NL7905652A

NL7905652A - Geweven draagband voor ritssluitingen.

Info

Publication number: NL7905652A
Application number: NL7905652A
Authority: NL
Original assignee: Yoshida Kogyo Kk
Priority date: 1978-07-28
Filing date: 1979-07-20
Publication date: 1980-01-30
Also published as: US4254803A; ES245321U; GB2029503B; BR7904910A; AU4916679A; JPS5753722B2; ES245321Y; FR2433601B1; GB2029503A; JPS5519180A; BE877943A; FR2433601A1; NL187318C; DE2930642A1; AU523044B2; DE2930642C2; IT1119330B; CA1131430A; IT7968580A0

Description

♦ YOSHIDA KOGYO K.K., te Tokio, Japan.

Geweven draagband voor ritssluitingen

Se uitvinding heeft betrekking op een rits slid ting en betreft meer in het bijzonder een ritssluitingdraagband. met een continu kunststof filament dat spiraalvormig is gevormd en is geweven in een rand van een draagband gedurende het weven daarvan.

5 Er is een aantal ritssluitingen van het beschreven type voorgesteld die een geweven draagband omvatten en een kunststof filament dat is geweven in een langs rand van de band, waarbij het filament gewoonlijk wordt gewikkeld in een schroef lijn vormig wikkel-steIsel dat een reeks van achtereenvolgende langwerpige lussen of 10 omwentelingen omvat die elk een koppelkop hebben, een bovenbeen en een onderbeen en een verbindend hielgedeelte.

Een moderne geweven ritssluiting van het betreffende type is bekend uit de Japanse aanvrage nr. 53-91, waarbij een verstij-vingskoord in lengterichting is gestoken door de wikkeling van het 15 filament, en een geleidingskoord of -koorden is cpgesteld in de lengte richting van het filament in aanraking met de verbindende hielgedeelten van de sluitelementlussen, welke verstijvings- en geleidingskoorden integraal zijn verbonden met het sluitfilament door de weefdraden van de band. Terwijl dit vroegere ritssluitingproduct op zichzelf voordelen 20 heeft, zijn er nog veel wensen met het oog op de plaatsingsstabiliteit van de sluitelementen, die onder de invloed van uitwendige belastingen de neiging hebben cm in lengterichting van de ritssluiting te worden verplaatst. Verder kunnen de kettingdraden die de sluitelementen bedekken, van hun plaats bewegen naar de verbindende hielgedeelten van de elementen 25 indien de draagbanden worden gebogen of getodeerd, met het gevolg dat de sluitelementen buiten ingrijping komen of *op andere wijze onwerkzaam worden.

De uitvinding is gericht op verbeteringen die verband 7905652 ♦ m 2 houden met een geweven ritssluiting van het beschreven type en heeft als belangrijkste oogmerk het leveren van middelen voor het bevestigen van de filamentvormige sluitelementen op een stabiele wijze op een rand van een draagband tegen veiplaatsing gedurende gebruik van de sluiting. 5 Het bevestigings orgaan omvat een combinatie van weef- draden die zich bevinden aan de bandrand waarin het filamentvormige sluitelement is geweven, welke weefdraden een paar van spanningsdraden omvatten die in de lengterichting van de band Iepen en een continu hechtende inslag in hechte aanraking drukken met een aantal van bedekken-10 de kettingdraden zowel van boven als onder de achtereenvolgende filament- , vormige lussen.

De uitvinding zal hieronder nader worden toegelicht aan de hand van de tekening, waarin bij wijze van voorbeeld een aantal uitvoeringsvoormen van een draagband volgens de uitvinding is weergegeven.

