NL8005680A - Silicaatachtige bekledingslaag voor hittebestendige voorwerpen met warmte-overdragende funktie, daarvan voorziene voorwerpen en werkwijze voor het vervaardigen van een dergelijke bekledingslaag. - Google Patents

Description

-1- * , , *

Silicaatachtige bekledingslaag voor hittebestendige voorwerpen met warmte-overdragende funktie, daarvan voorziene voorwerpen en werkwijze voor het vervaardigen van een dergelijke bekledingslaag.

De uitvinding heeft betrekking op een silicaatachtige bekledingslaag voor hittebestendige voorwerpen, in het bijzonder houders, met warmte-overdragende funktie.

Bekledingslagen van deze aard zijn voor alles 5 glazuren en emailles, voor voorwerpen van keramiek en metaal. Als dergelijke voorwerpen komen bijv. kook-, braad-, grill-, bak- en serveergerei, rechauds, kook-, braad-, grill- en bakovens, verhittingslichamen en technische houders (steri-lisatie-apparaten, reactievaten voor de chemische en 10 farmaceutische industrie) in aanmerking. Door het glazuur of het emaille moeten deze voorwerpen tegen mechanische en/of chemische schadelijke invloeden worden beschermd.

Bij dergelijke voorwerpen is het echter zeer nadelig gebleken, dat de bekleding op grond van zijn hoge 15 warmte-kerende eigenschap de gewenste goede warmtedoorgang sterk vermindert. Het heeft sindsdien niet aan pogingen ontbroken, dit nadeel op te heffen.

Zo is het bij vaatwerk van edelstaal bekend, het oppervlak waarop zij staan van een extra laag van goed 20 warmtegeleidend metaal, bijv. koper of aluminium te voorzien, die door een buitenste, in edelstaal bestaande laag tegen mechanische en chemische inwerkingen is beschermd. Dit bekende gerei heeft weliswaar een betere warmte-overgang en een gelijkmatiger warmteverdeling dan gerei, dat is 25 voorzien van een bekledingslaag van silicaatachtige afkomst, maar toch wordt deze verbetering slechts mogelijk gemaakt door andere nadelen op de koop toe te nemen: verhoogde materiaaluitgaven (elektrolytisch koper en extra edelstaal-plaat), kosten voor apparaten (inductieve soldeerinstallatie) 30 en loonkosten (hardsolderen naast verwijdering van de daardoor ontstane oxydelaag en van soldeerrestanten) en daarmee treedt een aanzienlijke kostenverhoging op. Bovendien wordt het vaatwerk zwaarder en verliest aan houdbaarheid, omdat het bij gebrekkige soldeerplaatsen vaak tot een 8005380 - 2 - losraken van de bodem komt.

Verder is uit het Duitse octrooischrift 1.298.246 een geëmailleerd kookgerei bekend waarvan het standvlak met een foelie is bedekt, die als gesloten koper-5 of aluminiumfoelie is uitgevoerd of door een bindmiddel gebonden metaaldeeltjes of metaaloxyde bevat. Ook met deze bekende oplossing is wel een verbetering van de warmteoverdracht- en -verdelingseigenschappen bereikt, maar daar zijn eveneens enige nadelen aan verbonden. Zo treedt 10 bij het bij 800°C plaatsvindende inbranden van de foelie een sterke oxydatie van het koperoppervlak of smelten van het aluminium op; ten gevolge daarvan wordt bij gebruik van koperfoelie, waarvan de aanhechting door bij het inbranden ontstane gasinsluitingen sterk wordt benadeeld, naslijpen 15 vereist, terwijl bij toepassing van aluminiumfoelie het verband daarvan door het smelten wordt verstoord en de aluminiumdeeltjes in het emaille, gedeeltelijk zelfs op het metaal van het gerei, diffunderen. Daardoor ontstaan poriën, waarin bij gebruik van stadsgas als warmtebron zure 20 verbrandingsbestanddelen daarvan binnendringen en tot een voortijdige corrosie van de bodem van het vaatwerk leiden.

Ook de agressieve media van de vaatwasmachine hebben in zoverre een ongunstige uitwerking.

Ten slotte is uit het Duitse octrooischrift 25 1.454.210 bekend, in het emaille van vaatwerk in het gebied van het standvlak aluminiumpoeder te brengen. Ook deze maatregel bevordert weer de warmte-overdracht en de warmte-verdeling in de bodem van het vaatwerk, maar bij dit bekende vaatwerk treden in wezen weer de in het voorafgaande 30 in verband met het Duitse octrooischrift 1.298.246 bij toepassing van aluminiumfoelie vermelde nadelen op. Bovendien is de vervaardiging van dit vaatwerk met aanzienlijke gevaren verbonden, omdat daarmee - door de alkaliteit van het emailleslik veroorzaakt - licht ontbrandbare waterstof 35 ontstaat. Ten slotte zijn de aluminium-bevattende bekledings-lagen wegens hun ruwe oppervlak het aanzien niet waard en niet gemakkelijk te onderhouden.

