NL8102996A - Werkwijze en inrichting voor het verzamelen van voorwerpen. - Google Patents

Description

- 1 - _____N.0. 30237 ____________

Werkwijze en inrichting voor het verzamelen van voorwerpen.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het rangschikken van van een ongeordende stroom staande cilindrische voorwerpen, in het bijzonder houders, tot groepen, die bestaan uit in | dwars- en in langsrichting van de stroom verlopende rijen voorwerpen, 5 waarbij de stroom voorwerpen vóór het vormen van groepen door een doorganszone wordt geleid, die ongeveer een halve diameter van de voorwerpen smaller is dan de afmeting van de gewenste groep dwars op de stroom- ! richting, zodat een regelmatige opstelling wordt verkregen met diagonaal ten opzichte van de stroomrichting verlopende rijen, welke opstelling 10 bij geleidelijke verwijding van de doorgangszone in de stroomrichting naar een verwijde zone met de voor de groep noodzakelijke breedte wordt omgezet in de gewenste groepopstelling.

Een dergelijke werkwijze is reeds bekend uit het Duitse Aus-legeschrift 1.267.592. Hierbij worden rechtopstaande flessen, die in 15 de doorgangszone in hoofdzaak willekeurig zijn opgesteld, rijgewijs tot groepen geordend, doordat de verwijde zone een rij evenwijdige scheidingswanden bevat, waardoor de flessen tussen de scheidingswanden opstuwen in rijen tegen een bufferlijst. De middelste scheidingswanden steken ten opzichte van de buitenste scheidingswanden verder uit in de 20 richting van de doorgangszone, waardoor de opstelling van de voorwerpen ontstaat met diagonaal op de stroomrichting lopende rijen tussen de doorgangszone en de verwijde zone, d.w.z. direkt voor het begin van de scheidingswanden. Daar de flessen in de vijf in de stroomrichting evenwijdig aan elkaar verlopende rijen dicht op elkaar volgen, d.w.z. tegen :25 elkaar aanstoten, is het voor het vormen van groepen van dergelijke voorwerpen noodzakelijk afstanden tussen de flessen van aangrenzende groepen te vormen, waardoor extra aggregaten, zoals grijporganen nood-i zakelijk zijn, die bijvoorbeeld flessen paren van gezamenlijke rijen ' gemeenschappelijk vastgrijpen en uit de verwijde zone moeten voeren.

30 De uitvinding heeft tot doel de werkwijze en de inrichting van het bovengenoemde type te vereenvoudigen, doordat groepen continu, : ook zonder grijperorganen, gevormd kunnen worden. De oplossing van dit ; doel maakt een vereenvoudiging van de verpakking mogelijk, waarbij voor het verpakken van de betreffende groep voorwerpen een afstand tussen 35 op elkaar volgende groepen moet bestaan.

8102996 - 2 -

De werkwijze volgens de uitvinding wordt gekenmerkt, doordat bij het vormen van groepen met drie langsrijen de voorwerpen van de middelste of de beide buitenste langsrijen met grotere snelheid in de stroomrichting wordt of worden aangedreven, dan de voorwerpen van de aangren-5 zende langsrijen of langsrij.

Zonder de toepassing van stapsgewijs omhoog en omlaag beweegbare grendelorganen of grijperorganen wordt het doel volgens de uitvinding bereikt. De verschillende aandrijfsnelheid zorgt er nl. voor, dat de in de doorgangszone aangrenzende voorwerpen van aangrenzende groepen in de 10 verwijde zone op afstand van elkaar gebracht worden.

Bij de inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze met een voor het ondersteunen en transporteren van de voorwerpen dienende de transportinrichting en met geleidingsrails voor het zijdelings begrenzen van rijen voorwerpen, waarbij de geleidingsrails in de :15 doorgangszone in de stroomrichting ongeveer evenwijdig verlopen, aansluitend op de vorming van een divergerende zone divergeren en dan aansluiten in de verwijde zone weer parallel verlopen, bevat de transportinrichting transportorganen, die de voorwerpen van de middelste langsrij in de divergerende zone sneller in de stroomrichting 20 aandrijven, dan de voorwerpen van de buitenste langsrijen inÖezelfde richting bewegen, of transportorganen, welke de voorwerpen van de buitenste langsrijen in de divergerende zone sneller in de stroomrichting aandrijven, dan de voorwerpen van de middelste langsrij in dezelfde richting bewegen.

25 Hierbij is het vooral doelmatig, wanneer de geleidingsrails vóór de doorgangszone voor het vormen van een opstuwzone tot op een afstand van meer dan tweemaal en minder dan driemaal de diameter van de voorwerpen convergeren. Het verdient ook aanbeveling de geleidings-. rail., in de doorgangszone op afstand van 2,7 ; 2,75 maal de diameter 30 van de voorwerpen te kiezen.

! j

Bij de uitvinding verdient het verder de voorkeur de geleidingsrails in de stroomrichting vóór de doorgangszone op een grotere afstand dan in de doorgangszone op te stellen, zodat daar in hoofdzaak drie evenwijdige rijen voorwerpen ontstaan, die aansluiten, 35 in een instroomrichting convergerende zone, tot op een afstand van de hartlijnen van de buitenste drie rijen van minder dan de dubbele diameter van de voorwerpen zijdelings zijn samengedrukt worden, zodat de voorwerpen van de middelste rij ten opzichte van de symmetrisch aangrenzende voorwerpen van de buitenste rijen in de diagonale rij-4Ό opstelling resp. in een ruitvormige stand komen. De ruimte voor de 8102996 \ i - 3 - i I ; doorgangszone vormt hierbij in hoofdzaak een stuwruimte en de ruit- j vormige formatie wordt zonder tussenwand tot stand gebracht.

