NL7907148A

NL7907148A - Losmaakbare ritssluitingketting en werkwijze voor het vervaardigen daarvan.

Info

Publication number: NL7907148A
Application number: NL7907148A
Authority: NL
Original assignee: Yoshida Kogyo Kk
Priority date: 1978-10-11
Filing date: 1979-09-26
Publication date: 1980-04-15
Also published as: CA1115032A; DE2941137C2; ES484914A1; FR2438439B1; US4238872A; JPS5761401B2; NL183700B; DE2941137A1; FR2438439A1; ES246125Y; AU5114879A; JPS5550304A; BE879347A; ES246125U; CH641940A5; NL183700C; IT7968978A0; AU518973B2; BR7906578A; IT1119384B

Description

W 4 l \f- *

Yoshida Kbgyo K.K., te Tokio, Japan

Losmaakbare ritssluitingketting en werkwijze voor het vervaardigen daarvan

De uitvinding heeft betrekking op ritssluitingdraagbanden met een continue lengte, en een werkwijze voor het maken daarvan bij toepassing op een ritssluiting van het losmaakbare type.

Er zijn twee basisvormen voor de zogenaamde losmaakbare 5 ritssluiting, waarbij de ene een pendeel heeft op de ene draagband die los-maakbaar samenwerkt met een sok- of doosdeel op de andere draagband aan het ene einde van de sluiting, en de andere heeft twee schuiven die tegengesteld zijn gericht teneinde de sluiting op omkeerbare wijze te kunnen openen vanaf beide einden van de sluiting.

Dergelijke bekende losmaakbare ritssluitingen worden gewoonlijk aan de boveneinden voorzien van aanslagen en aan de ondereinden met pendelen, sokdelen of schuifgrendeldelen afhankelijk van het bijzondere doel waarvoor de ritssluiting wordt gebruikt. De verschillende delen die bevestigd zijn aan het ondereinde van de losmaakbare ritssluiting zullen 15 noodzakelijkerwijze de vorm en toepassing beperken waarmede de ritssluiting zichzelf geschikt maakt. Het is in de bekende stand moeilijk gebleken om maatregelen te treffen voor een "lussluiting" die gebruik maakt van een enkelvoudige ritssluitingdraagband.

Het is daarom een eerste oogmerk van de uitvinding om een 20 ritssluiting te leveren van een continue lengte die gemakkelijk kan worden gebruikt voor hetzij een losmaakbare ritssluiting of een lussluiting.

Het is een ander oogmerk van de uitvinding om een werkwijze te leveren voor het maken van een ritssluitingketting van het bovengenoemde soort die zeer eenvoudig en doeltreffend is.

25 Een meer specifiek oogmerk van de uitvinding is het leveren van een paar van continue lengten ritssluitingdraagbanden met een schuif-grendelpendeel en een instekend pendeel dat gelijktijdig is gevormd in puntsymmetrische verhouding op bepaalde intervallen.

Volgens de uitvinding is dit bereikt met een losmaakbare 790 7 1 4 8 ί ^ 2 ritssluitingketting die bestaat uit een paar van tegenover elkaar opgestelde draagbanden van continue lengte die elk een steunband hebben en een sluitelement dat is gevormd uit een kunststofmonofilament tot een con- door tinue wikkel of een meanderstelsel met een koppelkopgedeelte en ƒ stik-5 selnaden is bevestigd aan in lengterichting lopende binnenrand van de respectieve band, welk sluitelement samen is gelast over een bepaalde lengte van de twee gekoppelde draagbanden op bepaalde intervallen, en een samengesteld pen-vormend stelsel dat zich in het midden bevindt van de samengelaste lengte van het sluitelement en is uitgesneden voor het leveren van 10 een opening met meervoudige vorm en een paar van baaigedeelten die in dwarsrichting lopen van de sluitketting en tegengesteld zijn gericht in puntsymmetrische verhouding, en een paar van langwerpige kanaalgedeelten die in de lengterichting lopen dicht langs de stikselnaden, welk samengestelde stelsel onderverdeelbaar is over de baaigedeelten tot twee identieke 15 paren van schuifgrendelpendelen en een instekend pendeel.

