bij deling van fX de vergelijking (12) door de vergelijking (13) verkrijgt men: 20 ' - ‘ ( S tan ςο (14) g* tan r 5* tan Γ <«> 25 : tan " T" * tan • B . ·
Het zal derhalve duidelijk zijn, dat de fasehoek van het werkelijke bemonsteringspunt A van het kleursalvosignaal een funktie van slechts twee variabelen vormt yA en yc· Aange-30 zien de fasehoek j~o een konstante, voorafbepaalde hoekwaarde heeft, zal oók tan 2^ een kons tante waarde vormen. Dit de vergelijking (15) komt derhalve naar voren, dat de bepaling of berekening van de fasehoek ^ in het punt, waar het kleursalvosignaal wordt bemonsterd, veel eenvoudiger is dan 35 de bepaling of berekening van deze fasehoek volgens de vergelijking (9}>. Toepassing van de benadering volgens de onderhavige uitvinding vereist derhalve een veel minder gecompliceerde rekenkundige eenheid? bovendien geldt, dat ***· . 8103 191 -12- . -Λ * Q ' bij oplossing van de vergelijking (15) door middel van bijvoorbeeld een geheugeninrichting met een aantal door een combinatie van de amplitudes B en B' te adresseren geheugen-plaatsen voor opslag van weergaven van verschillende fase- • 5 hoeken, in dat geval de benodigde geheugencapaciteit aan zienlijk kleiner is dan voor oplossing van de vergelijking . (9A).
'Wanneer de bemonsteringsfasedetector 7 volgens figuur 2 wordt uitgevoerd voor werking volgens de onderhavige . .10 uitvinding, wordt een zodanige regeling van de fase van de aan de bemonster- en -houtschakeling 2 toegevoerde bemonster-impulsen verkregen, dat het kleursalvosignaal steeds bij de voorafbepaalde fasehoek wordt bemonsterd- Indien de fasehoek Q , waarin het kleursalvosignaal werkelijk ;wordt 15 bemonsterd, afwijkt van de voorafbepaalde fasehoek zal de amplitude in het werkelijke bemonsteringspunt B zich onderscheiden van de amplitude in het theoretische bemonster ingspunt B'. Dit verschil kan worden verkregen door .?* eenvoudige vergelijking van de amplitude in het theoretische i ------- ί 20 bemonsteringspunt, welke wordt berekend op basis van de .· ; genoemde vergelijking (13), met de amplitude van het werke- : • \ _ lijke bemonsteringspunt B, welke laatstgenoemde amplitude j., · een werkelijk bemonsteringsniteau heeft. Enig verschil tussen . i de aan vergelijking onderworpen amplitudes wijst op het ; 25 bestaan van een fasefout; als funktie van dit verschil wordt; i een regelsignaal gevormd, dat kan wof.den gebruikt voor bij- ' • : ^ regeling van de werkelijke fase van de bemonsterirapulsen j ' totdat het genoemde verschil gelijk nul is gemaakt. Wanneer j · - - - ' - i B = B’, vertoont dé bemonsteringsfase de juiste, vooraf- ; · 30 bepaalde relatie met het kleursalvosignaal.
Hoewel een dergelijke bemonsteringsfaseregeling .met enige vertraging werkt, zodat de totale bemonsterings-faseregelschakeling een betrekkelijk lage responsiesnelheid vertoont, vormt dit geen nadeel, aangezieri het digitale 35 koderingsstelsel, waarbij de onderhavige uitvinding wordt toegepast niet op tijdsbasisfouten of "jitter” van het videosignaal behoeft te reageren. Indien het aan de kodeer- eenheid volgens, figuur 2 toegevoerde kleurentelevisiesignaal **& * 8103191 * * -13- o afkomstig is van een videocamera of een videosignaalgenera-tor, zal het desbetreffende signaal meestal geen nadelige "jitter” bevatten. Desalniettemin, en zoals nog voor de uitvoeringsvorm volgens figuur 6 zal worden beschreven, 5 kan de onderhavige uitvinding steeds met voldoende responsie-snelheid worden toegepast.
Figuur 5 toont'de reeds in figuur 4 weergegeven, werkelijke en theoretische golfvorm van het kleursalvosignaal, benevens de in de resp. bemonsteringspunten -A,B en C ver-10 kregen bemonsteringsniveaus en voorts het bij het theoretische bemonsteringspunt B' behorende, theoretische bemonste-ringsniveau y* . Voorts toont figuur 5 het stoepniveau, waarop het kleursalvosignaal is gesuperponeerd, en een voorafbepaald, konstant niveau Pq, dat dit stoepniveau benadert 15 doch niet noodzakelijkerwijs hetzelfde niveau vormt. De amplitudes A, B, C en de theoretische amplitude B* vormen de resp. amplitudes in de werkelijke bemonsteringspunten A,B en C en het theöretische bemonsteringspunt B', steeds tf ten opzichte van het voorafbepaalde niveau Pg.
20 . Onder verwijzing naar de vergelijking (13} wordt in herinnering gebracht, dat de amplitude B' in het theoretische bemonsteringspunt B’, te weten ten opzichte van het stoepniveau, een funktie van slechts de in de resp. bemonsteringspunten A en C verkregen bemonsteringsniveaus 25 : γΑ en yc vormt. De amplitude B, te weten ten opzichte van · het stoepniveau, kan gemakkelijk uit het werkelijke bemon-steringsniveau yfi worden “afgeleid. Het zal duidelijk zijn, dat de werkelijke hoogte van het stoepniveau in de praktijk : kan variëren. Ter vereenvoudiging van de voor toepassing van 30 de onderhavige uitvinding dienende schakeling en ter vermindering van de voor toepassing van de uitvinding noodzakelijke geheugencapaciteit, worden nu de werkelijke bemonsteringsniveaus yA, yB en yc van het kleursalvosignaal verminderd met een voorafbepaald bedrag P', dat gelijk is aan de 35 grootte van het voorafbepaalde, konstante niveau P^. De amplitude B* van het theoretische bemonsteringspunt B1 wordt derhalve gedefinieerd ten opzichte van dit voorafbepaalde, konstante niveau P^. Dit geldt eveneens voor de amplitudes 8103191 > Β· 0 -14- A, B en C van de resp. bemonsteringspunten A,B en C. Aangezien het voorafbepaalde niveau P^ konstant blijft, kan de gebruikelijke 7- of 8-bits digitale versie van de bemonsterde 5 niveaus y^, y^ en y^, worden teruggebracht tot bijvoorbeeld een versie met minder dan 5 bits; dit is het gëvolg van de vermindering van het 7- of 8-bits digitale bemonsterings-niveau met het konstante niveau' P^. Door een dergelijke· r vermindering van het aantal voor digitale weergave van de 10 ; bemonsterde niveaus noodzakelijke bits kan de samengesteld heid van de voor toepassing van de uitvinding gebruikte schakeling aanzienlijk worden verminderd. Bovendien kunnen geheugeninrichtingen met aanzienlijk geringere geheugencapaciteit worden toegepast.
15 Indien het wekkelijke stoepniveau wordt weer gegeven door P, kan het theoretische monsterniveau y' worden weergegeven door optelling van het stoepniveau P bij vergelijking (13), hetgeen leidt tot y* yA-yc ^ ^ *·. Tzn0 + : ,m)| - , De teller van de eerste term van het rechter lid van deze ; | vergelijking blijft ongewijzigd indien de niveauwaarde P' • i > | i zowel daarbij worden opgeteld als daarvan wordt afgetrokken,.; ^25 · hetgeen leidt tot · 1 y·» - *Αψ, **'-*α v;,/. ;:Λ " 2 ta» co + F _ ' <16B> I’ V' .
j :V Zoals reeds is opgemerkt, en zoals figuur 5 laat zien, is 30 de amplitude A van het bemonsteringspunt A ten opzichte van ; het voorafbepaalde P^ gelijk aan yA - P’, terwijl de ampli- . tude C in het bemonsteringspunt C ten opzichte van het voorafbepaalde niveau P_ gelijk is aan P’ - yp. Voor het stoep-- * - a - C
