NL8103482A - Ritssluitingdraagband. - Google Patents

Description

« - 1 - icw 4 ’Ssl

Ritssluitingdraagband.

De uitvinding heeft betrekking op een ritssluiting en betreft meer in het bijzonder een ritssluitingdraagband met een reeks van achtereenvolgende gekoppelde sluitelement-lussen die zijn geweven in een langsrand van een draagband ge-5 durende het weven daarvan door een naaldgetouw.

Ritssluitingdraagbanden van het bedoelde type worden meestal verdeeld in twee categorieën, de ene omvattende een gewikkeld kunststofmonofilament dat is geweven in een langsrand van een geweven draagband terwijl de band wordt geweven, 10 en de andere omvattende een te voren gevormd sluit element stel sel dat is geweven in een langsbandrand gedurende de slag van het weven van een draagband, waarbij het sluitelementstelsel een reeks van afzonderlijke sluitelementen omvat die onderling zijn verbonden door ingebedde koppeldraden.

15 De eerstgenoemde draagbanden hebben bewezen minder toepasbaar te zijn voor gebruik op voorwerpen waarvan kan worden verondersteld dat zij aan hoge trekkrachten worden onderworpen.

Het tweede bekende soort van draagband past 20 koppeldraden met een glad oppervlak toe dat geen gewenste mate van heehtsterkte levert, zodat gekoppelde sluitelementen de neiging hébben om op onbedoelde wijze te worden verplaatst uit een juiste plaatsingsverhouding ten opzichte van elkaar. Een ander probleem met de draagband is, dat de koppeldraden die 25 stijf genoeg zijn gemaakt voor stevige bevestiging van de sluit- elementen aan de draagband, niet voldoende strekbaar zijn om een gemakkelijke koppeling en ontkoppeling toe te staan tussen tegenover elkaar gelegen reeksen van sluitelementen.

Het Amerikaanse octrooischrift 3.328.857 be-30 schrijft een andere en wat succesvoller draagband omvattende een reeks van op afstand geplaatste afzonderlijke sluitelementen die zijn gekoppeld door een paar koorden, één langs elke zijde van de draagband en waaraan de benen van de sluitelementen zijn 8103482 - 2 - bevestigd. Afwisselende secties van elk koord in de ruimten tussen sluitelementen worden bedekt met kunststof, waarbij deze secties aan éên zijde van de draagband versprongen zijn ten opzichte van de bedekte secties op het koord op de andere zijde 5 van de ritssluiting, als een poging om aan de draagband een gewenste mate van flexibiliteit te leveren. Het met kunststof bedekte koord dient echter om de kunststofsecties te versterken en maakt de sluitelementreeks minder flexibel.

Volgens de uitvinding omvat een ritssluiting-10 draagband een geweven draagband die is gevormd uit inslagdraden en een kettingdraad en een langwerpig sluitelement dat is geweven in een langsrand van de band, welk element een aantal van eerste en tweede koppelgedeelten heeft die een aantal van in langsrichting op afstand gelegen krammen van het element verbindt. 15 Elk van de eerste koppelgedeelten strekt zich uit tussen twee aangrenzende eerste benen van de krammen die zich bevinden aan een zijde van de band, terwijl elk van de tweede koppelgedeelten zich uitstrekt tussen twee aangrenzende tweede benen van de krammen die zich bevinden aan de andere zijde van de band, waar-20 bij de eerste koppelgedeelten verplaatst zijn ten opzichte van de tweede koppelgedeelten. Elk van de benen is in breedte op progressieve wijze versmald in een richting vanaf een koppel-kop van een van de krammen naar het punteinde daarvan.

Het is een oogmerk van de uitvinding om een 25 ritssluitingdraagband te leveren die een geweven sluitelement heeft dat stevig op zijn plaats is bevestigd.

Een ander oogmerk van de uitvinding is het leveren van een ritssluitingdraagband met gewenste flexibiliteit die het gemakkelijk doorhalen van een schuif toestaat.

