NL8102082A

NL8102082A - Transportinrichting voor een conservensterilisator.

Info

Publication number: NL8102082A
Application number: NL8102082A
Authority: NL
Original assignee: Agrober Mezoegazdasagi Elelm
Priority date: 1980-04-29
Filing date: 1981-04-28
Publication date: 1981-11-16
Also published as: GB2074528B; FR2481235B3; FR2481235A1; IT8121367A0; IT1137564B; BE888592A; LU83300A1; DE3116822A1; GB2074528A; YU105581A; DE8112567U1; HU178860B

Description

..............' " ' " ~ " ' "....... ' ‘ / 5 - 1 -

Transportinrichting voor een conservensterilisator.

De uitvinding heeft betrekking op een transportinrichting (transportstraat) voor een conservensterilisator, die 5 van een transportketting, een op de transportketting aangesloten arm en star daarmee verbonden bekers voorzien is.

Gedurende het technologische proces van de conserven-bereiding worden de conserven aan een thermische behandeling onderworpen. Deze behandeling wordt sterilisatie genoemd. Daarbij 10 worden de conserven door conservensterilisatoren gevoerd. Een dergelijke sterilisatieinriehting is bijvoorbeeld de gedeelde hydrostatische sterilisator.

In het inwendige van de conserven komt een inwendige overdruk wegens de verhitting gedurende de thermische behandeling 15 tot stand, wat door een uitwendige overdruk gecompenseerd moet worden, om het exploderen van de conserven te vermijden. Dit probleem wordt bij de in de voorgaande vermelde gedeelde hydrostatische sterilisator zo opgelost, dat de conserven door een aantal naast elkaar aangebrachte trappen met steeds grotere overdruk 20 in de inwendige ruimte van de sterilisator en daaruit door steeds verminderende druktrappen gevoerd worden. Dit transporteren van . .. : . v de conservan wordt met een.transportinrichting (transportstraat) gerealiseerd, waarbij de transportketting van de inrichting in een "slanglijn" met een aantal 180°-wendingen door de sterilisator 25 gevoerd wordt. De conserven zijn daarbij in bekers ondergebracht, die op de transportketting van de transportinrichting aangesloten zijn. Op deze wijze beschrijft de transportketting gedurende zijn beweging in de sterilisator een aantal l80°-wendingen.

Wegens de steeds grotere vraag naar conserven worden 30 ten aanzien van de sterilisatoren steeds hogere eisen gesteld.

De ontwikkeling wordt derhalve in de richting van de producti-viteitsstijging verdergeleid. Het arbeidsvermogen van de sterilisatoren wordt in de eerste plaats door het aantal van de tegelijkertijd in de sterilisator behandelde conserven beïnvloedt. De 8102082 > T ............... " - 2 - snelheid van het steriïisatieproces kan echter hoven een zekere grens niet verder vergroot worden. Daarom wordt het aantal van de zich tegelijkertijd in de sterilisatieinrichting bevindende conserven vergroot, -waaraan door de uitwendige afmetingen van 5 de inrichting paal en perk gesteld wordt. De transportinrichting moet hovendien zo uitgevoerd worden, dat de conserven gemakkelijk .ingébracht en uitgenomen kunnen worden, en dat gedurende ’’· de'behandeling een'góed contact tussen' het warmt eb èhandelende " ' " medium en de conserven verzekerd wordt.

10 Bekers voor conservensterilisatoren zijn in het

Hongaarse octrooischrift 170 128 beschreven, waarbij de bekers door daarmee samengebouwde armen beweegbaar op een sleepketting aangesloten zijn, en bij de met elkaar verbonden bekers een uit rechte en/of gekromde delen samengestelde baan aangebracht, is. Op 15 deze wijze worden de bekers bij het doorvoeren langs een gedwongen baan geleid. Dat betekent, dat in de sterilisator geleidings-elementen ingebouwd en de armen terplaatse van de aansluiting op de ketting gelegerd moeten worden, waarbij bijgevolg een speciale vetsmering aangewend moet worden. De geleidingselementen 20. moeten zeer .nauwgezet - uitgevoerd worden, opdat een vast zetten van de bekers bij het voortbewegen tussen deze geleidingselementen vermeden wordt. Bij een eventueel beschadigd worden van de bekers . . · . kunnen deze maar heel moeilijk gerepareerd of uitgewisseld worden.

