NL8000697A - Lamellenjalousie. - Google Patents

Description

4 r 70 0063

Lamellenjalousie.

De uitvinding betreft een lamellenjalousie waarvan de la- -mellen door middel van eindtappen in de langssleuf van opzij aangebrachte huizen worden geleid, en in welke huizen zowel een, via een in dat huis geleid verbindingsorgaan op de onder-5 ste lamel aangrijpend trekorgaan voor het optrekken en neerla ten van de lamellen als een met elke lamel verbonden, aan een met een opwindas te koppelen zwenkinrichting opgehangen, te plooien draagorgaan voor het zwenken van de lamellen ondergebracht zijn, 10 Een lamellenjalousie van deze soort is b.v. beschreven in het Zwitserse ootrooischrift 5&0·335· Het trekorgaan bestaat hierbij meestal uit een., om een onderste en een bovenste - aangedreven - kettingwiel lopende, gesloten ketting, waarin een in het huis geleid tussenstuk ingezet is, waaraan een, een meene-15 mer voor- de eindtap van de onderste lamel dragende vasthoud- plaat bevestigd is. Op zichzelf heeft dit type lamellenjalousie wel voldaan. De gewoonlijk toegepaste zwenkinrichtingen spreken bij het neerlaten van de opgetrokken lamellenjalousie onmiddellijk aan, hetgeen het onmiddellijk zwenken van de, in de opeen-20 gepakte toestand hun horizontale, open stand innemende lamellen tot in de nagenoeg verticale 3luitstand tot gevolg heeft. Bereikt de lamellenjalousie zijn onderste eindstand, dan zijn aldus alle lamellen gesloten. Aangezien voor het openen van de lamellen het terugdraaien van de opwindas noodzakelijk is, 25 wordt als gevolg van de starre verbinding van de onderste lamel met het trekorgaan van de jalousie deze daarbij dienovereenkom- stig opgehaald, hetgeen ongewenst is. Daar komt nog bij, dat bij aandrijving van de opwindas sn daardoor ook van het trekorgaan door middel van een motor het nauwkeurig afzetten respec-30 tievelijk ontkoppelen van de motor bij het bereiken van de on derste eindstand moeilijk in te stellen is: om te allen tijden het volledig neerlaten respectievelijk optrekken te waarborgen f000697 - 2 - 3b wordt derhalve gewoonlijk in de gesloten trekketting een veer ingezet, waarvan de veerweg onnauwkeurigheden van de instelling kan vereffenen, Dit geldt vanzelfsprekend óók wanneer, zoals h.v. het geval is hij de constructie volgens het genoemde 5 Zwitserse octrooischrift 565-935» aan de zwenkinrichting midde len toegevoegd zijn, welke hij het neerlaten van de lamellenja-lousie slechts een begrensde zwenkheweging van de lamellen tot in een bepaalde schuine stand veroorloven. Wanneer namelijk de lamellenjalousie 'met schuin geplaatste lamellen zijn onderste 10 eindstand bereikt, moet zijn trekketting voor volledige slui ting in dezelfde draaizin, dat wil zeggen omlaag, verder verplaatst worden, hetgeen ook slechts weer door een tussenveer mogelijk is. Een dergelijke, naar alle zijden uitknikbare tussenveer leidt echter steeds tot een betrekkelijk onstabiel 15 trekorgaan, nog afgezien van de betrekkelijk grote complicaties, die b.v. een in zichzelf gesloten, van een tussenveer voorziene trekketting meebrengt.

Doel van de uitvinding is nu een lamellenjalousie van de in de aanhef vermelde soort, waarmee de bovengenoemde, aan de 20 bekende jalousie klevende bezwaren worden ondervangen en waar mee het in het bijzonder mogelijk is, een eenvoudige trekketting zonder tussenveer toe te passen. Hiertoe wordt een dergelijke lamellenjalousie volgens de uitvinding nader gekenmerkt, doordat het verbindingsorgaan is voorzien van een in het huis 25 geleide wagen, welke twee de langsrichting van het huis begrensd relatief beweegbaar geleide, in de zin van een beweging van elkaar af, door een veer belaste delen bevat, waarvan het bovenste wagendeel met een, het optrekken van de lamellenjalousie begrenzende eindaanslag samenwerkt en met het trekorgaan ver-30 bonden is, terwijl het onderste wagendeel is voorzien van een meenemer door de eindtap van de onderste lamel.