Gebleken is dat de uitvinding vooral nuttig is, wanneer in de convergerende resp. doorgangszone telkens een voldoende voorraad van I 5 voorwerpen aanweizg is, die bijvoorbeeld door een transportinrichting continu of stapsgewijs worden toegevoerd aan de convergerende zone en voor zover ervoor gezorgd wordt, dat er bewegingsverschillen bestaan tussen de voorwerpen van de middelste rij en de voorwerpen van de beide buitenste rijen, wat op doelmatige wijze plaatsheeft door die 10 middelen, waarop zich de voorwerpen bevinden.

Het verdient aanbeveling, wanneer de transportorganen ieder een paar symmetrisch ten opzichte van de hartlijnen van de rijen opgestelde meenemers bevatten. BovendieryVerdient het aanbeveling wanneer de voorwerpen tijdens het transport over zoolplaten glijden.

15 Aan de hand van de tekening wordt de uitvinding en verdere voordelen daarvan nader toegelicht.

; De tekening heeft betrekking op uitvoeringsvoorbeelden.

Fig. 1 is een vereenvoudigd aanzicht in perspectief, dat onderdelen van de uitvinding toont, toegepast op achtereenvolgende ver-20 zamelingen van produkten op een produktiebaan voor het verpakken tijdens het verpakken en na het verpakken; fig. 2 is een vereenvoudigd en gedeeltelijk aanzicht van delen van een transportinrichting, waar verzamelingen van produkten worden gevormd; 25 fig. 3 is een vereenvoudigd bovenaanzicht, gezien in de richting III-III van fig. 2; j ; fig. 3A is een soortgelijk aanzicht als fig. 3 van een variant; en fig. k is een schematisch aanzicht van onderling verbonden ;30 onderste en bovenste aandrijfinrichtingen, gezien volgens de richtingen IVa-IVa en IVb-IVb in fig. 2.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze en een inrichting voor het snel en doelmatig verpakken van verzamelingen van produkten, zoals bussen of houders voor drank, in een verpakking zoals een vel 35 1 krimpbare kunststof. De houders worden in willekeurige volgorde opgenomen aan een einde van een produktiebaan. Zij worden omgezet in groepen of verzamelingen, die geschikt zijn voor het verpakken met de grootste afmeting van de verzameling, dwars op de bewegingsrichting in de baan. De verzamelingen worden dan tijdens hun continue beweging A0 langs een transporteur gehuld in velvormig materiaal, dat wordt toege- 81 02 9 9 6 . 4 - ! voerd in de langsrichting van de transportinrichting. Wanneer die i inrichting uiteindelijk door een oven loopt, wordt het vel door krimpen gehecht aan de verpakte produkten, waarbij het vel zich dicht aan legt tegen de gedaante van de verzameling produkten.

5 De uitvinding wordt bij wijze van voorbeeld beschreven voor het maken van verpakkingen van twee bij drie. In zulke verpakkingen : zijn cilindrische houders of blikken opgestled in twee aangrenzende rijen van drie naast elkaar gelegen houder of blikken dwars op de richting van de transportinrichting. Het gaat bij de uitvinding vooral ;10 om een nieuwe wijze voor het vormen van dergelijke groepen of verzamelingen van produkten.

Fig. 1 dient voor het illustreren van de werkwijze voor het verpakken in het algemeen. Deze figuur is grotelijks vereenvoudigd om de verschillende stappen bij het verpakken zo goed mogelijk te 15 laten zien.

De in langsrichting getekende pijlen aan de beide einden van fig. 1 duiden op een beweging van links naar rechts van een opeenvolging van verzamelingen A, B, C....M langs niet-getekende transportmiddelen. Tijdens deze beweging geschiedt het verpakken, totdat een verpakt 20 produkt A aan het einde van het proces wordt verkregen. Iedere verzameling, zoals de verzameling M bestaat uit twee aangrenzende rijen van gelijke cilindrische houders 10 tot 15, in twee rijtjes van drie dwars op de bewegingsrichting van de baan. Het vormen van dergelijke verzamelingen van te verpakken produkten wordt hierna beschreven aan 25 de hand van de fig. 2 tot 4·. Het daar getekende mechanisme levert de verzamelingen af in een vorm, waarbij de produkten dicht bijeen genesteld zijn met een gelijkmatige onderlinge afstand ^ (steek) ; tussen aangrenzende verzamelingen. Deze steeken de snelheid van de beweging van de verzamelingen langs de transportinrichting worden tijdens 30 de fase van het verpakken in een vel gehandhaafd.