· Aan de - eis.· van de vermindering van de benodigde plaats kan daar-· 25 bij nog niet voldaan worden, daar de geleidingselementen heel wat plaats innemen en de ketting met de bekers een relatief grote wendradius heeft.

De uitvinding beoogt naast de eliminering van de in het voorgaande vermelde onvolmaaktheden de verhoging van de 30 productiviteit van de sterilisatoren.

Het oogmerk van de uitvinding is derhalve een transportinrichting te verschaffen, die een groter aantal van de gelijktijdig behandelde conserven in de sterilisatoren mogelijk maakt, waarbij bij de inbouw daarvan de oude sterilisatoren 35 niet al te veel qmgebouwd moeten worden, en waarbij de bedrijfs- 81 0 2 0 82 - 3 - kosten verminderd kunnen worden, en die 'bedrijfszeker is en weinig plaats nodig heeft.

Bij het realiseren van het gestelds oogmerk is men tot het besef gekomen, dat de wendcirkel hij de wendingen van 5 de transportinrichting zo verminderd moet worden, dat de bekers niet door gelei dings element en, maar door overeenstemmende aan-sluiting.van de bekers op de transportketting geleid·woorden·.· -Met andere woorden betekent dat, dat deze aansluiting zo uitgevoerd wordt, dat de relatieve positie van een beker en een scha-10 kei van de ketting steeds, gedurende de gehele beweging bewaard wordt.

De uitvinding heeft derhalve betrekking op een transportinrichting (transportstraat) voor een conservensteri-lisator, die van een transportketting, een op de transportketting 15 aangesloten arm en star daarmee verbonden bekers voorzien is.

De verdere ontwikkeling, d.w.z. de uitvinding zelf wordt nu daarin gezien, dat de arm op twee aangrenzende pennen van de ketting aangesloten is. Deze oplossing heeft die betekenis, dat de bekers zonder welk geleidingselement maar ook in de lussen 20 van de transportketting zwenkbaar zijn. De arm bewaart zijn relatieve positie ten opzichte van de kettingschakel, waartoe de twee pennen behoren, gedurende de gehele beweging. Tussen de · arm--en de pennen treedt derhalve geen relatieve beweging op, en derhalve is een legering van de armen aan de kettingpennen 25 geheel onnodig. Dat alles heeft een aanzienlijke vereenvoudiging van de productietechnologie als gevolg. Met deze maatregel wordt bovendien nog een voldoende sterkte van de verbinding tussen de bekers en de ketting verzekerd. Het is bijzonder doelmatig, wanneer deze verbinding tussen de arm en de twee 30 pennen als een losneembare verbinding uitgevoerd is. Daarmee wordt de uitwisseling van. de beschadigde bekers sterk vereenvoudigd.

Met het oog.op het eenvoudige inbrengen en uitnemen van de conserven is het volgens de uitvinding doelmatig, wanneer 35 de bekers uit twee delen : uit een binnenste en een buitenste 8102082 _ - k - bekerhelft samengesteld zijn, •waarbij de buitenste bekerhelft met de arm verbonden, en de binnenste bekerhelft relatief ten opzichte van de buitenste zwenkbaar gelegerd is.

Wegens de grotere slijtage van de binnenste beker-5 helft is het doelmatig, wanneer deze gemakkelijk uitwisselbaar is. Bij een vernieling van de binnenste bekerhelft moet dan niet ·,.· ·.< ;·/--'.·····’!·.·'·>···?··'.>. 'dé g‘ehéie^ bekér ,cma'ar·" alléén1 'de'birinèhste helft uit gewis séld ··» .··;··“ worden.

In het belang van het veilige transport en ter 10 vermijding van het ongewenste openen van de binnenste bekerhelft kan een zijde van de binnenste bekerhelft volgens de uitvinding op doelmatige wijze van een vergrendelingsdeel voorzien zijn.

