NL8006491A - Verbeterde halfdoorlaatbare holle cellulosevezels en werkwijze ter vervaardiging ervan. - Google Patents

Verbeterde halfdoorlaatbare holle cellulosevezels en werkwijze ter vervaardiging ervan. Download PDF

Info

Publication number
NL8006491A
NL8006491A NL8006491A NL8006491A NL8006491A NL 8006491 A NL8006491 A NL 8006491A NL 8006491 A NL8006491 A NL 8006491A NL 8006491 A NL8006491 A NL 8006491A NL 8006491 A NL8006491 A NL 8006491A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
cellulose
fibers
fiber
hollow
wet
Prior art date
Application number
NL8006491A
Other languages
English (en)
Other versions
NL192269C (nl
NL192269B (nl
Original Assignee
Cordis Dow Corp
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Cordis Dow Corp filed Critical Cordis Dow Corp
Publication of NL8006491A publication Critical patent/NL8006491A/nl
Publication of NL192269B publication Critical patent/NL192269B/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL192269C publication Critical patent/NL192269C/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B01PHYSICAL OR CHEMICAL PROCESSES OR APPARATUS IN GENERAL
    • B01DSEPARATION
    • B01D71/00Semi-permeable membranes for separation processes or apparatus characterised by the material; Manufacturing processes specially adapted therefor
    • B01D71/06Organic material
    • B01D71/08Polysaccharides
    • B01D71/10Cellulose; Modified cellulose
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B01PHYSICAL OR CHEMICAL PROCESSES OR APPARATUS IN GENERAL
    • B01DSEPARATION
    • B01D69/00Semi-permeable membranes for separation processes or apparatus characterised by their form, structure or properties; Manufacturing processes specially adapted therefor
    • B01D69/08Hollow fibre membranes
    • DTEXTILES; PAPER
    • D01NATURAL OR MAN-MADE THREADS OR FIBRES; SPINNING
    • D01DMECHANICAL METHODS OR APPARATUS IN THE MANUFACTURE OF ARTIFICIAL FILAMENTS, THREADS, FIBRES, BRISTLES OR RIBBONS
    • D01D5/00Formation of filaments, threads, or the like
    • D01D5/24Formation of filaments, threads, or the like with a hollow structure; Spinnerette packs therefor

Landscapes

  • Chemical & Material Sciences (AREA)
  • Chemical Kinetics & Catalysis (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Textile Engineering (AREA)
  • Separation Using Semi-Permeable Membranes (AREA)
  • Artificial Filaments (AREA)
  • External Artificial Organs (AREA)

