NL7907566A - Werkwijze voor het afwerken van een ritssluiting- ketting. - Google Patents

Description

**“· "V"

Werkwijze voor het afwerken van een ritssluitingketting.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het afwerken van ritssluitingdraagbanden met continue lengte of "ritssluitingkettingen" met een continu kunststoffilament dat spiraalvormig is gewikkeld en is bevestigd aan een rand van een ^ draagband gedurende het weven of breien daarvan.

Er is een aantal ritssluitingen van het boven beschreven type voorgesteld, die bestaan uit een geweven of gebreide draagband en een koppelend sluitelement dat is gemaakt van een kunststoffilament dat is verankerd in een langsrand van de band, welk filament gewoon-jq Üjk wordt gevormd tot een schroeflijnvormig wikkelstelsel met een reeks van opeenvolgende langwerpige lussen of omwentelingen die elk een koppelkop hebben, een boven- en een onderbeen en een verbin-dingsgedeelte.

Indien het filament wordt gevormd tot een reeks van schroef-15 lijnvormig gewikkelde koppellussen en op een draagband wordt gemonteerd, hebben dergelijke lussen gewoonlijk in dwarsdoorsnede een ovale vorm, die niet complementair is met de binnenste geleidings-vlakken van een schuif en dus zullen zij de schuivende beweging daarvan gedurende het openen en sluiten van de draagbanden, nadelig 2o beïnvloeden. Met het oog op het opheffen van dit probleem is voorgesteld om de koppelende lussen te bedekken met dekdraden over de boven- en ondervlakken, omvattende de hielgedeelten op een zodanige wijze dat de bedekte gedeelten van de lussen een dwarsdoorsnede krijgen die complementair in vorm is aan het geleidingskanaal van de 25 schuif. Banddraadsystemen die geweven of gebreid zijn, kunnen gemakkelijk worden vervormd terwijl zij de neiging hebben om uit te zetten of samen te trekken gedurende het weven of breien van de 790 75 66 τ % 2 band. De reeksen van sluitelementen (kogjoftlendk lussen) die zijn gemonteerd op een dergelijke wat de stabiliteit betreft instabiele band, zouden noodzakelijkerwijze van de juiste plaats ten opzichte van elkaar worden verschoven en verplaatst of van de band worden 5 gescheiden. Verder zijn de dekdraden die worden opgesteld boven de sluitelementen, nogal zacht en omvangrijk, hetgeen op zijn beurt een toename betekent van de weerstand van de dekdraden tegen de schuivende beweging van de schuif, hetgeen leidt tot onaantrekkelijke, vaak onderbroken sluitende of openende samenwerking van de bij elkaar 10 behorende draagbanden.

De uitvinding lost dit probleem op door het vervaardigen van een ritssluitingketting met een paar van draagbanden die onderling zijn gekoppeld, en een reeks van sluitelementen die zijn bevestigd door een hechtend draadsysteem aan een langsrand van elke band, 15 welke werkwijze bestaat uit het overbrengen van de ritssluitingketting in gelijke richting met een constante waarde van de snelheid, het overbrengen van de ketting naar een eerste behandelingszone waar de ketting wordt verwarmd tot een temperatuur om de vezels van de draagbanden toe te staan thermisch zich samen te trekken, het ver-20 volgens naar binnen brengen van de ketting in een tweede behandelingszone waar de ketting verder wordt verwarmd en door middel van matrijzen wordt samengedrukt, waarbij het hechtende draadsysteem plastisch wordt vervormd ten einde een dwarsdoorsnede aan te nemen die in hoofdzaak identiek is aan de doorsnede van een schuifge-25 leidingskanaal, en het afkoelen van de ketting ten einde hard te worden.

Het is een eerste oogmerk van de uitvinding om de problemen op te heffen die worden ondervonden bij de bekende geweven of gebreide ritssluitingen.

30 Een meer specifiek oogmerk van de uitvinding is het leveren van een werkwijze voor het voltooien van een ritssluitingketting, waarbij het sluitelement in hoge mate stabiel in zijn stand ten opzichte van de band is, en een bandrand die het element draagt, zodanig wordt gevormd dat de beweging van een schuif daarlangs met 35 weinig weerstand mogelijk wordt gemaakt.

