NL8102699A - Inrichting voor het aan sigaretten bevestigen van filters. - Google Patents

Description

A- *

Inrichting voor het aan sigaretten bevestigen van filters.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het aan sigaretten bevestigen van filters met een trans-portorgaan voor het achtereenvolgens in dwarsrichting ver-5 plaatsen van elk uit ten minste een sigaret en een tegen een uiteinde daarvan aanliggend filter bestaande eenheden en welk orgaan is voorzien van een roloppervlak met in omtreksrich-ting op onderling gelijke afstanden van elkaar daarin aangebrachte langsgroeven voor het opnemen van de eenheden en aan-10 zuigopeningen voor het vasthouden van om deze eenheden aan te brengen gegomde verbindingsstroken en welke inrichting voorts een contra-rolorgaan bevat, dat van een contra-roloppervlak is voorzien en met dit oppervlak zodanig tegenover het roloppervlak van het transportorgaan liggend is aangebracht, dat 15 de onderlinge afstand van deze beide oppervlakken iets kleiner is dan de diameter van de tussen deze oppervlakken door te voeren eenheden.

Voor het aan sigaretten bevestigen van filters wordt gewoonlijk een fi1terstaafje met een lengte, gelijk aan het 20 dubbele van de lengte van een filter voor een enkele sigaret tussen twee, in eikaars verlengde liggende sigaretten aangebracht en wordt vervolgens om dit fi1terstaafje een van een kleeflaag voorziene papierstrook gewikkeld, welke aan weerszijden over een afstand van ongeveer 3 mm buiten het filter-25 staafje uitsteekt en daarbij met deze uitstekende randen om de tegen het fi1terstaafje aanliggende uiteinden van de sigaretten wordt vastgeplakt.

Een inrichting van de bovenbeschreven soort is bekend uit het Britse octrooischrift 1.146.206. Deze bekende 30 inrichting is voorzien van een transportorgaan in de vorm van een roterende trommel met in de omtrek daarvan aangebrachte langsgroeven, in welke de sigaretten en de fi1terstaafjes door middel van een zuigkracht worden vastgehouden. De kleef-banden voor het aan de sigaretten bevestigen van de filters 35 worden aan het omtreksvlak van het transportorgaan toegevoerd en eveneens door middel van een zuigkracht daarop vastgehouden .

De inrichting bevat voorts een vast opgestelde concave plaat, welke met zijn gebogen oppervlak coaxiaal 40 ten opzichte van de trommel is opgestel.d op een afstand van 81 0 2 6 9 8 jh * - 2 - het omtreksvlak daarvan, welke nagenoeg overeenkomt met de diameter van een sigaret. De uit de sigaretten en de filter-staafjes bestaande eenheden komen tijdens het draaien van de trommel met het gebogen oppervlak van de plaat in aanraking 5 en worden daarbij als gevolg van de door de plaat daarop uitgeoefende wrijvingskracht zodanig gedraaid, dat de zich op het trommel oppervlak bevindende kleefstroken om de filter-staafjes en de sigaretten worden gewikkeld.

De bovenbeschreven bekende inrichting heeft het be- 10 zwaar, dat de daarbij toegepaste concave plaat als gevolg van de daarop achterblijvende kleefstof door zich daaraan hechtende stof- en tabaksdeeltjes betrekkelijk snel vuil wordt, terwijl het ook betrekke!ijk veelvuldig voorkomt, dat een kleefstrook daaraan blijft plakken.

15 Met het oog op deze verontreinigingen van de concave plaat is het noodzakelijk, de inrichting voor het bevestigen van de filters en de daaraan voorafgaande machine voor het vervaardigen van de sigaretten periodiek gedurende kortere of langere tijd tot stilstand te brengen, teneinde de plaat 20 te reinigen, hetgeen als gevolg van de slechte toegankelijkheid daarvan betrekkelijk moeilijk is. De uitvinding beoogt, een inrichting van de bovenbeschrevensoort te verschaffen, waarbij de genoemde bezwaren van de bekende inrichting zijn vermeden.

