NL7906721A - Bandprofiel. - Google Patents
Bandprofiel. Download PDFInfo
- Publication number
- NL7906721A NL7906721A NL7906721A NL7906721A NL7906721A NL 7906721 A NL7906721 A NL 7906721A NL 7906721 A NL7906721 A NL 7906721A NL 7906721 A NL7906721 A NL 7906721A NL 7906721 A NL7906721 A NL 7906721A
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- radial
- zone
- groove
- tread
- tire according
- Prior art date
Links
Classifications
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B60—VEHICLES IN GENERAL
- B60C—VEHICLE TYRES; TYRE INFLATION; TYRE CHANGING; CONNECTING VALVES TO INFLATABLE ELASTIC BODIES IN GENERAL; DEVICES OR ARRANGEMENTS RELATED TO TYRES
- B60C11/00—Tyre tread bands; Tread patterns; Anti-skid inserts
- B60C11/03—Tread patterns
- B60C11/04—Tread patterns in which the raised area of the pattern consists only of continuous circumferential ribs, e.g. zig-zag
- B60C11/042—Tread patterns in which the raised area of the pattern consists only of continuous circumferential ribs, e.g. zig-zag further characterised by the groove cross-section
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B60—VEHICLES IN GENERAL
- B60C—VEHICLE TYRES; TYRE INFLATION; TYRE CHANGING; CONNECTING VALVES TO INFLATABLE ELASTIC BODIES IN GENERAL; DEVICES OR ARRANGEMENTS RELATED TO TYRES
- B60C11/00—Tyre tread bands; Tread patterns; Anti-skid inserts
- B60C11/03—Tread patterns
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B60—VEHICLES IN GENERAL
- B60C—VEHICLE TYRES; TYRE INFLATION; TYRE CHANGING; CONNECTING VALVES TO INFLATABLE ELASTIC BODIES IN GENERAL; DEVICES OR ARRANGEMENTS RELATED TO TYRES
- B60C11/00—Tyre tread bands; Tread patterns; Anti-skid inserts
- B60C11/03—Tread patterns
- B60C11/0306—Patterns comprising block rows or discontinuous ribs
- B60C11/0309—Patterns comprising block rows or discontinuous ribs further characterised by the groove cross-section
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B60—VEHICLES IN GENERAL
- B60C—VEHICLE TYRES; TYRE INFLATION; TYRE CHANGING; CONNECTING VALVES TO INFLATABLE ELASTIC BODIES IN GENERAL; DEVICES OR ARRANGEMENTS RELATED TO TYRES
- B60C11/00—Tyre tread bands; Tread patterns; Anti-skid inserts
- B60C11/03—Tread patterns
- B60C11/04—Tread patterns in which the raised area of the pattern consists only of continuous circumferential ribs, e.g. zig-zag
- B60C11/042—Tread patterns in which the raised area of the pattern consists only of continuous circumferential ribs, e.g. zig-zag further characterised by the groove cross-section
- B60C11/047—Tread patterns in which the raised area of the pattern consists only of continuous circumferential ribs, e.g. zig-zag further characterised by the groove cross-section the groove bottom comprising stone trapping protection elements, e.g. ribs
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B60—VEHICLES IN GENERAL
- B60C—VEHICLE TYRES; TYRE INFLATION; TYRE CHANGING; CONNECTING VALVES TO INFLATABLE ELASTIC BODIES IN GENERAL; DEVICES OR ARRANGEMENTS RELATED TO TYRES
- B60C11/00—Tyre tread bands; Tread patterns; Anti-skid inserts
- B60C11/03—Tread patterns
- B60C11/13—Tread patterns characterised by the groove cross-section, e.g. for buttressing or preventing stone-trapping
- B60C11/1307—Tread patterns characterised by the groove cross-section, e.g. for buttressing or preventing stone-trapping with special features of the groove walls
- B60C11/1323—Tread patterns characterised by the groove cross-section, e.g. for buttressing or preventing stone-trapping with special features of the groove walls asymmetric
Landscapes
- Engineering & Computer Science (AREA)
- Mechanical Engineering (AREA)
- Tires In General (AREA)
Description
Λ VO 82^0
Industrie Pirelli Societa Per Azioni Milaan, Italië.