De uitvinding zal hieronder nader worden toegelicht aan de « 79075 66 > 3 hand van de tekening, waarin bij wijze van voorbeeld een uit-vormingsvorm ter toelichting van de principes van de werkwijze volgens de uitvinding zijn weergegeven. In de tekening toont: fig. 1 een dwarsdoorsnede van een ritssluitingketting met een 5 paar daarop gekoppelde draagbanden, fig. 2 een schematisch bovenaanzicht van een ritssluitingketting , fig. 3 hetzelfde als in fig. 1 doch gedurende het voorverwarmen van de ketting, 10 fig. U een dwarsdoorsnede van de ritssluitingketting die ge vormd is en door middel van warmte is gefixeerd, en fig. 5 hetzelfde als in fig. h doch van een ritssluitingketting die door een schuif is getrokken.

In fig. 1 is in dwarsdoorsnede een ritssluitingketting 10 15 weergegeven die een paar draagbanden 11 en 12 omvat met een geweven steunbandstelsel. Elk van de draagbanden 11 en 12 bestaat in hoofdzaak uit een in hoofdzaak platte baansectie W die een belangrijke afmeting van een geweven band 13 bepaalt, en een geweven filament-sectie die een langsrandgedeelte 1¼ begrenst waarop een filament 20 15 van kunststof is geweven. Het filament 15 is gevormd uit een rechtlijnig uitgangsmateriaal van een geschikte kunststof tot een schroeflijnvormig gewikkeld stelsel met een opeenvolging van lussen of langwerpige omwentelingen 16 gedurende het weven van de band 13. Elke lus of langwerpige omwenteling 16 in het filament 15 heeft 25 een koppelkop 16a aan zijn ene einde, een bovenbeen 16b en een onderbeen l6c die zich vanaf de kop 16a uitstrekken in een gemeenschappelijke richting, en een hielgedeelte léd dat is afgekeerd van de kop 16a en verbonden is met een aangrenzende lus 16. De koppelkop 16a is gedimensioneerd voor het losmaakbaar koppelen met een cor-30 responderende kop van een lus 16 op een bijbehorende draagband voor het openen en sluiten van de ritssluiting op algemeen bekende wijze.

De boven- en onderbenen 16b en c liggen op een afstand in hoofdzaak boven elkaar en begrenzen gezamenlijk een in lengterichting lopende "tunnel" of holle leiding waardoorheen een versterkings-35 koord of -kern 17 is gestoken.

De baansectie ff van de band 13 kan van een willekeurig ont- 790 75 66 % Μ if werp zijn met basiskettingdraden 18 en basisinslagdraden 19 die volgens een groot aantal patronen onderling kunnen zijn geweven.

Het woord "filament igeweven sectie W^," wordt gebruikt voor het aanduiden van een langsrandgedeelte van de band 11 waarin het 5 filament 15 dat als een koppelend element voor een ritssluiting dient, geweven is. De reeks van koppellussen 16 wordt aan de filament geweven sectie bevestigd door een hechtsysteem 20 dat bestaat uit een eerste groep van hechtende kettingdraden 21, een tweede groep van hechtende kettingdraden 22, een aantal thermo-10 plastische hechtgarens 23 en 2k met relatief grote diameter, en een hechtende inslagdraad 25 die een continu gedeelte is van de basiskettingdraad 19« Dé eerste groep van hechtende kettingdraden 21 loopt in de lengterichting van de draagband 13 en ligt boven de bovenbenen 16b 15 van achtereenvolgende blussen 16 in de buurt van het hielgedeelte léd. De tweede .groep van hechtende kettingdraden 22 loopt in de lengterichting van de draagband 13 en ligt onder de onderbenen 16c van achtereenvolgende lussen 1¾ in de buurt van de hielgedeelten l6d. Een van de thermoplastische hechtgarens 23 (2k} loopt in de 20 lengterichting van de draagband 13 in aanraking met het bovenvlak 1ód' van het hielgedeelte 16d van elke lus 16, en de andere heeht-draad 2k loopt in de lengterichting van de draagband 13 in aanraking met het ondervlak léd" van het hielgedeelte léd. De hechtende inslagdraad 25 loopt rond en in gestrengelde verhouding tot de' 25 eerste en tweede groepen van hechtende kettingdraden 21 en 22 en de thermoplastische hechtgarens 23 en 2k binden alle van deze ketting-materialen samen tot een integraal hechtsysteem dat de reeks van koppelende lussen 16 via het. koord 17 aan de geweven filamentsectié Wj van de band 13 bevestigt. Het hechtende draadsysteem 20, zoals 30 dit is opgebouwd door het weven over de sluitelementen of het filament 15, is wat de dimensie betreft niet stabiel en losjes verbonden met het filament 15, en de ritssluitingkétting 10 met een dergelijke opbouw is niet tevredenstellend om redenen die zijn genoemd aan het begin van de beschrijving.