30 De uitvinding zal hieronder nader worden toege licht aan de hand van de tekening, waarin bij wijze van voorbeeld een aantal uitvoeringsvormen van een ritssluitingdraagband volgens de uitvinding is weergegeven. In de tekening toont: figuur 1 een gedeeltelijk bovenaanzicht van 35 een ritssluiting met een paar bijpassende draagbanden volgens 8103482 * '* - 3 - de uitvinding, figuur 2 een dwarsdoorsnede volgens de lijn II - II van figuur 1, figuur 3 in perspectief een gedeelte van een 5 langwerpig sluitelement volgens de uitvinding, figuur 4 een gedeeltelijk "bovenaanzicht van het langwerpige sluitelement, -4

figuur 5 een doorsnede volgens de lijn V - V

van figuur k, 10 figuur 6 een vooraanzicht van het sluitele ment van figuur figuur T in perspectief een gedeelte van het sluitelement terwijl het wordt gespreid voordat het tot de U-vorm wordt gebogen, 15 figuur 8 in perspectief een gedeelte van een ander sluitelement volgens de uitvinding, figuur 9 een gedeeltelijke dwarsdoorsnede van een ritssluitingdraagband met het sluitelement van figuur 8 terwijl dit wordt geweven in een geweven draagband, en 20 figuur 10 en 11 gedeeltelijke dwarsdoorsneden van verschillende uitvoeringsvormen van ritssluitingdraagbanden volgens de uitvinding.

De principes van de uitvinding zijn in het bijzonder bruikbaar bij een ritssluitingdraagband 20, zoals 25 deze schematisch in de figuren 1 en 2 is weergegeven.

De ritssluitingdraagband 20 omvat in hoofdzaak een geweven draagband 21 en een langwerpig sluitelement 22 dat is gemonteerd op een langs een langsrand van de band 21.

De draagband 21 bestaat uit een aantal kettingdraden 23 en een 30 enkelvoudige inslagdraad 2k die is verweven met de kettingdraden 23, welke inslagdraad 2k een aantal lussen 25 heeft die zich bevinden langs de langsrand van de band 21.

Zoals het duidelijkst is weergegeven in de figuren 3-6, heeft het langwerpige sluitelement 22 van kunst-35 hars een aantal fcrannen 2b die zich in inslagrichting of dwars- 8103482 φ * -inrichting van de hand 21 uitstrekken en in lengterichting op afstand van elkaar zijn gelegen in de lengterichting van de hand 21. Elke kram 26 heeft een in hoofdzaak U-vormige dwarsdoorsnede en bezit een koppelkop 27 en een paar van eerste en tweede henen 5 of bovenste en onderste henen 28 en 29 die zich uitstrekken van af de koppelkop 27 in een gemeenschappelijke richting. De koppelkop 27 is gedimensioneerd voor het losmaakbaar koppelen met een corresponderende kop van een kram 26 op een bijbehorende draagband voor het openen en sluiten van de ritssluiting op de bekende 10 wijze. De eerste en tweede benen 28 en 29 liggen op afstand van elkaar in hoofdzaak boven elkaar en zijn met elkaar in aanraking aan respectieve punteinden 30, waarbij elk been taps is gezien vanaf het vlak of verkleind in breedte op progressieve wijze in een richting vanaf de koppelkop naar het punt einde.

15 Het sluitelement 22 heeft verder een aantal van eerste koppelgedeelten 31 en een aantal tweede koppelgedeel-ten 32, waarbij de eerste en tweede koppelgedeelten 31 en 32 in hoofdzaak identiek aan elkaar zijn en zich in dwarsrichting van delkranmen 26 uitstrekken in éên lijn met elkaar gezien vanaf 20 het hoofdvlak van de draagband 20. Elk van de eerste koppelge deelten 31 strekt zich uit tussen twee aangrenzende van de eerste of bovenste benen 28, terwijl elk van de tweede koppelgedeelten 32 zich uitstrekt tussen twee aangrenzende van de tweede of onderste benen 29, waarbij de eerste koppelgedeelten 31 25 zijn verplaatst ten opzichte van de tweede koppelgedeelten 32.

Zoals wordt begrepen uit de figuren 2, 3, 5 en 6 hebben de koppelgedeelten 31 en 32 elk een dikte die kleiner is dan de dikte van êén van de benen 28 of 29 voor het begrenzen tezamen met respectieve zijwanden 33 van twee aangrenzende van 30 de benen 28 of 29 van een uitsparing 3^ voor het daarin ont vangen van de lussen 25 van de inslagdraad 2k indien het sluitelement 22 wordt geweven in de langsrand van de draagband 21.