niveau P geldt voorts P' + —^— . in verband daarmede kan 35 de vergelijking (16B) worden herschreven tot: y< · *> e _ + S- C . s.
B -2- + F' (16c, v 81 03 1 ::i o -15~ * \
Het blijkt derhalve, dat het theoretische bemonsteringsniveau y*B kan worden bepaald of berekend uit de variabele ampli-tudewaarden A en C. Uit de vergelijking (16C) blijkt, dat de overige termen, zoals de voorafbepaalde fasehoek CQ en 5 het vooraf bepaalde niveau P', konstanten zijn en niet van waarde veranderen. Terzijde wordt nog opgemerkt, dat de amplitude A ook kan worden gevormd door aftrekking van het voorafbepaalde, konstante niveau P* van het werkelijke monsterniveau y^. Op soortgelijke wijze kan de amplitude 10 C worden verkregen door aftrekking van het werkelijke monsterniveau yc van het voorafbepaalde, konstante niveau P'. Het theoretische monsterniveau y*B kan worden afgeleid uit de werkelijke monsterniveaus yA en- y^. Zodra dit theoretische monsterniveau y'B is bepaald, kan een eventuele fasefout 15 van de bemonsterimpulsen worden gedetecteerd door eenvoudige vergelijking van het theoretische bemonsteringsniveau of monsterniveau y'B met het werkelijke monsterniveau yB* Enige afwijkingen tussen beiden vertegenwoordigen steeds een bemonsteringsfasefout. Volgens de onderhavige uitvinding 20 wordt deze bemonsteringsfasefout tiot de waarde nul teruggebracht door regeling van de fase van de bemonsterimpulsen totdat het verschil tussen de werkelijke en de theoretische bemonsteringsniveaus, resp. yg en y'B, zo klein mogelijk is geworden en bij voorkeur is verdwenen.
! 25 Aan de hand van figuur 6 zal een bemonsterings- fasedetector volgens de onderhavige uitvinding worden beschreven. De bemonsterings fasedetector _is weergegeven in ! combinatie met, resp^ in geval van toepassing Bij, een ' digitale kodeereenheid, welke bestaat uit een niveaufixatie-3Q schakeling 9 en een analoog/digitaal-omzetter 13, welke laatstgenoemde een bemonster- en -houtschakeling benevens een meer-bits kodeereenheid omvat. De digitale kodeereenheid bevat voorts een afscheidingsschakeling 4 en een klokimpuls- . generator 5, waarvan de eerstgenoemde in hoofdzaak met die 35 van de reeds beschreven uitvoeringsvorm overeenkomt; de klokimpulsgenerator 5 is meer in details weergegeven en zal nog nader worden beschreven.
8103191 -16- O . .
De bemonsteringsfasedetector omvat enige grendelschakelingen 14A, 14B en 14C, een adresteller 23, opslag-• inrichtingen 15,16 en 17, een niveauvergelijkingsschakeling 18, een "oplaadpompschakeling 19 (charge-pump circuit) en 5 een bufferversterker 22. De grendelschakelingen kunnen ieder van gebruikelijk type zijn, bijvoorbeeld van het 8-bits ' type. De ingangen van deze grendelschakelingen zijn gemeen schappelijk verbonden met de uitgang van de analoog/digitaal-omzetter 13 voor ontvangst van digitaal gekodeerde video- .
10 signalen van de omzetter. Ieder grendelschakeling is aan zijn vrijgeefingang gekoppeld met een resp, bijbehorende uitgang van de adresteller 23, welke laatstgenoemde bemon-sterimpulseh met een impulsherhalingsfrecruentie of bemonster frequentie van 4fgc krijgt toegevoerd. De adresteller 15 is voorts gekoppeld met een ingangsaansluiting Tl voor ontvangst van een niveaufixatie-impuls, welke bijvoorbeeld van het type is, dat gewoonlijk bij een televisie-ontvanger dient voor bepaling van het juiste referentieniveau voor t* ' de videosignalen. Deze niveaufixatie-impuls wordt voorts 20 via de ingangsaansluiting· Tl toegevoerd aan de niveau- fixatieschakeling 9. De adresteller 23 kan door een niveaufixatie-impuls worden gedeblokkeerd voor telling van daaraan toegevóerde bemonsterimpu1sen en voor afgifte van een ; vrijgeef signaal aan een desbetreffende uitgang. In rëaktie 25 op de- eerste bemonsterimpuls zal bijvoorbeeld aan de eerste uitgang van de adresteHer een vrijgeefsignaal verschijnen, ..terwijl-in reaktie-op de tweede-bemonsterimpuls aan de twee- L de uitgang van de adrestëller een vrijgeef signaal verschijnt, enz. Zoals in de tekening is weergegeven, zijn de eerste, 30 tweede en derde uitgang van de adrestelier 23 met de resp. grendelschakeling 14A, 14B en 14C gekoppeld.
De uitgangen van de beide grendelschakelingen 14A en 14C zijn resp. met de opslaginrichtingen 15 en 16 gekoppeld. Deze kunnen ieder een programmeerbaar geheugen 35 van hét ROM-type of PROM-type bevatten, dat door de van de bijbehorende grendelschakeling afkomstige monsters wordt geadresseerd voor uitlezing van een op een geadresseerde .^plaats,opgeslagen, digitaal signaal. Meer in het bijzonder 81 0 3 1 9 1 -¾ - -17-
A
* * ι2· ' dient de ops lags chakeling 15 van het PROM-type voor aftrekking van een digitaal signaal/ dat met het hiervoor genoemde . voorafbepaalde niveau P' overeenkomt, van het door de gren-delschakeling 14A aan de opslagschakeling 15 toegevoerde, 5 8-bitS monster. Op soortgelijke wijze dient de opslagschakeling 16 van het PROM-type voor aftrekking van het voorafbepaalde niveau P' van het door de grendelschakeling 14C aan de opslagschakeling 16 toegevoerde, 8-bits monster. Daarbij kan ieder 8-bits monster worden gebruikt voor adres-10 sering van een bijbehorende opslagplaats (van het PRQM- geheugen), waarop een digitaal signaal van minder dan 5 bits is opgeslagen, dat overeenkomt met het 8-bits monster, verminderd met het voorafbepaalde niveau P *. Het PRQM-geheu-gen 15 kan derhalve een uitgangssignaal afgeven, dat de 15 amplitude A vertegenwoordigt, terwijl het PROM-geheugen 16 een signaal kan af geven, dat de amplitude C vertegenwoordigt.
De uitgangssignalen van de opslagschakeling of geheugens 15 en 16 Iworden toegevoerd aan een opslaginrich-ting 17, welke eveneens uit een geheugen van het PROM-type 20 kan bestaan en kan worden geadresseerd door de resp. door de geheugens 15 en 16 af te geven, digitale signalen A en C. De opslaginrichting 17 neemt aan een uit de genoemde adressering de volgende geheugenplaats een meer-bits weergave, bijvoorbeeld in de vorm van een 8-bits digitaal 25 signaal, op van hét theoretische bemonsteringsniveau B, dat in het voorgaande reeds is ter sprake gekomen. De geheugeninrichting 17-van -het PROM-type neemt voor iedere .combinatie van signalen A en C een resp. bijbehorend, theoretisch bemonsteringsniveau B' in opslag. Dit theóre-30 tische bemonsteringsniveau, dat in het voorgaande reeds * aan de hand van de figuren 4 en 5 is ter sprake gekomen, kan ook worden aangeduid als een "berekend" bemonsterings-niveau, dit in verband met het feit, dat het door berekening uit de vergelijkingen I6A-16C is afgeleid.