Description

Verbeterde halfdoorlaatbare holle cellulosevezels en werkwijze ter vervaardiging ervan.
De uitvinding heeft betrekking op halfdoorlaatbare holle cellulosevezels van het type, dat nuttig is voor dialyse, osmose of ultrafiltratietype scheidingscellen, meer in het bijzonder cellen die nuttig zijn bij het ontgiften van bloed door 5 hemodialyse of hemofiltratie. De uitvinding heeft ook betrekking op een verbeterde werkwijze voor het vervaardigen van de nieuwe vezels.
In het verleden is de grootste hoeveelheid holle cellulosevezels gebruikt in kunstnieren in hemodialyse vervaardigd door 10 smeltextrusie van een celluloseester, zoals cellulosetriacetaat, in een continu proces zoals de werkwijze van het Amerikaanse octrooischrift 3.5^6.209· Een ander deel van de holle cellulosevezels werd vervaardigd volgens het cuprammonium cellulose-regeneratieproces van het type geopenbaard in een verbeterde 15 vorm in Amerikaans octrooischrift 3.888.771. Hoewel deze in principe ongelijke werkwijzen cellulosevezels leveren, die voor de handel aanvaardbare waterpermeabiliteit (ultrafiltratie) en ureum doordringbaarheid (reinigings)eigenschappen hebben voor gebruik in kunstnieren, hebben de vezels echter geen optimale 20 combinatiepermeabiliteiten. Cellulosevezels gemaakt volgens de werkwijze van het Amerikaanse octrooischrift 3-5^6.209 hebben bijvoorbeeld lagere waterpermeabiliteit dan gewenst is in vezels, die aanvaardbare reinigingseigenschappen voor ureum, creatinine, vitamine en andere laag moleculaire bloedonzuiverheden hebben. 25 Bovendien behelst de continue vervaardiging van cellulose vezels uit smelt geëxtrudeerde celluloseacetaatvezels de chemische omzetting van het thermoplastische polymeer cellulose-acetaat in het niet-thermoplastische polymeer cellulose door 8 00 6 49 1 2 hydrolyse of verzeping in een waterig alkalibad. Gedurende deze hydrolyse zijn de dunwandige vezels van kleine aftaeting bijzonder gevoelig voor contact en broos. Succesvolle vervaardiging bij minimale doelmatigheid om commercieel te zijn hangt af van de 5 handhaving van voldoende treksterkte in de vezels gedurende de natte procestrappen om breuk of beschadiging te voorkomen. Het zal dus erg gewenst zijn de treksterkte-eigenschappen van de vezel te verbeteren, in het bijzonder de natte sterkte ervan gedurende de hydrolyse, of omzetting uit celluloseester in 10 cellulose, alvorens te drogen en te bewaren en te assembleren in hemodialysetoestellen of hemofilters.
Het inzicht halfdoorlaatbare holle vezels te vervaardigen door smeltspinnen van een geplasticeerd polymeersamenstelling werd ontwikkeld in het begin van de jaren 60 en wordt voor het 15 eerst beschreven in het Amerikaanse octrooischrift 3.^23.^91; verschillende types polymeren worden daar beschreven, waaronder celluloseesters, en geschikte weekmakers worden besproken voor gebruik bij het vormen van de smeltspinsamenstellingen met verschillende types thermoplastische polymeren. De celluloseester 20 klasse van polymeer ontwikkeld tot het favoriete polymeer uit de handel, in het bijzonder celluloseacetaten, en tetramethyleen-sulfon, gewoonlijk genoemd sulfolan, wordt gewoonlijk gebruikt als de weekmaker om de smeltspinsamenstelling te maken voor gebruik bij het smeltspinnen van celluloseacetaatvezels. De 25 Amerikaanse octrooischriften 3.^9^780 en 3.532.527 openbaren verbeteringen in het sulfolan-celluloseacetaat smeltspinproces van extruderen van celluloseacetaatvezels, waarbij hetzij na het spinnen de gesponnen vezel wordt ondergedompeld in een bad, dat een mengsel van sulfolan en een polyol met een molecuulgewicht 30 beneden UOOO bevat, of waarbij voor het spinnen van de vezel de sulfolanweekmaker wordt gemodificeerd door opname van een geringe hoeveelheid van een polyol met een molecuulgewicht beneden ongeveer 20,000. Deze octrooischriften openbaren ook dat polyolen als onvoldoende worden beschouwd voor gebruik alleen als de 35 weekmaker ter vorming van smeltspinsamenstellingen met celluloseesters, in het bijzonder de celluloseacetaten.
8 00 6 49 1 3
Deze uitvinding is gebaseerd op de onverwachte ontdekking, dat celluloseestersmeltspinsamenstellingen, die sulfolanvrij zijn en die slechts bepaalde laag moleculaire polyolen of mengsels daarvan bevatten, smeltgesponnen kunnen worden tot vezels, die 5 gehydrolyseerd kunnen worden tot cellulosevezels, die verrassender-wijze een sterk verbeterde natsterkte hebben gedurende de omzetting van celluloseester in cellulose. Het weglaten van het sulfolan, dat tot nog toe beschouwd werd als noodzakelijk, is de sleutel tot het verkrijgen van de sterk verbeterde vezels vol-10 gens de uitvinding. De verkregen celluloseestervezels volgens de uitvinding bezitten voldoende hoge intrinsieke treksterktes in hun pas gesponnen vorm en bovendien behouden de gesponnen vezels, en nemen in bepaalde gevallen toe in hun intrinsieke treksterktes gedurende de polyoluitloging en hydrolysering, of deacetylerings-15 trappen die de celluloseestervezel omzetten in een cellulosevezel.
De uitvinding voorziet dus in een verbeterde halfdoorlaat- bare holle cellulosevezel, die gesmeltextrudeerd wordt uit een celluloseestersmeltspinsamenstelling, die sulfolanvrij is en slechts laag moleculaire polyolen bevat en de smeltgesponnen 20 vezels bezitten aanzienlijk verbeterde intrinsieke treksterktes gedurende de natte procestrappen, waarbij het polyol wordt verwijderd en de vezels worden gehydrolyseerd tot cellulose. De verkregen cellulosevezels zijn gekenmerkt door een aanzienlijk toegenomen waterpermeabiliteit en verbeterdejreinigingsvermogens 25 voor het afscheiden van laag moleculaire onzuiverheden uit bloed zoals ureum, creatinine en dergelijke. De verbeterde holle cellulosevezels volgens de uitvinding worden gekenmerkt door een 1* intrinsieke natte treksterkte van ongeveer 2 X 10 tot ongeveer k 11 X 10 g intrinsieke vezeltreksterkte per gram cellulosepolymeer, 30 een waterpermeabiliteit of ultrafiltratiecoëfficiënt in het traject van 2 - 200 millimeter per uur per vierkante meter per millimeter kwikdruk over de halfdoorlaatbare wand van de vezel,, en een ureumreinigingscoëfficiënt KyREA in het traject van ongeveer 15 X 10-3 tot ongeveer 1*5 X 10”3 centimeter per minuut bij 35 37°C. Deze functionele eigenschappen kwalificeren dergelijke vezels voor gebruik in bloedontgiftingsprocessen, waaronder hemodialyse 800649 1 ι+ en hemofiltratie. De uitvinding voorziet ook in een verbeterde werkwijze voor het vervaardigen van de nieuwe vezels volgens de uitvinding.
De verbeterde halfdoorlaatbare holle cellulosevezels volgens 5 de uitvinding worden vervaardigd door smeltspinnen van een celluloseestersmeltspinsamenstelling bestaande uit ongeveer 35 - 80 gev.% van een gekozen celluloseester, of mengsels daarvan, en een polyol of mengsels daarvan, met een gemiddeld molecuul-gewicht in het traject van 106 - 900.
10 Onder de celluloseesters, die geschikt zijn, vallen de cellulose mono-, di- en triacetaten en mengsels daarvan, cellu-loseacetaatpropionaat, celluloseacetaatbutyraat, cellulose-propionaat en cellulosebutyraat en mengsels van twee of meer ervan. De acetaten verdienen de voorkeur, in het bijzonder 15 cellulosediacetaat en mengsels bevatten met voordeel tenminste een geringe hoeveelheid van een of meer van de andere cellulose-ac et at en.
Polyolen zijn niet geschikt om gemengd te worden met de gekozen celluloseester tot een aanvaardbare smeltspinsamenstelling, 20 maar eerder zijn de polyolen, die voldoende zijn, beperkt tot die laag moleculaire polyolen met een gemiddeld molecuulgewicht in het traject van 106 - 900. Pogingen om een enkelvoudig polyol te gebruiken met een molecuulgewicht boven ongeveer 600 met celluloseacetaat hebben gefaald, omdat de samenstelling niet 25 kon worden smeltgesponnen. Er zijn echter voldoende smeltspin- samenstellingen bereid onder toepassing van mengsels van polyolen, waarin één van de polyolen in het mengsel een gemiddeld molecuulgewicht had aanzienlijk hoger dan 900, bijvoorbeeld een molecuulgewicht van 11+50; een mengsel van twee polyethyleenglycolen met 30 molecuulgewichten van respectievelijk 200 en 11+50 ter verkrijging van een gemiddeld molecuulgewicht van 902 is met succes gebruikt voor een celluloseacetaatsmeltspinsamenstelling, die gesponnen werd tot holle vezels, die de verbeterde treksterktes vertoonden, die de vezels volgens de uitvinding kenmerken. Mengsels van poly-35 ethyleenglycolen met polyolen bijvoorbeeld een mengsel van poly-propyleenglycol met een gemiddeld molecuulgewicht van 1+00 en 800 6 49 1 5 glycerol leveren een spinbare samenstelling, terwijl poly-propyleenglycol alleen met een gemiddeld molecuulgevicht van 1+00 niet met succes kon worden gesponnen. Mengsels van polyethyleen-glycolen en ethyleenglycol zijn voldoende en mengsels van twee 5 of meer laag moleculaire polyethyleenglycolen kunnen worden gebruikt met of zonder glycerol.