35 Volgens de uitvinding wordt de ritssluitingkétting 10 in een richting getransporteerd met een constante snelheid, zoals in fig. 2 790 7 5 66 5 is weergegeven, en bewegend naar binnen gebracht in een eerste behandelingszone waar de ketting 10 thermisch wordt gefixeerd- Er is een verhitter 26 in de eerste zone opgesteld, die zoals schematisch in fig. 3 is weergegeven, een paar van bovenste en onderste 5 verhittingsblokken 27 en 28 heeft die op een afstand van elkaar zijn voor het begrenzen van een opening voor de doorgang van de ritssluitingketting 10. De blokken 27 en 28 zijn elk in het midden verdiept ten einde een op een flens gelijkend stelsel te vormen en daartussen een in hoofdzaak rechthoekig geleidingskanaal 29» 10 dat afmetingen heeft voor het ontvangen van de filament geweven sectie van de twee samenwerkende draagbanden 11 en 12 die het filament 16 bezitten, in welk geval de geweven sectie W zich op een bepaalde afstand bevindt van de inwendige omtrekswanden van de verhittingsblokken 27 en 28 ten einde oververhitting te voorkomen. 15 Met het rechthoekige geleidingskanaal 29 staat een paar van lang werpige spleten 30 in verbinding die zijn gevormd aan de van elkaar afgelegen zijden van het kanaal 29 tussen platte zoolge-deelten 31 van de respectievelijke blokken voor het ontvangen van de baansecties W van de geweven banden 13 met speling ten einde 20 oververhitting te voorkomen. De warmtebehandelingsomstandigheden die gelden in de eerste behandelingszone kunnen worden gevarieerd met het materiaal van de ritssluitingband. Bij een polyester ge-textureerd garen, kan de ritssluitingketting 10 worden verwarmd tot ongeveer 200°C gedurende ongeveer 28 sec. Bij nylonbanden kan 25 dit ongeveer 130°C zijn. Onder deze omstandigheden wordt de ritssluitingketting 10 verwarmd bij de doorgang door de verhitter 26, waarna de vezels van de banddraden, het hechtende systeem 20 in het bijzonder, worden samengetrokken in aanraking met hoge temperatuuromgeving die teweeg wordt gebracht binnen het gelei-30 dingskanaal 29 en de spleten 30. De draden in het hechtende systeem 20 worden dus thermisch samengetrokken ten einde het systeem 20 stijf en stevig te maken, zodat de koppelende lussen 16 van het sluitelement (filament) 15 worden gestabiliseerd in de stand ten opzichte van de banden 13 en in de juiste onderlinge steek worden 35 gehandhaafd. De warmtebehandeling dient ook voor het opheffen van onregelmatigheden die in het bandsysteem in zijn geheel kunnen zijn 790 7 5 66 6 ontwikkeld gedurende het weven daarvan.