De, de beide wagendelen belastende veer maakt elk verder aanbrengen van een tussenveer in het trekorgaan overbodig. Aangezien de wagen bij uit elkaar verplaatste wagendelen zijn on- 8000597 - 3 - 4 ¥ derste stand bereikt, kan het verder bewegen van het trekorgaan in de zin van neerlaten van de lamellenjalousie onder het samendrukken van de veer het uitsluitend verder dalen van het bovenste wagendeel bewerkstelligen, hetgeen kan worden gebruikt voor 5 het zwenken van een lamellen, b.v, uit hun volledig open of ook uit een half-open (schuine) stand tot in hun sluitstand, naar gelang welke stand van de lamellen tijdens het neerlaten wordt toegepast.

Bijzonder voordelig is als trekorgaan een open ketting ge-10 bleken, welke enerzijds is bevestigd aan het bovenste wagendeel, over een bovenste, met de opwindas rotatief verbonden ketting-wiel loopt en aan zijn van dat kettingwiel af lopende einde een, het neerlaten van de lamellenjalousie begrenzende aanslag draagt. Afgezien van het wegvallen van een onderste omleidket-15 tingwiel, bestaat een essentiëel voordeel in de kortheid van deze open veer, aangezien deze, bij neergelaten lamellenjalou-sie, slechts met een gering aantal kettingsohakels over het bovenste kettingwiel behoef te lopen, zodat voortdurende ineen-grijping met het kettingwiel gewaarborgd is.

20 De uitvinding zal thans, onder verwijzing naar de tekening, waarin uitsluitend bij wijze van voorbeeld voor de uitvinding een uitvoeringsvorm overeenkomstig de uitvinding is weergegeven, nog nader worden toegelicht.

Fig. 1 is een verticale doorsnede van de opgetrokken la-25 mellenjalousie met opeengepakte lamellen; fig. 2 is een doorsnede analoog aan fig. 1, doch bij gedeeltelijk neergelaten lamellenjalousie met tot in een bepaalde, schuine stand gezwenkte lamellen; fig. 3 is een doorsnede soortgelijk aan fig. 1 van de vol-30 ledig neergelaten lamellenjalousie met tot in de sluitstand ge zwenkte lamellen; fig. 4 toont, op vergrote schaal en in horizontale doorsnede van het zijhuis, een deel van een lamellenjalousie in bovenaanzicht ; 8000697 if f 't * - - 4 - fig. 5 toont, eveneens op vergrote schaal, de in het zij-huis geleide wagen van de lamellenjalousie$ en fig. 6 is een doorsnede volgens de lijn VI-VI in fig. 5·

De in de tekening weergegeven lamellenjalousie is voorzien 5 van door meervoudige omzetting geprofileerde, metalen lamellen 1, welke vooraan van een naar omlaag gebogen, omgezette rand 1a en achteraan van een opwaarts gebogen, omgezette rand 1b zijn voorzien. Aan beide kopeinden van elke lamel 1 is aan de onderzijde daarvan, een tap 3 gefixeerd, -Elke tap 3 wordt door mid-10 del van kunststofbussen 2 geleid tussen de, de langssleuf 4 van een in dwarsdoorsnede C-vormig afdekhuis 5 begrenzende, binnenwaarts gerichte huiswanddelen. Aan het vrije, in het huis 5 reikende einde van elke tap 3 is het langsmidden van een dwars-hefboom 6 gefixeerd. De vrije einden van deze dwarshefboom dra-15 gen aan hun van de tap 3 af gekeerde zijde telkens ee', aan de tapas evenwijdige, bout of pen Ja respectievelijk 7b. De pennen of bouten Ja respectievelijk 7b van telkens twee opeenvolgende “dwarshefbomen 6 zijn door middel van scharnierhefboomparen 8 met elkaar verbonden, zodat een ladderachtig, door het knikken 20 van de scharnierhefbomenparen 8 op hun scharnierplaatsen 9 plooibaar draagorgaan gevormd is. Dit draagorgaan is b.v. door middel van metalen banden, kabels of kettingen 10 (fig. 2, 3)> waarvan de éne einden aan de bouten of pennen Ja, Jh van de dwarshefboom 6 van de bovenste lamel 1 en de andere einden op 25 een, op de opwindas 11 van de lamellenjalousie gelegerd, bij 12 aangeduid kantelorgaan aangrijpen, aan de opwindas opgehangen.