De uitvinding zal hieronder nader worden toegelicht aan de hand van de tekening, waarin bij wijze van voorbeeld een ritssluiting volgens de uitvinding is weergegeven. In de tekening toont: figuur 1 een schematisch bovenaanzicht van een ritssluiting- 20 ketting, figuur 2 op grotere schaal een schematisch bovenaanzicht van een paar ritssluitingdraagbanden met twee tegengesteld gerichte schuiven, figuur 3 een doorsnede volgens de lijn 3-3 van figuur 1, 25 figuur *+ een doorsnede volgens de lijn U - U van figuur 1, de figuren 5a - e aanzichten ter toelichting van de wijze van monteren van een schuif op de ene van de ritssluitingdraagbanden, figuur 6 een bovenaanzicht van een lussluiting volgens de uitvinding, 2o figuur 7 hetzelfde als in figuur 1 doch van een andere uit voeringsvorm, figuur 8 een doorsnede volgens de lijn 8-8 van figuur 7 en figuur 9 een dwarsdoorsnede volgens de lijn 9-9 van figuur 35 7.

790 7 1 4 8 ·.

► * 3

Ih de tekening is in het bijzonder in figuur 2 met het oog op de toelichting een belangrijk gedeelte van een losmaakbare ritssluiting 10 weergegeven. De ritssluiting 10 omvat een paar van tegenover elkaar opgestelde draagbanden 11 en 12 die elk een steunband 13 (1*0 hebben en een 5 reeks van samenwerkende sluitelementen 15 (16) die zijn gemonteerd op en langs een in lengterichting lopende binnenrand van de respectieve band.

Het sluitelement 15 (16) is gevormd uit een kunststofmonofilament tot een continue wikkel of een meander stelsel, waarbij het element 15 (16} in de weergegeven uitvoeringsvorm bestaat uit een schroeflijnvormig gewikkeld 10 st,elsel met een opeenvolging van langwerpige omwentelingen of lussen 17 (18) die elk een koppelkopgedeelte 17a (18a) hebben aan het ene einde daarvan, een bovenbeen 17b (18b), een onderbeengedeelte 17c (18c) dat zich uitstrekt vanaf de kop 17a (l8a) in een gemeenschappelijke richting, en een verbin-dingshiel of draaigedeelte 17d (18d) aan het einde dat is afgekeerd van de 15 kop 17a (18a) en is verbonden met een aangrenzende lus 17 (18).

De koppelkop 17a van de lus 17 op de ene draagband 11 is gedimensioneerd voor het losmaakbaar koppelen met de correcponderende kop 18a van de lus 18 op de bijbehorende draagband 12 voor het openen en sluiten van de ritssluiting 10 op algemeen bekende wijze. De boven- en on-20 derbenen 17b en c en 18b en c liggen op een afstand van elkaar in hoofdzaak boven elkaar zoals is weergegeven in figuur 1 en begrenzen daartussen een in lengterichting lopende "tunnel" of holle leiding waardoorheen een versterkingskoord of -kern 33 is gestoken. Met het punt 19 is een stiksel-naad voor het door middel van vastnaaien bevestigen van de reeks van lus-25 sen 17 (10} aan de respectieve band 13 (1¾) weergegeven.

Volgens de principes van de uitvinding zijn de achtereenvolgende lussen 17 (18) die met elkaar zijn gekoppeld of met elkaar in ingrijping zijn, onderling vastgelast over een bepaalde lengte van de reeks van lussen aan het ene einde van de ritssluiting 10, bijvoorbeeld met 30 behulp van een supersonisch proces, en afgesneden dicht langs een in lengterichting lopende binnenrand van elk van de stikselnaden 19 voor het leveren van een paar geïntegreerde pendelen 20 en 21 op tegenover elkaar gelegen respectieve draagbanden 11en 12. Het vastlassen van het kunststof-monofilament 15 (16) heeft tot gevolg dat het materiaal smelt en binnen-35 dringt in de ruimten van de stof die de stikselnaad 19 vormt, de verster- 790 7 1 4 8 k i « kingskern 33 en de steunbanden 13 en s met het gevolg dat al deze onderdelen van de ritssluiting 10 tot een geheel worden gemaakt. De pendelen 20 en 21 die het gevolg zijn van het afsnijden of verwijderen van gedeelten van het gelaste gebied van de draagbanden 11 en 12, waarvan een eerste 5 gedeelte 22 zich in lengterichting uitstrekt dicht langs en in hoofdzaak evenwijdig aan de binnenranden van de respectieve stikselnaden 19» met de koppelkopgedeelten 17a (18a) van het element 15 (16) geheel verwijderd.

