NL8005195A - Bietenrooimachine. - Google Patents

Description

«m \ -1- s . vo 0970

Bietenrooimachine.

De uitvinding heeft “betrekking op een “bietenrooimachine met voor een rooiinrichting, welke met een aangedreven, draaibare “bietenhefinrichting is uitgerust, aangebrachte, aangedreven draaibare langspoetsinriehting voor ontbladerde/getopte bieten.

5 Bij een dergelijke uit het Duitse Offenlegungsschrift 2.552.757 bekende rooiinrichting wordt door de bij elke polderschaar behorende hefinrichting weliswaar een goede rooiwerking en reiniging van de bieten binnen het rooisysteem verkregen, doch ontstaat een nadelig grote bouwlengte.

10 Het doel van de uitvinding is een bietenrooimachine van het hierboven bedoelde type te verschaffen, welke niettegenstaande draaiende bietenhef-inrichting - voor het vrij van de. grond verder transporteren van de bieten op een op enige afstand van de grond aanwezige zeef- en/of transportinrichting - en voor de rooiplaats 15 gelegen langspoetsinriehting voor de bieten in het bereik van de poets- en rooigroep kort is uitgevoerd.

Volgens de uitvinding wordt dit bereikt, doordat de langs-poetsinrichting voor de bieten in het werkingstraject van de draaibare bietenhefinrichting werkt.

20 Bij een dergelijke constructie is een korte bouwlengte tussen poetsinrichting en afgifte van de bieten uit de draaibare ' bietenhefinrichting gewaarborgd en niettemin kunnen schoon gepoetste en goed gerooide bieten zonder verder contact met de grond, dus met voldoende hefhoogte van de bieten, op een zonder contact met de grond, 25 d.w.z. op enige afstand daarvan, gehouden zeefwiel - of een andere geschikte zeef- en/of transportinrichting, bijv. meeneemwalsen, worm-constructies - afgegeven worden. De korte bouwlengte in het poets- en rooibereik maakt een als geheel korte en gewichtsbesparende machine-opbouw mogelijk, hetgeen in het bijzonder bij een voor achterbouw in 30 de driepuntshydrauliek ontworpen machine vanwege een kleinere sleep-belasting alsmede een betere mogelijkheid tot manoevreren op voordelige wijze uitwerkt.

De maatregel volgens de uitvinding sluit de mogelijkheid in bij een sleper in vooraanbouw een topaggregaat en bij een achterbouw 35 de overige aggregaten voor een schoon meerrijig oogsten van bieten 8005195 tl -2- aan te brengen en daarbij een naar verhouding korte bouwlengte voor een machinecombinatie te verkrijgen.

Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm draait de langspoets-inrichting voor de bieten en dezelfde, zin als de herinrichting en 5 draait ten dele tussen V-vormig ten opzichte van elkaar staande, draaibare hefelementen.

Bij deze uitvoeringsvorm veroorzaakt de langspoetsinrich-ting een poets-, ruim- en transporteffekt, doordat deze de betreffende bietenkop poetst, gelijktijdig de rij bieten in het te rooien bereik 10 van losse bladeren reinigt, alsmede de door de bietenkop, resp. de grond naar omhoog bewogen massa, zoals bladeren en aarde of dergelijke, zonder afgifte voor de rooiplaats - d.w.z. daaroverheen, transporteert, waarbij dit transport door de beweging van de draaiende hefinrichting voor de bieten ondersteund wordt.

15 Het gelichte bietenblad blijft los, d.w.z. los opgeworpen en kan niet aan de bieten hechten of daar op vast blijven zitten en kan makkelijk worden verwijderd door zeven‘of schudden, hetgeen o.a. ook een kleinere energiebehoefte tot gevolg heeft. Het plaatsen tussen de hefelementen, in het bijzonder hefwielen heeft ook het voordeel, 20 dat de langspoetsinrichting ook een kleinere breedte (ongeveer 150 mm) behoeft te hebben om een nauwkeurige poetsbeverking uit te voeren en aldus een besparing aan klopmiddelen tot gevolg heeft. Een zo constant mogelijke plaats, tenminste in de hoogterichting, ten opzichte van de rooischaar geeft een steeds gelijkblijvende poetshoogte.

