NL7908044A - Snuiver. - Google Patents

Description

X

*

Snuiver,

De uitvinding heeft betrekking on een snuiver, zoals gebruikt door speervissers, Meer in het bijzonder heeft de uitvinding betrekking op een mechanisme voor het doelmatig verwijderen van de waterkolom voor het weer ademhalen door de snuiver, 5 Een geoefende vrije duiker, die gebruik maakt van een snuiver, houdt zijn gezicht naar beneden onder water zelfs wanneer hij terugkeert naar de onnervlakte volgende on een korte duik. Dergelijke uitstanjes of andere manoeuvres vullen zijn snuiverhuis met water, dat moet worden verwijderd teneinde weer door de snuiver 10 te kunnen ademhalen. Water wordt verwijderd door het nroduceren van een korte luchtstoot. Het water beweegt in hoofdzaak als een vrijwel vaste massa voordat het een kans heeft op te breken en in de luchtstroom te glijden. De vereiste uitademingskracht is aanzienlijk, maar kan gemakkelijk door een sterke duiker worden 15 genroduceerd. Niet alle mensen echter, die gebruik maken van een snuiver, zijn daartoe in staat. Derhalve bestaat er een behoefte aan een eenvoudig mechanisme voor het verminderen van de kracht, nodig voor het doorblazen van een snuiver.

Een voorgestelde oplossing is het verschaffen van ^ een klep of "afsluitorgaan", dat automatisch sluit wanneer de duiker onder water is, waardoor water te allen tijde uit de snuiver wordt buitengesloten, Dergelijke kleunen falen soms in het afdichten,

Ook geven zij extra weerstand aan de vereiste doorblaaskracht,

Het vertrouwen on dergelijke mechanismen is gevaarlijk gebleken, 25 Dergelijke organen worden niet aanbevolen en zijn verouderd.

7908044

S

2

Doorblaaskleppen zijn met met twijfelachtig gevolg gebruikt, Dergelijke doorblaaskleppen bevinden zich gewoonlijk in de stromingsbaan, in het algemeen aan de onderkant van de snuiverhuis bij het mondstuk. De doorblaaskien maakt het de waterkolom in 5 de snuiverbuis mogelijk naar de hoogte te vallen van het omringende water, welke waterkolom anders zou zijn ingesloten. Derhalve is het watervolume, dat moet worden doorgeblazen, verkleind, waarbij echter de doorblaasklep een andere baan verschaft voor de lucht.

De energie van de luchtstraal wordt verstrooid in een mate, die af-10 hankelijk is van de werkzame afmeting van de doorblaasklep. Hoe kleiner de afmeting van de doorblaasklep, hoe gemakkelijker het doorblazen is, maar hoe langer het duurt voor het verkrijgen van het op gelijke hoogte brengen van de waterhoogten na het weer aan de oppervlakte komen. Bij een redelijke klepafineting, wordt de 15 lucht, die is bestemd voor het doorblazen van het stelsel, in hoofdzaak doorgeblazen. De lucht en het water in de snuiverbuis schuiven langs elkaar met residueel of niet doorgeblazen water als gevolg, Bepaalde gebruikers verklaren de doorblaasklep van geen enkele waarde, waarbij andere de klep nuttig achten. In ieder geval is de 20 bekende doorblaasklep ver verwijderd van een bevredigende oplossing. Het vraagstuk is het vinden van een manier voor het verschaffen van een doorblaasklep met een grote afïneting, die geen afbreuk doet aan de doorblaaskracht.

Voor het oplossen van dit vraagstuk, is een grote door- , 25 blaasklep verschaft aan het einde van een aftak- of omloopleiding, die is verbonden met de snuiverbuis op een plaats op aanzienlijke afstand vanaf het mondstuk van de snuiver. De afstandsplaatsing van de doorblaasklep voorkomt het voortijdig aflaten van lucht, zodat het water doeltreffend wordt doorgeblazen voordat enige waar-3) neembare verschuiving optreedt tussen de voortstuwende lucht en het voortgestuwde water.

De uitvinding wordt nader toegelicht aan de hand van de tekening, waarin:

Fig. 1 een vooraanzicht is van de onderhavige snuiver, 35 fig. 2 een lengtedoorsnede is van de suiver wanneer de 7908044 3 duiker weer aan de oppervlakte komt, waartij de snuiver met water is gevuld tot de hoogte van de omgeving, fig, 3 een aan fig. 2 gelijke doorsnede is, waarbij de snuiver wordt doorgeblazen, 5 fig. U een doorsnede is volgens de lijn IV-IV in fier.