15 In de tekening toont:

Pig. 1 in perspectief op grotere schaal een geweven rits-sluitingdraagband, flg. 2 een langs doorsnede volgens de lijn II-II van flg. 1, fig. 3 een doorsnede volgens de lijn III-III van fig. 2, 20 fig. U een doorsnede volgens de lijn IV-IV van fig. 2, fig. 5 een doorsnede volgens de lijn V-V van fig. 2, fig. 6 een doorsnede volgens de lijn VI-VI van fig. 2, fig. 7 in perspectief op grotere schaal een andere uitvoeringsvorm van een geweven ritssluitingdraagband, 25 fig. 8 een doorsnede volgens de lijn VIII-VIII van fig. 7, fig. 9 een doorsnede volgens de lijn IX-IX van flg. 8, fig. 10 een doorsnede volgens de lijn X-X van fig. 8, fig. 11 een doorsnede volgens de lijn XI-XI van fig. 8, en fig. 12 een doorsnede volgens de lijn XII-XII van fig. 8, 30 In fig. 1 is een ritssluitingdraagband 10 weergegeven die een deel vormt van een paar van twee identieke draagbands voor een Λ ritssluiting. De draagband 10 bestaat uit een in hoofdzaak platte lei-sectie W die een belangrijke dimensie van een geweven band 11 begrenst, en een geweven filamentsectie Wf die een langsrandgedeelte of van zoom 35 voorziene rand 12 begrenst waarin een filament 13 van kunststof is ge- 7905652 * 3 > weven, Het filament 13 is gevormd uit een rechte "baan van een geschikte kunststof tot een schroeflijnvormig gewikkeld stelsel met een opeenvolging van lussen of langwerpige omwentelingen gedurende het weven van de band 11.

5 Elke lus of langwerpige omwenteling 1¼ in het filament 13 heeft een koppelkcp lUa aan het ene einde, een bovenbeen 1¾¾ en een onderbeen ftc die zich uitstrekken vanaf de kop 1^a in een gemeenschsppe-lijke richting, en een hielgedeelte lUd dat is afgekeerd van de kop lUa en is gekoppeld met een volgende aangrenzende lus 1U. De koppelkcp iHa 10 is gedimensioneerd voor het losmaakbaar koppelen met een corresponderende kop van een lus 1^ op een bijbehorende draagband voor het openen en sluiten van de ritssluiting op algemeen békende wijze. De boven- en onderbenen 14b en 14c liggen op een afstand van elkaar in hoofdzaak boven elkaar (fig. 2) en begrenzen gezamenlijk een in lengterichting lopende 15 "tunnel" of holle leiding waardoorheen een verstijvingskoord 15 wordt gestoken dat dicht in de buurt langs de binnenwanden van de hielgedeelten lifd ligt.

De baansectie W van de band 11 kan van bekend ontwerp zijn met basiskettingdraden 16 en een basisinslagdraad 17 die kan zijn 20 ingeweven in een aantal van bekende patronen.

De aanduiding "filamentgeweven sectie wordt gebruikt voor het aanduiden van een langs ran dge deelt e van de band 11 waarin het filament 13 dat als sluitelement voor een ritssluiting dient, is geweven.

De reeks van koppellussen wordt aan de band 11 be-25 vestigd aan de filament geweven sectie door een aantal bedekkende kettingdraden 18 die evenwijdig lopen met de basiskettingdraden 16, en een hechtende inslagdraad 19 die een continu gedeelte is van de basisinslagdraad 17.

Ter illustratie is een aantal van twaalf bedekkende 30 kettingdraden 18 weergegeven, waarbij de eerste zes draden I8a-l8f liggen boven de bovenbeengedeelten lUb en de zes andere draden I8g-l8l liggen onder de onderbeengedeelten lUc van de koppelende filamentlussen 1¾.