35 Het uitgangssignaal van het PROM-geheugen 17 vormt het ene ingangssignaal voor de niveauvergelijkings-schakeling 18, waarvan het andere ingangssignaal wordt gevormd door het uitgangssignaal van de grendelschakeling 14B, "8103191 -18- o resp.door het daarin opgeslagen monster. Zoals nog zal worden uiteengezet, komt het in de grendelschakeling 14B . opgeslagen monster overeen met het werkelijke bemonsterings-niveau y_, dat wil zeggen het niveau van het kleur salvo-5 signaal in het bemohsteringspunt B. De niveauvergelijkings- schakeling 18 vergelijkt het theoretische bemonsteringsniveau B' met het werkelijke bemonsteringsniveau B en bepaalt een. eventueel verschil tussen beide. Voor afgifte van een eerste uitgangssignaal wanneer Bf>B en voor afgifte 10 van een tweede uitgangssignaal wanneer B'<-B. Deze uitgangssignalen worden door de niveauvergelijkingsschakeling 18 toegevoerd aan een "oplaadpompschakeling" 19 (charge-pump circuit), welke nog’meer in details aan de hand van figuur 7 zal worden beschreven. Op deze plaats wordt volstaan met 15 op te mefken, dat de schakeling 18 een ..capaciteit bevat, welke in reaktie op het eerste uitgangssignaal van de niveauvergelijkingsschakeling 18 wordt opgeladen en in reaktie op het tweede uitgangssignaal van de niveauverge-fV lijkingsschakeling 18 wordt ontladen. De schakeling 19 geeft '20 derhalve een uitgangssignaal in de vorm van een spanning ,< * Vc af, dat de cumulatie van lading op de capaciteit weergeeft.
Meer in het bijzonder vertoont de lading over de capaciteit, en derhalve de genoemde ..spanning Vc bij ontvangst van een eerste uitgangssignaal van de niveauvergelijkingsschakeling 25 18 een eerste verandering in de ene richting en, bij ont vangst van hét' tweede uitgangssignaal van de hiveauverge-lijkingsschakeling 18,-een verandering in de tegengèstelde, . tweede richting. Zó kan de spanning-Vc, welke als regel-spanning wordt gebruikt, toenemen wanneer het theoretische 30 . bemonsteringsniveau hoger dan het werkelijke bemonsterings niveau blijkt te liggen, en af nemen wanneer het theoretische 'bemonsteringsniveau lager dan het werkelijke bemonsteringsniveau blijkt te liggen. Het uitgangssignaal van de schakeling wordt via een versterker 20, een schakeleenheid 21 en 35 een bufferversterker 22 aan de faseverschuivingsschakeling 6 toegevoerd.
De schakeleenheid 21 wordt zodanig bestuurd, dat hij in een eerste schakeltoestand komt wanneer aan de in- 81 0 3 191 9 ? -19-
O
richting een kleurenvideosignaal wordt toegevoerd, en in ' een tweede schakeltoestand komt wanneer een monochromatisch of zwart-wit-videosignaal aan de inrichting wordt toegevoerd. De schakeleenheid is in de tekening weergegeven als · . 5 een elektromechanische schakelaar, waarvan het beweegbare kontakt naar keuze in aanraking met het vaste kontakt a of het vaste kontakt b verkeert. In het eerstgenoemde geval verkeert de schakeleenheid 21 in zijn eerste schakeltoestand, waarbij de regelspanning Vc via de bufferversterker 10 22 aan de faseverschuivingsschakeling 6 wordt toegevoerd.
In de tweede schakeltoestand, waarbij het beweegbare schakel-kontakt met het vaste kontakt b in aangrijping verkeert, voert de schakeleenheid 21 een door middel van een variabele weerstand VR1 ingestelde referentiespanning via de buffer-15 versterker 22 aan de faseverschuivingsschakeling 16. Het zal duidelijk zijn, dat bij digitale kodering van een monochromatisch videosignaal weinig behoefte aan faseregeling van de bemonsterimpulsen bestaat, zodat het in dat geval voldoende is om een referentiespanning van konstante waarde 20 aan de faseverschuivingsschakeling 6 toe te voeren, zodat ' geen faseregeling van.de bemonsterimpulsen plaatsvindt.
De stuuringang van de schakeling 21 is gekoppeld met een kiesschakelaar 29, welke in de tekening is weergegeven als. een elektromechanische schakelaar, waarvan het 25 beweegbare kontakt naar keuze met een kontakt "auto" of een kontakt "manual" in aangrijping kan worden gebracht.
Het kontakt "manual" is geaard, zodat de kiesschakelaar 29 in zijn desbetreffende schakelstand de stuuringang van de Schakeleenheid 21 aardt; in dat geval wordt de schakeleen- 30 heid naar zijn vaste kontakt b overgeschakeld. Wanneer uit 29 het beweegbare kontakt van de kiesschakelaar naar het vaste kontakt "auto" is overgeschakeld, wordt de schakeleenheid 21 daarentegen bestuurd door een via de met het kontakt "auto” van.de kiesschakelaar 29 verbonden ingangsaansluiting T2 35 toe te voeren stuursignaal "kleur/zwart-wit". In geval van toevoer van een kleurentelevisiesignaal aan de inrichting, verschijnt aan de ingangsaansluiting T2 een stuursignaal van een betrekkelijk hoog niveau, bijvoorbeeld het binaire 8103191
« V
-20- O --.
niveau "1", dat via de kiesschakelaar 29 aan de stuuringang van de schakeleenheid 21 wordt toegevoerd. Dit binaire stuursignaal van het niveau."1" schakelt de schakeleenheid 21 naar het vaste kontakt a over, zodat de regeIspanning 5 aan de faseverschuivingsschakeling 6 wordt toegevoerd. In geval van toevoer van een zwart-wit-videosignaal aan de inrichting wordt aan de ingangsaansluiting T2 een binair signaal van het niveau "O” toegevoerd, dat bijvoorbeeld op aardpotentiaal ligt en via de kiesschakelaar 29 aan de 10 schakeleenheid 21 wordt toegevoerd. In dat geval wordt de schakeleenheid naar zijn vaste kontakt b overgeschakeld, zodat de faseverschijvingsschakeling 6 een konstante spanning krijgt toegevoerd. Het genoemde stuursignaal "kleur/ zwart-wit” kan bijvoorbeeld worden afgeleid door detectie 15 van de aanwezigheid of afwezigheid van . een kleursalvosignaal in het ontvangen televisiesignaal.
De- klokimpulsgenerator 5 bevat een fasevergelij-kingsschakeling 10 een laagdoorlaatfilter 11, een spannings-v* geregelde oscillator 12 en een frequentiedeler 13. De 20 oscillator 12 dient voor opwekking en afgifte van een lokaal / oscillatiesignaal,.^ waarvan dfe frequentie gelijk is aan de bemonster frequentie 4fsc. De uitgang van de spanningsgeregel-de oscillator 12 is met de analoog/digitaal-omzetter 13 gekoppeld vobr levering van bemonsterimpulsen daaraan. Voorts 25 wordt het uitgangssignaal van de oscillator 12 aan frequentie-déling door de 'frequentiedeler 13 onderworpen. De deelver-houding. van de -frequentiedelef^lS. bedraagt 4, zodat de : -frequentiedeler een aan frequentiedeli'ng onderworpen, lokaal oscillatiesignaal afgeeft, waarvan de frequentie gelijk is 30 . aan de kleursalvosignaalfrequehtie f . Dit aan frequentie- SC .
deling onderworpen, lokale oscillatiesignaal wordt via de 'faseverschuivingsschakeling 6 toegevaerd aan de ene ingangsaansluiting van de fasevergelijkingsschakeling 10, waarvan de andere ingangsaansluiting is gekoppeld met de afscheidings-35 schakeling 4 voor ontvangst van het kleursalvosignaal van het samengestelde kleurentelevisiesignaal. Een eventueel faseverschil tussen het aan faseverschuiving en frequentie-deling onderworpen, lokale oscillatiesignaal enerzijds en .