25 De uitvinding beoogt in het bijzonder, een dergelijke inrichting te verschaffen, waarbij het reinigen en eventueel vervangen van de concave plaat kunnen worden uitgevoerd zonder dat de inrichting daartoe buiten werking behoeft te worden gesteld.

30 De uitvinding verschaft een inrichting van de boven beschreven soort, waarbij het gestelde doel is bereikt, doordat deze is voorzien van een contra-rolorgaan met twee of meer contra-roloppervl akken en voorts middelen bevat, door welke deze contra-roloppervlakken beurtelings in een 35 werkstand tegenover het roloppervlak van het transportorgaan kunnen worden ingesteld.

De uitvinding zal thans nader worden toegelicht aan de hand van twee uitvoeringsvoorbeelden van de inrichting, weTke zijn weergegeven in de bijgaande tekening, waarin is: 40 8 1 0 2 6 0 9

st -V

- 3 - fig. 1 een gedeeltelijk in doorsnede weergegeven schematisch vooraanzicht van een eerste uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding.

fig. 2 een schematisch vooraanzicht van een tweede 5 uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding.

De in fig. 1 weergegeven inrichting is voorzien van een rol of trommel 1, welke draaibaar is aangebracht op een horizontale as 2 en door middel van een niet nader weergegeven aandrijfmechanisme in 1inksomgaande richting wordt aan-10 gedreven.

De rol 1 is voorzien van in omtreksrichting op onderling gelijke afstanden daarin aangebrachte 1angsgroeven 3, in elk waarvan door middel van een zuigkrachteen uit twee sigaretten en een daartussen aangebracht fi1terstaafje be-15 staande eenheid 4 kan worden vastgehouden.

Naast de rol 1 en op korte afstand daarvan is, zoals in fig. 1 is weergegeven een rol of trommel 5 aangebracht, welke draaibaar is gelagerd op een evenwijdig aan de as 2 gerichte as 6 en die eveneens van in de omtrek daarvan 20 aangebrachte langsgroeven 7 is voorzien. De rol 5 wordt met dezelfde omtrekssnelheid als de rol 1 in rechtsomgaande richting aangedreven en is zodanig uitgevoerd, dat de langsgroeven 7 daarvan daarbij elk beurtelings tegenover een langs-groef 3 van de rol 1 komen te liggen. De rol 5 is voorts voor-25 zien van een cilindrische inwendige holte of kamer 8, welke op een niet nader in de tekening weergegeven wijze met een bron voor het daarin opwekkken van een onderdruk is verbonden.

De langsgroeven 7 staan door openingen of kanalen 9 in de cilindrische wand 10 van de rol 5 met de kamer 8 in 30 verbinding. In de wand 10 zijn voorts tussen elk paar langsgroeven 7 verdere openingen of kanalen 11 aangebracht.

De inrichting bevat voorts een draaibaar op een horizontale as 13 aangebrachte rol 12, welke met zijn omtreksvlak op korte afstand van het omtreksvlak van de rol 5 is aange-35 bracht. De rol 12 is eveneens voorzien van in de omtreksrich-ting op onderling gelijke afstanden van elkaar daarin aangebrachte langsgroeven 14, waarbij de onderlinge afstanden tussen deze langsgroeven overeenkomen met de onderlinge afstanden tussen de langsgroeven 3 en de langsgroeven 7. De rol 40 81 0 2 6 9 9 ψ ψ - 4 - 12 wordt in 1inksomgaande draairichting aangedreven met dezelfde omtrekssnelheid als de rol 5, zodat de langsgroeven 14 daarvan beurtelings tegenover een langsgroef 7 van de rol 5 zullen komen te liggen.

5 Een papierstrook 15, welke op zijn naar buiten ge keerde zijde van een kleeflaag is voorzien wordt vanaf een niet in fig. 1 weergegeven voorraadrol in tangentiale richting aan het omtreksvlak van de rol 5 toegevoerd met een snelheid, welke kleiner is dan de omtrekssnelheid van deze 10 rol.

De zich met de rol 5 in aanraking bevindende voorrand van de strook 15 wordt door middel van de via de ope-ningen 11 daarop uitgeoefende zuigkracht aan het roloppervlak vastgehouden.