Een tweede gedeelte 23 van het gelaste en gesneden gebied is afgesehuind met een aantal koppelkoppen 17a van de achtereenvolgende lussen 17 op de 10 draagband 11 overgebracht naar en verankerd tussen aangrenzende achtereenvolgende lussen 18 op de tegenover gelegen bijbehorende draagband 12 of omgekeerd, zoals is weergegeven in figuur 2. Het snijden vindt plaats in het tweede gedeelte 23, zodat de eerste ingrijpende of uiterste lussen 17' en 18* ongevormd blijven. De koppelkop 18a' in het bijzonder, die is 15 overgebracht door hetfafsnijden van het tweede gedeelte 23 van het gelaste gebied van de ene draagband 12, naar de andere draagband 11, is integraal vastgelast met de eerste ingrijpende of uiterste lus 17' op de draagband 11 voor het mechanisch versterken van deze lus 17'» die anders onstabiel zou zijn, en verder deze in de juiste ingrijpingsstand ten opzichte van 20 de bijbehorende eerste ingrijpende of uiterste lus 18’ op de draagband 12 houdt teneinde het "verkeerd lopen" van de ene draagband 12 ten opzichte van de andere draagband 11 te voorkomen indien het tweede pendeel 21 is gestoken in een schuif S, zoals weergegeven in figuur 2. De correcte ingrijping van de twee tegenover elkaar gelegen eerste lussen 17’ en 18' 25 waarborgt een confortabel koppelen van de respectieve draagbanden 11 en 12 zonder breuk of scheiding van de sluitkettingen.

De ene van het paar van pendelen of een schuifgrendelpen-deel 20, bezit een grendeloog 2k dat integraal daarmee is gevormd aan het uiterste einde van de draagband 11 voor grendelende samenwerking met de 30 schuif S. Het grendeloog 2b heeft een rechte langsrand 2ta die samenvalt met de rand van het eerste uitgesneden gedeelte 22 op de draagband 11, een gebogen omtreksgedeelte 2Ub en een grendelvlak 2kc dat dwars van de draagband 11 loopt voor samenwerking door middel van aanslaan met het einde van de ene van de flenzen 25 van de schuif S. Voor het leveren van een 35 effectieve vergrendeling van het grendeloog 2b met de schuif S, is de breedte 7907148 5 of dwarsafmeting L·^ van het oog 2U berekend om in hoofdzaak gelijk te zijn aan of iets groter dan de afstand of ruimte tussen de ene van de flenzen 25 en de pen 26 vande schuif S; meer in het bijzonder tussen een verbreed flensgedeelte 25’ en een hellend penvlak 26' dat daartussen een 5 van de vertakte geleidingskanalen S' van de schuif S vormt, een en ander zodanig dat indien de draagband 11 door de schuif S wordt gestoken op progressieve vijze van de stand van figuur 5a, naar de stand van figuur 5b en vervolgens naar de stand van figuur 5c, het grendeloog 2k een kleine elastische vervorming ondergaat in wrijvingsaanraking met de flens 25 en 10 de pen 26 van de schuif S terwijl het oog 2k in de schuif S wordt bewogen slechts door rotatie in het vlak van de ritssluiting 10. De draagband 11 kan verder door een andere schuif S worden gestoken op de wijze die is weergegeven in de figuren 5d en e in het geval dat de ritssluiting 10 op omkeerbare wijze moet kunnen worden geopend en gesloten onder toepassing 15 van de schuiven Ξ zoals algemeen bekend is.