De hechtende inslagdraad *19, die is ingeweven met een dubbele slag met de bedekkende draden 18, loopt door de baansectie W in 35 elke steek van aangrenzende lussen 1U. , De eerste dubbele inslag I van 7905652 3» r

U

de inslag 19 gaat, zoals in fig. 3 zichtbaar is, over de bedekkende kettingdraad l8g, dan naar binnen onder de bedekkende kettingdraad l8h, afwisselend boven de ene en onder de andere van de bedekkende kettingdraden l8i- 181, verder over een laatste basiskettingdraad 20. De 5 tweede dubbele inslag II gaat, zoals in fig. U zichtbaar is, over de bedekkende kettingdraad 18a, dan naar binnen onder de bedekkende ketting-draag I8h, afwisselend over de ene en onder de ene van de kettingdraden I8c-l8f, verder onder de laatste kettingdraad 20. De derde dubbele inslag III gaat,, zoals in fig. 5 zichtbaar is, onder de bedekkende ketting-t) draad l8g, over de bedekkende kettingdraad l8h, dan afwisselend onder de ene en over de andere van de kettingdraden l8i-l8l, en verder over de laatste kettingdraad 20. De vierde en laatste dubbele inslag IV gaat ter voltooiing van een weefcyclus onder de bedekkende inslagdraad 18a, dan over de bedekkende inslagdraad 18b, afwisselend onder en over 15 de kettingdraden I8c-l8f, verder onder de laatste kettingdraad 20, zoals in fig. 6 is weergegeven.

Met het verwijzingscijfer 21 zijn geleidingskoorden aangeduid die in lengterichting van de band 11 lopen achter de hielgedeelten 1^d van achtereenvolgende lussen 1U. De gelei dingskoorden 21, waarvan 20 er bij voorkeur twee boven elkaar worden gebruikt zoals is weergegeven, worden op hun plaats gehouden tegen het uitwendige omtreksvlak van de hielgedeelten lUd door de bedekkende kettingdraden l8d, l8f, 18k en 181 en de dubbele slag van de hechtende inslagdraad 19 zoals is weergegeven.

Volgens de uitvinding is een paar van spannende ketting-25 draden 22'en 23 aangebracht die in de lengterichting van de band 11 lopen en zijn geplaatst tussen en evenwijdig lopen aan de bedekkende kettingdraden 18. Meer in het bijzonder zijn in de uitvoeringsvorm van de fig. ;1-6 de spannende kettingdraden 22 en 23 geplaatst tussen de bedekkende kettingdraden l8b(h) en I8c(i).

30 De eerste spannende kettingdraad 22 loopt over het bovenbeen iHd van het element 13, naar beneden door de ruimté tussen twee aangrenzende lussen 1¾ of in de tussen lussen gelegen ruimte 2b en rond de hechtende inslagdraad 19 die ligt onder het onderbeen lUc, en dan naar boven door dezelfde tussen lussen gelegen ruimte 2b en 35 over het volgende aangrenzende bovenbeen 1^b.

7905652 5

De tweede spannende kettingdraad 23 loopt onder het onderste heen lta, naar boven door de ruimte 2b tussen de lussen en rond de hechtende inslagdraad 19 die ligt boven het bovenbeen 1^b en dan naar beneden door dezelfde ruimte 2b en onder het volgende onderbeen 5 1^c.

De bovengenoemde loop cyclus van het paar van spannende kettingdraden 22 en 23 herhaalt zich in elke steek van achtereenvolgende lussen 1U, zoals in iig. 2 is weergegeven. Terwijl de spannende kettingdraden 22 en 23 rond de hechtende inslagdraad 19 lopen, wordt deze stevig 10 op zijn plaats gehouden tegen de bedekkende kettingdraden 18 zowel van boven als onder de achtereenvolgende lussen 14 in elke slag daarvan, zodat alle lussen tU van het element 13 stevig worden verankerd cp hun plaats en in de juiste werkzame stand worden gehouden zonder op een of andere wijze uit de correcte koppelhoek te komen. Indien spanning wordt 15 uitgeoefend door de spannende kettingdraden 22 en 23 pp de bedekkende inslagdraden 18 via de hechtende inslagdraad 19 in de geweven filament-sectie W^, worden de bedekkende kettingdraden 18 in stevige aanraking gehouden met de lussen 1U, en deze kettingdraden 18a, 18b en I8g, l8h in het bijzonder die liggen grenzend aan de koppelkoppen 14a van de lussen 20 1U worden door de spannende kettingdraden 22 en 23 belet om tpbewegen naar de hielgedeelten 1^d.