Zoals is weergegeven in figuur U, is elk koppelgedeelte 31, 32 trapeziumvormig van omtrek en omvat een paar van in lengterich-35 ting op afstand gelegen ribben 35 en 36 die evenwijdig aan el- 8103482 - 5 - kaar lopen, waarbij elke ribbe 35* 36 een in boofdzaak halfcirkelvormige dwarsdoorsnede heeft. Een van de ribben 35 die zich op afstand bevindt van de koppelkop 27, is langer dan de andere ribbe 36 en kan gemakkelijker instorten of buigen dan 5 de kortere ribbe 36 indien de draagband 20 in dwarsrichting in een richting wordt gebogen. Zoals is weergegeven door de streep-lijn in figuur k, maken de op deze wijze geconstrueerde koppel-gedeelten 31 en 32 het mogelijk dat het sluitelement 22 in boogrichting wordt wegbewogen van het sluitelement 22 van een 10 bijbehorende draagband 20 (figuur 1 en 2) in overeenstemming met .

het Y-vormige, geleidingskanaal van een schuif 37 (in figuur 2 0 met streeplijnen weergegeven) indien de draagbanden 20 door de schuif 37 met elkaar in of buiten samenwerking worden gebracht voor het openen en sluiten van de sluiting, hetgeen resulteert 15 in het gemakkelijk doorhalen van de sluitelementen 22 in en uit het schuif geleidingskanaal.

Het sluitelement 22 van kunsthars wordt continu geproduceerd op een spuitgietmachine (niet weergegeven) en voorafgaande aan het buigen tot een U-vorm die klaar is voor beves-20 tiging aan de draagband 21, heeft hij een zig-zag- of meander- structuur, zoals is weergegeven in figuur 7. Het sluitelement 22 omvat een aantal in langsrichting op afstand gelegen lussen 26 die elk de koppelkop 27 hebben en een paar van eerste en tweede benen 28 en 29 die zich uitstrekken vanaf de koppelkop 25 in tegengestelde richtingen. Het eerste koppelgedeelte 31 strekt zich uit tussen afwisselende paren van de eerste benen 28 en de tweede koppelgedeelten 31 strekken zich uit tussen afwisselende paren van de tweede benen 29, beide koppelgedeelten 31 zijn verplaatst ten opzichte van de tweede koppelgedeelten 32. Het 30 sluitelement 22 van figuur 7 wordt langs een lengtéhartlijn 38 rond zichzelf teruggevouwen totdat de eerste en tweede benen 28 en 29 in aanraking met elkaar komen aan respectieve puntein-den 30 daarvan. De punteinden 30 kunnen dan worden verbonden door het integraal vastlassen aan elkaar of het vasthechten door 35 middel van een hechtmiddel.

8103482

A

- 6 -

Het op deze wijze gevormde sluitelement 22 wordt dan gemonteerd op en langs de langsrand van de draagband 21 terwijl deze laatste wordt geweven op een naaldgetouw. Zoals is weergegeven in figuur 1 en 2 lopen de lussen 25 van 5 de inslagdraad 2k rond de koppelgedeelten 31 en 32 en worden ont vangen in de uitsparingen 3^ in het sluitelement 22, zodat zij worden belet om op wrijvingsbasis samen te werken met de gelei-dingsoppervlakken van de schuif 37, anders zouden de inslagdraad-lussen 25 rafelen of wegbreken bij veelvuldige schuifbeweging 10 van de schuif 37· Een op een wig gelijkende configuratie van de benen 28 en 29 in tapse richting naar de respectieve punt-einden 30, is doelmatig omdat de inslagdraadlussen 25 zich convergerend uitstrekken in de draagband 21 langs de tegenovergelegen zijwanden 33 van de respectieve benen 28 en 29 en dus de res-15 pectieve kranmen 26 naar de draagband 21 trékken met het gevolg dat het sluitelement 22 stabiel wordt vastgéhouden in zijn stand op de draagband tegen verplaatsing.