Materiaal 16 voor het verpakken wordt toegevoerd van een rol of uit een magazijn 17, dat boven de bewegende verzamelingen van te verpakken produkten kan zijn opgehangen op een draaiingsas, die dwars op de beweging van de transportinrichting ligt. Spanorganen, instel-i35 organen en andere rollen voor het regelen van de toevoer, aangegeven met 18, 19, 20, 21, brengen het velvormige materiaal naar omlaag tot nabij het aangrenzende eindvlak van de verzamelingen van produkten, zodat een langgerekt stuk verpakkingsmateriaal boven een of meer verzamelingen gebracht kan worden, zoals is aangeduid met de lijnen 22 en 8102996 - 5 - 23 bij de verzamelingen H en I. Bij voorkeur is het materiaal 16 een kunststof, die kan krimpen. Goede resultaten zijn verkregen met in de ! handel verkrijgbare film van polyethyleen, ter dikte van 1 of 2 mil, 1 dat in langsrichting is geëxtrudeerd, zodat de overheersende krimpas 5 in langsrichting is gelegen en wel in de richting van de toevoer en in de richting van de beweging van de verzameling produkten.

Bij het hier behandelde voorbeeld betreft het verpakken het om de omtrek omsluiten van iedere verzameling produkten in een enkel afgesneden stuk van het velvormige materiaal 16, zoals het beste te 10 zien is voor de verzameling C, waar het enekel vel wordt vervormd tot overlappende onderlippen of einden 24, 25, die grenzen aan zijstukken 26, 27 en aan een glad, doorgaand bovenvlak 28. De breedte van het vel 16 overschrijdt de totale breedte van de verzameling produkten met een maat W ter weerszijden. Het velvormige materiaal is 15 symmetrisch geplaatst dwars over de baan van de beweging van de verzameling produkten. Wanneer de verzameling geheel is omhuld (de verzameling C) is het gewicht van de houders, dat werkt op steunorganen van de niet-getekende transportinrichting, voldoende om de lippen 24, 25 overlappend te houden, wanneer de verpakte verzameling naar een 20 oven 30 gaat. Bij dit voorbeeld is de snelheid van toevoerorganen naar de oven 30 groter dan van toevoerorganen, die werkzaam zijn in de ver-pakkingsfase. Een heen en weer beweegbare plaat 31 is behulpzaam bij de overgang van verpakte verzamelingen van het ene stel toevoerorganen naar het volgende. Wanneer de verzameling eenmaal in de oven is, gaan 25 de overlappende einden 24, 25 smelten en de uitstekende einden van het vel worden kleiner om zich dan aan te vlijen tegen de contour van de verzameling produkten. De grotere toevoersnelheid van verpakte verzamelingen produkten in de oven 30 maakt het mogelijk, dat hun onderlinge afstand wordt vergroot, zoals ook getekend. Het gerede 30 produkt koelt snel af tot kamertemperatuur. Het verpakkingsmateriaal staat dan blijvend onder spannning, is goed gehecht en gekrompen, zoals bij de verpakking A.

Volgens de uitvinding wordt een goed verpakken met behulp van een enkel vel verkregen door gecoördineerde vertikale en horizontale 35 ' componenten van de verplaatsing van lusvormende organen, zoals een dwarsstang 33, 34 of 35 gedragen door een scharnierend stelsel zonder einde, dat in fig. 1 niet is getekend. Iedere stang 33, 34 of 35 kan scharnierend zijn aangebracht aan het orgaan zonder einde, terwijl 81 0 2 9 9 6 - 6 - I een stangvormig orgaan 33', 34' of 35' , dat de verzamelingen produk-! ten op afstand houdt kan zijn aangebracht bij iedere scharnierende verbinding. De starre afstandsvorming en eindverbinding van overeenkomstige stangen is aangeduid met stippellijnen 36 voor de stangen : 5 35, 35'.

In de cylcus van gesynchroniseerde samenwerking tussen paren stangen en de achtereenvolgende verzamelingen produkten, wordt de lus-vormende stang 35 eerst tot een rekkende aanraking gebracht met de overspanning 22, 23 van het velvormige materiaal, vertikaal strokend 10 met de steek 21 tussen aangrenzende verzamelingen produkten (H.l).

Zo wordt de overspanning 22 over de bovenzijde van de voorste verzameling H gerekt, wanneer hij neerdaalt in de ruimte, die is aangeduid met j?X . Wanneer de stang 35 naar omlaag gaat trekt hij nieuw velvormig materiaal als een gestrekte lus door en tot. voorbij de verti-15 kale grens van de ruimte ^ en gedurende dit neerdalen wordt de stang gevolgd door de overeenkomstige afstandhoudstang 35', die een middellijn heeft gelijk aan de steek, teneinde de steek^ te handhaven.

Wanneer eenmaal de lusvormende stang door de ruimte is gegaan, wordt ervoor gezorgd dat de stang wordt versneld om het vel 20 strak te trekken in de richting van het aanbrengen van bodemlipmate-riaal onder de bodems van de tweede of achterste rij houders 13, 14, 15 van de voorste verzameling. In fig. 1 is deze toestand toegelicht door het stel stangen 34·, 34·', dat werkzaam is op aan elkaar grenzende verzamelingen produkten G, H en op een tijdstip wanneer de beide 25 stangen 34·, 34·1 zich hebben aangepast aan de snelheid en de richting van het vervoer van de verzameling produkten. De stang 34- heeft de lus van het vel maximaal uitgetrokken en steunt de houders 13, 14·, 15 met materiaal voor de onderlippen, dat. wordt vastgeklemd door het ! gewicht van deze houders. De stang 34·' staat in zijn onderste stand 30 en is werkzaam voor het handhaven van de steekt in aanraking met de onderste delen van aangrenzende verzamelingen G, H. Tezelfdertijd waarborgt de stang 34·', dat de twee helften van de lus strak worden gehouden tegen en over aangrenzende zijvlakken van verzamelingen produkten om het achterpaneel 26 van de voorste verzameling G en het voor-35 paneel 27 van de eerstvolgende verzameling H te bepalen.