Op de, door middel van een in de tekening niet weergegeven, zelfremmend drijfwerk - dat met een handkruk of door een motor in werking te stellen is - aan te drijven opwindas 11 is aan 30 weerseinden telkens êen kettingwiel 13 vast aangebracht, waar mee telkens een slechts in de omleidrichting knikbare, open rollenketting 14 geleid wordt. In het bereik van het kettingwiel 13 worden de scharnierrollen van de ketting door een vei-ligheidsbeugel 15 (fig· 1) omvat, waarvan de onderste, haakvor- 8000397 * - 5 - mige einden 15a een ligplaats innemen in openingen van de bodem van het bovenste draaghuis 16 van de opwindas 11. Het radiaal van het kettingwiel 13 af lichten van de ketting 14 wordt daardoor verhinderd. Zowel het van het kettingwiel 12 af lopende, 5 aan het vrije einde een eindaanslag 1J dragende kettingpart, als het aankomende kettingpart, dat, zoals in hetgeen thans volgt beschreven zal worden, met de onderste lamel 1 verbonden is, worden in, in het huis 5 aangebrachte, verticale geleidingen 18 met betrekkelijk geringe speling geleid en aldus tegen 10 het ongewenst uitknikken gevrijwaard. De, aan het aflopende kettingpart aangebrachte eindaanslag 17 ligt bij volledig neergelaten jalousie en gesloten lamellen 1 onderaan tegen de bodem van het huis 16 aan en begrenst aldus het neerlaten van de jalousie. Het einde van het andere, naar het kettingwiel toe Ιοί 5 pende kettingpart is scharnierbaar bevestigd aan het bovenste deel 19a van een tweedelige, in het huis 5 verticaal beweegbaar geleide wagen 19·

Het onderste deel 19b van deze wagen is, voor betere geleiding, nog voorzien van een steunrol 20. Hen van een glijtap 20 21 aan het onderste wagendeel 19b als geleiding dienst doende, verticale sleuf 22 in het bovenste wagendeel maakt in verticale langsrichting van het huis 5 begrensde relatieve beweging mogelijk tussen de beide wagendelen 19a en 19b. Hen tussen die beide wagendelen 19a en 19b aangebrachte drukveer 23 belast deze 25 wagendelen in de zin van beweging van elkaar af. Het bovenste wagendeel 19a kan met zijn, als aanslaghouder 24 gevormde bovenzijde samenwerken met een in het huis 5 aangebrachte, in hoogte instelbare aanslag 25 en aldus de bovenste eindstand van de jalousie begrenzen. De wagen 19 wordt door middel van glij-50 schoenen 26 - bij voorkeur uit kunststof - geleid in de, bij het aankomende kettingpart behorende geleiding 18 van het huis 5.

Aan het onderste wagendeel 19b is een vasthoudplaat 27 bevestigd, welke op zijn beurt neenemers 23 draagt. In een lager 8000397 - 6 - inkeping van de meenemer 28 ligt de tap 3 van de onderste lamel, waarbij de vlakke bovenzijde van die meenemer 28 dienst doet als oplegging voor de opeengepakte lamellen.

De werking van de verschillende elementen van de in het 5 voorgaande beschreven lamellenjalousie is als volgt:

Zoals uit fig. 1 blijkt heeft bij volledig opgehaalde jalousie het bovenste wagendeel 19a een aanslagstand tegen de aanslag 25. De drukveer 25 houdt de wagendelen 19a, 19b in hun uitgezette stand t-erwijl het opeengepakte lamellenpakket steun 10 neemt op de meenemer 28. Het, de aanslag 17 dragende - in fig.