8103191 -21- s * o het ontvangen en afgescheiden kleursalvosignaal anderzijds verschijnt als fasefoutsignaal aan de uitgang van de fase-vergelijkingsschakeling 10 en wordt na filtering door het laagdoorlaatfilter 11 als regelsignaal aan de spannings-5 geregelde oscillator 12 toegevoerd. Dit wil zeggen, dat de fase van de door de spanningsgeregelde oscillator 12 afgegeven bemonsterimpulsen afhankelijk van de door de fase-vergelijkingsschakeling 10 vastgestelde fasefout wordt bijgeregeld in zodanige richting, dat de desbetreffende .
10 fasefout naar nul gaat.
Vervolgens zal de werking van de uitvoeringsvorm volgens figuur 6 kort worden beschreven. Daarbij wordt aangenomen, dat een ontvangen videosignaal een samengesteld kleurentelevisiesignaal van gebruikelijk type is. Dit video- 15. signaal wordt door de niveaufixatieschakeling 9 op het juiste referentieniveau gefixeerd en vervolgens door de analoog/digitaal-omzetter 13 in digitale vorm gebracht. Het zal duidelijk zijn, dat het kleursalvosignaal van het t* samengestelde kleurentelevisiesignaal eveneens digitaal 20 wordt gekodeerd. Meer in het bijzonder wordt het samengestelde videosignaal met inbegrip van het kleursalvosignaal door de van de spanningsgeregelde oscillator 12 afkomstige bemonsterimpulsen bemonsterd, waarbij ieder bemonsterniveau van het videosignaal wordt gekodeerd, bijvoorbeeld tot een 25 impulskodegemoduleerd signaal wordt omgezet. Iéder aldus gekodeerd monster, krijgt dan bijvoorbeeld de gedaante van een 8-bits signaal, dat-gemeenschappelijk aan de grendelschake-lingen 14A, 14B en 14C wordt toegevoerd.
De door de spanningsgeregelde oscillator 12 aan 30 de analoog/digitaal-omzetter 13 toegevoerde bemonsterimpulsen worden bovendien toegevoerd aan de adresteller 23. Deze wordt door de niveaufixatie-impuls vrijgegeven voor telling van de bemonsterimpulsen en voor afgifte van een daaruit volgend adres. Het zal derhalve duidelijk zijn, dat de 35 adresteller 23 synchroon met het ontvangen videosignaal werkt, zodanig, dat wanneer het bemonsterpunt A van het . kleursalvosignaal wordt bereid, de grendelschakeling 14A wordt vrijgegeven. De analoog/digitaal-omzetter 13 geeft 8103191 • · « ^
O
·.·' -22- op dat ogenblik het gekodeerde bemonsteringsniveau yA af, dat in de grendelschakeling 14A wordt opgeslagen. Op soortgelijke wijze geldt, dat wanneer de analoog/digitaal-omzetter 13 de'gekodeerde monsterniveaus yB en y^ van het 5 kleursalvosignaal afgeeft, de resp. grendelschakelingen 14B en 14C worden vrijgegeven voor opslag van het desbetreffende bemonsteringsniveau in gekodeerde vorm.
Bij de hier beschreven uitvoeringsvorm adresseert het in de grendelschakeling 14Ά opgeslagen, gekodeerde 10 bemonsteringsniveau yA het PROM-geheugen 15, waarbij het met het voorafbepaalde niveau P' wordt verminderd tot de in figuur 5 weergegeven, digitale weergave van de amplitude A. Zoals reeds is opgemerkt, kan deze digitale weergave van de amplitude A de gedaante van een digitaal signaal van 15 minder dan 5 bit hebben. Op soortgelijke wijze adresseert het in de grendelschakeling 14C opgeslagen, gekodeerde bemonsteringsniveau yc het PROM-geheugen 15 voor verminde- ’ ring tot de digitale weergave van de amplitude C. Deze **' digitale weergaven van de amplitudes A en C worden gebruikt 20 voor juiste adressering van het PROM-geheugen 17, waaruit / dan fret resp. bijbehorende digitale signaal wordt uitgelezen, dat het theoretische bemonsteringsniveau y vertegenwoor-. digt. Het zal duidelijk zijn, dat dit theoretische bemonsteringsniveau voldoet aan de relaties volgens de hiervoor 25 ingevoerde vergelijkingen (16A), (16B) en (16C). De niveau-vergelijkingsschakeling 18 krijgt derhalve een digitaal signaal—toegevoerd,. :dat Jiet—theoretische bemonsterings-r niveau y’ voor het theoretische bèmonsteringspunt B' ver- - P .
tegenwoordigt.(zie figuur 5). . ; 30 De niveauvergelijkingsschakeling 18 werkt op de hiervoor beschreven wijze .voor vergelijking van het werkelijke bemonsteringsniveau y^, dat is opgeslagen in de grendelschakeling 14B, met het theoretische bemonsteringsniveau y'B* Bij detectie van een verschil tussen beide 35 bemonsteringsniveaus vindt oplading of ontlading van de schakeling 19 plaats, waaruit een overeenkomstige wijziging van de regelspanning Vc resulteert, welke via de versterker 20, de schakeleenheid 21 en de bufferversterker 22 aan de / 8103 191 * ? -23- κ· faseverschuivingsschakeling 6 wordt töegevoerd. Indien de werkelijke fasehoek, waaronder de bemonstering van het kleursalvosignaal plaatsvindt, verschilt van de voorafbepaal— de fasehoekwaarde H (bijvoorbeeld ζ = 57°), zal het theo- o o 5 retische bemonsteringsniveau y' afwijken van het werkelijke bemonsteringsniveau y^. De regelspanning Vc ondergaat dan een zodanige wijziging, dat de fase van het via de fase-verschuivingsschakeling 6 afgegeven en door freguentiedeling verkregen, lokale os'cillatiesignaal verschuift. Deze fase-10 verschuiving van het aan freguentiedeling onderworpen lokale oscillatiesignaal resulteert in een fasefout ten opzichte van het afgescheiden kleursalvosignaal. Deze fasefout wordt als fasefoutsignaal, resp. regelspanning, aan de spannings-geregelde oscillator 12 toegevoèrd voor fasewijziging van 15 de daardoor afgegeven bemonsterimpulsen. Indien de desbetreffende faseverschuiving nog niet resulteert in de gewenste juiste voorafbepaalde faserelatie, dat wil zeggen indien het kleursalvosignaal nog steéds niet onder de voorafbepaalde ... fasehoek blijkt te worden bemonsterd, wordt de voorgaande 20 bewerking herhaald totdat de gewenste faserelatie is verkregen. Het zal duidelijk zijn, dat zodra dit het geval is, resp. het kleursalvosignaal met de fasehoek ζ·0 wordt bemonsterd, het uit het PROM-geheugen 17 uitgelezen, theoretische bemonsteringsniveau y*B gelijk zal zijn met het in de gren-25 delschakeling 14B opgeslagen, werkelijke Bemonsteringsniveau yB· Op dat tijdstip zal de door de schakeling 19 afgegeven regelspanning een konstante waarde blijven behouden.
Figuur 7 toont het schema van de niveauverge-lijkingsschakeling 18 en de "oplaadpompschakeling” 19 meer 30. in details. Zoals uit figuur 7 naar voren komt, omvat de 'niveauvergelijkingsschakeling een vergelijkingsschakeling 24 en een als grendelschakeling met twee toestanden dienende flip-flop 25. De schakeling 19 omvat een capaciteit 28 en bronnen 26 en 27 van konstante stroom.
35 De vergelijkingsschakeling 24 krijgt de digi tale weergave van het theoretische bemonsteringsniveau B* en bovendien de digitale weergave van het werkelijke bemonsteringsniveau B toegevoerd. Deze digitale weergaven kunnen 8103191 O · ’ ' -24- bijvoorbeeld ieder, uit 8 bits bestaan. De vergelijkings-schakeling 24 heeft twee uitgangen en C2· Xndien het theoretische bemonsteringsniveau hoger ligt dan het werkelijke bemonsteringsniveau (B’>B), verschijnt aan de uitgang . 53 een uitgangssignaal van de binaire waarde "1", terwijl aan de uitgang C2 een binair signaal ter waarde "0" verschijnt. Indien het theoretische bemonsteringsniveau daarentegen lager ligt dan het werkelijke bemonsteringsniveau, verschijnt aan de uitgang C2 een binair signaal ter waarde 10 "1" en verschijnt aan de uitgang een binair signaal ter waarde "0". Wanneer het theoretische en het werkelijke bemonsteringsniveau althans tenminste nagenoeg gelijk aan elkaar zijn, verschijnt aan beide uitgangen en C2 een binair signaal ter waarde nul.