In de uitvoeringsvorm van de Üg. 7-12 is alles gelijk aan de eerste uitvoeringsvorm, behalve dat een extra verstijvingskoord 15' is aangebracht dat loopt door de wikkel van de elementen 13 grenzend 5 aan de koppelkoppen 1^a en in hoofdzaak evenwijdig aan het belangrijkste verstijvingskoord 15 dat is opgesteld aan de hielgedeelten lUd en dat de hechtende inslagdraad 19 rond het koord 15' loopt, en dat de spannende kettingdraden 22 en 23 worden geplaatst tussen het koord 15' en de bedekkende kettingdraden 18a en l8g.

30 De spannende kettingdraden 22 en 23 zijn bij voorkeur vervaardigd uit een kunststof vezel die gemakkelijker samentrekt ónder invloed van warmte dan de bedekkende kettingdraden 18 of de inslagdraad 19, zodat de draden 22 en 23 een hogere spanning kunnen geven aan de geweven filamentsectie van de band 11 indien de ritssluiting wordt 35 geverfd of op een andere wijze termisch wordt behandeld.

7905652

Claims

1, Geweven ritssluitingdraagband, omvattende een geweven band de is gevormd met basiskettingdraden en basisinslagdraden en be- 5 staat uit een baansectie die een belangrijke dimensie van de band begrenst, en een geweven filamentsectie die een langsrandgedeelte van de band begrenst, een reeks van achtereenvolgende onderling verbonden langwerpige 1/ussen die in de filamentsectie zijn geweven en kunnen samenwerken met een andere reeks op een bijbehorende draagband, waarbij elke lus een 10 koppelkop heeft aan het ene einde, een bovenbeen en een onderbeen die in een gemeenschappelijke richting vanaf de kop lopen, en een hielgedeelte dat is afgekeerd van de kop en is verbonden met een volgende aangrenzende lus, een aantal bedekkende kettingdraden die liggen boven en onder de lussen, een verstijvingskoord dat in de lengterichting van de band loopt 15 door de reeks van lussen, tenminste één geleidingskoord dat in de lengte richting van de band loopt in aanraking met de buitenvlakken van de hiel-gedeelten, een hechtende inslagdraad die voortgaat vanuit de basisinslag-draad en is ingeweven met de bedekkende kettingdraden in de geweven filamentsectie, en een paar van spannende kettingdraden die in de lengte-20 richting van de band lopen tussen de bedekkende kettingdraden, met het kenmerk, dat een van de spannende kettingdraden loopt over het bovenbeen van de lus, naar beneden door een ruimte tussen de lussen en rond de hechtende inslagdraad die ligt onder het onderbeen van de lus, en dat de andere spannende kettingdraad loopt over het onderbeen van de lus, naar 25 boven door een ruimte tussen de lussen en rond de hechtende kettingdraad die ligt boven het bovenbeen van de lus.

2. Geweven ritssluitingdraagband volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het paar van spannende kettingdraden rond de hechtende inslagdraad loopt in een en dezelfde ruimbe tussen de lussen. 30 3, Ritssluitingdraagband volgens conclusie 1, met het kenmeik. dat een extra koord evenwijdig loopt aan het verstij vingskoord grenzend aan de koppelkoppen van de lussen, en dat het paar van spannende draden is geplaatst tussen het extra koord en het vers tij vingskoord. U. Draagband volgens conclusie 1, met het kenmerk. 35 79 0 5 6 5 2 τ dat het paar van spannende kettingdraden "bestaat uit een kunststof vezel die gemakkelijker samentrek onder invloed van warmte dan de andere weef draden.

5. Draagband zoals weergegeven in de tekening en/of 5 besproken aan de hand daarvan. * 7905652