25 Volgens een ander kenmerk van de uitvinding is de polder- schaar van een een verstopping tegenwerkende schaarhouder - d.w.z.van met de schaarplaten onder een scherpe hoek, in het bijzonder boogvormig, ten opzichte van de grond aangebrachte, naar voren oplopende, alsmede bij voorkeur vorkvormend naar een gemeenschappelijk bevesti-30 gings- en/of legerdeel, in het bijzonder begrensd in zijdelingse richting verzwenkbare naaf, convergerend van lopende schaardragers -voorzien en is de langspoetsinrichting voor de bieten tussen de beves-tigingsplaats van de schaarhouder, d.w.z. tussen de steun van de polder-schaar (scharnieras) en de in het bijzonder uit twee V-vormig op el-35 kaar staande, alsmede bij de polderschaar behorende, voor de geleidings-staven gelegerde hefwielen gevormde draaibare hefinrichting aangebracht.

De langspoetsinrichting benut daarbij de aanwezige plaats en leidt 8005195 -3- niettemin zijn aanwezig zijn tot geen vergroting van de bouwlengte tussen polderschaar zwenkas en hefwielen.

De langspoet sinri chting volgens deuitvinding kan met rooi-wielen, bijv. van het OFPEL-type, gecombineerd worden.

5 Verdere bijzonderheden van de uitvinding worden onder ver wijzing naar de tekening nader toegelicht. Daarin toont: figuur 1 een zijaanzicht van een rooiaggregaat met polderschaar, met het rooien ondersteunende en de bieten oplichtende mee-neemwielen alsmede met een daarin aanwezige langspoetsinrichting voor 10 de bieten, figuur 2 een zijaanzicht van een ten opzichte van de draaibare hefinrichting andere uitvoeringsvorm, en figuur 3 een zijaanzicht van de plaatsing van de poets-inrichting ten opzichte van de rooivielen^ 15 Bij de voorkeursuitvoeringsvorm volgens figuur 1 zijn aan een en hetzelfde, in hoogberichting verstelbare, bijv. naar omhoog zwenkbare en niet nader weergegeven, op een weergegeven dwarsbalk met 1 aangeduid grondliehaam, bijv. een boom of een machineframe, voor een/elke te rooien bietenrij 20 aj een polderschaar 2 met op de schaarplaten 3 achterwaarts aansluitende geleidingsstaven Ij·, b) een boven de schaarplaten 3 en geleidingsstaven k aangedreven roterend paar V-vormig ten opzichte van elkaar en samenwerkende hefvielen 5 (als een het rooiproces· ondersteunende en de bieten via 25 de op zijdelingse af-stand naast elkaar aangebrachte geleidingsstaven k op een in het bijzonder contactvrij van de grond, d.w.z. op enige afstand boven de grond gehouden zeef- en/of transportinrichting 6, bijv. een zeefwiel, hefinrichting, alsmede c) een in het werkingsgebied, d.w.z. in de baan van de 30 hefinrichting 5 werkende, aangedreven draaibare langspoetsinrichting 7 aanwezig.

De polderschaar 2 is voor het verhinderen van nadelig ophopen van vuil en/of bietenblad alsmede voor het verminderen van het verstoppingsgevaar met een bladaf stotende schaarhouder 8 uitgerust, 35 welke twee vanaf de schaarplaten 3 onder een kleine scherpe hoek, daarbij bij voorkeur in de richting van de grond convexe boogvorm, naar de grond gericht naar voren oplopend alsmede naar een daarvoor ge- 8005195 -fc- legerde bevestigingsplaats, in bet bijzonder een rechtopstaande naaf 8a, convergerend, daarbij bij voorkeur naar buiten gebogen (uitgebogen) verlopende schaardragers (schaar stenen/vasthoudarmen) 8b heeft. De naar achteren in boogvorm oplopende geleidingsstaven U kunnen als 5 achterwaartse verlenging van de schaardragers 8b aangebracht en daaraan bevestigd, bijv. vastgelast zijn. Voor het veranderen van de zijdelingse afstand van de schaarplaten 3 kan het vorkvormige deel van de scharaierhouder 8 zijdelings inspanbaar zijn - op voordelige wijze is in de helft aan de naaf zij de tussen de schaardragers 8b een span-10 orgaan 9 met schroefdeel aanwezig. Een eenvoudige zelf geleiding voor de polderschaar is door een zijdelings verzvenkbare legering mogelijk, waarbij de schaarhouder 8 met de naaf 8a op een in hoofdzaak opstaande zwenkaslO begrensd zijwaarts zwenkbaar aan een vasthoudarm 11 legert, welke op de dwars drager 1 aangebracht, bij voorkeur in een klemhouder 15 in zijwaartse richting verstelbaar/losneembaar, bevesigd is.

De vasthoudarm 11 is naar voren hellend schuin in langs-richting verlopend aangebracht.