Wanneer dan de lusvorm van het vel is bepaald en in de juiste vorm is gebracht, terwijl noodzakelijk een deel van het inpakken van ieder van twee aangrenzende verzamelingen produkten plaatsvindt wordt de lus ongeveer in zijn midden doorgesneden. Dit ogenblik ziet men 81 02 9 9 6 - 7 - in fig. 1 voor het geval van de stangen 33, 33', die samenwerken met aan elkaar grenzende verzamelingen produkten F, G. Het afsnijden I wordt schematisch aangeduid met een draaibaar orgaan 37, dat dwars | is gelegen op en wordt aangedreven synchroon met de transport- ; 5 . inrichting, zodat dwars over het vel wordt doorgesneden, daar waar het | vel over een groef 38 is gelegen. Zulk een groef 38 is gevormd in iedere stang voor het vormen van een lus en ligt met zijn open zijde zeer omlaag, wanneer de lusvormende stang zich in zijn verst naar voren gelegen stand bevindt, zoals dit bij stang 33 in fig. 1 het geval is.

:10 Wanneer dan het vel is doorgesneden, is de voorste verzameling F

vrij van toegevoerd verpakkingsmateriaal. Een luchtblaaswerktuig 39 gaat werken op de afgescheiden achterlip 25 om die lip te brengen over het ondereinde van de verzameling. In fig. 1 ziet men de blaasin-richting 39 op het ogenblik, dat hij gaat inwerken op de afgesneden lip 15 onder de verzameling E. Wanneer die lip eenmaal vlak is gelegd, houdt een orgaan de lip in zijn stand. In fig. 1 is dit orgaan 40 werkzaam op de verzameling D. Het orgaan kan onderdeel vormen van het trans-portstelsel, zodat het vasthouden Van de lip voortgaat. De overige bewerking van het omhullen omvat het naar achteren vouwen van de onder-20 lip 24, totdat hij de lip 25 overlapt. Dit kan gescheiden door niet-getekende vaste organen, die worden ontmoet bij de verdere voortbeweging van de verzamelingen, bijvoorbeeld tussen de stadia, die worden voorgesteld door de verzamelingen D en C in fig. 1. Bij het maken van deze overlapping, wordt het tegenhoudorgaan 40 door niet-getekende 25 organen teruggetrokken. Het beschreven continue inpakken vindt plaats zonder enige onderbreking of verandering van snelheid van de beweging van de verzamelingen produkten door de zone, die wordt voorgesteld door de verzamelingen 3 tot C in fig. 1. Tezelfdertijd geschiedt het toe- j | voeren van velvormig materiaal van de voorraad 17 geleidelijk en bij 30 continue draaiing onder synchroniserende verplaatsing van een spaar-rol overeenkomstig de behoeften van de stang die voor iedere achtereenvolgende verzameling produkten een lus trekt.

Fig. 1 illustreert een mogelijk kenmerk van de uitvinding, waarbij eventueel de verpakking nog verder materiaal kan bevatten, zoals 35 een reclameaanduiding, een handelspremie of iets dergelijks onder de bovenzijde 28 van de verpakking. Tot dit doel wordt een orgaan 41 synchroon met de voortbeweging van de transporteur voor de achtereenvolgende verzamelingen van produkten heen en weer bewogen en plaatst een kartonnen paneel 42, dat met versterkende zijflenzen 43 is ge- 81 02 9 9 6 - 8 - tekend, strokend met de boveneinden van de houders. Op iedere achtereenvolgende verzameling kan zulk een bovenpaneel 4-2 worden geplaatst.

In fig. 1 is een dergelijk paneel volledig aangebrahct aan de verzamelingen K, 3 en alle voorafgaande verzamelingen, maar de machine 5 is nog bezig het paneel 4-2 aah te brengen op de verzameling L.

Bij de machine wordt een voortdurende stroom aankomende houders omgezet in een opvolging van verzmaleingen M, L in fig. 1 met een regelmatige steek (jQ ). Het mechanisme om dit te verkrijgen is schematisch aangeduid in de fig. 2, 3 en 4·. Voor de toestand, waarin de voortdu-10 rende stroom aankomende houders wordt ontvangen via een transportinrichting met een enkele rij, die men het beste ziet aan het linker einde van fig. 3, heeft deze transportinrichting een lus 4-5 zonder einde van scharnierende organen, die een steunvlak vormen voor de houders 4-6 op het bovenpart 47 van de transportinrichting. Op afstand 15 gelegen aandrijfwielen 4-8 op een as 4-9 drijven de transportinrichting 4*5 aan met een geschikte snelheid. De aandrijving is schematisch aangeduid door een motor 50 met een tandradverbinding 4-9' naar de as 4-9.

Vaste zijrails 51, 51' geleiden de houders om de beweging in een enkele rij te waarborgen.