Ook werd gevonden, dat zuivere polyethyleenglycolen, of zuivere polypropyleenglycolen met een te hoog molecuulgewicht om een spinbare celluloseestersamenstelling te vormen, kunnen 10 worden gemodificeerd door toevoegen van glycerol, een erkend niet-oplosmiddel voor celluloseesters, om daardoor een samenstelling te vormen, die met succes kan worden gesponnen zoals de verbeterde vezels volgens de uitvinding. De hoeveelheid voor dit doel nodige glycerol varieert met het molecuulgewicht 15 van het zuivere polyethyleen- of propyleenglycol dat men kiest en ook met de celluloseester of mengsel ervan, dat aanwezig is.
In het algemeen neemt de hoeveelheid benodigde glycerol toe met het gemiddeld molecuulgewicht van het zuivere glycol boven ongeveer 600; de glycerolconcentratie moet ook toenemen met de 20 hoeveelheid cellulose-ester, die gemengd wordt met cellulose- diacetaat of voor smeltspinsamenstellingen bereid uit cellulose-propionaat of cellulosebutyraat of mengsels daarvan. Als algemene richtlijn kan men hoeveelheden glycerol in het traject van ongeveer 5-35 gew.J? van de celluloseestersmeltspinsamenstelling 25 bevredigend gebruiken. Polyolen met tenminste twee hydroxyl-groepen in het molecuul, die voldoende zijn voor gebruik, zijn onder andere diethyleenglycol, triethyleenglycol, tetraethyleen-glycol, de mono-, di- en tripropyleenglycolen en mengsels van een of meer van de propyleen- en ethyleenglycolen of glycolen 30 met etheen-propeenketens in het glycolmolecuul, en mengsels van elke één of meer polyethyleen of polypropyleenglycol met glycerol in een hoeveelheid minder dan 50 vol./? van het glycol-glycerol-mengsel.
De werkwijze volgens de uitvinding bestaat uit de trappen 35 van het mengen van de gekozen celluloseester en gekozen polyol onder vorming van een smeltspinsamenstelling, het smeltspinnen 8 00 6 49 1 6 van holle vezels en het koelen ervan tot een gegeleerdé zelfdragende toestand, hydrolyseren of deacetyleren van de holle celluloseestervezel tot nagenoeg een cellulosevezel, dat wil zeggen hydrolyse van een aanzienlijk deel van de estergroepen 5 terug naar de cellulosehydroxylgroep. Volledige hydrolyse wordt gewoonlijk niet bereikt en is niet nodig, maar het is gewenst voor de beste totale permeabiliteitseigenschappen en de handhaving ervan gedurende het bewaren en het vervoer, om nagenoeg volledige hydrolyse, bijvoorbeeld boven ongeveer 90% teweeg te 10 brengen of te bereiken. Het polyol dat aanwezig is in de pas gesponnen celluloseestervezel wordt gewoonlijk uit de vezel geloogd gedurende de hydrolyse of deacetylering; anderzijds kan men het polyol verwijderen in een afzonderlijke trap voorafgaande aan de hydrolyse.
15 Halfdoordringbare holle cellulosevezels vervaardigd uit een sulfolan-acetaat smeltspinsamenstelling volgens de werkwijze van Amerikaans octrooischrift 3.5^6.209 °P een commerciële basis en zoals intens gebruikt in kunstnieren na ongeveer 1972 hebben typisch een waterpermeabiliteitscoëfficiënt 20 gehad van ongeveer 1,0 - 1,2 milliliter per uur per vierkante meter vezeloppervlaktegebied per millimeter kwikdruk dwars over de halfdoordringbare vezelwand bij 37°C, een ureum- —3 coëfficiënt van ongeveer 28 tot ongeveer 30 X 10 centimeter per minuut en een natte cellulosevezelsterkte na : 25 deacetylering van ongeveer 1 ,¼ - 1,8g intrinsieke vezeltrek- sterkte per gram cellulosepolymeer. De verbeterde cellulosevezels volgens de uitvinding zijn aanzienlijk verbeterd in elk van deze drie belangrijke functionele eigenschappen. De meest verrassende en aanzienlijk verbeterde eigenschap is de toegenomen intrinsieke 30 natte treksterkte. Zoals hierboven aangegeven is de natte treksterkte van de vezels kritisch belangrijk voor een succesvolle continue produktie in een prodüktietrein of lijn.
Typisch gebruikt een dergelijke lijn een bundel van 16-30 vezels of een aantal van dergelijke strengen, die vanaf 35 de spindoppen door lucht gaan en daarbij geleren tot een zelf dragende vezel en dan door een reeks vloeistoffen in behandelings- 800 6 49 1 7 tanks, die achtereenvolgens het polyol uit de celluloseester-vezel logen, de ester hydrolyseren tot cellulose, de hydrolyse-produkten en overmaat hydrolysemiddel van de cellulosevezel spoelen en de cellulosevezel weer weekmaken. De weer weekgemaakte 5 produktvezels worden dan opgenomen op ontvanghaspels. Gedurende de natte behandelingstrappen worden de vezels continu onderworpen aan een strekking of in de lengterichting uitgeoefende kracht, terwijl zij drastische interne moleculaire herrang-schikkingen ondergaan, in het bijzonder die welke een gevolg zijn 10 van polyolverwijdering en chemische veranderingen gedurende deacetylering van een celluloseester tot nagenoeg een cellulosevezel. Vezelbreuk of beschadiging vanwege het onvermogen van het polymeerskelet in elke vezel om te weerstaan aan trek- of wrijvingskrachten gedurende een dergelijke continue werkwijze 15 onderbreekt een continue bewerking en is zeer ongewenst.
Gevonden werd dat celluloseacetaatvezels bereid uit een smeltspinsamenstelling volgens de uitvinding, die vrij is van sulfolan, de neiging hebben een groter gedeelte van hun pas gesponnen treksterkte te behouden gedurende het lopen door de 20 achtereenvolgende natte verwerkingstrappen dan die, bereid uit de sulfolan houdende smeltspinsamenstellingen, die lang in commercieel gebruik zijn geweest. Bovendien vertonen bepaalde van de verbeterde vezels een onverwachte toename in treksterkte van hun pas gesponnen toestand en deze toename treedt op ge-25 durende de hydrolysetrappen van de werkwijze. De cellulosevezels volgens de uitvinding vertonen een gemiddelde intrinsieke treksterkte in de natte toestand na hydrolyse, die tenminste tweemaal en maximaal wel ongeveer zevenmaal hoger is dan van holle cellulosevezels vervaardigd volgens de werkwijze van het 30 Amerikaanse octrooischrift 3.5^6.209· Zoals gebruikt in deze beschrijving, en in de conclusies, slaat de uitdrukking "intrinsieke vezeltreksterkte" zoals toegepast op natte cellulose-vezeltreksterktemetingen, op de uiteindelijke of breeksterkte in grammen per gram polymeer in een lengte van 5 cm van een 35 enkelvoudige natte vezel vereist om deze vezel te breken, wanneer deze vertikaal wordt opgehangen tussen grijpklauwen in een 800 6 49 1 8
Instron machine. Bij de proeven gedaan om de natte intrinsieke treksterktes, weergegeven in tabel A, te verkrijgen, stellen de grammen polymeer in een gekozen lengte van 5 cm van de vezel een gemiddeld gewicht voor in grammen, dat bepaald wordt voor elk 5 afzonderlijk 5 cm monster van cellulosevezel door drogen van de aangrenzende 25 m vezel van dezelfde streng tot een constant gewicht en daarna wegen van de 25 m lange streng en delen van het totaalgewicht door 500 om daardoor een gemiddeld gewicht te verkrijgen, dat men dan gebruikt voor het bepaalde 5 cm stuk, 10 dat men onderwerpt aan de breuksterkteproef. Deze procedure doet effectief de nauwkeurigheid toenemen van de aldus bepaalde treksterkte door nagenoeg de potentiële fout te elimineren vanwege de vezelwanddiktevariatie langs de continue vezel. Verder vertegenwoordigt elke treksterktewaarde het gemiddelde van zes 15 bepalingen aan afzonderlijke 5 cm lange monsters. De aldus bepaalde toenames in intrinsieke treksterkte, die verkregen worden, zijn van commercieel belang, doordat zij sterk de totale ver-vaardigingsdoelmatigheid in de continue vervaardiging van de vezels volgens de uitvinding doen toenemen.
20 Hoewel de boven beschreven effecten van toegenomen natte treksterkte gedurende de vezelvervaardiging van groot commercieel belang is, is de toename in waterdoordringbaarheidsvermogen bereikt bij het bepalen van de vezels vervaardigd volgens de werkwijze van de uitvinding ook zeer belangrijk; bepaalde vezels 25 hebben tot maximaal 80 maal zojhoge waterpermeabiliteit bereikt met betrekking tot nog toe verkrijgbare cellulosevezels vervaardigd uit celluloseacetaatsmeltspinsamenstellingen. Dergelijke toename in waterpermeabiliteit betekent dat het vermogen van de vezel om water af te scheiden uit een water bevattend 30 fluïdum, zoals bloed, drastisch is toegenomen en het praktisch voordeel, dat ontstaat, is aanzienlijk doordat het in staat stelt tot aanzienlijke afnames in de vereiste tijd per hemo-dialysebehandeling, zoals duidelijk zal zijn aan deskundigen.