Bandprofiel.
De uitvinding heeft betrekking op een bandprofiel, en in het bijzonder een bandprofiel voor zeer grote banden bestemd voor zwaar wegtransport over gladde wegen met hoge snelheden.
Het is bekend banden bij hun radiaal buitenoppervlak, 5 dat zich axiaal uitstrekt van de ene schouder naar de andere van de band, uit te rusten met een patroon van een reeks groeven in het materiaal van het loopvlak, welke groeven zodanig zijn geplaatst, dat ze het loopvlak onderverdelen in ribben en/of "blokken” die op onderlinge afstand van elkaar liggen en door de 10 bovengenoemde groeven zijn gescheiden.
In het materiaal, van de ribben of blokken zijn verder z.g. uitsnijdingen aangebracht, d.w.z. dunne sneden met een diepte die ongeveer gelijk is aan de groefdiepte en die van het oppervlak naar de binnenzijde van de band zijn gericht, welke uit-15 snijdingen ook in de flanken van de ribben en de blokken kunnen uitmonden.
Eet samenstel van groeven en uitsnijdingen vormt het loop-vlakpatroon dat een karakteristiek en onderscheiden bandelement is en vooral varieert ten aanzien van het type gebruik, waar de 20 betreffende band voor is bestemd.
Zo zijn er bijvoorbeeld winterhanden met een loopvlak-patroon met zware blokken en diepe groeven voor het verbeteren van de greep op de weg qp andergesnasuwde en/of modderige wegen (een typische winteromstandigheid), terwijl loopvlakprofielen 25 voor gebruik onder normale weersomstandigheden daarentegen worden gekenmerkt door brede zich in omtreksrichting uitstrekkende 7906721 * # -2- zig-zag groeven (met een geringe hoek ten opzichte van de langsrichting), van welke groeven zich dwarsgroeven uitstrekken die meer of minder hellen en zich over langere of kortere afstand uitstrekken, zich zelfs volledig dwars door de zich in 5 langsrichting uitstrekkende ribben' kunnen uitstrekken, terwijl het geheel wordt doorkruist door een aantal uitsnijdingen.
Het hoofddoel van dit type bandprofiel is het verbreken van de vloeistoffilm, die zich indien het bijvoorbeeld regent, tussen de band en de met water bedekte weg vormt. Op deze wijze 10 wordt het verschijnsel, aangeduid met "aquaplaning "voorkomen.
Een ander doel van de uitvinding is het op aanzienlijke wijze bijdragen tot een goede greep op de weg in combinatie met stabiele manoeuansreigenschappen van de band.
Ongelukkigerwijze zijn deze vereisten met elkaar in tegen-15 spraak. Immers voor het bedrijfszeker verhinderen van het bovengenoemde aquaplanen zijn loopvlakpatronen nodig met een intensieve onderverdeling en vele insnijdingen, terwijl in verhouding compacte profielen nodig zijn voor goede wegliggings-eigenschappen van de band omdat de genoemde groeven en uit-20 snijdingen in het algemeen de sterkte van de blokken verminderen en de blokken een aanzienlijke beweeglijkheid onder de contactzone van de band geven mat als resultaat en als gevolg een onregelmatig slijtagepatroon van de band. In het bijzonder geeft dit aan de band en derhalve ook aan het voertuig, de neiging zich in dwars-25 richting ten opzichte van de rij richting, te bewegen terwijl de reactie op het sturen hierdoor verslechtert.
Dit verschijnsel heeft natuurlijk meer betekenis bij banden met grote afmetingen, bestemd voor het dragen van aanzienlijke lasten, waarbij de optredende krachten enorme waarden kunnen 30 bereiken.· Dit geldt vooral bij het volgen van een slingerend traject, waarbij hoogten moeten worden genomen.