20 De enkele rij houders komt een verbrede zone 52 van de transport inrichting binnen, waar de houders hun eigen dwarsstanden kunnen vinden, overeenkomstig de capaciteit van de zone 52. Binnen deze zone zorgt een verder gedeelte 53 van de transportinrichting voor het ondersteunen van de houders en het voortbewegen ervan in de richting naar 25 rechts in de fig. 2 tot 4·. Volgens fig. 4· bevat de transportinrichting voor de zone 52 twee gelijke transporteurs 53, 53', die zijdelings op een afstand liggen aan tegengestelde zijde van een galdde tafel of plaat 54· en die op gelijke wijze worden aangedreven door een gemeenschappelijke as 55, drijfwerk 55' en motor 50.

30 De verbrede zone 52 heeft zijwanden of rails 57, 57', die conver geren naar een vernauwde zone 58. De wanden 57, 57' zijn doorgaand verbonden met of uit een stuk gevormd met de rails 59, 59' van de zone 58. In die zone 58 nemen de houders de gedaante van een honingraat of ruit aan. Bij voorkeur is de afstand tussen de rails 59, 59', 35 die de vernauwde zone 58 bepaalt, groter dan tweemal de middellijn van de houders, maar kleiner dan driemaal die middellijn. Uiteraard zal de dichtheid van de pakking van de houders in de vernauwde zone 58 afhangen van de afstand van de rails 59, 59'. Bij voorkeur is die dichtheid zo groot als het stelsel toestaat, namelijk door de rails 8102996 - 9 - 59, 59' in de vernauwde zone aan te brengen op een afstand van 2,5 tot 2,8 maal de middellijn van de houder. Voor cilindrische houders met een inhoud van 340 of 450 gram is dit gebied bij voorkeur tussen 2,7 en 2,75.

5 Over de gehele vernauwde zone 58 is de transportinrichting 60 voor het steunen van de houders voortdurend werkzaam, maar hij is positief en direct in zijn samenwerking voor het stellen van afzonderlijke houders, waardoor een controle wórdt gewaarborgd op de ontwikkeling van het gewenste honingraatpatroon in de zone 58. De aandrijving voor de transport-10 inrichting 60 geschiedt door een as 61, waarop verschillende aandrijf-wielen zijn gespied en deze as 61 kan worden aangedreven door de motor 50 door middel van een geschikt drijfwerk 62'. In de getekende uitvoering werken drie afzonderlijke transportinrichting in het gebied 58. Al deze inrichtingen worden aangedreven door de gemeenschappelijke as 61. De 15 eerste van deze transportinrichtingen ziet men bij 61' in fig. 4 en bevat twee op een afstand van elkaar gelegen aandrijfwielen 62 met bijpassende los meelopende wielen 63, die vrij kunnen draaien op een voor gelegen as 64. Kettingen 65 zonder eind liggen ,op een afstand kleiner dan de middellijn van de houder en worden gedragen door de stelsels 62, 63 20 van aandrijfwielen, die symmetrisch zijn gelegen ter weerszijden van het midden van de centrale houders 66, 66' in de vernauwde zone 58. Op steek gelegen steluitsteeksels maken deel uit van ieder van deze kettingstel-sels 65 op passende plaatsen langs de respectievelijke kettingen. In fig.

4 zijn deze plaatsen aangeduid door kleine cirkels in de serie stippel-25 lijnen, die de kettingen 65 aanduiden. Deze uitsteeksels 67 in fig. 3 liggen onmiddellijk achter ieder van de houders 66 in de centrale rij en de uitsteeksels 67 dragen symmetrisch op zijdelings op onderlinge afstand gelegen delen van de naijlende boog van het oppervlak van ieder centraal houderlichaam.

30 Het transportstelsel in de vernauwde zone 58 heeft twee kleinere paren kettingstelsels 61", die zorgen voor de respectievelijke buiten-boordrijen van houders zoals de houders 68, 68' en 69, 69' in fig. 3.

De kettingstelsels 61" zijn in alle opzichten dezelfde als die beschreven voor de stelsels 61' met uitzondering van hun buitenboordplaatsen en het 35 feit dat zij in langsrichting zich verder uitstrekken dan de stelsels 61', doordat zij lopen over loslopende wielen 70, die gedragen worden door een verdere as 71. De aandrijving van de stelsels 61" kan geschieden door niet-getekende aandrijfwielen, die zijn vastgezet op dezelfde as 61 als die welke beschreven is voor de aandrijfwielen 62 en de kettingen van de stel- 8102996 - 10 - seis 61" kunnen op onderling gelijke afstand gelegen paren uitsteeksels dragen, zoals de uitsteeksels 72 (fig.3) voor de buitenrij van houders 69, 69' enz. en soortgelijke uitsteeksels 72' voor de andere rij buitenge-legen houders 68, 68', enz. De dwarse rij uitsteeksels 72, 72' voor 5 overeenkomstige houders van de buitenrijen 68, 68' respectievelijk 69, 69' zijn vervlochten met of verspringend in langsrichting ten aanzien van de uitsteeksels 67 voor het voortbewegen van de centrale rij houders 66, 66' en de mate van verspringen is zodanig, dat een positieve voortstuwing wordt gewaarborgd voor iedere houder in het gebied 58 dat wil 10 zeggen tussen de assen 61 en 64. Voor de plaats van de as 64 eindigt de centrale aandrijving 61', maar de centrale houders 73, 73' worden desalniettemin continu en positief voortbewogen als gevolg van het symmetrische randcontact aan hun achterzijden met naburige houders 74, 74' en 75, 75' van de respectievelijke buitenrijen.