Het recepteren van de smeltspinsamenstelling kan ge-35 schieden op elke geschikte wijze met conventionele meng- apparatuur, waarbij het belangrijkste kenmerk is dat voldoende 800 6 49 1 9 menging wordt verkregen ter verkrijging van een grondig uniform mengsel. Men mengt bijvoorbeeld droog celluloseacetaatpoeder met een afgewogen hoeveelheid gekozen polyol in een wrijvende Hobart menger; het gemengde materiaal wordt verder gehomogeniseerd en 5 gemengd door toevoeren van een verhitte tegen roterende dubbele schroefextrusieinrichting en het gesmolten extrudaat wordt dan door een spindop geperst, bijvoorbeeld 16-30 gaatjes van het type, met conventionele gastoevoerorganen voor het injecteren van gas in de kern van het extrudaat. Een voorkeursgas voor dit doel 10 is stikstof, maar andere gassen kunnen bevredigend worden gebruikt, waaronder kooldioxyde, lucht of andere onschadelijke gassen. Desgewenst kan men een spindop gebruiken, die voorzien is van organen voor het injecteren van een vloeistof in de extrudaatkern, wat geen oplosmiddel is voor de celluloseester en 15 de polyol, bijvoorbeeld een spindop van het type beschreven in het Amerikaanse octrooischrift 3.888.771· Het extrudaat dat uit de spindop komt, wordt onderworpen aan afkoeling, zoals pers-luchtkoeling van variërende kracht en/of temperatuur om gelering en stolling van het extrudaat tot vaste zelfdragende vezels te 20 veroorzaken.
De celluloseestervezel kan bevredigend worden gehydroly-seerd op elk van de thans welbekende deacetyleringstechnieken.
De voorkeursprocedure'is een waterig natriumhydroxydebad te gebruiken. Geschikte methodes worden beschreven in een aantal 25 boeken en technische tijdschriften, waaronder bijvoorbeeld
Laidler, Chemical Kinetics, McGraw Hill Book Co., New York (1950), biz. 282-290; Howlett, c.s., Technical Inst. J. 38, 212 (19^7);
Hiller, Jour, Polymer Science 10, 385 (1953) etc.. Na spoelen om de hydrolyseprodukten en overmaat hydrolysemiddel te ver-30 wijderen, of het neutraliseren ervan, worden de vezels, terwijl zij nog steeds nat zijn, weer weekgemaakt met een in water oplosbare, nagenoeg niet-vluchtige weekmaker volgens het Amerikaanse octrooischrift 3.5^6.209. Met de uitdrukking "nagenoeg niet-vluchtig" zoals gebruikt in deze beschrijving en in de conclusies 35 wordt verstaan dat de weekmaker nagenoeg achterblijft in de cellulosevezel gedurende de opvolgende droogtrap en bewaring bij 800649 1 10 omgevingstemperatuur.
Onder geschikte weekmakers voor de gedeacetyleerde cellulosevezels vallen die, welke in staat zijn de vezels te doen zwellen, waarschijnlijk door dergelijke wisselwerkingen als waterstof-5 bindings- of dipool-dipoolreacties. Bij voorkeur is de water oplosbare, nagenoeg niet-vluchtige weekmaker een hydroxyl bevattende verbinding en liever een polyol, zoals polyalkyleenoxydes, glycolen zoals ethyleenglycol, diethyleenglycol, dipropyleen-glycol, tripropyleenglycol en dergelijke; glycerol en dergelijke.
10 Glycerol is een keuze weekmaker.
Na het weekmaken droogt men de vezel dan op elke geschikte wijze zoals vacuumdroging, geforceerde luchtdroging bij omgevings- of verhoogde temperatuur, microgolfdroging en dergelijke. Verhoogde temperaturen kunnen worden gebruikt, zolang de 15 temperatuur geen aanzienlijk verlies van weekmaker veroorzaakt. Bijgevolg is een verhoogde droogtemperatuur afhankelijk van de bepaalde weekmaker die men gebruikt en een geschikte temperatuur wordt gemakkelijk bepaald.
De gedroogde uiteindelijke produktcellulosevezels volgens 20 de uitvinding zijn van capillaire afmeting en liggen in het gebied van ongeveer 200 - 1*00 micron uitwendige diameter en hebben een wanddikte in het traject van 10-80 micron. Voor scheidingscellen gebruikt in hemodialyse hebben de vezels bij voorkeur een wanddikte in het traject van 10-50 micron en een maximum uit-25 wendige diameter van ongeveer 230 - 320 micron.
De volgende voorbeelden illustreren de nieuwe werkwijze en de verbeterde holle cellulosevezels volgens de uitvinding en bevatten de beste wijze die men hiervoor kan gebruiken. Zoals gebruikt in deze beschrijving en conclusies slaan alle samen-30 stellingspercentages op het gewicht, tenzij anders specifiek aangegeven. Elk van de specifiek gerecepteerde smeltspinsamen-stellingen wordt bereid onder gebruikmaking van de boven aangegeven menginrichting en beschreven trappen en de vezels worden gesponnen uit een spindop met 16 openingen onder toepassing van 35 stikstof geïnjecteerd in de vezelkern. Na gelering in lucht en verwijdering van monsters ter bepaling van de pas gesponnen in- 800 6 49 1 11 trinsieke vezeltreksterkte volgens de beschreven procedure, worden de vezels gedeacetyleerd in een loogoplossing, typisch waterig natriumhydroxyde in een traject van 0,2 - 1,2 gew.$ bij een temperatuur van 20 - 60°C.
5 De pas gesponnen intrinsieke treksterktes worden bepaald door wegen van 15 m van aangrenzende vezel om het gemiddelde gewicht vast te stellen van het gekozen 5 cm stuk van elke afzonderlijke vezel onderworpen aan de breekproef.
De verkregen cellulosevezels worden daarna grondig ge-10 wassen in water en men trekt monsters ter bepaling van de natte trekvezelsterkte volgens de testprocedure die hierboven is beschreven. De produktvezels worden ook beproefd op waterpermeabili-teit KyFR, en zuivering van ureum of transport in een laboratoriumproefapparaat. Het proefapparaat bestaat uit een 15 fluïdumreservoir voorzien van een magnetische roerder, en een dialysatorproefbeker voorzien van een magnetische roerder, een topafsluitplaat met drukfittingen en connectors voor het verbinden van de uiteinden van de potmanchetten verbonden aan elk einde van een bundel van vezels, die 128 - 178 vezels per bundel 20 bevatten. De vezelbundel wordt gebogen tot een U-vorm en gestoken in de beker en verbonden met de afsluitplaat; éên manchet wordt verbonden door een fluïdumleiding aan een pomp verbonden met een leiding naar het reservoir en de andere manchet wordt verbonden door een terugvoerleiding naar het reservoir om fluïdum in staat 25 te stellen van het reservoir te worden gepompt onder geregelde druk door de holtes van de vezels gelegen in de dialysebeker.
De beker is ook voorzien van dialysaattoevoer en afvoerverbin-dingen en gedurende het beproeven worden de vezels ondergedompeld in een omringend geroerd waterbad voor de proef.
30 De watertransportcoëfficiënt wordt bepaald door water onder druk door de vezels te pompen en de toename in water-volume te meten buiten de vezels in de dialysebeker bij 37°C.
Men berekent dan de KyFR voor elke proef in milliliter per vierkante meter per uur per millimeter kwikdrukverschil zoals getoond 35 in tabel A.
De ureumcoëfficiënt K wordt bepaald door te voorzien ureum 800649 1 12 in een water-ureumoplossing in het voorraadreservoir en het pompen ervan door de vezelholtes waarbij het bad dat de vezels in de dialysebeker omringt aanvankelijk zuiver water is. Er worden metingen gedaan om de ureumconcentratie in het dialysaat- 5 fluïdum met tussenpozen te bepalen.
De proeven worden uitgevoerd bij 37°C en er is geen drukverschil over de vezelwandoppervlakte gedurende de proeven.
De ureumcoëfficiënt K wordt bepaald door het ver- ureum schil in de concentraties van ureum in het voorraadvat en in de 10 dialysebeker aan de buitenkant van de vezels te beschouwen als een functie van de tijd en het vezelgebied volgens de vergelijking: N = K A (C, - C0), waarin N de flux voorstelt dwars over het membraan in molen per minuut, de aanvankelijke ureumconcentratie is, C^ de eind-, of gemeten concentratie en 15 A het gebied van de vezelwand of membraan tussen de twee oplossingen.
In een tweekamersysteem zonder een drukverschil of resulterende ultrafiltratie kan de overdracht van ureum dwars door de membraanwand worden geïntegreerd over een tijdsinterval 20 t ter verkrijging van de verdere vergelijking: μ ^ .
(C1 - C2)t_0 V1 + V2 · A Λ t ln - = - ureum . t ƒ 1 - °2)* J LV1 V2 25 waarin het volume is van de voorraadreservoiroplossing en het volume van de oplossing in de dialysebeker.
In de proeven worden de volumina en en het gebied A afzonderlijk gemeten, zodat een grafiek van de waarden aan elke kant van de geïntegreerde vergelijking een rechte lijn oplevert, : 30 uit de helling waarvan men de K kan berekenen in eenheden van ureum centimeter per minuut.
Voorbeeld I
Men bereidt een grondig mengsel van cellulosediacetaat-polymeer en weekmaker, zoals hiervoor beschreven. Het mengsel 35 bestaat uit 80$ cellulosediacetaat en 20$ van een mengsel van polyethyleenglycolen van molecuulgewichten 200 - 1U50 Daltons ter 800649 1 13 verkrijging van een gemiddeld molecuulgewicht van de gemengde polyethyleenglycolweekmaker van 902 Daltons. De holle cellulose-diacetaatvezels worden vervolgens gedeacetyleerd tot holle cellulosevezelmembranen in een 0,8$'s natriumhydroxydeoplossing 5 in water hij 50°C. De holle vezelmembraan intrinsieke treksterktes, waterpermeabiliteiten (K^^) en ureumtransportsnelheden (Kureum) zijn samengevat in tabel A kolom 2.