Figuur 8 en 9 tonen een andere wijziging waarin een draagband 40 op soortgelijke wijze een geweven draagband 20 M omvat die is gevormd met een aantal kettingdraden k2 en een inslagdraad ^3 en een sluitelement Ml· dat is gemonteerd op een langsrand van de band ^1. Het sluitelement UU heeft een aantal kranmen (waarvan er in figuur 8 slechts twee zichtbaar zijn), die elk een koppelkop U6 omvatten en een paar van eerste en twee-25 de benen ^7 en 48. Een koppelgedeelte 49 dat zich uitstrekt tus sen de eerste of tweede benen 47 of 48, omvat een in hoofdzaak platte rechthoekige plaat 50 waaromheen lussen 51 van de inslagdraad 43 lopen teneinde het sluitelement 44 aan de band 41 te bevestigen.

30 Een nog andere wijziging is in figuur 10 weer gegeven en daarbij heeft een kram 53 een koppelkop 5^· en een paar benen 55 en 56, waarbij elk van de benen een groef 57 heeft die in dwarsrichting daarvan loopt. Een paar vasthechtende kettingdraden 58 bevindt zich in de groeven 57 in de respec-35 tieve benen 55 en 56 en elk strekt zich uit door inslagdraad- 8103482 - τ - lussen 59 die rond de respectieve koppelgedeelten 60 lopen.

Een andere ritssluitingdraagfaand 61 is in figuur 11 weergegeven en omvat een gekroesde ketting 62 die zich uitstrekt door lussen 63 van een inslagdraad 64 van een draagtand 65 en "bevindt 5 zich tussen elk paar van eerste en tweede benen 66, 67 van een kram 68 van een sluit element 69·

Binnen het kader van de conclusies vallen ook andere uitvoeringsvormen dan in de tekening zijn weergegeven.

8103482

Claims (7)

1. Ritssluitingdraagband,' omvattende een langwerpig sluitelement met een aantal van in langsrichting op afstand gelegen kramen 3 waarbij elk van de krammen een koppel- 5 kop bezit en een paar van eerste en tweede benen die zich uit strekken vanaf de koppelkop in een gemeenschappelijke richting en elkaar raken aan respectieve punteinden daarvan, welk element verder een aantal koppelgedeelten heeft die de krammen koppelen, en een geweven draagband die is gevormd uit een aantal 10 kettingdraden en. een inslagdraad, welke inslagdraad een aantal lussen heeft die zijn opgesteld langs een langsrand van de draagband en zich uitstrekken rond de koppelgedeelten voor het bevestigen van het sluitelement aan de langsbandrand, met het kenmerk, dat de koppelgedeelten eerste koppelgedeelten 15 bevatten en tweede koppelgedeelten, waarbij elk van de eerste koppelgedeelten zich uitstrekt tussen twee aangrenzende van de eerste benen, terwijl elk van de tweede koppelgedeelten zich uitstrekt tussen twee aangrenzende van de tweede benen, welke eerste koppelgedeelten zijn verplaatst ten opzichte van de tweede 20 koppelgedeelten, en dat elk van de benen een verkleinde breedte heeft op progressieve wijze in een richting van de koppelkop naar het punteinde.

2. Ritssluitingdraagband volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de eerste en tweede koppelgedeelten elk 25 een dikte hebben die kleiner is dan de dikte van êên van het paar van benen.

3. Ritssluitingdraagband volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de eerste en tweede koppelgedeelten elk een aantal van in langsrichting op afstand gelegen ribben omvatten 30 die evenwijdig aan elkaar lopen. U. Ritssluitingdraagband volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de ribben elk een in hoofdzaak halfcirkelvormige dwarsdoorsnede hebben.

5. Ritssluitingdraagband volgens conclusie 2, 35 met het kenmerk, dat de eerste en tweede koppelgedeelten elk 8103482 - 9 - een in hoofdzaak platte rechth.oeid.ge plaat hebben.

6. Ritssluitingdraagband volgaas conclusie 1, met een paar van hechtende kettingdraden die zich uitstrekken door de lussen, waarbij elk van de krammen een paar groeven heeft 5 die in dwarsrichting lopen van het paar van respectieve benen, welke hechtende kettingdraden zich in de respectieve groeven bevinden.

7· Ritssluitingdraagband volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat een gekroesde kettingdraad zich uitstrékt 10 door de lussen en zich bevindt tussen de eerste en' tweede benen van de krammen.

8. Ritssluitingdraagband zoals weergegeven in de tekening en/of besproken aan de hand daarvan. 8103482