15 De twee grendeltoestanden vertonende grendel- schakelingen 25 is aan zijn informatie-ingangsaansluitingen en D2 met de resp. uitgangen en C2 van de vergelijkings-schakeling 24 gekoppeld. Voorts ontvangt de schakeling 25 s* aan zijn klokimpulsingangsaansluiting CK de Bemonster impuls, 20 welke verschijnt wanneer het bemansteringspunt A van het / kleursalvosignaal is bereikt. De fase van de desbetreffende bemons ter impuls wordt aangeduid als S^. Aan een wisingangs-; · aansluiting CL ontvangt de grendelschakeling 25 de fase Sc · ; van de bij het bemonsteringspunt C van het kleursalvosignaal 25 behorende bemonsterimpuls. 1 .· . Het zal duidelijk zijn, dat indien aan de \ _ ingangsaansluiting D^:van de-grendelschakeling 25 een binair; ·. ! ’ signaal ter waarde "1" verschijnt, in reaktie op. de bemon- . sterimpuls SA aan de uitgangsaansluiting van de schake-30 ling 25 een binair signaal ter waarde " 1 ’tïverschijnt.
Daarbij verschijnt’aan de Q2-uitgangsaansluiting van de grendelschakeling een binair signaal ter waarde "0”. Indien aan de D.2-ingangsaansluiting van de grendelschakeling 25 een binair signaal ter waarde "1" wordt toegevoerd, zal in 35 reaktie op de bemons ter impülj» een binair signaal ter waarde ”1" aan- de Q2-uitgangsaansluiting verschijnen. Indien de ingangsaansluitingen D^ en D2 beide een binair signaal ter waarde w0." krijgen toegevoerd, verschijnt in reaktie op 8103191 = Γ -25- υ een bemonsterimpuls S_ aan de beide uitgangsaansluitingen en Q2 een binair signaal ter waarde "O". De grendelschake-ling wordt gewist wanneer de bemonsterimpuls Sc verschijnt.
Het zal duidelijk zijn, dat de grendelschakeling 5 25 in zijn gewiste toestand een binair signaal ter waarde “0" aan zijn beide uitgangsaansluitingen Qj en Q2 afgeeft.
De uitgangen en Q2 van de grendelschakeling 25 zijn met resp. stroombronnen 26 en 27 gekoppeld en activeren, deze door toevoer van een binair signaal ter waarde 10 nl". Indien de grendelschakeling 25 zodanig wordt ingesteld, dat zijn (^-uitgangsaansluiting een binair signaal ter waarde "1" afgeeft, wordt de stroombron 26 geactiveerd voor levering van een oplaadstroom aan de capaciteit 28. Indien de grendelschakeling 25 wordt teruggesteld, geeft zijn Q2~ 15 uitgangsaansluiting een binair signaal ter waarde "1" af voor activering van de stroombron 27, welke dan een ontlaad-stroom aan de capaciteit 28 levert. Het zal derhalve duidelijk zijn, dat de capaciteit gedurende iedere cyclus van het kleursalvosignaal selectief wordt opgeladen of ontladen 20 van het tijdstip van verschijnen van de bemonsterimpuls '* tot het tijdstip van verschijnen van de bemonsterimpuls S^.
! " Indien de grendelschakeling 25 in zijn gewiste toestand verkeert, zodat hij aan iedere uitgangsaansluiting een binair .signaal ter waarde "0" afgeeft, wordt uiteraard noch 25 de stroombron 26, noch de stroombron 27 tijdens de kleur-salvosignaalcyclus geactiveerd. In dat geval blijft de \ spanning over de capaciteit 28-een konstante waarde behou-i den en vindt geen oplading of ontlading van de capaciteit plaats.
30 De spanning over de capaciteit 28 is in figuur 7 weergegeven als overeenkomende met de regelspanning Vc·
Deze regelspanning wordt via een aan versterkingsregeling onderworpen versterker 20 en de schakeleenheid 21 toegevoerd aan een bufferversterker 22.met de versterker 20 is een 35 variabele weerstand VR2 voor versterkingsregeling gekoppeld. Het zal duidelijk zijn, dat de "oplaadpompschakeling" 19 dient voor verandering van de regelspanning Vc met een gering bedrag wanneer het theoretische hemonsteringsniveau B‘ 8103191 c _ ’ . -26- van het werkelijke bemonster-ingsniveau B van het kleur-.salvosignaal afwijkt. De schakeling 19 kan worden vervangen door een gelijkwaardige inrichting, zoals een in twee richtingen wërkzame teller, welke zodanig wordt bestuurd, dat 5 hij een voorafbepaald aantal klokimpulsen optelt wanneer B’>B, en eenzelfde aantal klokimpulsen aftelt (aftrekt) wanneer B'<B. Het telresultaat van deze in twee richtingen werkzame teller kan dan bijvoorbeeld door middel van een ; digitaal/analoog-omzetter worden omgezet tot een regelspan- · ’ 10 ning Vc·
In de voorafgaande beschouwing van de digitale videosignaalkodeereenheid en bemonsteringsfasedetector is er vanuitgegaan, dat de bemonsterimpulsen een impulsherha-lingsfrequentie 4f_ hebben. Bij voorkeur bedraagt de impuls- D v 15 herhalingsfrequentie .van de: bemonsterimpulsen een even*/- veelvoud van tweemaal de kleursalvosignaalfrequentie, dat . wil zeggen. 4f , 8f , 12f , ...). Ook is. het mogelijk, dat
SC SC SC
voor de impulsherhalingsfrequentie van de bemonsterimpulsen :fJ" een waarde 3f · wordt gekozen. In ieder geval kunnen de t SC · . ;20 5 eerder gegeven beschouwingen worden toegepast voor bepaling ' van het theoretische bemonstering sniveau uit een aantal • werkelijke bemonsteringsniveaus. Bij een bemonsterimpuls-j herhalingsfrequentie van 3f kunnen de eerdergenoemde ! ; vergelijkingen (12) en (13) resp. worden herschreven tot: ' V- - -·— , : 5 - ( ——— -ij (17) .,.:rV'·: .;/r. , 30 · a ' jr , ' ‘ Λ B’ --J- ( _11_ -1) (18) j tan C0 —· 1 terwijl de vergelijking (11) kan worden herschreven tot: 35 — ' A « yA - yA * yB * yC (19) 81 03 1 9 1 ./,,, * i -27- %
Bij een bemonsterimpulshefehali'ngs frequentie van 3fsc kan de bemonsteringsfasefout uiteraard worden bepaald door vergelijking van een theoretische bemonsteringsniveau yT_ met het werkelijke monster y„; de gedetecteerde bemon-5 steringsfasefout kan dan op de hiervoor beschreven wijze worden gebruikt voor faseregeling van de door de klokimpuls-generator 5 afgegeven bemonsterimpulsen.
De uitvinding beperkt zich derhalve niet tot de in het voorgaande beschreven en in de tekening weerge-10 geven uitvoeringsvorm. Verschillende wijzigingen kunnen in de beschreven onderdelen en in hun onderlinge samenhang worden aangebracht, zonder dat daarbij het kader van de uitvinding wordt overschreden. Zo kan bijvoorbeeld het theoretische bemonsteringsniveau Br worden verkregen door de 15 vergelijkingen (16AJ, (16B) en (16C) door middel van een aritmetische logische eenheid op te lossen. In een dergelijk geval berekent de logische eenheid het verschil tussen de werkelijke bemonsteringsniveaus yA en yc, welk verschil f ‘ dan wordt vermenigvuldigd met de voorafbepaalde konstante 20 0 : 1 - . De rekenkundige logische eenheid voegt dan voorts Λ t3.n C* _ y _γ ' ' het stoepniveau P bij het produkt VA C , waarbij het 2 tan Z0 stoepniveau op de aan de hand van de vergelijking (16C) be- . schreven wijze wordt afgeleid of uit het ontvangen televi-25 siesignaal wordt afgenomen.
i ; « · » 6103191