Elk van de pendelen 20 en 21 is voorzien van een rechtlijnig versterkend geleidingsgedeelte 20' (21') dat is gevormd door vervorming van de hiel- of draaigedeelten 17d (l8d) gelijktijdig met het vastlassen van het element 15 (l6), welk geleidingsgedeelte 20' (21'} het in-2Q steken van de draagband 11 (12) vergemakkelijkt met zo weinig mogelijk wrijvingsweerstand door de schuif S.

Het andere of instekende pendeel 21 heeft een afgerond inwendig omtreksvlak 21a dat kan samenwerken met de pen 26 van de schuif indien de draagband 12 door de laatste wordt gestoken, in welke stand de 25 eerste ingrijpende lus 18' op de draagband 12 in samenwerking wordt gebracht met de eerste ingrijpende lus 17’ op de bijbehorende draagband 11 in de ruimte tussen de lussen 17' en de aangrenzende opvolgende lus 17.

Met het verwijzingscijfer 27 is een versterkende kunststof-film aangeduid die de ondereindgedeelten van de respectieve draagbanden 30 11 en 12 omhult, hetgeen dient om het rafelen van de draden op de stiksel- naden 19, de versterkingsbanden 13 en 1^ en de versterkingskem te voorkomen en op hetzelfde moment het met vingers vastgrijpen van de draagbanden 11 en 12 te vergemakkelijken bij het doorsteken daarvan door de schuif S.

35 Onder verwijzing naar figuur 1 gaat de beschrijving nu voort 7907148

V

6 met de werkwijze voor het vervaardigen van de "bovengenoemde te scheiden ritssluiting, waarbij een continue lengte van gekoppelde draagbanden of een ritssluitingketting F wordt onderworpen aan een supersonische behandeling, waarbij de ritssluiting F wordt gelast, gevormd en afgesneden over cj een bepaalde lengte W van aansluitende sluit element en 15 en 16. Bij het thermisch lassen van de reeksen van achtereenvolgende lussen 17 en 18 die zich in de gekoppelde stand bevinden, wordt het thermoplastische materiaal dat de lussen 17 en 18 vormt, gesmolten en tot een geheel gemaakt met de stof die de in lengterichting lopende randgedeelten van elk van de steun-1Q banden 13 en 1U vormt waarvan de lussen 17 en 18 zijn bevestigd. De gelaste elementlengte of het gebied W van de sluitketting F wordt gevormd met behulp van een geschikte (niet weergegeven) matrijs, zodat de hiel- of draaigedeelten 17d en I8d van de achtereenvol-ende lussen 17 en 18 in elkaar overgaan en worden gevormd tot de rechtlijnige versterkende geleidings-gedeelten 20' en 21'. Terzelfdertijd wordt een samengesteld penvormend stelsel 28 gevormd dat zich in het midden van het gelaste gebied W bevindt en in het verlengde ligt van de gevormde geleidingsgedeelten 20' en 21'.

Het stelsel 28 wordt dan uitgesneden voor het leveren van een opening 29 met meervoudig uiterlijk en een middenpunt 30 waarin zich het schuifver-2Q grendelende pendeel 20 en het instekende pendeel 21 op de ene draagband 11 in puntsymmetrische verhouding bevinden tot soortgelijke schuifvergren-delende en instekende pendelen op de andere draagband 12. De meervoudige opening 29 heeft een paar horizontaal lopende (in dwarsrichting van de ritssluiting) baaigedeelten 29a die tegenover elkaar zijn opgesteld rond het .

22 middenpunt 30 en een paar van vertikaal lopende (in de lengterichting van de ritssluiting) langwerpige kanaalgedeelten 29b die worden begrensd door in hoofdzaak evenwijdige langsrandlijnen 31 en 32 die dicht langs de naai-naden 19 van de respectieve draagbanden 11 en 12 lopen. De einden van de tot paren behorende kanaalgedeelten 29b tegenover het middenpunt 30, zijn 2q afgeschuind in tegengestelde richtingen, zoals is weergegeven bij 29b'.

