NL8004730A - Inrichting en werkwijze voor het afmeten en overbrengen van materiaal. - Google Patents

Description

i 4 N/29.861-tM/lb / / ' Inrichting en werkwijze voor het afmeten en overbrengen van materiaal.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting en werkwijze voor het vermengen van verschillende geschikte materialen in bepaalde maar variabele hoeveelheden, meer in het bijzonder in verband met het extruderen, vormen 5 of gieten van thermoplastische of soortgelijke materialen, waarbij nieuw en opgewerkte kunststoffen moeten worden gemengd met een kleurconcentraat of een aantal van dergelijke concentraten.

Bij het vormen van voorwerpen uit harsen 10 of kunststoffen, worden de ruwe materialen of harsen (nieuw en/of opgewerkt) en kunststoffen gewoonlijk toegepast in fijngemalen of korrelvormige toestand. Bij het toevoeren daarvan aan bijvoorbeeld een spuitgietmachine is het nodig dat de materialen nauwkeurig worden afgemeten om een constante kwa-15 liteit van het geproduceerde product te verzekeren. Moeilijkheden zijn ondervonden bij het verkrijgen van een bevredigend materiaalafmeetmiddel waarbij dit resultaat op snelle en voorspelbare wijze wordt verkregen zoals nodig is bij bedrijfsmatige toepassing.

20 De onderhavige uitvinding beoogt het verschaf fen van een inrichting, die is voorzien van een gecombineerd materiaalafmeet- en overbrengmiddel, waarbij een nauwkeurig afgemeten hoeveelheid fijngemalen materiaal snel en automatisch kan worden overgebracht naar een punt vanwaar 25 het kan worden toegevoerd naar de cilinder en matrijzen van de machine.

Een ander doel van de uitvinding ligt in het verschaffen van een gecombineerde afmeet- en overbrengin-richting voor toepassing bij het toevoeren van ruwe materialen 30 zoals boven zijn genoemd, aan gietmachines, waarin tegelijk een aantal materiaalhoeveelheden worden afgemeten. Elke mate riaaleenhe id is verder onafhankelijk instelbaar, zodat de gebruiker onafhankelijk de hoeveelheden ruw materiaal kan variëren die worden toegevoerd of overgebracht door elke 35 afmeeteenheid aan de stortbak en toevoerinrichting van de gietmachine.

80 0 4 730 - 2 -

Een ander doel van de uitvinding ligt in het verschaffen van een materiaalafmeet- en overbrenginrichting waarbij een aantal verschillende materialen snel en nauwkeurig kunnen worden gemengd zonder tussentijdsehantering ter-5 wijl zij bewegen van de onafhankelijke opslagplaatsen naar elke gietmachinestortbak.

Nog een ander doel van de uitvinding is het verschaffen van een gemakkelijk instelbare inrichting waarbij elke materiaalhoeveelheid die aan de gietmachine wordt 10 toegevoerd kan worden gevarieerd in aanpassing aan de eisen van het product.

Verdere doelen en voordelen volgens de uitvinding hebben betrekking op de uitvoering, werking en functie van de bijbehorende constructie-elementen, verschil-15 lende constructiedetails en combinaties van onderdelen en besparingen in de fabricage en talrijke andere bijzonderheden zoals duidelijk zal worden uit de volgende beschrijving aan de hand van de tekening van een bij voorkeur toegepaste uitvoeringsvorm van de uitvinding, waarin: 20 Fig. 1 is een perspectivisch bovenaanzicht van de afmeet- en overbrenginrichting die is afgebeeld op zijn plaats op een gietmachinestortbak en is aangesloten op aflevenslangen die materialen daaraan toevoeren.

Fig. 2 is een bovenaanzicht van de inrichting. 25 Fig. 3 is een uiteengenomen perspectivisch aanzicht van de afmeet- en overbrenginrichting en toont de afmeet- en overbrengelementen van de inrichting en hun onderling verband.

Fig. 4 is een soortgelijk uiteengenomen aan-30 'zicht als fig. 3 maar toont verder het verband van de verschillende elementen.

Fig. 5 is een dwarsdoorsnede volgens de lijn 5-5 van fig. 1 en toont het overbrengen van afgemeten materialen uit de inrichting naar de gietmachinestortbak.