Claims (25)

1. Werkwijze voor faseregeling van een bemon-stersignaal bij digitalisering van een kleurentelevisiesignaal, waarbij de herhalingsfrequentie van het bemonster-signaal een geheel veelvoud van de frequentie van het kleur- 5 salvosignaal van het bemonsterde kleurentelevisies!gnaal bedraagt en ieder monster wordt omgezet in een bijbehorend digitaal signaal, gekenmerkt door bepaling van een referen-tiebemonsteringsfase (B*) als funktie van tenminste twee kleursalvosignaalmonsters (y^, yc) door afleiding <\k4A, 14C, . 10 15, 16, 17) van een theoretisch bemonsteringsniveau <y'_») D uit die tenminste twee monsters, en voorts door onderzoek (18) van een mogelijke fasefout tussen de werkelijke bemon-steringsfase (B) van het bemonster signaal en de referentie-bemonsteringsfase (B'J door detectie van het faseverschil 15 tussen het theoretische bemonsteringsniveau (y'_) en het niveau (y_.) van een voorafbepaald kleursalvosignaalmonster. «D
2. Werkwijze volgens conclusie 1, gekenmerkt ,.*> door bijregeling (19,20,21,22,6,10,11,12) van de fase van het beraonstersignaal (4f ) op basis van het gedetecteerde 20 niveauverschil (B>B; B’<B) in zodanige richting, dat het gedecteerde niveauverschil tót de waarde nul wordt terugge- ; I . ! bracht.
* · · ! · 3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, j f * - ; j : met het kenmerk, dat het vooraf bepaalde kleursalvosignaal- I i , '25 monster (B) verschilt van de.·. tenminste twee kleursalvosignaal" monsters (A,C). . · | ‘ ··’·’ ' Λ
4. Werkwijze volgens één-of meer der vooraf- · i gaande conclusies, met het kenmerk, dat de herhalingsfrequentie van het bemonster signaal een even veelvoud van twee— 30 maal de kleursalvosignaalfrequeritie bedraagt.
5 C regelbare oscillator (12), afleiding (13) uit het bemonster-10 signaal van een lokaal oscillatiesignaal (f ) met aan die van het kleursalvosignaal gelijke frequentie, faseverschui-ving (6) van het lokale oscillatiesignaal met een door de regelspanning bepaald bedrag, fasevergelijking (10) van het aan faseverschil!ving oriderworpen lokale oscillatiesignaal 15 met het werkelijke kleursalvosignaal van het kleurentele- visiesignaal, en door bijsturing (11) van de regelbare oscillator (12) op basis van het fasevergelijkingsresultaat, zodanig, dat de fase van het bemonstersignaal wordt bijge-,J* - regeld. . .
5. Werkwij-ze volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de bijregeling van de fase van het bemonster-signaal plaatsvindt door opwekking (20) van een regelspan-ning (V^J. , wijziging (19 ? 25,26,27,28) van de grootte van 35 de regelspanning met een incrementaal bedrag gedurende iedere cyclus van het kleursalvosignaal, welke wijziging een funktie is: yan de hoogte van het niveau van het vooraf 8103191 ~ £ o . -29- bepdalde/kleursalvosignaalmonster ten opzichte van het theoretische bemonsteringsniveau (y,T3> of y'ö<y„)/ en door bijregeling (6) van de fase van het bemonstersignaal op basis van die regelspanning. 5
6. Werkwijze volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de bijregeling van de fase van het bemonstersignaal op basis van de regelspanning plaatsvindt door vorming van het bemonstersignaal (4f ) door middel van een
7. Werkwijze volgens één ‘of meer der voorafgaan de conclusies, met-het kenmerk, dat de afleiding van het theoretische bemonsteringsniveau plaatsvindt door vorming : van het verschil tussen twee dergelijke monsters (yA-yc) , en door vermenigvuldiging van het gevormde verschil met een • · · T- 25 voorafbepaalde konstante (2 tan &' ') het theoretische • ‘ yA~yC > bemonsteringsniveau (2 "tan s" '' waarbi3 *0 een voorafbepaalde wo bemonsteringsfase vertegenwoordigt.·
8. Werkwijze volgens conclusie 7, waarbij het kleursalvosignaal op een stoepniveau is gesuperppneerd, met het kenmerk, dat de afleiding van het theoretische bemonsteringsniveau plaatsvindt door optelling van het stoepniveau (PI bij de weergave van het theoretische bemonsterings- niveau · ** O
9. Werkwijze volgens één of meer der conclusies 1-6, met het kenmerk, dat de tenminste twee kleursalvosignaal-monsters worden verkregen door vorming (13) van bemonsterings-niveaus (y&, yc> gedurende iedere cyclus van het kleursalvo- 8103 191 M, W- _ G -30- $ignaal, opslag (15,16) van een voorafbepaald niveau (P') dat het werkelijke stoepniveau (P) benadert, waarop het kleursalvosignaal is gesuperponéerd, vorming van niveaus (A,CJ welke het verschil tussen de gevormde monsters en 5 het voorafbepaalde niveau (P') vertegenwoordigen, en door i afleiding van het theoretische bemonsteringsniveau door vorming van de som (A + C) en het verschil (A - C) van de verkregen niveaus, vermenigvuldiging van de gevormde som met een voorafbepaalde konstante ^2' tan~C ^ en 10 optelling van de vermenigvuldigde som, het verschil en het opgeslagen, voorafbepaalde niveau ( + LrJ. + p., tan C 2 * 1 " o
10. Werkwijze volgens één of meer der conclusies 1-6, met het kenmerk, dat de afleiding van het theoretische bemonsteringsniveau plaatsvindt door opslag (17) van een resp. bijbehorende digitale weergave van ieder theoretisch , I bemonsteringsniveau. (B*) alé funktie van verschillende ‘20 j combinaties- van de tenminste twee kleursalvosignaalmonsters ; (AfCl en door uitlezing van een desbetreffende opgedragen ! digitale weergave op basis van de werkelijk gevormde kleur- I ! salvosignaalmonsters (A,C).
* : 11. Werkwijze volgens conclusie 10, met het j ; · ; ;2S ï kenmerk, dat de detectie van het niveauverschil tussen het ‘ - I . . . · ; theoretische bemonsteringsniveau en een vooraf bepaald kleur-• ! . · - salvosignaalmonster plaatsvindt door vergelijking (24). van I de uitgelezen, bemonsterde digitale weergaven (B’l en een ? . ; ’ derde kleursalvosignaalmonster(Bl voor afgifte (25) van 30 een eerste, foutsignaal (Q 1 wanneer de uitgelezen, digitale weergave hoger ligt dan het derde kleursalvosignaalmonster (Br>Bl en voor afgifte (25) van een tweede foutsignaal (ζ^Ι wanneer de uitgelezen, digitale- weergave lager ligt dan het derde kleursalvosignaalmonster (B’<B).
12. Werkwijze volgens conclusie .10, waarbij het kleursalvosignaal op een stoepniveau is gesuperponeerd, met het kenmerk, dat de uitlezing van een bijbehorende digitale weergave plaatsvindt door vorming (13,14A,14C) van 8103 191 -31- digitale weergaven van de tenminste twee kleursalvosignaal-monsters door vermindering (15,16) van iedere van de monsters met een voorafbepaald niveau (P‘) dat het stoepniveau benadert, en door gebruikmaking van de digitale weergaven 5 van de monsters voor adressering van de resp. bijbehorende, opgeslagen digitale weergave (B') van het theoretische bemonsteringsniveau.