De hefwielen 5 staan V-vormig ten opzichte van elkaar en zijn synchroon lopend, achterwaarts naar omhoog transporterend 20 aangedreven als meenemerwielen, bij voorkeur vingerwielen met elastische, eventueel ook van schraapkanten voorziene meeneemvingers (tanden) 12 - bijv. uit rubber - uitgevoerd. De bevestiging aan de boom, het machineframe of dergelijke ge-schiedt door middel van een vasthoudarm 13 en bij voorkeur eveneens op de dwarsbalk 1, in het 25 bijzonder in een in zijwaartse richting verstelbare/losneembare klemhouder, waarbij deze klemhouder beide vasthoudarmen 11, 13 in hetzelfde bereik van de dwarsbalk 1 aangrijpen. Polderschaar 2 en bietenhef-wielen 5 kunnen bij een meerdelige uitvoeringsvorm van de machine op verschillende rijen afstanden ingesteld worden.

30 De langspoetsinrichting 7 voor de bieten is als een rotor met op een rotoras (aandrijfas) Ja beweeglijk (bijv. op de wijze van hamers) of star (daarbij echter eventueel verwisselbaar) aangebracht, in het bijzonder elastische klopmiddelen Tb uitgevoerd en bij voorkeur door een op de rotoras 7a aangebrachte hydromotor aangedreven.

35 Omdat deze tussen de hefwielen 5 grijpt (dus op de te rooien bieten wordt gestuurd), kan deze smaller dan bij bekende uitvoeringsvormen (bijv. volgens Duits Offenlegungsschrift 2.552.757) uit- 8005195 -r <t -ingevoerd, bij voorkeur slechts ongeveer 150 mm breed zijn en desalniettemin is de gewenste goede poetswerking gewaarborgd. De poetsinrich-ting 7 is bovendien in hoogterichting verstelbaar alsmede bij een meer rijige machineuitvoeringsvorm axiaal verstelbaar aangebracht.

5 Een eenvoudige en voordelige constructie voor de langspoetser ontstaat, wanneer zijn houder 1^ aan een voor de polderschaarhouder dienende vast- u houdarm 11 aangebracht, bij voorkeur in een schroef- en/of klemver-binding bevestigd is.

De diameter van de werkcirkel van de poetsinrichting 7 is 10 kleiner dan die van de hefwielen 5» doch op grond van een groter toerental loopt de poetsinrichting 7 met een grotere amtrekssnelheid.

Boven de poetsinrichting 7 kan een deksel 15 voor het opvangen van vuil zijn aangebracht. Deze deksel kan in de langsrichting cirkelboogvormig gebogen uitgevoerd en aan de houder 14 bevestigd 15 (bijv. een losneembare verbinding vormend) zijn.

De poetsinrichting volgens de uitvinding kan bij een een-of meerrijige uitvoeringsvorm toe gepast worden.

In het bijzonder bij 6 rijige bietenrooimachines is deze van groot voordeel, omdat dan een volgens de uitvinding uitgevoerd 20 rooiaggregaat op getopte bietenrijen toepasbaar is, resp. een topaggre- gaat in frontaanbouw en het als zodanig kort gehouden rooiapparaat met hefwielen en geïntegreerde poetsinrichting bij achterbouw aan een sleper of trekker aangebracht kan zijn en daarbij een kort uitgevoerde machinecombinatie ontstaat.

25 Bij de constructie volgens figuur 2 zijn in plaats van V-vormige ten opzichte van elkaar staande hefwielen (vingerwielen) 5 bandaandrijvingen 16 met V-vormig ten opzichte van elkaar meenemers 17 als draaibare bietenhefinrichting aanwezig.

Figuur 3 toont tenslotte een uitvoeringsvorm van een langs-30 poetser volgens de uitvinding bij V-vormig ten opzichte van elkaar aangebrachte rooiwielen 18, welke bijv, van het type OPPEL-wielen uitgevoerd kunnen zijn.

De langspoetsinrichting 7 voor bieten kan ook van stalen slagorganen zijn voorzien en als natopinrichting worden gebruikt.

8005195

Claims (15)

1. Bietenrooimachine met voor een rooiinrichting, welke met een aangedreven 'draaitare bietenhefinrichting is uitgerüst, aangebrachte langspoetsinrichting voor ontbladerde/getopte bieten, met het 5 kenmerk, dat de poet sinrichting (7). in het werkingsgebied van de draaibare bietenhefinrichting (5, 16, 18} gelegerd is.