De productiviteit van de. sterilisator kan in aanzienlijke mate opgevoerd worden, wanneer op één arm minstens 15 twee bekers aangesloten zijn.

Voor een bevredigend contact van het te behandelen de medium met/conserven kunnen een aantal doelmatige uitvoeringsvormen van de bekers voorgesteld worden-.· Zo kan de beker een ronde doorsnede en een geperforeerde mantel hebben. De bekers kun-20 ' hen verder aan beich einden geopend zijn en aan de mantel een aan de langsas evenwijdige opening, en voor het afsluiten van v,···/· · · de. einden van de bekers.gebogen, armen van de aangrenzende, bekers . - _ ' *’en/öfvö^£aV:slMtbfganèn hebben. De'ze laatste maatregel heeft'' 5 * ·-· een vergemakkelende uitwerking op het inbrengen en uitnemen van 25 de conserven.

Bij de bekers wordt ook een beduidende eis aan de sterkte gesteld. Daarom is het volgens de uitvinding tenslotte doelmatig, wanneer de mantel van. de bekers minstens ten dele uit vlakke platen samengesteld is.

30 De uitvinding wordt in het volgende nader toegelicht aan de hand van de in de tekeningen weergegeven uitvoerings-voorbeelden daarvan.

Figuur 1 is een schematisch bovenaanzicht van een bij wijze van voorbeeld voorgestelde uitvoeringsvorm van de 35 transportinrichting volgens de uitvinding; 8102082 - 5 - figuur 2 is een schematisch bovenaanzicht van een andere bij wijze van voorbeeld voorgestelde uitvoeringsvorm; figuur 3 is een zijaanzicht van de uitvoeringsvorm in figuur 1; 5 figuur U is een aanzicht, en ten dele een doorsnede volgens de pijl IV in figuur 3; figuur 5 is een zijaanzicht van de uitvoeringsvorm in figuur 2; figuur 6 is een bovenaanzicht, en ten dele een door-10 snede volgens de pijl VI in figuur 5» figuur 7 is een zijaanzicht van een bij wijze van voorbeeld voorgestelde uitvoeringsvorm van de bekers van de transportinrichting volgens de uitvinding; figuur 8 is een aanzicht zoals in figuur 7» maar bij 15 een omgekeerde bewegingsrichting; figuur 9 toont schematische zijaanzichten van de uitvoeringsvorm in figuur 2metéén beker, twee resp. vier bekers; figuur 10 is een schematisch zijaanzicht van de uitvoeringsvorm in figuur 2 met een beker in de lus van de 20 . transportstraat; figuur 11 is een aanzicht zoals in figuur 10, maar met twee bekers; · - figuur ‘12 toont gedeeltelijke afbeeldingen in per-spectief van verschillende uitvoeringsvormen van de bekers; en 25 figuur 13 tenslotte is een werktekening van de uit voeringsvorm in figuur 2.

In figuur 1 is een uitvoeringsvorm van de transportinrichting volgens de uitvinding voorgesteld, waaibij een beker 4 door een arm 3 bij twee aangrenzende pennen 2 op een transport-30 ketting 1 aangesloten is. De arm 3 en de beker h zijn star met elkaar verbonden, bijvoorbeeld door lassen. Als gevolg van de aansluiting op twee pennen 2 beweegt de arm 3 samen met de ket-tingschakel, waartoe de beide pennen 2 behoren. Op deze wijze bewaart de arm 3 en daardoor de beker h zijn relatieve positie 35 ten opzichte van de kettingschakel, op de twee pennen 2 waarvan 8102082 - 6 -

i V

de arm 3 aangesloten is, ook in de lussen van de transportstraat. Daardoor wendt de beker U zich. in deze lussen zonder welke andere hulpmiddelen maar ook.

Daarbij worden aan de verbinding van de pennen 2 en 5 van de arm 3 daarentegen geen bijzondere eisen gesteld, er is geen speciale legering nodig, en de passing tussen de delen kan zelfs ruim en het vaststelelement op zijn eenvoudigst zijn. Daar-.. ..· ·. vopr is :een-uitvoeringsvoorbeeld in .figuur 13 .voorgesteld, dat later nog uitvoeriger beschreven wordt.