Onder dergelijke omstandigheden is de kroonzone van de band die het meest aan slijtage onderhevig is, natuurlijk de zich aan de buitenzijde van de bocht bevindende schouder van de band.
35 Met name de gewichtsverdeling van het voertuig en de centrifugaal- 7906721 * -3- kraeht die daarop werkt, veroorzaakt een kracht die wordt tegen-, gewerkt door een tangentiaal wrijvingskrachtensysteem in de randzone van het kroongedeelte van de hand en hovendien speelt dit zich in het algemeen af hinnen een oppervlak, kleiner dan de 5 contactzone hij recht-uitrijden van het voertuig.
Dit zijgedeelte wordt gewoonlijk bereikt door een omtreks-groef die diverse vormen kan hebhen, echter welke in hoofdzaak is gevormd met het doel een scheiding te maken tussen het loopvlak en de bandschouder en dus ook van de bandwang, een en ander rekening houdend met diverse soorten spanningen waaraan de genoemde zones worden onderworpen tijdens het rijden van het voertuig.
Welnu, hij het rijden volgens een gebogen traject zullen de tangentiale krachten die op het kroonoppervlak werken en naar de bandas zijn gericht, de neiging vertonen de bovengenoemde onrfcreks-groef in de schouderzone te sluiten. Indien de groefbreedte (natuurlijk met betrekking tot de diepte van de betreffende groef) zodanig is dat deze bij een dergelijke duwkracht effectief wordt gesloten, zal de bijbehorende loopvlakzone verstijven met als resultaat vergroting van de stabiliteit en de bestuurbaarheid van de band, echter tevens zal een aanzienlijke vermindering van de hechting van de band op natte wegdekken optreden omdat het vloeistof film-verbrekend effect tussen de band en het wegdek^e zone van onderling contact gaat ontbreken.
Indien andersom de groef een zodanige breedte heeft dat deze niet kan worden gesloten, wordt weliswaar aquaplaning verhinderd, echter de betreffende bandzone zal een overmatige beweeglijkheid van de blokken vertonen met als gevolg een verminderde greep op de weg bij het nemen van een bocht op een natte en/of droge ondergrond.
3° Het doel van de onderhavige aanvrage is een loopvlakprofiel dat in de zijdelingse kroonzone van de band zodanige eigenschappen aan de band geeft, dat (zelfs bij afwijking van de rechte lijn) het aquaplaningverschijnsel effectief wordt verhinderd en tegelijkertijd verbeterde eigenschappen worden verkregen ten aanzien 35 Yan greep 0p £e -weg en reactie op stuurbewegingen bij de band.
7906721 ff- I* * --- -U-
Derhalve is het onderwerp van de uitvinding een "band voor een voertuigwiel, waarvan het kroongedeelte dat zich axiaal uitstrekt van de ene handwang naar de andere en dat voorzien is van een strook elastomeer^ftiar de buitenzee is toegekeerd, is 5 voorzien van een centrale strook, loopvlak genoemd, die in hoofdzaak correspondeert met het radiale buitenoppervlak van genoemde kroonzone, steeds in aanraking is met de grond gedurende recht-uit rijden van de band, en twee zijdelingse stroken, schouders genoemd, die in hoofdzaak corresponderen met de opper-10 vlakken die aan de axiale buitenzijde van de kroonzone liggen en die het loopvlak met de bandwangen verbinden, waarbij de schouders slechts met tussenpozen met de grond in aanraking komen tijdens het rijden met de band, welk loopvlak is voorzien van een patroon, gevormd door een aantal groeven en uitsnijdingen, die in 15 het materiaal van de loopvlakstrook zijn aangebracht, te beginnen bij het buitenoppervlak en radiaal binnenwaarts gaand ten opzichte van de band, welke band is gekenmerkt doordat het loopvlakpatroon in de randzones is voorzien van een in omtreksrichting uitstrekkende continue groef, die in zijn radiale ontwikkeling is uitgerust met 20 tenminste ien zone met een plotselinge variatie van de axiale breedte, die de groef verdeelt in twee zones, die zich aan de radiale buitenzijde en aan de radiale binnenzijde van de groef bevinden, waarbij de minimale axiale breedte van de radiale buitenzone groter is dan de maximale axiale breedte van de radiale 25 binnenzone.