15 De vernauwde zone 58 eindigt in wezen op de plaats van de as 71, op welke plaats een verder stel centraal opgestelde transportkettingen 76 zonder einde gaat zorgen voor de voortbeweging. De kettingen 76 worden aangedreven door op een afstand van elkaar gelegen kettingwielen 76', die zijn bevestigd op de as 71, welke wordt aangedreven door motor 50 20 via een drijfwerk 71'. Het andere einde van het kettingstelsel 76 loopt over loslopende kettingwielen 77 op een as 78, die de plaats voorstelt van het afvoeren van vervoerde verzamelingen van houders naar de verpak-kingszone van de machine. Het drijfwerk 71', dat zorgt voor de aandrijving van het kettingstelsel 76 werkt bij voorkeur met een grotere voort-25 bewegingssnelheid dan dat, hetwelk zorgt voor vervoer door de vernauwde zone 58. Deze vergrote snelheid maakt het mogelijk de ruimte £ tussen verzamelingen te verwijden, zoals nog uiteengezet zal worden.

Als de steek ^ wordt ontwikkeld, worden de buitenste houders vertraagd ten opzichte van diegene, welke centraal in de rij staan om de om-30 stelling met drie naast elkaar, die nodig is voor de uiteindelijke formatie tot stand te brengen. Dit geschiedt in een divergerende zone 79, waarin men de positieve aandrijving van de buitenste in een rij gelegen houders laat vervallen en waarin de buitenste houders 80, 80' en 80" en 81, 81' en 81" alleen kunnen glijden of voortslepen over steunplaten 82, 82', 35 wanneer de voorwaartse stuwkracht van de centraal in een rij gelegen houders 83, 83' hen naar buiten dringt naar begrenzende rails 84, 84' van de divergerende zone 79.

In het kettingstelsel 76 zijn met de houders samenwerkende uitsteeksels 85 in langsrichting op een afstand van elkaar aangebracht, die groter 81 02 9 9 6 - 11 - is dan in de kettingstelsels 61', 61". Deze grotere maat in langsrich-ting komt in hoofdzaak overeen met de steek tussen de rijen van pro-duktverzamelingen plus het aantal produktmiddellijnen, dat overeenkomt met het aantal rijen, dat in een verzameling moet worden verpakt. In 5 de getekende uitvoering worden op deze wijze dubbele rijen verpakt, vandaar dat gesproken wordt van tweemaal drie of tewel zes pakken en de steek in langsrichting tussen paren uitsteeksels 85 van het ketting-stelsel 76 is ongeveer tweemaal de werkelijke middellijn van de houder plus de afstand . In de loop van de beweging door de divergerende zone 10 79, worden de glijdende buitenste houders 80', 80" en 81,', 81" in feite versneld door de snellere aandrijving via hun centrale buren 83, 83', maar zij slepen en worden daardoor vertraagd ten aanzien van de positieve aandrijving van de centraal in een rij gelegen houders 83, 83’, zulks na de plaats , waar een dwarse rijopstelling van alle drie de houders 15 bijvoorbeeld 80','83, 81' en 80", 83', 81" van de twee rijen de groepering in de verzameling vormt. Dit gebeurt wanneer de divergentie tussen de zijrails 84·, 84·' ongeveer overeenkomt met driemaal de werkelijke middellijn van de houder. Vanaf dit punt verderop kan een positeive voortstuwing worden uitgeoefend op de aldus in rijen gelegen buitenste houderparen ten-20 einde de groepering en het stroken daarvan te handhaven. In fig. 3 hebben extra buitenste houderaandrijfkettingen 86, 86' met uitsteeksels 87, 88 de juiste opstelling tot waarbij de plaats van hun aandrijfas 89 en als gevolg van de gesynchroniseerde relatie tussen de aandrijvingen en de kettingstelsels 76, 86, 86', zijn de assen 71, 89 beide verbonden 25 met de motor 50 via het drijfwerk 71'.

In het gebied van overgang tussen de langzamere aanvoer door transportmiddel 65 en de grotere snelheid van de transportinrichting 76, kunnen de centraal in een rij gelegen houders worden ondersteund door een vaste, niet-getekende plaat of door een kort centraal en extra toe-30 gevoegd kettingstelsél 90. Dit stelsel 90 loopt over kettingwielen aan assen 64·, 89 en is niet uitgerust met uitsteeksels, die samenwerken met de houders. Het wordt aangedreven van de as 64· via het drijfwerk 64·', dat overeenkomen kan met drijfwerk 62', zodat geen snelheidsveranderingen worden medegedeeld aan de centraal in een rij opgestelde houders.

35 Op soortgelijke wijze kunnen de platen 82, 82' worden beschouwd als naar keuze aan te brengen en zij kunnne worden vervangen door extra kettingstelsels 90', die lopen over kettingwielen op assen 64·, 89 en ook worden aangedreven vanuit de as 64·. Zoals bij het kettingstelsel 90 hebben de stelsels 90' geen met de houder samenwerkende uitsteeksels 8102996 - 12 - en zij zijn gelegen tussen de transporterende kettingparen, die zorgen voor de rijen van houders.