Aan de uitvinding ligt de opgave ten grondslag, deze nadelen te vermijden, dat wil zeggen aldus een 40 silicaatachtige bekledingslaag te vervaardigen, die zowel 8005680 - 3 - bij vaatwerk als bij andere voorwerpen van de in het begin genoemde soort een aanzienlijke verbetering van de warmte-overdracht en de warmteverdeling mogelijk maakt en bovendien het voorwerp zelf nog een goed uiterlijk geeft, 5 zonder daarvoor de in verband met de stand van de techniek vermelde nadelen op de koop te moeten toenemen. Deze opgave wordt volgens de uitvinding aldus opgelost, dat de bekledings-laag ten minste 10 gew. % van een glimmer bevat en op het oppervlak van het voorwerp onder de ontledings- of 10 oplossingstemperatuur van de glimmer is ingebrand.

Glimmer bezit een goede warmtedoorlaatbaarheid. Omdat de glimmerdeeltjes de op zich warmte-isolerend werkende bekledingslaag in fijne verdeling doordringen, « ontstaan banen voor het transport van de door te geven 15 warmte. Ten gevolge van de statistische verdeling van de glimmerdeeltjes verlopen deze banen in een houderwand zowel dwars op (warmte-overdracht) als langs (warmteverdeling) de wand, zodat de warmtestroom in beide richtingen plaatsvindt. Bovendien vertoont echter de monoklien-prismatisch 20 kristalliserende glimmer op zijn splijtvlakken parelmoer-glans waardoor de bekledingslaag volgens de uitvinding een metallisch-iriserend uiterlijk tot stand brengt.

Bijzondere werk- en/of gereedschaps- en/of procestechnische voorzorgsmaatregelen zijn voor de vervaardiging en toe-25 passing van de bekledingslaag volgens de uitvinding niet vereist; ook blijft het chemische en/of mechanische weerstandsvermogen daarvan door de glimmertoevoeging onbexn-vloed. Er moet beslist worden gegarandeerd, dat de bekledingslaag beneden de ontledings- of oplossingstemperatuur 30 van de glimmer wordt ingebrand, omdat anders de goede warmtedoorlaatbaarheid en de glanseigenschappen van de glimmer sterk worden verminderd of geheel verloren gaan.

In een verdere uitvoeringsvorm van de uitvinding is de glimmer met titaandioxyde gemodificeerd, 35 waarbij de glimmerdeeltjes bij voorkeur met een laag van titaandioxyde zijn bedekt. Op deze manier laat zich het oplossings- resp. ontledingspunt van de glimmer naar een hogere temperatuur verschuiven, hetgeen het toepassingsgebied aanzienlijk vergroot; bovendien wordt daardoor 40 de glanseigenschap van de glimmer verbeterd.

Π Π R S Q Π - 4 -

De vervaardiging van dergelijke bekledingslagen kan op verschillende manieren gebeuren. Aan de ene kant kan de glimmertoevoeging in de nog niet ingebrande bekledings-laag verdeeld zijn hetgeen voor allés bij geheel of ten 5 dele uit één laag bestaande bekledingslagen (ovenvoeringen of vaatwerk) zal worden toegepast, terwijl aan de andere kant de glimmertoevoeging op het oppervlak van de nog niet ingebrande bekledingslaag kan zijn opgebracht, waarbij hij ofwel in de vorm van zuiver glimmer of in verbinding 10 met een dragermiddel bijv. door sproeien, dompelen, poederen of drukken wordt opgebracht. Als dragermiddelen komen daarbij onder andere water met stelzouten of zeefdrukoliën in aanmerking? het drukken kan ook indirekt door het opbrengen van schuifbeelden plaatsvinden.

15 In het bijzonder bij geëmailleerde voorwerpen kan de bekledingslaag uit meer lagen (bijv. grond- en dekemaille met opgelegd emaille) zijn gevormd, waarbij dan volgens een verder voordelig kenmerk van de uitvinding alle bekledingslagen een glimmertoevoeging hebben. Daarbij 20 kan de glimmer aan de afzonderlijke bekledingslagen op verschillende manier zijn toegevoegd? bijv. kan de glimmer in het grondemaille voor het inbrengen verdeeld en op het dekemaille na het inbranden daarvan door een schuifbeeld opgebracht en door middel van nog een keer branden in dit 25 dekemaille zijn verzonken. Voor alles kan het bij potten en pannen, die op het vlak waarop zij staan, waaraan een goede warmte-overdracht zal plaatsvinden, slechts het grondemaille bezitten, in de wandgebieden daarentegen, waarin zo weinig mogelijk warmte naar buiten zal weggaan, 30 echter van grond- en dekemaille zijn voorzien, van voordeel zijn, wanneer alleen de grondemaillelaag een glimmertoevoeging bevat, omdat dan de dekemaillelaag warmte-isolerend werkt.