De ritssluitingketting 10 treedt vervolgens "binnen in een tweede behandelingszone die is opgesteld in de voortbewegingsbaan, waar de ketting 10 wordt onderworpen aan het thermisch door samen-5 drukken vormen. In de tweede "behandelingszone is een vormmatrijs 32 opgesteld die een paar van bovenste en onderste matrijsblokken 34 omvat die daartussen een in hoofdzaak rechthoekig geleidings-kanaal 35 begrenzen dat kleiner is dan het kanaal 29 in de verhitter (fig. 4). De geweven filamentsectie W^, van elk van de gekoppelde ^ draagbanden 11 en 12 wordt door de werkoppervlakken 36 van de matrijs 32 samengedrukt, die worden verwarmd tot een temperatuur van dezelfde orde van grootte als in de verhitter 26. Bij het samendrukken wordt de massa van de draden in het systeem 20 plastisch vervormd voor het aanneraen van een dwarsdoorsnede die in hoofdzaak ^ gelijk is aan de dwarsdoorsnede van een geleidingskanaal S1 van een ....... schuif S (fig. 5). Elastisch Vervormde massa van de draden in het hechtende systeem 20 dringt binnen in de ruimten die worden begrensd door de hielgedeelten l6d tussen elk aangrenzend paar van lussen 16 en verbindt aangrenzende hielgedeelten l6d onderling, zodat de hielgedeelten l6d die anders beweegbaar zouden zijn ten opzichte van aangrenzende hielgedeelten van achtereenvolgende gekoppelde lussen 16 in een reeks, integraal tezamen worden gehouden. Dit waarborgt niet alleen een stevige fixatie van de reeks van lussen 16 aan de band 13, doch ook een comfortabele schuifbeweging van ae schuif S daarlangs en een effectieve koppel- en ontkoppel-behandeling van de paren draagbanden 11 en 12 terwijl de neutrale zone van elke lus l6.die vrij is van zowel druk- als trekbelastingen, in de onmiddellijke nabijheid wordt gehouden van het hielgedeelte I6d afgekeerd van de koppelkop 16a ten einde een vergroot vrij ge- ÓQ # · . · J bied te creeren m elke lus die beschikbaar is voor koppelende samen werking met aangrenzende lussen.

Ten einde de neiging van de koppelende lussen 16 te voorkomen om te smelten of op andere wijze te vervormen en de zichtbare gedeelten (meestal de koppelgedeelten 16a) gedurende het samen-35 drukken, zijn de boven- en ondermatrijsblokken 33 en 34 elk onderverdeeld en op een afstand van elkaar over een ruimte 37 die samen- •790 7 5 66 ΐέ 7 valt met de stand van de koppelkoppen 16a en waardoorheen een overmaat van warmte naar de buitenlucht kan worden afgevoerd.

Een langwerpige spleet 38 in de matrijs 32 moet groot genoeg zijn om vervorming door hitte van de baansectie W van de 5 band 13 te voorkomen. Hij is gebruikelijk ongeveer 2 mm breed voor een bandbreedte van ongeveer 0,5 mm.

De op deze wijze behandelde en gevormde ritssluitingketting 10 wordt af gekoeld ten einde te harden. Bij voorkeur worden de thermische contractie en vormingshandeling volgens de uitvinding 10 uitgevoerd in een continu proces dat aansluit op de stap van het koppelen van de draagbanden.

790 75 66

Claims (3)

1. Werkwijze voor het vervaardigen van een ritssluiting-ketting met een paar draagbanden die onderling zijn gekoppeld, en een reeks van sluitelemeten, die door een hechtend draad- 5 systeem zijn bevestigd aan een langsrand van elke band, welke werkwijze het transporteren omvat van de ritssluitingketting in een richting met een constante snelheid, met het kenmerk, dat de ketting wordt overgebracht door een eerste behandelingszone waar de ketting wordt verhit tot een temperatuur ten einde de 10 vezels van de draagbanden toe te staan om thermisch te worden sa- ISSgetrokken, dat vervolgens de ketting naar binnen wordt gebracht in een tweede bahandelingszone waar de ketting verder wordt verhit en door samendrukken wordt gevormd, waarbij het hechtende draad-systeem plastisch wordt vervormd ten einde een dwarsdoorsnede aan 15 te nemen die in hoofdzaak gelijk is aan de dwarsdoorsnede van een schuif geleidingskanaal, terwijl tenslotte de ketting wordt afgekoeld ten einde te harden.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de ketting thermisch wordt gefixeerd bij ongeveer 200°C. * t 20

3. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat hij wordt uitgevoerd nadat de reeksen van sluitelementen,onderling zijn gekoppeld. k. Werkwijze zoals beschreven aan de hand van de tekening. \ 790 7 5 66