2. Bietenrooimachine volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de langspoetsinrichting (7) met de herinrichting voor de bieten in dezelfde zin draait en ten dele tussen V-vormig op elkaar staande, 10 draaibare hef elementen (5, 16) - bij voorkeur met elastische meenemers (12, 17) - kan draaien.

3. Bietenrooimachine volgens conclusie 1 en/of 2, met het kenmerk, dat de poetsinrichting (7) en de draaibare hefinrichting (5j 16. in de zijwaartse stand vast in een draagframe aangebracht ‘ en aan 15 een zij- en/of in hoogterichting beweegbare polderschaar (2) aangebracht zijn. 1*. Bietenrooimachine volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat aan de poetsinrichting (7l een onder'V-vormig ten opzichte van elkaar staande hefwielen (5) in zijdelingse richting verzwenkbare 20 polderschaar (2) toegevoegd is en zich daarbij achter de zwenkas. (1Q). uitstrekkend is aangebracht.

5. Bietenrooim a:hine volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de poetsinrichting (7) achter een rechtopstaande zwenkas (10.) 25 van een de beide schaarplaten (3) dragende schaarhouder (8) is aangebracht .

6. Bietenrooimachine volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de poetsinrichting (7) met zijn rotoras (7a) op een buiten de bewegingsbaan van de kloporganen aangebrachte houder (1¼) legert, 30 welke op een ook de polderschaar zwenkas (10) dragende vasthoudarm (11) is aangebracht.

7. Bietenrooimachine volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de poetsinrichting (7) in hoogterichting verstelbaar is aangebracht .

8. Bietenrooimachine volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de poetsinrichting (7) in het bereik van een om een opstaande zwenkas (10) beweegbare en op een naaf (8a) met twee naar achteren divergerende alsmede naar de grond wijzende en een schaarplaat (3). 8005195 Τ' 4Κ -7- dragende dragers (8b) voorziene houder (8) is aangebracht.

9. Rooimachine volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de schaardrager (8b) van de zijdelingse zvenkbare polderschaar (2) in het poetsbereik naar buiten - met betrekking tot het symmetrievlak -5 en/of naar onderen uitgebogen zijn. IQ. Bietenrooimachine volgens conclusie 1-9» met het kenmerk, dat de poetsinrichting (7) met een grotere omtrekssnelheid draait dan de het rooiproces ondersteunende en oplichte hef elementen (5» 16, IS) in het bijzonder tandwielen (rubbervingerwielen).

11. Bietenrooimachine volgens conclusies 1-10, met het kenmerk, dat de poetsinrichting (7) een in toerental veranderbare aandrijving heeft.

12. Bietenrooimachine volgens conclusies 1-10-11, met het kenmerk, dat de rotoras (7a) van de poetsinrichting (7) 15 op een hydromotor is aangesloten.

13. Bietenrooimachine volgens conclusies 1-12, met het kenmerk, dat de poetsinrichting (7) tezamen met de rooiinrichting - polderschaar (2) en 7-vormig aangebrachte hefwielen (5) - alsmede daarachter geschakelde zeef- en transportinrichting (6), bij voorkeur 20 zeefwielen, op een gemeenschappelijk in hoogterichting verstelbaar, bij voorkeur naar omhoog zvenkbaar frame, zijn aangebracht. 1¼. Bietenrooimachine volgens conclusies 1-12-13, met het kenmerk, dat de poetsinrichting (7), polderschaar (2), alsmede hefwieleenheid (5) op een gemeenschappelijke dwarsbalk (1) zijn ge-25 monteerd.

15· Bietenrooimachine volgens conclusie 1^, mebhet kenmerk, dat de polderschaar (2) en de poetsinrichting (7) dragende arm (11) en een de hefwieleenheid (5) dragende arm (13) afzonderlijk losneembaar op gemeenschappelijke dwarsbalk (1) van een boom of een 30 . machineframe zijn aangebracht.

16, Bietenrooimachine volgens conclusies 1-15, met het kenmerk, dat deze meerrijig rooiend is uitgevoerd en de afzonderlijke poetsinrichtingen (7) coaxiaal op een gemeenschappelijke as (aandrijfas) zijn aangebracht.

17. Bietenrooimachine volgens conclusie 16, met het ken merk, dat de afzonderlijke poetsinrichtingen (7). axiaal verstelbaar zijn gelegerd. 8005195 -8-

18. Bietenrooimachine volgens conclusies 1-17» met het kenmerk, dat in het bereik boven de poetsinrichting (j) een afdekking (15) voor het opvangen van vuil is aangebracht. 8005195