13. Inrichting voor uitvoeringvvan een werkwijze volgens conclusie 1, gekenmerkt door een schakeling 10 (14A,14C,15,16,17} voor vorming en afgifte van een theore tisch bemonsteringsniveau (y'B) van het kleursal-bosignaal als funktie van tenminste twee werkelijke kleursalvosignaal-monsters (A,C), welk theoretisch bemonsteringsniveau een monster (Bf) vertegenwoordigt dat zou worden verkregen 15 indien het kleursalvosignaal door bemonsterimpulsen met een ten opzichte van het kleursalvosignaal voorafbepaalde fase (3^) zou worden bemonsterd, en door een faseverschildetector (18,19). voor detectie van een verschil tussen de werkelijke f * fase (£aJ van de bemonsterimpulsen en die vooraf bepaalde 20. fase (ζ^) op basis van het niveauverschil tussen het theoretische bemonsteringsniveau (yfB) en een werkelijk monster (B). -
14. Inrichting volgens conclusie 13, gekenmerkt door een op het gedetecteerde faseverschil reagerende bij- 25. regelschakeling (20,21,22,6,10,11,12) voor bijregeling van de fase van de bemonsterimpulsen (4f } , zodanig, dat het SC gedetecteerdefaseverschil tot een waarde nul wordt terug-! gebracht.
15. Inrichting volgens conclusie 13 of 14, 30 met het kenmerk, dat de impulsherhalingsfrequentie van de bemonsterimpulsen een even veelvoud van tweemaal de kleur-salvosignaalfrequentie bedraagt.
16. Inrichting volgens conclusie 13, 14 of 15, met het kenmerk, dat de schakeling voor vorming van het 35 theoretische bemonsteringsniveau een adresseerbare opslag-inrichting (171 met een aantal adresseerbare opslagplaatsen bevat, op iedere van welke opslagplaatsen een digitale weergave (R'l van een theoretisch bemonsteringsniveau (y*^). 8103191 Μ1 ' V ( Ο · -32- als funktie van resp, combinaties van de tenminste twee werkelijke monsters (A en C) wordt opgeslagen, welke opslag-• inrichting door de tenminste twee werkelijke monsters wordt geadresseerd voor uitlezing van de desbetreffende digitale . 5 weergave van het theoretische· bemonsteringsniveau.
17. Inrichting volgens één of meer der conclusies 13-16, waarbij het kleursalvosignaal op een stoepniveau is gesuperponeerd, mét het kenmerk, dat iedere digitale weergave, welke in de opslaginrichting wordt opgeslagen, 10 een funktie is van yA - Yr --- + P, waarin JN. . . ^ yA éên ‘van de tenminste twee werkelijke monsters vertegenwoordigt, yc het andere van de tenminste twee werkelijke monsters vertegenwoordigt, jï K een kons tante is,, welke een funktie van de voor af bepaalde ! fase is, en- '· · \ :·. 20 - ' P het stoepniveau vertegenwoordigt, t i » . waarbij de opslaginrichting door de combinatie van en |. ; yr wordt geadresseerd. j i ^ . i j.
; 18. Inrichting volgens conclusie 17, gekenmerkt I : ' *· | i door een .adresgenerator (15,161, welke de resp. werkelijke ; 25 monsters (yA,ycl vermindert met een voorafbepaald bedrag ... ; (P’l, dat een konstant niveau vertegenwoordigt, dat het i 'i-' werkelijke stoepniveau tenminste benadert. i
19. Inrichting volgens conclusie 18, met het ; . kenmerk,' dat iedere- in de opslaginrichting opgeslagen, 30 digitale weergave de gedaante:. , * A + C Δ — Γ — -TT-r =— + ——rj— + P heeft, waarin 2 tan r,2 A het monster ya vermindert met het bedrag P' is, 35 — ** — C het monster yc vermindert met het bedrag P' is,en £0 de fasehoek van het kleursalvosignaal vormt, waarbij het monster yA wordt verkregen wanneer de bemönsterimpulsen 81 03 191 .· . . f ί .—\ vJ -33- voorafbepaalde fase vertonen, waarbij de opslaginrichting door de combinatie van A en C wordt geadresseerd.
20. Inrichting volgens één of meer der conclu-5 sies 16-19, met het kenmerk, dat de adresseerbare opslaginrichting een geheugen van het ROM-type is.
21. Inrichting volgens één of meer der conclusies 16-20, met het kenmerk, dat de faseverschildetector · wordt gevormd door een vergelijkingsschakeling (18?24) voor 10 vergelijking van de uit de opslaginrichting (17) uitgelezen, digitale weergave (B1) met een derde (B) van de werkelijke monsters en voor afgifte van een op het vergelijkingsresul-taat gebaseerd faseregelsignaal (C^, C2? Q^? V·^) .
22. Inrichting volgens conclusie 14, met het 15 kenmerk, dat de bijregelschakeling is voorzien van een regelspanningsgenerator (19,20) voor opwekking en afgifte van een regelspanning (Vc) voor faseregeling van de bemon-sterimpulsen, en voorts van een wijzigingsschakeling (25,26, 27,28) voor wijziging van de regelspanning op basis van 20 ‘ het niveauverschil tussen het theoretische bemonsterings-/ . niveau (y*B) en een werkelijk monster (B).
23. Inrichting volgens conclusie 22, met het kenmerk, dat de wijzigingsschakeling is voorzien van middelen (26) voor vergroting van de regelspanning met een 25 incrementaal bedrag gedurende een kleursaLfrosignaalcyclus, waarin het theoretische bemonsteringsniveau hoger dan dat ' van het werkelijke monster ligt (B* B), en van middelen (27) voor verkleining van de regelspanning met het incremen-' tale bedrag gedurende een kleursalvosignaalcyclus, waarin 30 . het theoretische bemonsteringsniveau lager dan dat van het werkelijke monster ligt (Bi<B).
24. Inrichting volgens conclusie 23, met het kenmerk, dat de wijzigingsschakeling een capaciteit (28) omvat, de middelen voor vergroting van de regelspanning 35 worden gevormd door een oplaadschakeling voor oplading van de capaciteit gedurende een voorafbepaalde duur, en de middelen voor verkleining van de regelspanning worden gevormd door een ontlaadschakeling voor ontlading van de capa- 8103191 v V 0 -34- citeit gedurende die voorafbepaalde duur.
25. Inrichting volgens één of meer der conclusies 22-24, waarbij de bemonsterimpulsen door een regelbare oscillator worden afgegeven, met het kenmerk, dat de 5 bijregelschakeling is voor2ien van een met de regelbare oscillator gekoppelde frequentiedeler (13) voor afgifte van een. lokaal oscillatiesignaal van de kleursalvosignaalfrequen-tiê, een f asever schuivér ·>· (6) voor faseverschuiving van het lokale oscillatiesignaal met een door de regelspanning . 10 bepaald bedrag, een fasevergelijkingsschakeling.(10) voor fasevergelijking van het kleursalvosignaal van het kleuren-televisiesignaal met het aan faseverschuiving onderworpen, lokale oscillatiesignaal, benevens van middelen (11) voor bijsturing van de regelbare oscillator op basis van het 15 fasevergelijkingsresultaat. r* ' . ' . - f . ” - . . t . ! · ' ; ;' * . - ' -, * - » **· 810 3 191
NL8103191A 1980-07-02 1981-07-02 Werkwijze en inrichting voor faseregeling van een be- monstersignaal bij de digitalisering van een kleuren- televisiesignaal. NL8103191A (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
JP9017980A JPS5715586A (en) 1980-07-02 1980-07-02 Code modulator for video signal
JP9017980 1980-07-02