1 niet meer zichtbare - einde van het aflopende kettingpart reikt vrij hangend naar het onderste huiseinde. Wanneer nu de opwindas 11 voor het neerlaten van de jalousie - in fig. 1 tegen de klokwijzerrichting in - gedraaid wordt, zorgt de ketting 15 Η via de wagen 11 en de meenemer 28 voor het neerlatèn van het lamellenpakket onder het gelijktijdig - dank zij de ophanging van de dwarshefboom 6 van de bovenste lamel en dank zij de scharnierhefboomverbinding van alle lamellen van boven naar beneden -voortschrijdend strekken van de scharnierhefboomparen 8 20 en het dienovereenkomstig op afstands uit een komen te liggen van de lamellen (fig. 2). Daarbij moet echter worden opgemerkt, dat het hier niet nader beschreven kantelorgaan van de op soortgelijke wijze, als volgens het Zwitserse octrooischrift 565.935» uitgevoerde zwenkinrichting, bij het draaien van de opwindas 11 25 onmiddellijk over een bepaald hoekbedrag meegedraaid wordt, hetgeen dienovereenkomstige zwenkbeweging van de lamellen 1· -die zich bij het strekken van de scharnierhefboomparen 8 van het samengepakte pakket af verwijderen - in een bepaalde, schuine stand tot gevolg heeft. Hierbij wordt tevens nog opge-30 merkt, dat de zwenkinrichting ook zodanig uitgevoerd zou kunnen zijn, dat de lamellen in hun met de samengepakte toestand corresponderende , horizontale, open stand neergelaten worden. Zoals blijkt uit fig. 2 blijft de wagen 19 tijdens het neerlaten van de jalousie in zijn uitgezette stand.

8000897 * - 7 -

Wanneer het onderste wagend'eel 19b en daardoor de tapas van de onderste lamel 1 zijn onderste stand "bereikt heeft -waarbij de wagen nog steeds zijn uitgezette stand inneemt, terwijl nu alle lamellen, zoals reeds opgemerkt, naar gelang van 5 de instelling van de zwenkarretering van de zwenkinrichting een horizontale stand respectievelijk een bepaalde schuine stand innemen - kunnen deze lamellen nu, zonder het verder neerlaten van de jalousie, respectievelijk van het met de onderste lamel door de meeneme-r 28 verbonden, onderste wagendeel 19b, op een-10 voudige wijze gesloten worden. Baarbij is, analoog aan de uit voering volgens het Zwitserse octrooischrift 565»935» het inwer-kingsstellingsmechanisme voor het zwenken van de lamellen in hun nagenoeg verticale sluitstand zodanig uitgevoerd, dat dit mechanisme bij verdraaiing van de opwindas 11 in werking wordt 15 gesteld, dat wil zeggen dat het zwenk-kantelorgaan"voor het mee draaien met de opwindas wordt vrijgegeven. Dit verder draaien van de opwindas 11 heeft dan, door het meenemen van het zwenk-kantelorgaan 12, zwenking van de lamellen 11 tot in de in fig.

3 weergegeven, nagenoeg verticale sluitstand tot gevolg. Dit 20 verder draaien van de opwindas 11.en daardoor van het ketting- wiel 13 bewerkstelligt echter ook dienovereenkomstige verdere verplaatsing van de ketting 14. Se in haar geleiding 18 tegen uitknikken en door de beugel 15 ook tegen radiaal aflichten van het kettingwiel 13 beveiligde ketting 14 werkt daarbij als een 25 stijve staaf en drukt het er scharnierbaar aan bevestigde, bo venste wagendeel 19a» tegen de werking van de veer 23 in, over de voor het sluiten van de lamellen 1 vereiste weglengte a (fig, 3) omlaag. Het uitwijken van het onderste wagendeel 19b naar onderen toe is daarbij niet mogelijk, aangezien de onder-30 ste lamel van de, door de gestrekte scharnierhefcoomparen 8 in hun sluitstand gehouden lamellen 1, via de meenemer 28 en de vasthoudplaat 27 de neerwaartse beweging van het onderste wagendeel 19b begrenst.