Zoals blijkt uit tabel A heeft de natte cellulosevezel uit dit voorbeeld meer dan 2,5 maal de natte intrinsieke trek-10 sterkte van de referentievezel. De produktcellulosevezel geproduceerd uit deze betrekkelijk hoog moleculaire polyolsmeltspin-samenstelling vertoont ook superieure gedragseigenschappen voor bloedzuivering en hogere waterpermeabiliteit. De waterpermeabili-teit (Kjjpp) is 1 >5 maal die van de referentievezel. De ureum- 15 overdrachtssnelheid is ook hoger: K = 38 X 10~^ cm per minuut J ureum in vergelijking met 30 X 10~J cm per minuut voor het referentie-cellulosevezelmembraan.
Men bereidt een dergelijk mengsel door mengen van cellulose-diacetaat en hetzelfde mengsel van polyethyleenglycolen met een 20 gemiddeld molecuulgewicht van 902, maar nu gebruikt men k3% cellulosediacetaat in plaats van 80$. Na smeltspinnen hydroly-seert men de holle celluloseacetaatvezels of verzeept hen in een Qtk% natriumhydroxydeoplossing in water bij 50°C. Na beproeving, zoals hierboven, is de intrinsieke natte treksterkte 1,3 maal 25 die van de referentievezel. K is 26 in vergelijking met 30 voor de referentievezel, maar is drastisch toegenomen tot 86 maal die van de referentievezel, of een waarde van 10^ millimeter per uur per vierkante meter per millimeter kwik. Uit een vergelijking van deze twee smeltspinsamenstellingen blijkt, 30 dat voor een bepaalde polyolweekmaker de afname in cellulose-esterconcentratie een aanzienlijke afname veroorzaakt in waterpermeabiliteit bij aanvaardbare ureumzuiveringswaarden. Ook kan worden opgemerkt dat een zwakkere hydrolyseringsoplossing werd gebruikt en dat sterkere verzepingsoplossingen gewoonlijk de 35 waterpermeabiliteit verhogen. Men kan dus de gewenste combinatie van intrinsieke natsterkte en eigenschappen modifice- 8 00 6 49 1 11+ ren naar die, welke specifiek gewenst zijn door dergelijke smelt-spinsamenstellingsveranderingen, of door het gemiddelde molecuul-gewicht van het polyol te modificeren, zoals hlijkt uit vergelijkingen, die gemaakt kunnen worden met de voorbeelden, die 5 volgen.
Voorbeeld II
Men bereidt een grondig mengsel van cellulosediacetaat-polymeer en weekmaker onder toepassing van de boven beschreven procedures. Het mengsel bestaat uit van een mengsel van 10 cellulosediacetaat en Yl% polyethyleenglycol met een gemiddeld molecuulgewicht van H00 Daltons. Men beproeft de holle cellulosediacetaat vezels na gedeacetyleerd te zijn tot holle cellulose-vezelmembranen in een waterige 0,1+#'s NaOH oplossing bij 50°C op intrinsieke treksterktes, waterpermeabiliteit (Κ^^) en ureum- 15 transport (K _____) en de resultaten zijn weergegeven in tabel A, kolom 3.
De natte intrinsieke treksterkte van de produktvezel is 2,b maal die van de referentievezel, is 2,1 maal hoger en K is 32 X 10"3 in verhouding tot 30 X 10~3 voor de refe-ureum 20 rentievezel. Opgemerkt kan worden, dat gedurende de verzeping van celluloseacetaat tot cellulose de natte intrinsieke treksterkte is toegenomen tot een waarde, die bijna het dubbele is van die in pas gesponnen toestand.
Men bereidt een ander mengsel met dezelfde hoeveelheden 25 cellulosediacetaat en polyethyleenglycol, maar nu bereikt men het gemiddelde molecuulgewicht van H00 Daltons bij de glycol door polyethyleenglycol van gemiddeld molecuulgewicht 600 te mengen met glycerol met een gemiddeld molecuulgewicht van 92 Daltons.
Deze verandering veroorzaakt een verbetering van alle vezel-30 eigenschappen tot een natte cellulosevezel intrinsieke treksterkte van 3,7 maal de referentie, een KyFR van 3,^ maal de referentie en een Kureum van 33 X 10~3 in vergelijking met 30 X 10” 3 cm per minuut voor de referentie.
Voorbeeld III
35 Men bereidt een grondig mengsel van cellulosediacetaat- polymeer en weekmaker, zoals hierboven beschreven. Het mengsel 800 6 49 1 15 bestaat uit 1+3$ cellulosediacetaat en 51% polyethyleenglycol met molecuulgewicht 108 Daltons. De holle cellulosediacetaatvezels worden vervolgens gedeacetyleerd tot holle cellulosevezelmembra-nen in een 0,8$ NaOH oplossing bij 50°C. De holle vezelmembraan 5 intrinsieke treksterktes, waterpermeabiliteiten en ureumtransport-snelheden zijn weergegeven in tabel A, kolom 4.
Zoals uit tabel A blijkt, heeft de natte cellulosevezel uit dit voorbeeld 1,9 maal de intrinsieke treksterkte van de referentievezel. De waterpermeabiliteit KyFR is 1,8 maal die van 10 de referentievezel en K is 32 X 10-^ cm per minuut in verge- . ureum v ° lij king met 30 X 10”-3 cm per minuut voor het referentiecellulose-membraan.
Een dergelijk mengsel wordt gemaakt op dezelfde wijze, maar nu heeft het polyethyleenglycol een molecuulgewicht van 15 150. Verzeping van de celluloseacetaat tot cellulose wordt ge daan in een 0,1+$'s NaOH waterige oplossing bij 50°C. Dezelfde vezeleigenschappen worden gemeten, zoals boven beschreven, en de natte intrinsieke treksterkte is 6,6 maal die van de referentievezel, terwijl en Kureum nagenoeg dezelfde zijn als 20 die van de referentievezel. Wanneer men de natte intrinsieke treksterkte van de cellulosevezels van de voorbeelden II en III met elkaar vergelijkt, blijkt dat de beste natte intrinsieke treksterkte voor een bepaalde celluloseesterconcentratie, 1+3$ cellulosediacetaat, wordt verkregen bij een polyglycol gemiddeld 25 molecuulgewicht tussen 106 en 1*00 en een piek schijnt te hebben bij ongeveer 150.
Voorbeeld IV
Men bereidt een grondig mengsel van cellulosediacetaat-polymeer en weekmaker, zoals hiervoor beschreven. Het mengsel 30 bestaat uit 1+3. gew.$ cellulosediacetaat en 57 gew.$ polyethyleen-glycolen van molecuulgewichten 1+00 en 11+50 Daltons. Het gemiddelde molecuulgewicht van de polyethyleenglycolweekmaker is 713 Dalton. De holle cellulosediacetaatvezels worden vervolgens gedeacetyleerd tot holle cellulosevezelmembranen volgens de eerder beschreven 35 werkwijze. De vezeleigenschappen zijn samengevat in tabel A, kolom 5.
800649 1 16
Uit tabel A blijkt, dat de natte intrinsieke treksterkte is toegenomen tot een waarde van meer dan tweemaal die van de pas gesponnen intrinsieke treksterkte en tot een natte cellulose intrinsieke treksterkte van 3,2 maal die van de referentievezel, -3 -3 5 met een K van X 10 tegen 30 X 10 cm per minuut voor de ureum referentievezel, en een van 2,U maal die van de referentievezel.
Voorbeeld V
Men bereidt een grondig mengsel van cellulosediacetaat-10 polymeer en weekmaker, zoals hiervoor beschreven. Het mengsel bestaat uit k3% cellulosediacetaat en 51% polyethyleenglycol met molecuulgewicht 1*00 Dalton en glycerol met roolecuulgewicht 92 Daltons tot een polyolmengsel met een gemiddeld molecuulgewicht van 362 Daltons. De holle cellulosediacetaatvezels worden ver-15 volgens gedeacetyleerd tot holle cellulosevezelmembranen in een 0tk%'s NaOH oplossing in water bij 50°C. De cellulose holle vezel-membraan intrinsieke treksterktes, en zijn samengevat in tabel A, kolom 6.
Uit tabel A blijkt, dat de natte intrinsieke treksterkte 20 is toegenomen met 2b2% gedurende de verzeping tot een cellulosevezel natte intrinsieke treksterkte die 5*8 maal die is van de referentievezel. De ureum zuiveringssnelheid is aanzienlijk verbeterd tot k2 X 10 cm per minuut of 1,3 maal die van de referentievezel, terwijl K^FR 2,1 maal zo hoog is als van de 25 referentievezel.
Men bereidt een ander smeltspinmengsel identiek aan het boven beschreven polyethyleenglycol-glycerolmengsel en cellulosediacetaat, maar nu vervangt men de glycerol door een dergelijke hoeveelheid, 7 vol.$, van het ethyleenglycol om een polyolmengsel 30 te vormen met een gemiddeld molecuulgewicht van 358. Vezels worden gesponnen en gedeacetyleerd onder dezelfde omstandigheden; vergelijkbare eigenschappen van de verkregen cellulosevezel werden bepaald op dezelfde wijze; de cellulosevezels hadden een natte intrinsieke treksterkte, die 5»8 maal die van de referentievezel -3 : 35 was, een van 21 X 10 cm per minuut en een die 1,7 maal die is van de referentievezel.
800649 1 17
Voorbeeld VI
Men vormt een smeltspinsamenstelling door miform mengen van 36$ cellulosediacetaat met 6k% van een polyolmengsel bestaande uit polyethyleenglycol met een gemiddeld molecuulgewicht van 5 600 Dalton en glycerol in hoeveelheden, die een gemiddeld molecuulgewicht van 1*21 produceren voor het mengsel. Vezels worden smeltgesponnen en gedeacetyleerd in een 0,l*$'s NaOH oplossing in water bij 50°C en de eigenschappen worden bepaald op de boven beschreven procedures en zij zijn samengevat in 10 tabel A, kolom 7· Deze cellulosevezels hebben een combinatie van hoge nattreksterkte, hoge1 K.TT;)_ en hoge K waarden en stellen
Ur π ureum een voorkeursvorm van de uitvinding voor, doordat dergelijke vezels bevredigend zijn voor gebruik in hemodialyse of hemo- filters en bijzonder gewenst zijn voor hemofiltergebruik. De 15 natte intrinsieke treksterkte is 3>1* maal die van de referentie- vezel, de Κ..„0 is 32 maal hoger dan de referentievezel en K__
Urπ ureum is U9 X 10'3 cm per minuut.
Voorbeeld VII