2, fig. 5 een aanzicht is van een andere uitvoeringsvorm van de snuiver, fig. 6 een zijaanzicht is, gedeeltelijk opengebroken 10 en in doorsnede van de snuiver volgens fig. 5, en fig, 7 een doorsnede is volgens de lijn VÏI-VII in fig. 6.

De snuiver 10 bevat een snuiverbuis 12, die open is aan het bovenste einde voor het in verbinding staan met de lucht 15 boven het wateroppervlak. Een gebruikelijk mondstuk 1U is verbonden met het naar boven gebogen onderste einde van de snuiver, De snuiverbuis 12 is gebogen overeenkomstig het profiel van het hoofd van de gebruiker. De buis kan zijn voorzien van een D-vormige dwarsdoorsnede voor het stabiliseren van de snuiver tegen het gezicht 20 van de gebruker, zoals in het Amerikaanse octrooischrift 3.603.306.

De snuiverbuis 12 wordt ongeveer halverwege de lengte daarvan gesneden door een aftak- of omloouleiding 16, die zich neerwaarts uitstrekt tot ongeveer de hoogte van het mondstuk 1¾. Een in het algemeen cirkelvormige opening 18 met een groot gebied is nabij 25 de bovenkant van de aftak- of omloouleiding verbonden met de zijde van de hoofdsnuiverbuis 12, Een gebruikelijke terugslagklep 20 is bevestigd aan het andere einde van de aftakleiding 16 voor het blokkeren van het terugkeren van water naar de aftakleiding. De klep 20 heeft een gevoelig afdichtorgaan 21, dat slechts een zeer lichte druk 30 behoeft voor het openen daarvan. Wanneer de gebruiker aan de oppervlakte komt (fig. 2) na een duik of andere manoeuvre, is zijn snuiverbuis 12 gewoonlijk gevuld met water, water, dat eventueel aanwezig is in het bovenste einde van de snuiverbuis, welk bovenste einde zich uitstrekt boven het oppervlak 22, draagt druk over op de 35 terugslagklep 20 voor het openen daarvan, waardoor het water in de 7908044 f 1* snuiverbuis wordt afgevoerd totdat de hoogte gelijk is aan die van het oppervlak 22. Omdat de opening vrij groot is en de terugslagkler» 20 weinig weerstand biedt aan de stroming, vindt het gelijkmaken van de hoogten nlaats voordat een meetbare hoeveelheid water kan 5 worden opgeheven wanneer de snuiver door de oppervlakte breekt.

Voor het herstellen van het ademen door de snuiver wanneer de gebruiker met zijn gezicht naar beneden aan de onnervlakte is, wordt lucht geblazen door de buis door een korte uitademing. De kolom beweegt naar boven. Op het moment, dat de onderkant van de 10 stijgende waterkolom de hoogte bereikt van de oraloopopening 18, heeft het een onwaartse hoeveelheid van beweging, Enige lucht buigt af in de omloop voor het naar beneden drukken van het water, Lang voordat de lucht volledig het water uit de omloomleiding 16 blaast, is de waterkolom in de hoofdsnuiverhuis ongeheven tot voorbij de 15 bovenkant van de snuiver, Het water in de omloonleiding 16 verschaft dus weerstand, die voldoende is voor het verbeteren van een doeltreffend uitoefenen van luchtdruk op de hoofdwaterkolom in de snuiverbuis 12. Het doorblazen is voltooid voordat lucht de terugslagklep 20 bereikt.

20 Gedurende het gebruikelijke ademen door de snuiver,is de hoofdsnuiverhuis in hoofdzaak vrij van water, waarbij zich enig water verzameld bij de gebogen bodem van de snuiver onder het mondstuk, Water in de aftakleiding bevindt zich duidelijk onder de hoogte van de Opening 18 gedurende het gebruikelijke ademen door de 25 snuiver,

De verbeterde snuiver heeft het voordeel van de gebruikelijke eenvoudige snuiver, doordat de luchtstroom niet wordt getemd door een feitelijke stroming door een afblaasklen. De onderhavige snuiver heeft ook het voordeel van een gebruikelijke doorblaas-30 klensnuiver, doordat de snuiverbuis snel en automatisch wordt geleegd tot de hoogte van het omringende water,

De verbeterde snuiver kan uit een stuk worden gevormd in een vorm of uit een aantal stukken worden vervaardigd. De gedrongenste uitvoering is die, waarbij de aftakleiding 16 in het 35 algemeen evenwijdig is aan het onderste einde van de hoofdsnuiverbuis 7908044 5 12 met één wand gemeenschappelijk. De aftakleiding behoeft zich niet uit te strekken tot aan de onderkant van de snuiver, en kan iets korter zijn. Vele richtingen van de aftakleiding zijn mogelijk zolang deze met de hoofdsnuiverhuis 12 is verbonden on een nlaats, 5 die zich on afstand bevindt van het mondstuk, waar beneden het gedeelte van de snuiver, dat boven het water uitsteekt in de stand van de gebruiker aan het opnervlak met zijn gezicht naar beneden.