35 Fig. 6 is een perspectivisch aanzicht, gedeeltelijk dwarsdoorsnede en houdt verband met· fig. 5, waarbij bepaalde elementen zijn verwijderd voor de duidelijkheid en toont hoe afzonderlijke materialen worden afgeleverd door een enkele opening.

40 80 0 4 7 3 0 7 iS Sen ge^ee^te-^ke dwarsdoorsnede ‘ 4 - 3 - volgens de lijn 7-7 van fig. 3 en toont vollediger de instelling van één van de meet- en overbrengelementen van de inrichting.

Fig. 8 is een gedeeltelijke dwarsdoorsnede van 5 een ander meet- en overbrengelement van de inrichting volgens de lijn 8-8 van fig. 1.

Fig. 9 is een gedeeltelijk perspectivisch aanzicht en houdt verband met fig. 8 en toont de overbreng-werking van dit element.

10 Fig. 10 is een gedeeltelijk perspectivisch aanzicht van de regelinrichting voor het in fig. 8 en 9 afgebeelde afmeet- en overbrengelement.

Fig. 11 is een aanvullend bovenaanzicht van de regelinrichting en toont de instelbaarheid daarvan.

15 Hoewel een uitvoeringsvorm van de uitvinding is afgebeeld die bij voorkeur wordt toegepast voor het afmeten, overbrengen en toevoeren of afleveren van ruw harsmateriaal aan een gietmachine, zal het duidelijk zijn, dat de beginselen van de uitvinding kunnen worden toegepast bij 20 elke inrichting waar deze nuttig blijken te zijn.

Volgens fig. 1, 2, 3 en 4 verkrijgt men een beter inzicht van de totale constructie van de afmeet- en overbrenginrichting 10 die kan worden aangebracht op een in één geheel uitgevoerde stortbak 11 van een geschikte vorm-25 inrichting.

In het bijzonder uit fig. 3 en 4 is te zien dat deze inrichting als één van zijn belangrijkste elementen een transportorgaan 12 heeft. Dit orgaan 12 is bij voorkeur cirkelvormig met een bovenvlak 13, ondervlak 14 en omtreks-30 vlak 15. Verder wordt dit orgaan 12 rondgedraaid om een as 16 en heeft het een aantal gebogen sleufvormige openingen 17 die op gelijke radiale afstanden zijn geplaatst van de hartlijn 16 en die zich uitstrekken tussen het boven- en ondervlak 13, 14.

35 Bij voorkeur heeft het orgaan 12 nog een ope ning 18 die zich uitstrekt tussen de oppervlakken 13, 14 en die radiaal versprongen is ten opzichte van de gebogen sleufvormige openingen 17. De laatstgenoemde radiaal versprongen opening 18 kan wat zijn volumetrische capaciteit betreft an n l 7 το - 4 - worden gevarieerd door een afsluitmiddel in de vorm van een staaf 19. Deze bezit een loper 20 met een breedte die ongeveer gelijk is aan die van de opening 18, een neerhangende tong 21 met dezelfde breedte en een hoogte die ongeveer 5 overeenkomt met de dikte van het transportorgaan 12 en een regellip 22 die ten opzichte van de tong 21 aan het tegenovergestelde eind is aangebracht (fig. 7).

De staaf 19 met de tong 21 en delen van de loper 19 kunnen worden geplaatst in de opening 18 en daarin 10 worden verschoven door een instelmiddel, bijvoorbeeld een schroef 23. De schroef 23 is door middel van het getapte gat 24 geschroefd in het transportorgaan 12 en een half bolvormige sleuf 25 is aangebracht voor aangrijping met de schroef 23 tussen het schroefdeel 26 en de kop 27 ervan. Door de 15 schroef 23 te verdraaien kan de staaf 19 dus in de langsrich-ting in en over de bovenzijde van de opening 18 worden bewogen vanuit een stand met de maximale volumetrische capaciteit ervan naar een stand waarin de capaciteit nul is. Om de gebruiker bij de juiste plaatsing van de staaf 19 te hel-20 pen kunnen geschikte merktekens daarop zijn aangebracht om verschillende gekozen volumens van de opening 18 aan te geven.