10 Voor een beter begrip wordt de in figuur 1 weerge geven uitvoeringsvorm ook in zijaanzicht (figuur 2) voorgesteld. Hier bevindt de transportketting 1 zich het dichtst bij de beschouwer en staan de bekers k uit het vlak van de figuur naar buiten af.

15 De aansluiting op twee aangrenzende pennen 2 kan zoals in figuur 1 weergegeven gerealiseerd worden. Hier ligt de ene aansluitplaats uit het midden, en de andere centraal.

De in figuur 2 weergegeven variant is de andere uitvoeringsmogelijkheid. De beker h is hier op een zodanige wijze 20 op de twee kettingpennen 2 aangesloten, dat de beide aansluit-‘ plaatsen uit het midden liggen. Onder het begrip "uit het midden gelegen aansluitplaats" wordt verstaan, dat deze plaatsen zich buiten de orthogonale projectie van de bekers U op de transport-. ;; ketting f bevinden.. In' de lussen van de'transportstraat beweegt 25 ’ deze uitvoeringsvorm zoals de in het voorgaande beschrevene, d.w.z. de beker bewaart zijn relatieve positie ten opzichte van de daarbij aangebrachte kettingschakel gedurende de gehele beweging. Het voor een goed begrip weergegeven zijaanzicht wordt in figuur 5 gezien, en het bovenaanzicht volgens de pijl VI 30 in de figuur is in figuur 6 voorgesteld.

De twee laatste uitvoeringsvormen hebben de gemeenschappelijke eigenschap, dat wegens de twee aansluitplaat-sen er geen bijzonder hoogwaardige legering of verbinding nodig zijn. Dat heeft een grote betekenis met het oog op de eenvou-35 dige uitwisseling van de gemakkelijk beschadigd wordende bekers U. Bij deze oplossingen zijn geen verschillen in het aantal van 8102082 ü - 7 - de ingebouwde bekers 4. Zoals uit de figuren gezien kan worden, kunnen in beide gevallen hetzelfde aantal armen 3 op de ketting aangesloten worden. In samenhang met de uitvoeringsvorm in figuur 3 moet nog vermeld worden, dat hier de arm 3 op zijn eenvoudigst 5 uitgevoerd kan worden.

Het vermogen kan naast de verhoging van het aantal van de op ketting 1 gemonteerde armen 3 met de verhoging van het aantal van de op een arm gemonteerde bekers opgevoerd woéden.

Daarvoor verschaffen figuur 7 en 8 een lijdelijk 10 begrip, waarin een oplossing voorgesteld is, waarbij/éên arm 4 vier bekers U star bevestigd zijn. Dat is de uitvoeringsvorm met de zogenaamde dubbele bekers. Het inbrengen van de conserven wordt zo uitgevoerd, dat de bekers 1* uit twee delen samengesteld zijn. De buitenste bekerhelft 6 is star met de arm 3 samengebouwd, 15 bijvoorbeeld met lassen. De binnenste bekerhelft 7 is in de buitenste bekerhelft 6 relatief ten opzichte daarvan zwenkbaar gelegerd. In figuur 7 bevindt de beker b zich aan de linkerzijde in een geopende toestand, nu kunnen de conserven in de bekers ingebracht worden of daarvan verwijderd worden. De richting Tan 20 het sluiten van de binnenste bekerhelft 7 is met de pijl Z aangegeven. De gesloten toestand kan uit de linkerzijde van de afbeelding opgemaakt worden. De richting van het openen is hier i . -met een pijl Hï aangeduid. De binnenste bekerhelft 7 heeft een opgebogen vergrendelingsdeel, vat enerzijds verhindert, dat 25 de binnenste bekerhelft al te zeer achter de ingelegde conserven zwenkt. De bewegingsrichting is met een pijl*H aangeduid, en ook kan gezien worden, dat de met de pijl Z aangegeven richting van het sluiten van de binnenste bekerhelft 7 tegengesteld is aan de bewegingsrichting H. Daarmee wordt verhinderd, dat de bekers 30 U zich gedurende de sterilisatie openen. Bij een andere bewegingsrichting Ξ (figuur 8) moet ook de relatieve positie van de bekerhelften ten opzichte van elkaar veranderd worden. De binnenste bekerhelft 7 moet zo in de buitenste bekerhelft 6 aangebracht zijn, dat de bewegingsrichting H identiek is aan de 35 richting NY van het openen en tegengesteld is aan de richting 81 02 0 8 2 - 8 -

V

*. V

V

Z van. het sluiten.