15 Boven de plaats, waarop de rollen 1 en 5 bijna met elkaar in aanraking komen wordt de strook 15 doorgesneden door middel van een roterende snijinrichting 16, die is voorzien van vier, op onderling gelijke afstanden op de omtrek daarvan aangebrachte messen 17, welke samenwerken met het 20 omtreksvlak van de rol 5.

De snijinrichting 16, welke in 1inksomgaande draairichting wordt aangedreven snijdt achtereenvolgens van de strook 15 stukken 18 af, die elk zijn bestemd om de beide sigaretten en het fi1terstaafje van een groep 4 aan elkaar 25 te bevestigen.

Ten gevolge van het bovengenoemde verschil tussen de omtrekssnelheid van de rol 5 en de lineaire toevoersnelheid van de strook 15 zal de voorrand van deze strook voortdurend zodanig over het omtreksvlak van de rol 5 glijden, dat de van 30 de strook afgesneden stukken 18 op voorafbepaal de onderlinge afstanden op de omtrek van de rol 5 zullen worden vastgehouden .

Op korte afstand van de rol 5 en tussen de rollen 1 en 12 is een contra-rolorgaan aangebracht, dat in zijn geheel 35 met het verwijzingscijfer 19 is aangeduid. Dit orgaan is voorzien van een draag!ichaam 20, dat op een evenwijdig aan de as 6 gerichte as 21 is bevestigd.

Het draag!ichaam 20 draagt twee identieke concave platen 22 en 23, welke symmetrisch ten opzichte van het 81 0 2 β is * m - 5 - middendwarsvlak van het lichaam 20 daarop zijn bevestigd.

De plaat 22 is coaxiaal met de rol 5 en neemt een stand in, welke als de rol- of werkstand 24 kan worden aangeduid.

5 De plaat 22 en de rol 5 bevinden zich op een afstand van elkaar, welke iets kleiner is dan de diameter van een eenheid 4, terwijl de booglengte van het gebogen oppervlak van de plaat nagenoeg overeenkomt met de in de omtreksrich-ting van de rol 5 gemeten hartafstand tussen twee opeenvol-10 gende langsgroeven 7 van deze rol. De grootste radiale afmeting van het contra-rolorgaan 19 is zodanig gekozen, dat dit orgaan om de as 21 kan worden gedraaid zonder dat de concave platen 22 en 23 daarbij met het omtreksvlak van de rol 5 in aanraking komen.

15 De inrichting is verder voorzien van een cilindri sche borstel 25, welke vast is bevestigd op een as 25, die evenwijdig aan de.as 6 is gericht en deze borstel is zodanig opgesteld, dat de omtrek daarvan met het vlak van de concave plaat 23 in aanraking komt, terwijl de borstel voorts door 20 middel van een niet in de tekening weergegeven aandrijfmechanisme wordt aangedreven.

Alvorens de werking van de beschreven inrichting nader te beschouwen wordt opgemerkt, dat zoals in fig. 1 is weergegeven in de omgeving van de werkstand 24, alsmede di-25 reet voorbij het punt, waarop de rollen 5 en.12 zich met hun omtreksvlakken op de kortste afstand van el kaar bevinden geen zuigkracht door de openingen 9 en de kanalen 11 op de zich op het omtreksvlak van de rol 5 bevindende eenheden wordt uitgeoefend, aangezien op deze plaatsen in de kamer 8 vaste 30 gebogen wanddelen 27 en 28 zijn aangebracht, welke zich met het binnenoppervlak van de cilindrische wand 10 in aanraking bevinden en de betreffende openingen en kanalen aldus afsluiten.

Tijdens de werking van de inrichting worden de een-35 heden 4 achtereenvolgens vanuit de langsgroeven 3 van de rol 1 in de langsgroeven 7 van de rol 5 overgebracht en daarbij door middel van de door de openingen 9 daarop uitgeoefende zuigkracht vastgehouden.