De aftakleiding 16 moet voldoende lengte hebben voor het verschaffen van de tijdelijke weerstand, die nodig is voor het veroorzaken 10 van het doorblazen van de hoofdsnuiverhuis 12 voordat lucht de terugslagklep 12 bereikt.

De in de fig. 5, 6 en T weergegeven snuiver 30 is uitgevoerd in twee gedeelten, te weten een snuiverkanaal 32 en een in een vorm gevormd onderste lichaam 3^. Het in een vorm gevormde 15 onderste lichaam 3¾ verschaft twee naast elkaar liggende leidingen 36 en 38, gescheiden door een tussenwand Uo.De tussenwand ^0 heeft een vrije bovenste rand, waardoor de leidingen 36 en 38 aan de bovenste èinden daarvan in verbinding staan. Een het snuiverkanaal 32 is-tèlescopeerbaar in het bovenste einde van het lichaam 3¾ voor verbinding met de twee leidingen 36 en 38. Het onderste einde van een van de leidingen 38 is verbonden met een mondstuk b2 voor het vormen van het hoofdsnuiverkanaal, waarbij het onderste einde van de bijbehorende leiding 36 uitmondt naar de omgeving door een terugslagklep UU, die daaraan is bevestigd voor het vormen van de aftaklei-25 ding. De leidingen 36 en 38 zijn zodanig gericht, dat de buitenwanden van de twee leidingen in aanraking zijn met de wang van de duiker, terwijl de aftakleiding van de snuiver volgens de fig, 1-U, zich direkt aan de buitenkant van de hoofdsnuiverbuis bevindt,

De werking van de snuiver volgens de fig. 5-7 is dezelf-30 de als die van de snuiver volgens de fig. 1-U, Alleen de gedaante van de onderdelen is veranderd.

Het is duidelijk, dat veranderingen en verbeteringen kunnen worden aangebracht zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.

7908044

Claims (4)

1, Snuiverconstruetie, gekenmerkt door middelen voor het vormen van een hoofdsnuiverleiding, die aan de bovenkant open is voor het naar de snuiverleiding voeren van lucht wanneer de bo- 5 venkant van de snuiverleiding boven het wateroppervlak uitsteekt, door een mondstuk aan de onderkant van de snuiverleiding, door een omloonleiding, voorzien van een eerste opening, verbonden met de hoofdsnuiverleiding op een plaats on aanzienlijke afstand vanaf het mondstuk en tussen het mondstuk en de bovenkant van de snuiverlei-10 ding, welke omloopleiding is voorzien van een tweede opening on afstand beneden de eerste opening voor het automatisch afvoeren van overmaat ingesloten water uit het uitstekende einde van de snuiver bij het weer aan de oppervlakte komen na een duik of andere manoeuvre, door een terugslagdoorblaasklep, die zich bij de tweede opening 15 bevindt voor het blokkeren van de stroming van water in de omloopleiding en zodoende naar de snuiverleiding, welke doorblaasklep zich op afstand bevindt vanaf het mondstuk, waardoor een stoot door-blaaslucht wordt uitgeoefend on het water, ongesloten in de snuiverleiding, voor het uit de snuiver naar buitenlaten daarvan voordat 20 lucht wordt afgevoerd door de doorblaasklep,

2, Snuiver volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de omloopleiding in het algemeen evenwijdig is aan het onderste einde van de snuiverleiding, waarbij een gemeenschappelijke wand aanwezig is tussen de omloopleiding en de snuiverleiding.

3. Snuiver volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de afmeting naar beneden tussen de eerste en tweede openingen weerstand geeft aan de beweging van lucht naar de doorblaasklep, welke weerstand voldoende is voor het verzekeren van een doeltreffend doorblazen.

30 U. Snuiver in hoofdzaak zoals in de beschrijving beschreven en in de tekening weergegeven. 7908044