Met een dergelijke uitvoering van de bekerhelften 6 en T is de uitwisseling van de binnenste bekerhelft zeer eenvoudig mogelijk. Deze uitwisseling is meermalen nodig, daar de 5 bewegende binnenste bekerhelft J vrij gemakkelijk beschadigd kan worden. In dit geval moet echter niet de gehele beker U vervangen worden, en zodoende de onlosneembare verbinding (bijvoorbeeld lassen) tussen de.arm 3 en de beker,4 losgemaakt of de gehele bekereeniheid uïtgewisseld worden.

10 Aan een arm 3 kan echter niet slechts een beker U, maar kunnen ook een aantal bekers 1 aangebracht worden. Daarvoor is een voorbeeld in figuur 9c voorgesteld. Bij een dergelijke uitvoeringsvorm is het doelmatig , de bekers k zo aan te brengen, dat deze ten opzichte van een door het ophangpunt gaand,loodrecht 15 op de arm 3 verlopend vlak symmetrisch zijn. Daarbij ontstaan namelijk geen bijkomende belastingen in de arm 3 of. in de pennen 2 en in de transportketting 1.

Figuur 10 en 11 tonen de meest kritieke posities van de transportinrichting in. een bocht. Uit de figuren kan 20 worden opgemaakt, dat de transportstraat zowel met êên beker U . - . . .. .. .. .alsook bij de dubbele .beker-uitvoering. in de lüssen van de sterilisator zonder enig geleidingselement en zonder het gevaar voor aanraking van de bekers, maar met een nauwe boog inbuigen . ;·.· .. j'· v ' · kan. '···,' · -/. .. '.Γ · f 25 -De bekeruitvoeringeh voor het vervullen van het . ... gestelde oogmerk van het goede contact van de. conserven met het behandelende medium kunnen uit figuur . 12a,. 12b, 12c en 12d in recht perspectief gezien worden. Hier hebben alle bekers k een geperforeerde mantel. In figuur 12a heeft de beker ^ even-30 wijdig aan de langsas ook een langsspleet voor het vergemakkelijken van het inbrengen en. het uitnemen van de conserven. Deze eis is bij de uitvoeringvorm in figuur 12b zo vervuld, dat de beker k uit twee helften samengesteld is. In figuur 12c is de mantel uit vlakke platen' samengesteld. Er kan ook een dergelijke oplos-35 sing voorgesteld worden, dat de aan de langsas evenwijdige 8102082 \ - 9 - opening niet over de gehele lengte van de beker U, maar slechts over een deel daarvan gevormd wordt. Dat is in figuur 12b voorgesteld.

In de werktekening in figuur 13 zijn de verhou-5 dingen van een concrete uitvoering, de verbinding tussen de arm 3 en de pennen 2 of transportketting 1, en de beker b en de arm 3 duidelijk weergegeven. Hier is de uitvoeringsvorm in figuur 2 voorgesteld, maar wezenlijke verschillen treden bij de verdere

• I

uitvoeringsvormen niet op. Tussen de pennen 2 en de arm 3 treedt 10 een ruime passing op, en de positie van de arm 3 is met een spie gefixeerd. Bij een uitwisseling van de beker k moet op deze wijze telkens alleen een spie uit de pennen 2 verwijderd worden, waarna de beschadigde beker 4 zonder moeilijkheden te verwijderen is.

Met deze figuur wordt het ook duidelijk, hoe eenvoudig de binnen-15 ste bekerhelft 7 uitgewisseld kan worden: slechtsêén bout 5 moet verwijderd worden.