Nadat de bandjes 18 door de snijinrichting 16 van de 40 01 0 2 6 9 9 - 6 - •r v strook 15 zijn afgesneden worden deze door middel van de door de kanalen 11 daarop uitgeoefende zuigkracht aan het omtreksvlak van de rol 5 vastgehouden. Elk van deze bandjes ligt tussen twee opeenvolgende langsgroeven 7, terwijl de 5 voorrand daarvan zich in de draairichting van de rol 5 gezien ter plaatse van de voorste van de deze beide groeven 7 bevindt.

Bij het bereiken van de werkstand 24 komen de eenheden 4 in aanraking met het oppervlak van de plaat 22 en wor-10 den daarbij als gevolg van de door dit oppervlak daarop uitgeoefende wrijvingskracht zodanig gedraaid, dat het bijbehorende bandje 18 daaromheen wordt gewikkeld, waarbij het fil-terstaafje aan de beide sigaretten wordt bevestigd.

Tijdens deze rolbewerking wordt elke eenheid 4 uit 15 de groef 7, waarin deze zich bevindt verwijderd en vervolgens na voltooiing van de bewerking in de volgende groef 7 opgenomen .

Het zal duidelijk zijn, dat teneinde beschadiging van de eenheden 4 tijdens de beschreven bewerking te voorko-20 men de groeven 7 een zeer geringe diepte moeten bezitten.

Na de beschreven rolbewerking bereiken de eenheden 4 de rol 12 en worden zij in de groeven 14 daarvan overgenomen en vervolgens door de draaiing van deze rol aan verdere, niet in de tekening weergegeven bewerkingsinrichtingen toegevoerd. 25 Terwijl de plaat 22 zich voor het uitvoeren van de bovenbeschreven bewerkingen in de werkstand 24 bevindt kan de andere plaat 23 door middel van de roterende borstel 25 worden gereinigd zonder dat de inrichting daartoe tot stilstand behoeft te worden gebracht.

30 De platen 22 en 23 kunnen op eenvoudige wijze beur telings in de werkstand worden gebracht door een eenvoudige verdraaiing van het orgaan 19 over een hoek van 180° om de as 21.

Dit beurtelings in de werkstand aanbrengen van de 35 beide platen 22 en 23 kan tijdens al dan niet periodieke sti1standperioden van de inrichting op volledig automatische wijze of met de hand plaatsvinden.

Het reinigen van de zich niet in de werkstand bevindende plaat kan vanzelfsprekend in plaats van met behulp 40 8102699 - 7 - van de roterende borstel 25 ook met behulp van een ander orgaan of zelfs met de hand worden uitgevoerd.

Voorts wordt opgemerkt, dat de inrichting volgens de uitvinding tevens het belangrijke voordeel heeft, dat de 5 zich niet in de werkstand bevindende plaat tijdens bedrijf van de inrichting door een andere plaat kan worden vervangen.

Deze mogelijkheid is in het bijzonder van belang in het veelvuldig voorkomende geval, dat de oppervlakken van de platen 22 en 23 zijn voorzien van dunne naaldjes, welke betrekkelijk 10 snel verslijten en die dienen voor het perforeren van de filters taafjes van de eenheden 4, teneinde zogenaamde "beluchte sigaretten" te vervaardigen.

Bij andere uitvoeringsvormen van de inrichting volgens de uitvinding kan het contra-rolorgaan ook zijn voorzien 15 van meer dan twee gebogen rolplaten.

In fig. 2 is bij wijze van voorbeeld een contra-rol-orgaan 29 weergegeven, dat is voorzien van drie platen 30 welke onder onderling gelijke omtrekshoeken ten opzichte van elkaar zijn aangebracht.

20 Wanneer een dergelijke plaat 30 een zodanige boog lengte bezit, dat deze bij verdraaiing van het orgaan 29 om de as 21 met de omtrek van de rol 5 in aanraking zou komen dan kan de inrichting worden voorzien van een bedieningsmecha- t nisme, door middel waarvan het orgaan 29 over een zodanige 25 afstand· uit de werkstand 24 kan worden verplaatst, dat een dergelijke.verdraaiing wel mogelijk wordt.

Voor dit doel is bij de in fig. 2 weergegeven uitvoeringsvorm van de inrichting de as 21 draaibaar gelagerd in het bovenste uiteinde van een arm 31 van een twee-armige 30 hefboom 32, welke ongeveer verticaal is gericht.