Men bereidt een grondig mengsel van cellulosediester 20 (propionaat/acetaat) en wefekmaker als hiervoor beschreven. De celluloseester uit dit voorbeeld kan in het algemeen worden beschouwd als cellulosepropionaat, daar 96$ van de estergroepen propionaat zijn en slechts 1*$ acetaat.
Het mengsel bestaat uit 1*3$ cellulosepropionaat en 57$ 25 polyethyleenglycol met gemiddeld molecuulgewicht 1*00 Dalton en glycerol met molecuulgewicht 92 Daltons voor het vormen van een polyolmengsel met een gemiddeld molecuulgewicht van 362 Dalton.
De holle cellulosepropionaatvezels worden vervolgens gedeacetyleerd tot holle cellulosevezelmembranen in een 0,1*$'s NaOH oplossing in 30 water bij 50°C. De holle vezelmembraan intrinsieke treksterktes, waterpermeabiliteiten en ureumtransportsnelheden zijn samengevat in tabel A, kolom 8.
Zoals uit tabel A blijkt, heeft de natte cellulosevezel van dit voorbeeld 3,5 maal de intrinsieke treksterkte van de 35 referentievezel. De waterpermeabiliteit is 2,1* maal die
van de referentievezel en de snelheid van ureumoverdracht, K
* ureum 8 00 6 49 1 -3 18 is 33 X 10 cm per minuut.
Voorbeeld VIII
Men vormt een smeltspinmengsel door grondig mengen van 1+3# cellulosediacetaat en 57# van een polyol bestaande uit een 5 mengsel van polypropyleenglycol met een gemiddeld molecuulge-wicht van 1+00 Daltons en glycerol onder vorming van een gemiddeld molecuulgewicht voor het polypropyleenglycol/glycerol-mengsel van 297· Cellulosevezels worden vervaardigd en beproefd volgens de boven beschreven werkwijzen waarbij de deacetylering 10 wordt uitgevoerd in een 0,l+#'s NaOH oplossing bij 50°C. De eigenschappen zijn vermeld in tabel A, kolom 9·
Voorbeeld IX
Kunstnieren van het type, dat in de handel wordt gebracht door Cordis Dow Corp. onder het merk C-DAK kunstnieren 15 worden vervaardigd onder toepassing van cellulosevezels, vervaardigd in commerciële hoeveelheden volgens de werkwijze beschreven in voorbeeld V hierboven, onder toepassing van de smelt-spinsamenstelling bestaande uit 1+3# cellulosediacetaat en 57# van een mengsel van polyethyleenglycol met een molecuulgewicht van 20 1+00 Dalton en glycerol tot een polyolmengsel met een gemiddeld molecuulgewicht van 3β2 Dalton. De bepaling van de natte intrin- lt sieke treksterkte levert 11 X 10 g per gram cellulosevezel op.
Nadat de cellulosevezels met water zijn gespoeld en weer weekgemaakt in een ongeveer 10$ glycerol-wateroplossing en daarna 25 gedroogd, houden de vezels ongeveer 20# glycerol achter. De intrinsieke treksterkte van deze vezels wordt bepaald volgens de enkelvoudige vezelbreekproef op de Instronmachine, zoals hierboven beschreven, in verband met de proeven op droge cellulose-acetaatvezels met de volgende variaties. Men weegt een bundel 30 bestaande uit 360 vezels van één meter lang, extraheert de glycerol er uit en weegt de zuivere cellulosevezel. Het gemiddelde gewicht van een 5 cm lang deel wordt dan berekend op een 100$ polymeervezelbasis. De treksterkteresultaten stellen het gemiddelde voor van zes afzonderlijke proeven op zes 5 cm lange vezels 35 uit de glycerolvrije bundel. De droge intrinsieke treksterkte is k 20 X 10 g per gram cellulosevezel.
8 00 6 49 1 19 Eén van de kunstnieren, die 1,5 m cellulosevezelgebied
bevat, wordt droog gesteriliseerd door toepassing van 2,5 MRAD
gammastralen. Na sterilisatie wordt de nier geopend en vezel- monsters verwijderd en onderworpen aan de natte intrinsieke 5 treksterkteproef en de vezels blijken een gemiddelde natte intrinsieke treksterkte te hebben van 8,6 X 10^g per gram 2 cellulosevezel. Een andere nier van 1,5 m vervaardigd met de cellulosevezels uit dit voorbeeld, wordt gesteriliseerd terwijl de nier gevuld is met fysiologische zoutoplossing door toepassing 10 van 2,5 MRAD gammastralen. Vezels uit deze natte met gammastralen gesteriliseerde nier hebben een natte intrinsieke treksterkte k van 5>2 X 10 g per gram cellulosevezel.
Ter vergelijking werden kunstnieren uit de commerciële 2 produktie bij Cordis Dow Corp., die 1,5 m cellulosevezels bevat-15 ten, vervaardigd volgens de werkwijze van het Amerikaanse octrooi-schrift 3.5^6.209 beproefd op dezelfde wijze als de boven beschreven vezels en zij blijken de volgende eigenschappen te hebben:
Droge intrinsieke cellulosevezeltreksterkte - 7,5 X lO^g 20 per gram . . X· k
Natte intrinsieke cellulosevezeltreksterkte - 1,6 X 10 g per gram
Natte cellulosevezel intrinsieke treksterkte na droge ... k gammastralingsstenlisatie - 1,53 X 10 g per gram 25 Intrinsieke treksterkte van natte cellulosevezel na natte (fysiologische zoutoplossing) gammastralingssterili- k satie - 1,28 X 10 g per gram.
. . ... 2
Klinische waarderingen bij twee 1,5 m kunstnieren, die de verbeterde cellulosevezels van dit voorbeeld bevatten, werden 30 gedaan bij twee onderbroken hemodialysepatiënten bij een gemiddelde bloedstroomsnelheid van 200 ml per minuut en een dialysaat-stroomsnelheid van 500 ml per minuut gedurende 3,5 respectievelijk Λ » U,1 uur. De KyFR was 2,1 ml per uur m mm kwik bij 37°C. De K was 31,6 cm per minuut bij 37°C.
35 Ter vergelijking gaven commerciële Cordis Dow kunstnieren, .2 die 1,5 m cellulosevezels bevatten, vervaardigd volgens de werk- 800 6 49 1 20 wijze van het Amerikaanse octrooischrift 3.5^6.209, gebruikt bij drie onderbroken hemodialysepatienten, gemiddelde waarden voor o »
KyFR van 0,89 ml per uur m mm kwik bij 37°C en een Kureum van 29,6 cm per minuut bij 3T°C.
5 De kunstnieren gebruikt in dit voorbeeld en hierboven aangeduid als het type dat in de handel wordt gebracht door Cordis Dow Corp., zijn inrichtingen met een paar bloedkamers, die van elkaar zijn gescheiden door een tussenliggende dialysaat-kamer, die integraal verbonden is met de bloedkamers. Een bundel 10 van holle vezels, gewoonlijk bestaande uit duizenden afzonderlijke vezels, bijvoorbeeld zes-vijftienduizend vezels, eindigen met hun tegenover elkaar gelegen uiteinden in een plastieken buisvel typisch een polyurethaan. Het buisvel verbindt de vezels met elkaar en voorziet ook in een ringvormig deel, dat buiten de 15 omtrek van de vezels in de bundel ligt, en dat dient om de buis-vellen te verbinden met de eindgedeeltes van de dialysaatkamer en met de bloedkamers en daardoor de bloedkamers en de dialysaat-kamers op te sluiten tot een eenheid, waarbij de vezels binnen de dialysaatkamers liggen, zodat de kamers van elkaar zijn geïsoleerd 20 in vloeistofdicht pakkingsverband. De open uiteinden van de holle vezels einigen in het vlak van het buiteneinde van elk buisvel en de doorgangen in de holle vezels voorzien in communicaties tussen de inwendigen van de op afstand van elkaar gelegen bloedkamers.
8 00 6 49 1 21 'd Η φ -4· -φ- --'ai ο ο η
ΙΑ Ρ > τ- -- I I
^ kH X X >5. Ο Ο Μ «- OJ 0\ ΙΟ " * CVI «χ > 0J ΙΑ OJ <Μ -4 + 00 τ) Η Φ -4 -4 ^ Φ Η Ο Ο 00 ,4 χ> Μ <— «- ν- | h Η X X Ο "Ο Ο -4 «- ΟΙ CM ι-
Ο · » I X
> 0Ο 0J
οο tJ " ” Η φ -4 .4 —> φ Ο Ο Ρ0
00 ,α Η Τ- Τ- I
—' h Η X X ΙΑ ΙΑ Ο Ο Ο Ον 0\ » τ-
Ο * " ·- (Μ X
> oj οη + <μ οο -d Η Φ J- -d" ^ φ Ο Ο ΐΛ 00
0J ,Ο Μ >— «— 00 00 I
^ U X X -4 * ο Ο -4 CM I τ-> »—
Ο * » X
-fe-+>-_ t -4 0Ο <ΓΓ_______00 ...
•Η I U
φ ·Η Λ Η hO Η φ ιο Ο Η 0 Ή Λ Φ -¾ Ο < Ν Ο ·0 Φ Φ Ρ h £ Η Φ Η > Φ Ρ "ο .
φ ·η :φ φ λ ο σ\ £ £ Jp. ... >,
,Ο Ρ ·Η tfl Ο Ο J* oj X
Φ β Ο Ο Μ CM ,. ,. Ρ}^ * _ ΕΗ Φ h Η β φ · *· ^ £^2. Τ & —'ΜΦΡΦ«νο η, Λ *? -- Φ Β Η bO β -4 °i 5Ρ1 ° J.
w <i-< a η η 3 la * * 6 ^ · φ Ο Φ Ο Φ · ^ ° ^ w β _CC Ο Ο > Λ! ΓΟ________·Η h Β II Φ · ·> Φ Η I I Φ bO Φ I +3 Η CM β β Η Φ Ρ β Ι^ΜΒΙ β Φ Ρ φ ΦΦβ «ΙΟ
X W Η Φ X Β h ΧΗ ·ΗΌ ρ W χ3«· ί> Φ II
Ρ φ Η Φ h 3 Φ Η Φ h ΙΦΟ Φ β tog Φ > φ φ h Ρ Ο Ν φ β Φ β Η β >V Φ Ο 3 Ρ Ο Ο β β Ρ bQ Μ (¾ Φ -0003 Ρ 3 ΦΟΟ ·Η Η Φ Φ Φ Φ ·η β) to .* φ > ρ > ο φ η i> to β Φ P h Φ φ .Μ β > Η ·· Φ Μ 3 rH Ρ Η Ο Ο ,β Η β
Ρ -Ρ Φ 3 h Φ bO h Ο Φ h bO Ρ Φ Ρ Η Η Η X
Φ ·Η h φ Η Ν β Ρ Η bO φ β Η β Ο ·Η Ρ II ΦΦ β Oh CO bO φ φ φ ·γΙ Η Ρ ·Η ί> ·Η Η ·Η ΦΗΚ β Ο β φ Φ ο β β ν >^φη-ρβφρφ φ ρ η χ m Φ ft φ Ο ·Η h X φ φ φ Ν Η Ρ Ο PPO-Ph ·Ηφρ 0) Φ Φ Ρ Μ *» h Φ Η >· Μ Η φ Φ Ο ΧΦ βφ Η φ ΧΟ bO Η h φ Ο PftO OX>ü>lAhNfi3p ·Ηϋ ο β Η Λ Η φ β Ρ,φ HP Η φβφρρ Ρ fit- ·Η Ο Β Ο Ρ ρ ·|Η φ Ρ ho φ ΡΦΦΒΦβ ΡΟβ(θΦ φφ3οορλφ to Η Λ! ΡΦ·ΗρΗϋΜ3>ί3ΐΟ βφφ Φ Η Φ Φ Β β ΗΡΒ^βΦΌα) Η Φ Φ h β > ΛίΦΟΟΗΗ BHh'O >Φό Φ Φφ3ΡρΡβ tl II ·Η tiD V Φ-ΡΡηΡΡΦ h Ο ί ·Η Ή Ρ β Ο bD ΟΡΡΦΦΟΦΟ'ΡΜ h |( β Β Ρ Ο Ν φ XI β ρ Ρρ·Ηθ •Η CObOpU^H βββΦΡΦΦΦΟΦΡ Φ Ν Φ φ 0- Φ Φ Η ·· to Φ Η φΦ'ΗΦΦΡΗΡωΦ-Ρ^ h φ β bO ββΗΟΟ Η bO φ Φ Φ 0 ρ β b Α φ to φβ Ρ<ηί) «4>υΚ 3 Φ Φ ΟΜβΦΜΧϋΡ Ρ βΜ-ΡίΟΦΗβΡΡβ^ΦΡΝ-Η Η h φ ·Η h Ο β ΦφβφβΟ φ φ Φ Ο Φ ·Η Φ Φ ·Η β h φ φ ·Η
φ Ρ>βρΗΦΙΑ Κρ·ΗΡ·Ηβ > bD Pt Φ X φ Ρβφβ DXJ>P
< PQ Ο Q W
8 00 6 49 1 22 τ) 7 Η -=t· -=* ο β) ο ο Ξ ft) t— τ—- ,
'-'f Η X χ OS
σ\ ^ μ α\ νο ' ~ί ο Μ * λ I m -*-j ο > la on > ; H ^ ^ 7 $ ° ° o «ΡΗ X X VC On Γ" OO^H p. VO cm „7 & O IA IA 00 > H _*- .=* 7 $ ° ° ^ ° 'o ,Ο χ X J- CO T" f-t M t— IA ·" °0 >< t- O > « »> + 7 ---O CO IA "** > H 7 e> J- J·
<D O O
<— o -- cm la -- vo »h > x χ -a- * si
^ O CO CM CM CM- CM
o *. * + -3 > oo Os 8 00 6 49 1