De transportinrichting volgens de uitvinding kan zeer eenvoudig bedreven worden. De bekers worden bij de aanvang van de sterilisatie met conserven gevuld en daarna gesloten, 20 waarna de binnenste bekerhelft 7 verzwenkt of - bij andere uitvoeringsvormen - door gebogen amen van de aangrenzende bekers ij- of met speciale sluitorganen de einden van de bekers afgesloten worden. Daarna gaat de transportinrichting door de sterilisator, _ . waarbij de conserven behandeld worden. Aan de uitgang van de 25 sterilisator worden de conserven uit de bekers k genomen. De binnenste bekerhelft 7 wordt geopend of de speciale sluitorganen worden verwijderd en de conserven uitgenomen. Deze verrichtingen zijn dus uiterst eenvoudig, en deze kunnen dus heel gemakkelijk geautomatiseerd worden. De conserven behoeven dan gedurende 30 de sterilisatie niet met de handen aangeraakt te worden.

Op grond van het in het voorgaande vermelde, is het reeds duidelijk, dat met de maatregelen volgens de uitvinding de productiviteit van de sterilisatoren aanzienlijk verhoogd kan worden. Het gestelde samengestelde oogmerk wordt met de 35 uitvinding volledig vervuld.

8102082

• V

-10-

Kort samengevat is in het voorgaande beschreven dat de uitvinding betrekking heeft op een transportinrichting (transportstraat) voor conservensterilisatoren, die van een port transportketting, een op de transketting aangesloten arm en 5 een star met de arm verbonden beker voorzien is.

De verdere ontwikkeling volgens de uitvinding bestaat hierin, dat de arm op twee aangrenzende pennen van de • i - · ; transportketting aangesloten is. Deze aansluiting bestaat bij voorkeur uit een losneembare verbirLding.

10 Met de transportinrichting volgens de uitvinding worden de tekortkomingen van de bekende inrichtingen ondervangen en een aanzienlijke verhoging van de capaciteit van de sterilisatoren, en een grote besparing aan bedrijfskosten bereikt.

! 81 02 0 82

Claims

1. Transportinrichting voor een conservensterilisator met een transportketting, een op de transportketting aangesloten arm en een star met de arm verbonden beker, gekenmerkt doordat de arm (3) op twee aangrenzende pennen (2) van de ketting (1) 5 aangesloten is (figuur 1 en 2).

2. Transportinrichting volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat de arm (3) met een losneembare verbinding op de twee aangrenzende kettingpennen (2) aangesloten is.

3. Transportinrichting volgens conclusie 1 of 2, 10 gekenmerkt doordat de beker (it·) uit twee delen samengesteld is, een buitenste bekerhelft (6) die met de arm (3) verbonden is, en een binnenste bekerhelft (?) die relatief ten opzichte van de buitenste (6) zwenkbaar gelegerd is (figuur j). ij·. Transportinrichting volgens conclusie 3, 15 gekenmerkt doordat de binnenste bekerhelft (j) uitwisselbaar uitgevoerd is.

5. Transportinrichting volgens conclusie 3 of it, gekenmerkt doordat aan een zijde van de binnenste bekerhelft (7) een vergrendelingsdeel aangebracht is.

6. Transportinrichting volgens een der voorgaande conclusies, gekenmerkt doordat op een arm (3) minstens twee - bekers (it) aangesloten zijn.

7. Transportinrichting volgens een der voorgaande conclusies, gekenmerkt doordat de bekers (it) een geperforeerde 25 mantel met ronde doorsnede hebben (figuur 12a, b, d).

8. Transportinrichting volgens een der voorgaande conclusies, gekenmerkt doordat de bekers (it) aan beide einden geopend en in hun mantel van een aan de langsas evenwijdige opening voorzien zijn, en voor het afsluiten van de einden van de 30 bekers gebogen armen van de aangrenzende bekers (it) en/of extra sluitorganen aangebracht zijn (figuur 12a, 12c en 12d).

9. Transportinrichting volgens een der voorgaande conclusies, gekenmerkt doordat de mantel van de bekers (it) 81 02 0 82 Q -12- minstens ten dele uit vlakke platen bestaat (figuur 12c).

10. Inrichting, in hoofdzaak zoals voorgesteld in de beschrijving en/of tekeningen. 81 0 2 0 8 2