Diverse uitvoeringsvormen zijn mogelijk en een deskundige op dit gebied kan vaststellen welke bij bepaalde bandafmetingen en structurele eigenschappen de beste resultaten geeft en welke het best past bij de totale eigenschappen van het loopvlakpatroon dat 30 wordt toegepast.
Aldus kan de axiale breedte van de zones aan de radiale buitenzijde en binnenzijde, hetzij in dezelfde radiale zin variabel zijn of constant blijven zonder dat de zelfde variatie 'in beide zones wordt toegepast. De groefzones kunnen symmetrisch liggen 35 ten opzichte van een enkel mediaanvlak of ook kunnen zij in het 7906721 -5- * eigen equatoriale symmetrievlak variaties vertonen, dan wel kan een dergelijk symmetrievlak geheel afwezig zijn.
De plotselinge variatie in de axiale breedte van de groef kan worden geconcentreerd op één enkel punt of ook in 5 één enkele zone variëren met de radiale ontwikkeling van de groef. In het laatste geval echter zal de verhouding tussen de radiale afmeting van genoemde zone en de totale afmeting van de groef moeten liggen tussen 0 en 1/3.
Voor wat betreft de axiale breedtewaarden kan het beste aan 10 deze voorwaarden wordaavoldaan waarbij de verhouding tussen de maximale axiale breedte en de maximale dieple van de groef, moet liggen tussen 0,2 en 1, terwijl de verhouding tussen de maximale axiale breedten van de radiale buitenzone en van de radiale binnenzone het best kan liggen tussen 2 en 10.
15 Bovendien verdient het aanbeveling dat de verhouding tussen de waarden van de radiale ontwikkeling in de genoemde zones, respeetievélijk de radiale buitenzone en de radiale binnenzone, ligt tussen 0,3 en 0,7.
Tenslotte kan zelfs de afstand tussen het equatoriale vlak 20 van de band en het meridiaanvlak van het ringvormige deel van de bandkroon, die de genoemde groef bevat, het beste worden gekozen tussen b5% en 85$ van de helft vande bandbreedte.
Ter verduidelijking van de uitvinding zullen, onder verwijzing naar de tekening, enige uitvoeringsvoorbeelden van het 25 bandprofiel worden beschreven.
Fig. 1 is een bovenaanzicht van een omfcreksdeel van het loopvlakpatroon volgens de uitvinding; fig. 2 toont een dwarsdoorsnede van het kroongedeelte van de band met het in fig. 1 afgeheelde patroon; drie 30 fig. 3,U,5 tonen verschilende mogelijke dwarsdoorsneden van de zijdelingse groeven van het loopvlakprofïel volgens fig. 1 en fig. 6,7 en 8 tonen dwarsdoorsneden van de genoemde groeven, respectievelijk volgens de lijnen VI-VI, VII-VII en VIII-VIII in fig. 1.
35 Het loopvlakpatroon volgens fig. 1 en 2, dat zich axiaal 7906721 f -6- uitstrekt van de ene schouder naar de andere schouder van de hand, omvat twee brede omtreksgroeven 1 met een zig-zag-configu-ratie in het centrale deel en twee smallere groeven 2, eveneens met een zig-zag-configuratie in een zijgedeelte. Deze groeven 5 begrenzen in hun totaliteit een brede centrale ribbe 3, twee tussenribben 4 en twee zijribben 5, de z.g. schouderribben.
Bovendien is de centrale ribbe 3 eveneens voorzien van uitsnijdingen 6, die beginnen bij de flanken van de groef, corresponderend met een aantal radiale holten 7 ia de flank zelf.
10 Dergelijke holten 8 zijn eveneens aangebracht in de flanken van het radiale buitendeel van de groeven 2 (zoals later zal worden uiteengezet), zijn nog andere holten 9 aangebracht in de flanken van het radiale binnendeel van de genoemde groeven 2.