Claims (13)

1. Halfdoorlaatbare holle cellulosevezel, met het kenmerk, dat deze een ultrafiltratiecoëfficiënt bezit in het traject van 2 - 200 milliliter per uur per vierkante meter per millimeter 5 kwik, een ureumcoëfficiënt K in het traject van 15 tot 1+5 X 10‘J cm per minuut en een natte intrinsieke treksterkte in het traject van 2 - 11 g per gram cellulosepolymeer en vervaardigd volgens de werkwijze, waarbij men (a) een holle cellulose estervezel smeltspint door een 10 spuitmond uit een smeltspin^samenstelling in hoofdzaak bestaande uit 35 - 80 gev,% celluloseester aangevuld met tenminste één polyol met een gemiddeld molecuulgewicht tussen 106 - 900, (b) genoemde cellulose estervezel nagenoeg hydrolyseert tot een holle cellulosevezel, 15 (c) genoemde cellulosevezel, terwijl deze nog steeds in natte toestand is, weer weekmaakt met een in water oplosbare, nagenoeg niet-vluchtige weekmaker, en (d) genoemde geplasticeerde vezel droogt.
2. Halfdoorlaatbare holle cellulosevezel volgens conclusie 20 1, met het kenmerk, dat de uitwendige diameter in het traject van 200 - 1+00 micron ligt en de wanddikte in het traject van 12-80 micron,
3. Halfdoorlaatbare holle cellulosevezel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat genoemde smeltspin^samenstelling bestaat 25 uit een mengsel van polypropyleenglycol en glycerol. 1+. Halfdoorlaatbare holle cellulosevezel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat genoemde celluloseester celluloseacetaat-propionaat omvat.
5. Halfdoorlaatbare holle cellulosevezel volgens conclusie 30 1, met het kenmerk, dat genoemd polyol in hoofdzaak bestaat uit een mengsel van ethyleenglycolen met een gemiddeld molecuulgewicht van minder dan 600 en polyethyleenglycolen met een gemiddeld molecuulgewicht boven 900 zodat een gemengd polyol wordt gevormd met een gemiddeld molecuulgewicht beneden ongeveer 900.
6. Werkwijze ter vervaardiging van een halfdoorlaatbare holle cellulosevezel met een natte intrinsieke treksterkte in het 800649 1 2h traject van 2 - 11 g per gram cellulosepolymeer, met het kenmerk, dat men (a) een holle cellulose estervezel smeltspint door een spuitmond uit een smeltspinsamenstelling in hoofdzaak bestaande 5 uit 35 - 8θ gew.$ celluloseester aangevuld met tenminste een polyol met een gemiddeld molecuulgewicht tussen 1θβ - 900, (b) genoemde cellulose estervezel nagenoeg hydrolyseert tot een holle cellulosevezel, (c) genoemde cellulosevezel, terwijl deze nog steeds nat is, 10 weer veekmaakt met een in water oplosbare, nagenoeg niet-vluchtige weekmaker, en (d) genoemde weekgemaakte vezel droogt.
7. Werkwijze volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat genoemde smeltspinsamenstelling 1+0 - 50$ celluloseester bevat.
8. Werkwijze volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat ge noemde ester in hoofdzaak bestaat uit cellulosediacetaat.
9. Werkwijze volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat genoemde celluloseester celluloseacetaatpropionaat omvat.
10. Werkwijze volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat 20 het polyol bestaat uit tenminste één polyol gekozen uit de groep bestaande uit polyethyleenglycolen, polypropyleenglyeolen en glycerol.
11. Scheidingsinrichting voor hemodialyseren en hemofiltre-ren van bloed, met het kenmerk, dat deze bestaat uit een paar 25 bloedkamers, die op afstand van elkaar worden gehouden door een tussengelegen dialysaatkamer, die integraal ermee verbonden is, een bundel holle vezels die met hun uiteinden eindigen in een buisvel, welke genoemde buisvellen op afdichtende wijze zijn geplaatst tussen genoemde dialysaatkamer en elk van genoemde 30 bloedkamers en ermee zijn verbonden zodat genoemde kamers in vloeistofdicht verband worden gescheiden, waarbij de doorgangen in genoemde vezels voorzien in communicaties tussen de inwendigen van genoemde bloedkamers, waarbij genoemde holle vezels bestaan uit een aantal holle vezels volgens conclusie 1.
12. Scheidingsinrichting volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat genoemde holle vezels bestaan uit een aantal holle 800 6 49 1 vezels volgens conclusie 2.
13. Scheidingsinrichting volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat genoemde inrichting en genoemde holle vezels erin in steriele toestand zijn als gevolg van sterilisatie van ge-5 noemde inrichting met gammastralen en waarbij genoemde gesteriliseerde holle vezels een natte intrinsieke treksterkte li hebben in het traject van 5 - 9 X 10 g per gram cellulosevezel. 1U. Scheidingsinrichting volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat genoemde holle vezels in genoemde inrichting zijn 10 gesteriliseerd met gammastralen, terwijl genoemde vezels droge hergeplasticeerde cellulosevezels waren met ongeveer 20$ glycerol erin en genoemde gesteriliseerde vezels een natte . . . U intrinsieke treksterkte hebben van 9 X 10 g per gram cellulosevezel.
15. Scheidingsinrichting volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat genoemde holle vezels in genoemde inrichting zijn gesteriliseerd met gammastralen, terwijl genoemde vezels nat waren van fysiologische zoutoplossing en genoemde gesteriliseerde vezels een natte intrinsieke treksterkte hebben van ongeveer 20 5 X 10 g per gram cellulosevezel. 800649 1
NL8006491A 1979-12-17 1980-11-28 Werkwijze voor het vervaardigen van een holle cellulosevezel. NL192269C (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
US10420779A 1979-12-17 1979-12-17
US10420779 1979-12-17