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8103191A true NL8103191A (nl) 1982-02-01

Family

ID=13991253

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8103191A NL8103191A (nl) 1980-07-02 1981-07-02 Werkwijze en inrichting voor faseregeling van een be- monstersignaal bij de digitalisering van een kleuren- televisiesignaal.

Country Status (9)

Country Link
US (1) US4404583A (nl)
JP (1) JPS5715586A (nl)
AT (1) AT392560B (nl)
AU (1) AU537115B2 (nl)
CA (1) CA1281812C (nl)
DE (1) DE3125999A1 (nl)
FR (1) FR2486341B1 (nl)
GB (1) GB2081050B (nl)
NL (1) NL8103191A (nl)

Families Citing this family (29)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4301466A (en) * 1980-02-01 1981-11-17 Ampex Corporation Fast acting phase shifting apparatus for use in digital sampling systems
DE3136522A1 (de) * 1981-09-15 1983-03-24 Siemens AG, 1000 Berlin und 8000 München Verfahren und anordnung zur digitalen regelung der phase des systemtaktes eines digitalen signalverarbeitungssystems
NL8200901A (nl) * 1982-03-05 1983-10-03 Philips Nv Digitale kleurentelevisiesignaalverwerkingsschakeling.
US4466015A (en) * 1982-09-30 1984-08-14 Rca Corporation Automatic color burst magnitude control for a digital television receiver
DE3239933A1 (de) * 1982-10-28 1984-05-03 Philips Patentverwaltung Gmbh, 2000 Hamburg Schaltungsanordnung zum bestimmen der phasenabweichung eines wechselstromsignals
US4543600A (en) * 1983-09-19 1985-09-24 Rca Corporation Digital signal phase measuring apparatus as for a phase-locked loop
US4558348A (en) * 1983-12-30 1985-12-10 Rca Corporation Digital video signal processing system using asynchronous a-to-d encoding
FR2565447B1 (fr) * 1984-06-05 1987-08-21 Software Based Systems Sbs Dispositif de numerisation d'une image video et systeme de numerisation et de visualisation d'une image
JPH0669230B2 (ja) * 1984-10-22 1994-08-31 ソニー株式会社 再生映像信号の処理用信号発生装置
US4636836A (en) * 1984-12-03 1987-01-13 Rca Corporation Phase locked loop system for providing a phase shifted output signal
JPS61189094A (ja) * 1985-02-16 1986-08-22 Sony Corp 読出スタ−トパルス発生回路
DE3686439T2 (de) * 1985-04-12 1993-03-04 Tektronix Inc Digitale phasenregelschleifen.
US4797730A (en) * 1987-04-10 1989-01-10 Ampex Corporation Method and apparatus for controlling the sampling phase of an analog color television signal
JP2655650B2 (ja) * 1987-08-18 1997-09-24 三菱電機株式会社 時間軸補正装置
US4989073A (en) * 1987-11-25 1991-01-29 Ampex Corporation System for compensating timing errors during sampling of signals
JP2656288B2 (ja) * 1988-02-29 1997-09-24 株式会社東芝 位相検波回路
GB9013151D0 (en) * 1990-06-13 1990-08-01 Questech Ltd Digital signal processing system
JP2734806B2 (ja) * 1991-06-04 1998-04-02 松下電器産業株式会社 カラーバースト信号位相誤差検出回路
US5459524A (en) * 1991-11-18 1995-10-17 Cooper; J. Carl Phase modulation demodulator apparatus and method
US5335074A (en) * 1993-02-08 1994-08-02 Panasonic Technologies, Inc. Phase locked loop synchronizer for a resampling system having incompatible input and output sample rates
JPH0818991A (ja) * 1994-06-30 1996-01-19 Mitsubishi Denki Semiconductor Software Kk 標本化回路並びに位相基準検出回路及び標本化クロック移動回路
US6014176A (en) * 1995-06-21 2000-01-11 Sony Corporation Automatic phase control apparatus for phase locking the chroma burst of analog and digital video data using a numerically controlled oscillator
US5844621A (en) * 1995-06-21 1998-12-01 Sony Corporation Burst gate pulse generator
US5675392A (en) * 1995-06-21 1997-10-07 Sony Corporation Mixer with common-mode noise rejection
US5689309A (en) * 1996-01-11 1997-11-18 Sony Corporation Control circuit for mixing two video signals
JP3500883B2 (ja) * 1996-12-12 2004-02-23 松下電器産業株式会社 カラー方式判別回路
KR100382328B1 (ko) * 1997-01-23 2003-12-18 산요 덴키 가부시키가이샤 Pll회로및위상록검출회로
US6043850A (en) * 1997-05-08 2000-03-28 Sony Corporation Burst gate pulse generator circuit
JP5021551B2 (ja) * 2007-05-28 2012-09-12 株式会社リコー 画像読取装置および方法

Family Cites Families (7)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB1415519A (en) * 1972-10-09 1975-11-26 British Broadcasting Corp Colour television
US3946432A (en) * 1974-10-10 1976-03-23 Cbs Inc. Apparatus for digitally encoding a television signal
US4122487A (en) * 1977-01-28 1978-10-24 Ampex Corporation Precision phase controlled clock for sampling television signals
US4075656A (en) * 1977-01-26 1978-02-21 Ampex Corporation Circuit for digitally encoding an analog television signal
US4227204A (en) * 1978-09-21 1980-10-07 Cbs Inc. Method and apparatus for PCM-encoding NTSC color television at sub-Nyquist rate
US4301466A (en) * 1980-02-01 1981-11-17 Ampex Corporation Fast acting phase shifting apparatus for use in digital sampling systems
US4291332A (en) * 1980-04-10 1981-09-22 Tokyo Shibaura Denki Kabushiki Kaisha Phase-locked circuit

Also Published As

Publication number Publication date
AT392560B (de) 1991-04-25
AU7246181A (en) 1982-01-07
AU537115B2 (en) 1984-06-07
JPS5715586A (en) 1982-01-26
CA1281812C (en) 1991-03-19
FR2486341A1 (fr) 1982-01-08
FR2486341B1 (fr) 1986-07-04
US4404583A (en) 1983-09-13
GB2081050B (en) 1984-04-11
DE3125999C2 (nl) 1989-08-10
GB2081050A (en) 1982-02-10
DE3125999A1 (de) 1982-06-09
ATA295281A (de) 1990-09-15
JPH0224076B2 (nl) 1990-05-28

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL8103191A (nl) Werkwijze en inrichting voor faseregeling van een be- monstersignaal bij de digitalisering van een kleuren- televisiesignaal.
US4287529A (en) Time base error correcting apparatus
US4165524A (en) Velocity error control apparatus
US4672447A (en) Circuit arrangement for synchronization of a signal
US6581164B1 (en) System for adjusting clock frequency based upon amount of unread data stored in sequential memory when reading a new line of data within a field of data
NL8105783A (nl) Snelheidsfoutcompensatie-inrichting.
US4212027A (en) Time base compensator
CA2152659A1 (en) Multistandard decoder for video signals and video signal decoding method
FR2536620A1 (fr) Televiseur numerique avec convertisseur analogique-numerique ayant un gain multiplexe dans le temps
CA1214281A (en) Digital circuit for the level alignment of an analog signal
FR2543391A1 (fr) Circuit generateur d&#39;impulsions d&#39;horloge pour un appareil de reproduction d&#39;un signal video en couleurs
JPS6258196B2 (nl)
JPS634750B2 (nl)
KR0138764B1 (ko) 검출 시스템
JPH0349233B2 (nl)
US4723166A (en) Noise adjusted recursive filter
KR970002144B1 (ko) 입력 비디오 신호의 부반송파 대 수평 sync 위상 트랙킹 회로 및 그 방법
EP0378190B1 (en) Digital phase locked loop
NL8104471A (nl) Schakeling voor afscheiding van periodieke impulsen.
US4514754A (en) Digital color television signal processing circuit
US4543600A (en) Digital signal phase measuring apparatus as for a phase-locked loop
JP4500377B2 (ja) ディジタル形式信号の標本化中のクロック再生方法
NL7909177A (nl) Amplitudemodulatorschakeling voor het moduleren van een videosignaal op een draaggolfsignaal.
EP0245519B1 (en) Television synchronizing system
US5113257A (en) Line synchronising circuit

Legal Events

Date Code Title Description
A85 Still pending on 85-01-01
BA A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
BC A request for examination has been filed
BV The patent application has lapsed