Het moge duidelijk zijn, dat de as 78 zorgt voor loslopende ket-tingwielen voor al de kettingstelsels 75, 86, 86' in het gebied, waarin 5 gehee]/gegroepeerde verzamelingen van twee bij drie worden vervoerd met steken gelijk aan/1 . In dit gebied zijn de zijrails niet noodzakelijk, omdat de uitsteeksels 85, 87, 88 de verzamelingen volledig beheersen. Men laat echter de zijrails wel doorgaand uitsteken zoals getekend bij 92, 92' om de verzamelingen een positieve zijdelingse vasthouding te ver-10 zekeren. De afstand tussen de rails 92, 92' is driemaal de middellijn van de houder plus een klein bedrag voor de speling.

Het beschreven mechanisme is in beginsel geschikt om te waarborgen dat automatische verzamelingen van twee maal drie houders tot stand komen, zolang een voldoende toevoer van houders 46 plaatsvindt bij de 15 inlaat van de convergerende zone 52. De mate waarin die zone 52 zich in langsrichting uitstrekt is voldoende om te waarborgen dat houders in de middenrij niet alleen precies in het midden blijven, maar ook houders naar rechts en naar links van die middenrij zullen verdelen, zodanig dat een volledige toevoer van houders steeds in de zone 52 aanwezig is. De dicht-20 heid van de genestelde houders bij binnentreden in de vernauwde zone 58 hangt af van de gekozen steek tussen de zijraisl 59, 59' en de uiteraard ook van de langssteek tussen overeenkomstige paren aandrijvende uitsteeksels 67 aan het centrale kettingsysteem 61' en ook tussen overeenkomstige paren uitsteeksels 72, 72' aan de buitenste kettingsystemen 61", 25 die worden gekozen overeenkomstig de vernauwing, welke teweeg gebracht wordt tussen de rails 59, 59'. Voor de dichte pakking volgens fig. 3, zijn de voortbewegingsuitsteeksels 67 voor de middenhouders over ongeveer de helft van de afstand tussen de afstanden van overeenkomstige uitsteeksels 72, 12' vervlochten in de buitenste transportstelsels 61".

30 Hoewel het beschreven stelsel op passende wijze verzamelingen van elkaar scheidt en ook opstelt, wordt nog gezorgd voor een verdere waarborg van de vorming van een verzameling door daarboven opgestelde kettingsystemen, die zijn gesynchroniseerd met de overeenkomstige systemen die onder het steunvlak van de voorbij lopende houders zijn gelegen.

35 De boven gelegen kettingsystemen zijn schematisch aangeduid in de onder-helft van fig· 4 en hebben gemeenschappelijke aandrijvende verbindingen met de aandrijving van de ondergelegen kettingstelsels. Zo worden bijvoorbeeld in het vernauwde gebied 58 twee op een afstand van elkaar gelegen transportkettingen 94, 94' aangedreven door kettingwielen 95, 8102996 - 13 - die bevestigd zijn op een boven gelegen aandrijfas 96, die een directe verbinding 97 heeft met de ondergelegen aandrijfas 61. De kettingstelsels 94·, 94·' worden voltooid, doordat zij lopen over losse kettingwielen 99, 99' aan een boven gelegen as 100, direct boven de as 89. Uitsteeksels 98, 5 981 aan de kettingstelsels 94·, 94-' hebben steken, die overeenkomen met die tussen de opeenvolgende uitsteeksels 72 en 72', zodat de uitsteeksels 98, 98' zullen samenwerken met delen van de aan de buitenzijde gelegen houders in de vernauwde zone 58. Opgemerkt zij dat hoewel de ketting-systemen 94·, 94·' de divergerende zone 79 overlappen, waar buitenste 10 houders zijdelings worden gespreid, wanneer de middenhouders versneld worden, levert dit geen moeilijkheden op aangezien de beweging van de buitenste houders plaats heeft in de richting, afgekeerd van samenwerking met uitsteeksels 98, 98' in deze zone. Verdere bovengelegen van uitsteeksels voorziene transportkettingen kunnen worden aangebracht 15 om te zorgen voor een nog grotere waarborg van het juiste plaatsen van de houders, maar nodig is dit niet.

Het divergerende gebied 79 wordt ook overlapt door een centraal stel aan de bovenzijde gelegen kettingaandrijfstelsels 101, die worden aangedreven door kettingwielen, welke vastzitten op een as 107, die 20 een gesynchroniseerde verbinding heeft met as 71 en het stroomafwaarts gelegen einde van deze kettingstelsels 101 loopt over losse kettingwielen 102 aan een bovengelegen as 103 boven de as 78. Uitsteeksels 104* aan de kettingstelsels 101 liggen op een steek overeenkomstig die van de uitsteeksels 85 aan de overeenkomstige onder gelegen ketting-25 stelsels 75. Buitenboordkettingstelsels 105, 105' stroken met de buitenzijde van stelsels 86, 86' en dragen uitsteeksels 106, 106' in dwars-richting en strokend met de uitsteeksels 104· en de uitsteeksels 85, 87, 88 van het stelsel onder de houders. De aandrijving van de stelsels 105, 105' geschiedt door een niet-getekend kettingwiel op de bovengelegen 30 aandrijfas 107, die direct is gesynchroniseerd met de overeenkosmtige aandrijfas 89 onder het vlak van de steun voor de houder en deze kettingstelsels gebruiken los meelopende kettingwielen 108, 108' op de boven gelegen as 103.