Het transportorgaan 12 is ondersteund op een bodemplaat 28 die een voornaamste opening 29 en een aan-25 vullende opening 30 daardoorheen heeft (fig. 4). Bij bepaalde standen van het transportorgaan 12 liggen de openingen 17 en 18 daarin boven de opening 29 en zal het materiaal dat zich heeft verzameld in deze openingen door de opening 29 naar buiten treden onder invloed van de zwaartekracht.

30 Deze plaat 28 is verder geconstrueerd om een ander toevoer-middel 31 te ondersteunen, dat bestaat uit een schuif 32, een aandrijfmiddel 33, bijvoorbeeld een fluïdummotor, en een geleidingsrail 34 (fig. 8 en 9). De schuif 32 bezit een opening 35 daardoorheen, die in de ene stand dient om een voor-35 afbepaald materiaalvolume (gebaseerd op de afmetingen van de opening) -te verzamelen en in een andere stand om dit materiaal af te leveren door de opening 30 in de bodemplaat 28. De beweging van de schuif tussen de verschillende standen wordt bewerkstelligd door de fluïdummotor 33 en de ge-40 leidingrail 34 die zorgen voor de juiste uitlijning van de 80 0 4 730 c * - 5 - schuif.

Verder is op de plaat 28 een regelorgaan 36 (fig. 10 en 11) gemonteerd dat de fluïdummotor 33 en de verschillende bewegingen van de schuif 32 bestuurt. Dit regel-5 orgaan omvat een microschakelaar of dergelijke inrichting 37 die is bevestigd op een steunplaat 38. De schakelaar 37 heeft . verder een nokvolger 39 die loopt op het omtreksvlak 14 van het transportorgaan 12. In de bij voorkeur toegepaste uitvoering heeft het oppervlak 14 een aantal groeven 40 waarin de 10 nokvolger 39 kan uitsteken tijdens de draaiing van het transportorgaan. Het oppervlak 14 werkt dus als nok waarvan de vorm de werking van de schuif 32 bestuurt via de schakelaar 37, de motor 33 en een schakeling die naar keuze kan zijn aangebracht om de gewenste bewegingen te bereiken.

15 Zoals boven is aangegeven is het doel van de uitvinding de hoeveelheid materiaal te variëren die wordt afgemeten en overgebracht naar de gietmachinestortbak 11 (fig. 1 en 5). Dit doel is ook gewenst bij de werking van het toevoerorgaan 31 en wordt bereikt door de steunplaat 38 20 zwenkbaar te monteren op de bodemplaat 28 (fig. 3, 4, 10 en 11). Dit wordt bereikt door in de steunplaat 38 gebogen sleuven 41 aan te brengen en de steunplaat op de plaat 28 te monteren met kopschroeven 42 of dergelijke waarvan er één gaat door de sleuf 41. De andere van de twee schroe-25 ven werkt als scharnierpunt (fig. 3 en 10) waarom de plaat 38 beperkt kan draaien, waardoor de nokvolger 39 naar keuze kan worden geplaatst ten opzichte van het transportorgaan 12. Door deze plaatsing wordt de mate van aanraking van de volger 39 met de omtrekswand 14 naar keuze geregeld.

30 Verder heeft elke groef 40 een andere diepte, waardoor evenzo het verband tussen deze onderdelen wordt beïnvloed (fig.

11) .

Het transporteurorgaan 12, het afsluitorgaan 19 en het toevoerorgaan 31 zijn allen verder afgedekt door 35 een bovenplaat 43 die op een vaste afstand is geplaatst van de onderplaat 28 door stijlen 44. De bovenplaat 43 heeft een eerste, tweede en derde doorgang 45, 46 respectievelijk 47 die zich daardoorheen uitstrekken. De doorgang 45 is uitgelijnd en werkt samen met openingen 17 in het transporteur-40 orgaan 12, terwijl de doorgang 46 evenzo samenwerkt met de o η n /. *7 r λ - 6 - radiaal versprongen opening 18. De aanvullende doorgang 47 is uitgelijnd op en werkt samen met de opening 35 in de schuif 32.