Blijkens fig. 3 is de voor het sluiten van de lamellen 1 % 8000697 ί - 8 - vereiste lengte a van de relatieve beweging van de beide wagen-delen 19a, 19¾ een bedrag b geringer, dan de voor deze wagende-len door de lengte van de sleuf 22 mogelijke verplaatsingsweg. Daardoor is bij met een motor aangedreven opwindas een beveili-5 ging verkregen, welke als vereffening fungeert voor het niet nauwkeurig uitschakelen van de motoraandrijving.

Het openen van de lamellen 1 geschiedt uiteraard door draaiing in tegengestelde zin - in fig. 1 in klokwijzerrichting - van de opwindas 11, waarbij de ketting 14 het bovenste wagen-10 deel 19a aanvankelijk over een bedrag a van het onderste wagen- deel 19b scheidt. De veer 25 verhindert hierbij het mee-bewegen van het onderste wagendeel 19b. Eerst na het volledig uit elkaar bewegen van de beide wagendelen 19a, 19b en, in verband hiermee, het terugzwenken van de lamellen in de gewenste open 15 stand, wordt ook het onderste wagendeel 19b meegenomen en vindt volledige opening van de lamellen 1 in de voor het opeenpakken vereiste, horizontale stand plaats. Het verder draaien van de opwindas 11 heeft dan het optrekken van de jalousie, onder het opeenpakken van de lamellen 1 tot in de in fig. 1 weergegeven, 20 bovenste eindstand tot gevolg.

Bij de beschreven lamellenjalousie is, dank zij de tweedelige, onder veerwerking begrensd uitzetbare wagen 19 sen ver-effeningsveer in het trekorgaan 14 overbodig. Dank zij de open, slechts naar de omleidzijde toe in het bereik van het enkele, 25 bovenste kettingwiel 13 uitknikbare, betrekkelijk korte ketting 14 zijn de benodigde constructieve voorzieningen voor deze lamellenjalousie gering. Als gevolg van de zelfremming van het steeds, zoals gebruikelijk, tussen de opwindas en het bedie-ningselement,toegepaste drijfwerk kan de veer, welke tracht de 30. · wagendélen 19a, 19b in de sluitstand van de lamellen 1 uit el kaar te drukken, het bovenste wagendeel 19a en hiermede tezamen de ketting 14 en het zwenk-kantelorgaan 12 niet automatisch in openingszin van de" lamellen bewegen. Ook het met de hand omhoogdrukken van de lamellenjalousie (inbraakbeveiliging) is 8000697 - 9 - dank zij de, de ketting 14 tussen wagen 19 en kettingwiel 13 tegen uitknikken -vrijwaarde uitvoering en geleiding van de ketting, onmogelijk.

8000697

Claims (3)

1. 2. Lamellenjalousie volgens conclusie 1, met het kenmerk, 20 dat het trekorgaan wordt gevormd door een open, slechts naar de éne zijde toe uitknikbare ketting (14), welke met het éne einde aangrijpt op het bovenste wagendeel (19a) en dan in knikrich-ting, onder omleiding over 180° om een bovenste kettingwiel (14) loopt, waarbij het aldaar van het kettingwiel (13) af lo-25 pende, andere kettingeinde is voorzien van een het neerlaten van de lamellenjalousie begrenzende eindaanslag (17)«
2. 3. Lamellenjalousie volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de open ketting (14) op zijn verticale bewegingsweg naar het kettingwiel toe en daar van af in een geleiding (18) van 30 het huis (5) tegen uitknikken gevrijwaard wordt, terwijl een TJ- vormig om het kettingwiel (13) grijpende beugel (15) het radiaal buiten ingrijping komen van de ketting met het kettingwiel over het 180° omleidtraject van de ketting verhindert. 8000697 - 11 - ϊ
3. 4. Lamellenjalousie volgens conclusie 3» net het kenmerk, dat de beide wagendelen (19a, 19¾) door een tap-sleufgeleiding (21, 22) ten opzichte van elkaar beweegbaar met elkaar verbonden zijn, zodanig, dat bij onder veerdruk uiteen verplaatste 5 wagendelen (19a, 19¾) de lamellen (1) een geheel of ten dele open zwenkstand innemen, terwijl bij het naar elkaar toe bewegen van de wagendelen bij neergelaten jalousie onder het samendrukken van de veer (23) zwenking van de lamellen tot in hun sluitstand plaats vindt, 8 0 0 0 b 9 7