Bij de verzamelingen vormende stelsels voorzover die tot nu toe 35 zijn beschreven, worden groepen van drie houders naast elkaar verkregen, doordat de buitenste in rijen lopende houders vertraagd worden voortgesleept of tot terugglijden worden gebracht ten aanzien van de versnelde middelste houders. Dit geschiedt tijdens de beweging van houders door de divergerende zone 79. Fig. 3A illustreert een andere mogelijkheid, waarbij 81 0 2 9 9 6 * - 14 - het gewenste resultaat van een verzameling wordt verkregen door positief versnellen van de beweging van buitenste houders, terwijl middelste houders worden vertraagd. Zo geven in fig. 3A de vette lijnen 110, 110' schematisch enigszins divergerende en gesynchroniseerde kettingsystemen 5 voor het voortbewegen van houders door de divergerende zone aan en ieder van deze kettingsystemen bevat op een afstand van elkaar gelegen paren uitsteeksels, die houders voortbewegen, zoals 111, 111' om een positieve voortbeweging te waarborgen met de juiste snelheid en in de juiste richting voor deze buitengelegen rijen houders in de divergerende zone 79.

10 In deze zone kunnen de centraal gelegen houders een slippende aandrijving hebben op de wijze, die is besproken voor de aandrijfmechanismen 90, 90' in fig. 4 of een ondersteunende plaat 112 kan de centrale houders dragen, wanneer zij worden vertraagd ten aanzien van de voortbeweging van de buitenste transportinrichtingen 110, 110'. Bij het afvoeren uit 15 de ..divergerende zone 79 worden de dwarse rijen van verzamelde houders op de juiste wijze in een lijn gebracht en de uitsteeksels 85 van de centrale kettingstelsels 75 kunnen de verplaatsing van de centrale houders in de verschillende verzamelingen beheersen, zodat alle houders worden aangedreven met dezelfde versnelde snelheid, die geschikt is voor het 20 tot stand brengen van de gewenste afstand tussen de verzamelingen.

Het zal duidelijk zijn, dat inrichtingen en werkwijzen voor het vormen van verzamelingen zijn besproken, die alle genoemde voordelen hebben en die met grote nauwkeurigheid werken bij afgifte van de verzamelingen in een continue productielijn om in dezelfde productielijn ver-25 pakt te worden. Er doet zich geen enkele onderbreking, afremming of beperking voor.

Hoewel de uitvinding voor een utivoeringsvoorbeeld is beschreven zal het duidelijk zijn, dat binnen het kader van de uitvinding wijzigingen kunnen worden aangebracht.

30 8102996

Claims (6)

1. Werkwijze voor het rangschikken van van een ongeordende stroom staande cilindrische voorwerpen, in het bijzonder houders, tot groepen, I die bestaan uit in dwars- en in langsrichting van de stroom verlopende | rijen voorwerpen, waarbij de stroom voorwerpen vóór het vormen van groepen j 5 door een doorgangszone wordt geleid, die ongeveer een halve diameter van de voorwerpen smaller is dan de afmeting van de gewenste groep dwars op i de stroomrichting, zodat een regelmatige opstelling wordt verkregen met diagonaal ten opzichte van de stroomrichting verlopende rijen, welke opstelling bij geleidelijke verwijding van de doorgangszone in de stroom-10 richting naar een verwijde zone met de voor de groep noodzakelijke breedte wordt omgezet in de gewenste groepopstelling, met het kenmerk, dat bij het vormen van groepen met drie langsrijen de voorwerpen van de middelste of de beide buitenste langsrijen met grotere snelheid in de stroomrichting wordt of worden aangedreven, dan de voor-15 werpen van de aangrenzende langsrijen of langsrij.

2. Inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze volgens conclusie 1, met een voor het ondersteunen en transporteren van de voorwerpen dienende transportinrichting en met geleidingsrails voor het zijdelings begrenzen van rijen voorwerpen, waarbij ide epüeidingsrails in de 20 doorgangszone in de stroomrichting ongeveer evenwijdig verlopen, aansluitend voor het vormen van een divergerende zone divergeren en dan aansluiten in de verwijde zone weer evenwijdig verlopen, met het kenmerk, dat de transportinrichting transportorganen (76), welke | de voorwerpen (83, 83') van de middelste langsrij in de divergerende 25 zone (79) sneller in de stroomrichting aandrijven dan daar de voorwerpen (80,80', 81, 81') van de buitenste langsrijen in dezelfde richting bewegen, of transportorganen (111,111') bevat, welke de voorwerpen van de buitenste langsrijen in de divergerende zone (79) sneller in de stroomrichting aandrijven, als daar de voorwerpen van de middelste langsrij 30 in dezelfde richting bewegen.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de geleidingsrails (57, 57') vóór de doorgangszone voor het vormen van een stuwzone (52) tot op een afstand van meer dan het tweevoudige en minder dan het drievoudige van de diameter van de voorwerpen con-35 vergeren. 8102996 > - 16 - r

4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, ; dat de geleidingsrails (59,59') in de doorgangszone (58) zich op een | afstand van 2,7 tot 2,75 maal de diameter van de voorwepren bevinden.

5. Inrichting volgens één of meer der conclusies 2 - 4·,. m e t 5 h e t kenmerk, dat de transportorganen ieder een paar symmetrisch ten opzichte van de betreffende hartlijnen van de rijen (110, . 110. opgestelde meenemers (85) bevatten.

6. Inrichting volgens één of meer der voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat de voorwerpen tijdens hun transport 10 over zoolplaten (82, 82', 112) glijden. I ; 81 02 9 9 6