Publications (3)

Publication Number Publication Date
NL8006491A true NL8006491A (nl) 1981-07-16
NL192269B NL192269B (nl) 1996-12-02
NL192269C NL192269C (nl) 1997-04-03

Family

ID=22299216

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8006491A NL192269C (nl) 1979-12-17 1980-11-28 Werkwijze voor het vervaardigen van een holle cellulosevezel.

Country Status (13)

Country Link
JP (1) JPH0778288B2 (nl)
AU (1) AU543028B2 (nl)
BE (1) BE886354A (nl)
CA (1) CA1153171A (nl)
CH (1) CH650033A5 (nl)
DD (2) DD200311A5 (nl)
DE (1) DE3044435C3 (nl)
ES (2) ES8202873A1 (nl)
FR (1) FR2473340B1 (nl)
GB (1) GB2065546B (nl)
IT (1) IT1146243B (nl)
NL (1) NL192269C (nl)
SE (1) SE449376B (nl)

Families Citing this family (14)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE3042110A1 (de) * 1980-11-07 1982-06-16 Akzo Gmbh, 5600 Wuppertal Mikroporoese cellulosemembran
DE3129064A1 (de) * 1981-07-23 1983-02-10 Akzo Gmbh, 5600 Wuppertal Verfahren und vorrichtung zur blutoxygenation
US4425129A (en) * 1981-12-07 1984-01-10 Colgate-Palmolive Company Diaper with cushioned elastic leg hold edges
DE3317037A1 (de) * 1983-05-10 1984-11-15 Hoechst Ag, 6230 Frankfurt Membran aus regenerierter cellulose mit verbesserrten diffusionseigenschaften und verfahren zur herstellung
JPS605202A (ja) * 1983-06-21 1985-01-11 Teijin Ltd 多孔性セルロ−スエステル系中空繊維およびその製造方法
JPS6036061A (ja) * 1983-08-08 1985-02-25 鐘淵化学工業株式会社 血液浄化装置
JPS6045359A (ja) * 1983-08-19 1985-03-11 鐘淵化学工業株式会社 血液浄化器
JPH0653164B2 (ja) * 1986-06-10 1994-07-20 東洋紡績株式会社 セルロ−スエステル系中空糸状血漿分離膜
DE3842822A1 (de) * 1988-12-20 1990-07-05 Akzo Gmbh Biocompatible dialysemembran aus einem gemischten polysaccharidester
DE4038247A1 (de) * 1990-11-30 1992-06-04 Akzo Gmbh Cellulosedialysehohlfaden
ATE136808T1 (de) * 1992-06-25 1996-05-15 Saechsische Kunstseiden Gmbh Verfahren zur erhöhung der form- und spinnstabilität von kapillarhohlmembranen
JPH07779A (ja) * 1993-02-04 1995-01-06 Mitsubishi Rayon Co Ltd 炭酸ガス溶解方法及び装置
ES2547677T3 (es) 2011-05-26 2015-10-08 Biocell Gesellschaft Für Biotechnologie Mbh Apósito funcionalizado
CN110685021B (zh) * 2019-09-26 2021-06-04 湖北新阳特种纤维股份有限公司 纺织用二醋酸纤维素纤维的制备方法

Family Cites Families (10)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3423491A (en) * 1964-09-02 1969-01-21 Dow Chemical Co Permselective hollow fibers and method of making
US3532527A (en) * 1966-11-04 1970-10-06 Dow Chemical Co Permeable separatory membranes
US3494780A (en) * 1966-11-04 1970-02-10 Dow Chemical Co Method for enhancing permeability of separatory membranes
GB1481064A (en) * 1973-08-30 1977-07-27 Teijin Ltd Membrane apparatus for treating fluids
JPS5644161B2 (nl) * 1974-02-21 1981-10-17
JPS5644162B2 (nl) * 1974-02-22 1981-10-17
JPS5155417A (ja) * 1974-11-09 1976-05-15 Teijin Ltd Seruroosuaseteetochukushino seizohoho
JPS52144416A (en) * 1976-05-25 1977-12-01 Teijin Ltd Hollow cellulose fibers
AU519458B2 (en) * 1977-07-05 1981-12-03 Cordis Dow Corporation Cellulose acetate hollow fibres
DE2967152D1 (en) * 1978-08-22 1984-09-06 Mitsubishi Rayon Co Process for manufacturing regenerated cellulose hollow fiber

Also Published As

Publication number Publication date
DE3044435C3 (de) 1998-08-13
SE449376B (sv) 1987-04-27
GB2065546B (en) 1985-02-13
SE8008813L (sv) 1981-06-18
NL192269C (nl) 1997-04-03
ES497154A0 (es) 1982-02-16
FR2473340B1 (fr) 1988-08-05
JPH0778288B2 (ja) 1995-08-23
IT8050066A0 (it) 1980-11-03
CH650033A5 (fr) 1985-06-28
BE886354A (fr) 1981-05-26
AU543028B2 (en) 1985-03-28
ES8301643A1 (es) 1982-12-16
AU6340580A (en) 1981-06-25
NL192269B (nl) 1996-12-02
FR2473340A1 (fr) 1981-07-17
DE3044435A1 (de) 1981-06-25
ES8202873A1 (es) 1982-02-16
CA1153171A (en) 1983-09-06
JPS5691006A (en) 1981-07-23
DD154068A5 (de) 1982-02-24
GB2065546A (en) 1981-07-01
IT1146243B (it) 1986-11-12
DD200311A5 (de) 1983-04-13
DE3044435C2 (nl) 1992-05-27
ES507576A0 (es) 1982-12-16

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL8006491A (nl) Verbeterde halfdoorlaatbare holle cellulosevezels en werkwijze ter vervaardiging ervan.
US4543221A (en) Method for making cellulose semipermeable hollow fibers
CA1091409A (en) Dry phase inversion of exterior of cellulose acetate hollow fibre
CN103301759B (zh) 一种聚砜空心纤维透析膜及其制造方法
JPH10121324A (ja) 非対称微孔性中空繊維の製造方法
US4075108A (en) Polycarbonate membranes and production thereof
WO1998052683A1 (fr) Membrane hemocathartique en fibres creuses a base de polysulfone et ses procedes de production
EP0012630B1 (en) Process for producing a cellulose acetate-type permselective membrane, permselective membrane thus produced, and use of such membrane in artificial kidney
KR100224115B1 (ko) 고 플럭스 공동 섬유막
CA1107467A (en) Polycarbonate membranes for use in hemodialysis
JPH0611810B2 (ja) 多孔性キチン成形体及びその製造方法
JPH0214722A (ja) セルロース透析膜を化学的に変性する方法及び装置
JPH0362447B2 (nl)
JPH0722683B2 (ja) 血液処理器の製造方法
JP2710663B2 (ja) 血液処理器の製造方法
JPS6411322B2 (nl)
EP0046816A1 (en) Polycarbonate hemofiltration membrane and method of hemofiltering using such a membrane
JPS6352526B2 (nl)
JP2501933B2 (ja) 銅アンモニア法再生セルロ―ス中空糸およびその製造方法
JP2000288363A (ja) 血液浄化用中空糸膜の製造方法および血液浄化用中空糸膜
JP2001029758A (ja) 再生セルロース中空糸膜の製造方法
JPH11347384A (ja) セルロース系透析膜の製造方法
JP2001247715A (ja) セルロース溶液およびセルロース溶液安定剤
JP2001029762A (ja) セルロース系血液浄化用膜
JP2000246072A (ja) セルロース系血液浄化用膜およびその製造方法

Legal Events

Date Code Title Description
A85 Still pending on 85-01-01
BA A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
BC A request for examination has been filed
DNT Communications of changes of names of applicants whose applications have been laid open to public inspection

Free format text: CD MEDICAL, INC.

DNT Communications of changes of names of applicants whose applications have been laid open to public inspection

Free format text: ALTHIN CD MEDICAL, INC.

DNT Communications of changes of names of applicants whose applications have been laid open to public inspection

Free format text: ALTHIN MEDICAL, INC.

V4 Discontinued because of reaching the maximum lifetime of a patent

Free format text: 20001128