Ten slotte bestaat ook de mogelijkheid een 35 pot of een pan in totaal van een grondemaille, evenals met uitzondering van het standvlak van een dekemaille te voorzien, die beide geen glimmertoevoeging bevatten, die dan na het inbranden van het emaille door middel van een schuifbeeld alleen op het standvlak wordt opgebracht 40 en daar in een verder brandproces in het grondemaille wordt 8005680 J ·.- - 5 - verzonken. Eventueel kan ook het inwendige bodemoppervlak van de pot of de pan van een glimmertoevoeging zijn voorzien.

Onder de aanduiding silicaatachtige bekledings-laag dient in het voorafgaande steeds een anorganisch 5 silicaatmengsel van de hoofdbestanddelen kwarts, vloeimiddel en eventueel vertroebelingsmiddel te worden verstaan.

-conclusies- 8 0 0 5 6 $ 0

Claims (14)

1. Silicaatachtige bekledingslaag voor hittebestendige voorwerpen, in het bijzonder houders, met warmte-overdragende funktie, met het kenmerk, dat de bekledingslaag ten minste 10 gew. % van een glimmer 5 bevat en op het oppervlak van het voorwerp onder de ont-ledings- of oplossingstemperatuur van de glimmer is ingebrand .

2. Bekledingslaag volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat de glimmer met titaandioxyde 10 is gemodificeerd.

3. Bekledingslaag volgens conclusie 2, m e t het kenmerk, dat de glimmerdeeltjes met een laag van titaandioxyde zijn voorzien.

4. Bekledingslaag volgens conclusies 1-3, 15 met het kenmerk, dat de glimmertoevoeging in de nog niet ingebrande bekledingslaag is verdeeld.

5. Bekledingslaag volgens conclusies 1-3, met het kenmerk, dat de glimmertoevoeging op Λ het oppervlak van de nog niet ingebrande bekledingslaag is 2 0 opgebracht.

6. Bekledingslaag volgens conclusie 5, m e t het kenmerk, dat de glimmertoevoeging ofwel in de vorm van zuiver glimmer ofwel in verbinding met een dragermiddel bijv. door opsproeien, dompelen, poederen of 25 drukken is opgebracht.

7. Bekledingslaag volgens conclusies 1-6 die uit meer lagen is gevormd, met het kenmerk, dat alle bekledingslagen een glimmertoevoeging bezitten.

8. Bekledingslaag volgens conclusie 7, m e t 30 het kenmerk, dat de glimmer aan de afzonderlijke bekledingslagen op verschillende manier is toegevoegd. 8005680 -j» ^ - 7 -

9. Werkwijze voor het vervaardigen van een bekleding volgens de conclusies 7 en 8, op voorwerpen, in het bijzonder potten of pannen, die eerst van een grondemaille en daarna van een dekemaille worden voorzien, 5 met het kenmerk, dat de glimmertoevoeging in het grondemaille voor het inbranden daarvan wordt verdeeld en op het dekemaille pas na het inbranden daarvan door een schuifbeeld wordt opgebracht en daarin door middel van een nogmaals branden wordt verzonken.

10. Van een uit een grondemaille en een dekemaille bestaande bekleding volgens de conclusies 1-8 voorzien kook-, braad-, grill-, bak- of serveergerei, met het kenmerk, dat zowel het grondemaille als het dekemaille de totale oppervlak van het gerei bedekken 15 en beide lagen van een glimmertoevoeging zijn voorzien.

11. Van een uit een grondemaille en een dekemaille bestaande bekleding volgens de conclusies 1-8 voorzien kook-, braad-, grill-, bak- of serveergerei, met het kenmerk, dat het oppervlak van het gerei 20 met het grondemaille volledig, met het dekemaille echter alleen met uitzondering van het standvlak bedekt is, waarbij alleen het grondemaille een glimmertoevoeging bezit.

12. Gerei volgens conclusie 11,met het 25 kenmerk, dat het grondemaille slechts in het gebied van het standvlak van een glimmertoevoeging is voorzien.

13. Gerei volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat de zonaal begrensd gerangschikte glimmertoevoeging in het grondemaille pas na het inbranden 30 door middel van schuifbeeld en nog een keer branden is ingebracht.

14. Werkwijze en materialen, zoals beschreven zijn of besloten liggen in de beschrijving. * 8005680