De ritssluitingketting F wordt dan afgesneden langs een lijn die dwars loopt van elk van de steunbanden 13 en 1^ in samenvalling met de baaigedeelten 29a, waardoor het samengestelde stelsel 28 wordt onderverdeeld in twee identieke paren van schuifgrendelpendelen 20 en in-35 stekende pendelen 21 aan de respectieve afgesneden einden van de draagban- 790 7 1 4 8 7 den 11 en 12, -waarbij elk van de pendelen 20 en 21 de vorm en functie heeft die reeds is beschreven aan de hand van de figuren 2 - k.

Figuur 6 geeft een toelichting op de principes van de uitvinding die toepasbaar zijn voor zogenaamde lussluiters. De figuren 7-9 5 geven een toelichting van de uitvoeringsvorm van de uitvinding die hetzelfde is, behalve dat de sluitelementen 15 (16) de vorm hebben van een meander of zigzagstelsel.

In het kader van de conclusies vallen ook uitvoeringsvormen die niet in de tekening zijn weergegeven.

790 7 1 4 8

Claims

5 *
1. Losmaaktare ritssluitingketting, omvattende een paar van tegenover elkaar opgestelde draagbanden van continue lengte die elk een steunband hebben en een sluitelement dat is gevormduit een kunststofmono- 5. filament tot een continu stelsel met koppelkopgedeelten en door stiksel-naden is bevestigd aan een in lengterichting lopende binnenrand van de respectieve band, met het kenmerk, dat het sluitelement is vastgelast over een bepaalde lengte van de twee gekoppelde draagbanden op bepaalde intervallen, en dat een samengesteld penvormend stelsel zich in het midden van 10 de gelaste lengte van het sluitelement bevindt en is uitgesneden voor het leveren van een opening met meervoudige vorm en een paar van baaigedeelten die in dwarsrichting lopen van de ritssluitingketting en tegengesteld zijn opgesteld in puntsymmetrische verhouding, en een paar van langwerpige kanaalgedeelten die in lengterichting lopen dicht langs de naainaden, welk 15 samengestelde stelsel kan worden onderverdeeld via de baaigedeelten tot twee identieke paren van schuifgrendelpendelen en instekende pendelen.
2. Ritssluiting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de kanaalgedeelten zijn afgeschuind in tege-ngestelde richtingen met de koppelkopgedeelten van het sluitelement overgebracht van de ene draagband 20 naar de andere.
3. Werkwijze voor het vervaardigen van een losmaakbare ritssluitingketting, omvattende een paar van tegenover elkaar gelegen draagbanden van continue lengte die elk een steunband hebben en een sluitelement dat is gevormd uit een kunststofmonofil ament tot een continu stel- 25 sel met koppelkopgedeelten en door stikselnaden is bevestigd aan een in lengterichting lopende binnenrand van de respectieve band, met het kenmerk, dat een bepaalde lengte van het sluitelement integraal wordt vastgelast met de bandrand, een samengesteld penvormend stelsel wordt gevormd en het stelsel wordt afgesneden via een opening met meervoudig uiterlijk en een 30 paar van baaigedeelten die in dwarsrichting lopen van de ritssluitingketting en tegengesteld zijn opgesteld in puntsymmetrische verhouding, en een paar van langwerpige kanaalgedeelten die in de lengterichting lopen langs de stikselnaden en afgeschuinde eindgedeelten hebben die zijn ingericht om de koppelkoppen van de ene draagband naar de andere over te brengen, 35 welk samengestelde stelsel onderverdeelbaar is in twee identieke paren 790 7 1 48 van sch.uifgrendelpend.elen en instekende pendelen via een snijlijn die dwars over de wanden loopt in samenvalling met de baaigedeelten. k. Werkwijze volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de afgeschuinde eindgedeelten in tegengestelde richtingen worden "belast, 5 zodat een uiterste ingrijpende elementlus op elke draagband onvervormd blijft.
5. Werkwijze en ritssluiting zoals weergegeven in de tekening en/of besproken aan de hand daarvan. 790 7 1 4 8