De bovenplaat 43 werkt dus als inlaatregel-5 middel voor de afmeet- en overbrenginrichting 10, terwijl de onderplaat 28 de afvoer van het getransporteerde materiaal regelt. Natuurlijk omvat de inrichting 10 ook een aandrijf-orgaan 48 dat kan bestaan uit elke geschikte motor. Deze is op de bovenplaat 43 aangebracht, waarbij zijn aandrijfas 49 10 daardoor en door het transportorgaan 12 en in de onderplaat 28 uitsteekt. De as 49 is met een spie bevestigd op het transportorgaan 12, zodat bij draaiing van de as het transportorgaan ook draait.

Om het materiaal over te brengen naar de 15 inrichting 10 zijn op de bovenplaat 43 een aantal leiding-stompen 50 bevestigd. Deze liggen boven de betreffende doorgangen 45, 46 en 47 en op de stompen zijn afleverslangen bevestigd die leiden naar materiaalvoorraadbakken. Tijdens hetwerken worden materialendie zijn uitgekozen voor toepassing 20 in.de gietmachine toegevoerd aan de afmeet- en overbrenginrichting 10 via de afleverslangen. Een continue toevoer van deze materialen is dus beschikbaar in de leidingen 50. De motor 48 die intermitterend kan werken in afhankelijkheid van de hoeveelheid materiaal in de stortbak 11, draait het 25 · transportorgaan 12, waarin de openingen 17 en 18 zijn ingesteld om voorafbepaalde hoeveelheden materiaal op te nemen. Tijdens deze draaiing lopen de openingen 17 en 18 onder de doorgangen 45 en 47 en de leidingen 50 en worden ze gevuld met de betreffende materialen. Terwijl de draaiing 30 verder gaat, komen deze openingen in lijn te liggen met de opening 29, waardoor het materiaal wordt afgevoerd in de stortbak 11. Tegelijk met en tengevolge van de draaiing van het transportorgaan 12 wordt het toevoermiddel 31 bediend en de mate van heen en weer gaande beweging wordt 35 bepaald door de instelling van de plaat 38. Deze instelling regelt welke van de groeven 40 de beweging van de schuif 32 zal bepalen. Tijdens elke omwenteling van de as 49 zal het transportorgaan 12 niettemin voorafbepaalde hoeveelheden van twee materialen afmeten en deze overbrengen naar de 40 stortbak 11.

8004730 i · - 7 -

Elk geschikt regelmiddel kan worden toegepast om de beschreven werking uit te voeren en vormt geen onderdeel van de uitvinding. De uitvinding is niet beperkt tot de beschreven uitvoeringsvorm, die binnen het kader 5 van de uitvinding gewijzigd kan worden.

8004730

Claims (18)

1. Materiaalaf meet- en overbrenginrichting voor het toevoeren van fijngemaakt materiaal aan een vorm-inrichting, gekenmerkt door een transportorgaan met een bovenvlak, een ondervlak en een omtreksvlak en een 5 hartlijn waarom het roteerbaar is, welk orgaan verder is voorzien van ten minste één opening die zich tussen het boven- en ondervlak uitstrekt, een onderplaat die tegen het ondervlak is geplaatst en het transportorgaan voor rotatie om zijn as ondersteunt en is voorzien van ten minste één 10 opening daardoorheen, waarmede de ene opening tijdens een bepaald deel van de rotatie van het transportorgaan wordt uitgelijnd, een bovenplaat die op een afstand van de onderplaat is bevestigd tegen het bovenvlak van het transportorgaan en is voorzien van ten minste één doorgang, waarmede 15 de ene opening tijdens een bepaald deel van de draaiing van het transportorgaan wordt uitgelijnd, alsmede door een aandrijforgaan dat is verbonden met het transportorgaan om dit in draaiing te brengen.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met 20 het kenmerk, dat een aantal van dergelijke openingen zijn aangebracht, waarbij ten minste één opening radiaal versprongen is ten opzichte van de andere openingen en waarbij alle openingen met de bodemplaatopening worden uitgelijnd ‘tijdens bepaalde delen van de draaiing van het transportorgaan.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat sommige van deze openingen gebogen sleuven zijn, die in uitlijning komen met de doorgang in de bovenplaat, waarbij een tweede doorgang in de bovenplaat is aangebracht die in uitlijning komt met de radiaal ver- 30 sprongen opening.

4. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het transportorgaan een afsluitor-gaan voor de radiaal versprongen opening ondersteunt, welk afsluitorgaan ten opzichte van de radiaal versprongen opening 35 instelbaar is zodat de grootte daarvan kan worden geregeld.

5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat het transportorgaan is voorzien van een groef die is uitgelijnd met de versprongen opening, 8004730 - 9 - 4 · waarbij het afsluitorgaan is voorzien van een verstelbare staaf die in de groef en opening beweegbaar is door daarmede verbonden instelmiddelen.

6. Inrichting volgens conclusie 5, met 5 het kenmerk, dat de instelmiddelen zijn voorzien van een schroef die in ingrijping is met de staaf en het transportorgaan, zodat bij draaiing ervan de staaf wordt verplaatst ten opzichte van het transportorgaan.

7. Inrichting volgens conclusie 1, met 10 het kenmerk, dat het omtreksvlak van het transportorgaan een nokoppervlak met een bepaalde vorm is.

8. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de vorm van het nokoppervlak is gevarieerd zodat daarmede verschillende werkingen worden 15 verkregen.

9. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat in de boven- en onderplaat nog een aanvullende doorgang respectievelijk opening is aangebracht waarmede een toevoermiddel in verbinding kan 20 worden geplaatst, dat tussen de platen is aangebracht en is voorzien van een opening die in lijn met de ene of de andere van de aanvullende doorgang of opening afhankelijk van de stand ervan kan worden gebracht, waarbij een aandrijf-middel inwerkt op het toevoerorgaan om de beweging ervan 25 te bewerkstelligen.

10. Inrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat een nokvolger op instelbare wijze in aanraking kan worden gebracht met het nokoppervlak, waarbij tussen de nokvolger en het aandrijfmiddel een regel- 30 orgaan is aangebracht om afhankelijk van het verband van het nokoppervlak en de nokvolger het toevoerorgaan aan te drijven.

11. Inrichting volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat het aandrijforgaan bestaat uit een fluïdummotor en het regelorgaan uit een klepinrichting.

12. Inrichting volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de nokvolger door zwenking verstelbaar is zodat de mate van aanraking met het nokoppervlak kan worden gevarieerd.

13. Inrichting volgens conclusie 2, met 40 het kenmerk, dat leidingen zijn bevestigd aan de fin η ά 7 τη - 10 - bovenplaat over de openingen om het fijngemaakte materiaal daaraan toe te voeren.

14. Inrichting volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat leidingen zijn bevestigd aan de 5 bovenplaat over de doorgangen om het fijngemaakte materiaal daaraan toe te voeren.

15. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de bodemplaat is ondersteund door de materiaalstortbak van de vorminrich- 10 ting zodat de opening in de bodemplaat daarin uitkomt.

16. Werkwijze voor het gelijktijdig afmeten en overbrengen van een aantal fijngemaakte materialen aan een vorminrichting met toepassing van de inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, 15 dat de volumetrische afmeetcapaciteit van ten minste één segment van de afmeet- en overbrenginrichting wordt ingesteld op een voorafbepaalde waarde, een aantal fijngemaakte materialen aan dat deel van de afmeet- en overbrenginrichting waarvan ten minste één segment volumetrisch is ingesteld wordt 20 afgeleverd, dat deel van de afmeet- en overbrenginrichting wordt verplaatst zodat afgemeten materiaalvolumens uit de inrichting tijdens elke bewegingscyclus worden afgeleverd naar de vorminrichting en de materialen bij en na het afleveren daarvan uit de inrichting met elkaar worden vermengd.

17. Werkwijze volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat de beweging van dat deel wordt bewaakt en een aanvullend deel van de afmeet- en overbrenginrichting volumetrisch wordt ingesteld en verplaatst om nog een ander fijngemaakt materiaal af te leveren onder in- 30 vloed van deze verplaatsing en dit andere materiaal met deze materialen te vermengen.

18. Werkwijze volgens conclusie 17, met het kenmerk, dat het bewakingsmiddel wordt ingesteld om de volumetrische capaciteit van dit aanvullende deel te 35 regelen. 80 0 4 730