De hefboom 32 is in een tussen zijn beide uiteinden gelegen punt draaibaar gelagerd op een pen 33, die evenwijdig aan de as 21 is gericht en is bevestigd op een verticale wand 34, welke deel uitmaakt van het gestel van de inrichting. In 35 deze wand 34 is ook de as 26 van de borstel 25 op een niet nader in de tekening weergegeven wijze draaibaar gelagerd, terwijl de wand voorts is voorzien van een gebogen langwerpige opening of sleuf 35, van welke het krommingsmiddelpunt samenvalt met de hartlijn van de pen 33, om welke de as 21 40 81 0 2 6 9 9 -8.- verplaatsbaar is.

De onderste arm 37 van de hefboom 32 is door middel van een trekveer 36 verbonden met een aan de wand 34 bevestigde pen 38, welke zich aan de rechterzijde van de hefboom 5 32 bevindt.

In de bedrijfstoestand van de inrichting wordt de hefboom 32 door de veer 36 tegen een op de wand 34 bevestigde aanslag 39 aangetrokken.

De bovengenoemde verplaatsing van het contra-rolor-10 gaan 29 vanuit de werkstand 24 kan automatisch of met de hand tot stand worden gebracht door de hefboom 32 in rechts-omgaande richting om de as van de pen 33 te verdraaien.

De uitvinding is niet tot de beschreven uitvoeringsvormen van de inrichting beperkt, doch daarin kunnen wijzi-15 gingen worden aangebracht zonder daarbij buiten het kader van de uitvindingsgedachte te treden.

81 0 2 6 9 9

Claims (6)

1. Inrichting voor het aan sigaretten bevestigen van filters met een transportorgaan voor het achtereenvolgens in dwarsrichting verplaatsen van elk uit tenminste een sigaret en een tegen een uiteinde daarvan aanliggend filter bestaande 5 eenheden en welk orgaan is voorzien van een roloppervlak met in omtreksrichting op onderling gelijke afstanden van elkaar daarin aangebrachte langsgroeven voor het opnemen van de eenheden en aanzuigopeningen voor het vasthouden van om deze eenheden aan te brengen gegomde verbindingsstroken en welke 10 inrichting voorts een contra-rolorgaan bevat, dat van een contra-roloppervlak is voorzien en met dit oppervlak zodanig tegenover het roloppervlak van het transportorgaan liggend' is aangebracht, dat de onderlinge afstand van deze beide oppervlakken iets kleiner is dan de diameter van de tussen 15 deze oppervlakken door te voeren eenheden, met het kenmerk, dat de inrichting is voorzien van een contra-rolorgaan (19;29) met twee of meer contra-roloppervlakken . (22,23;30) en voorts middelen (21) bevat, door welke deze contra-roloppervlakken beurtelings in een werkstand (24) 20 tegenover het roloppervlak van het transportorgaan (5) kunnen worden ingesteld.

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij het roloppervlak door het cilindrische omtreksvlak van een rol of trommel wordt gevormd, met het kenmerk, dat 25 het contra-rolorgaan (19;29) draaibaar op een as is gelagerd.

3. Inrichting volgens conclusie 2, m e t het kenmerk, dat het contra-rolorgaan (19;29) van twee of meer, op onderling gelijke afstanden van de draaiingsas van het orgaan liggende contra-roloppervlakken (22,23;30) is 30 voorzien.

4. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de inrichting van middelen (25) voor het reinigen van de contra-roloppervlakken (22,23; 30) van het contra-rolorgaan is voorzien.

5. Inrichting volgen.s conclusie 4, m e t h e t kenmerk, dat de reinigingsmiddelen (25) uit tenminste een roterende, cilindrische borstel bestaan. 8102699 - ·< - 10 -

6. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het contra-rolorgaan (19; 29) zodanig is aangebracht, dat dit van het transportorgaan (5) af kan worden bewogen en de inrichting is voorzien van 5 bedieningsorganen (32,36) door middel waarvan het contra-rolorgaan (19;29) van het transportorgaan (5) af en naar dit orgaan toe kan worden bewogen. 10 _ 81 0 2 6 9 9