Deze groeven zijn dan geplaatst in een strook 10 van het 15 kroongedeelte begrensd door twee vlakken, loodrecht op de bandas en aangegeven met r en s en zij zijn aangegeven bij de begrenzings-lijnen, waar zij het vlak van tekening snijden.
Het mediaanvlak van de strook 10 is aangegeven met p, terwijl het equatoriale vlak van de band is aangegeven met m.
20 Zoals reeds naar voren is gebracht, zal tijdens het recht uit rijden van de band tijdens bedrijf, vrijwel het gehele oppervlak aan de radiale buitenzijde van het kroongedeelte van de band en van het corresponderende patroon, permanent met de grond in aanraking zijn. De breedte van dit gedeelte, dat het loopvlak 25 zal worden genoemd in het kader van deze uitvinding, kan makkelijk worden bepaald door het meten van de breedte van de contactzone, die in fig ,1 m 2 is aangegeven met L. De andere zij stroken van het oppervlak van het kroongedeelte, die vrijwel uitsluitend zijn . beperkt tot de axiale buitenzijde, vormen de bandschouders.
30 Volgens de uitvinding ligt de afstand 1/2 tussen de vlakken m en p tussen ^5$ en 85$ van L/2.
Wat de volgende figuren betreft toont fig. 3 in detail een eerste dwarsdoorsnede volgens de uitvinding van de groef 2.
Zoals reeds eerder opgemerkt heeft deze doorsnede een 35 plotselinge variatie in breedte volgens de radiale ontwikkeling 7906721 * -τ- van de groef, welke variatie de groef duidelijk verdeelt in twee zones, die zich respectievelijk aan de radiale buitenzijde (h) en aan de radiale binnenzijde (k) uitstrekten. Opgemerkt wordt dat met de uitdrukking "plotselinge variatie in de doorsnedebreedte" 5 hier wordt bedoeld een variatie in de breedte van de groef, gelegen tussen twee discontinuiteitslijnen (punten 11 en 12 in de doorsnede van fig. 3), in de helling van de groefflank, welke lijnen zo zij niet in hetzelfde vlak liggen loodrecht op de radiale as van de groef (zoals het geval is bij de fig. ij—8) zich op een 10 onderlinge afstand bevinden in overeenstemming met de in het voorgaande genoemde radiale richting en worden gescheiden door een zone d met een lengte die niet groter is dan 33% van de gehele radiale ontwikkeling H van de groef (h + d + k).
Volgens de uitvinding zijn er bepaalde voorkeursverhoudingen 15 tussen de diverse afmetingen die karakteristiek zijn voor de groef. In het bijzonder is, gezien in fig. 3, de verhouding tussen de maximale breedte a en de maximale diepte h van de groef, tussen 0,2 en 1. Bovendien moet de maximale breedte b van de zone h, die zich aan de radiale buitenzijde bevindt van de zone van de 20 plotselinge variatie, groter zijn dan de maximale breedte c van de radiale binnenzone k.
Bij voorkeur wordt de verhouding h/k gekozen tussen 0,3 en 0,7, terwijl de verhouding a/c bij voorkeur moet liggen tussen 2 en 10.
25 In fig. 3 is de groef symmetrisch ten opzichte van het middenvlak t en de flanken hellen buitenwaarts divergerend.
Dit is echter niet altijd strikt noodzakelijk. In diverse uitvoeringsvormen van de groef kan deze zijn uitgerust met zones h en k met een constante breedte en elk van deze zones kunnen een 20 ander symmetrievlak (m^ en m^ in fig. h) hebben of ook kan in het geheel geen symmetrievlak aanwezig zijn.
Diverse combinaties kunnen eveneens worden toegepast. In het bijzonder kan de plotselinge variatie In axiale breedte worden bepaald door een dubbele helling variatie in êên enkele groefflank.
3$ Ook kunnen beide flanken van de groef een dubbele hellingvariatie 7906721 * -8- vertonen, zelfs in gebieden die niet naar elkaar toe zijn gekeerd. Eventueel kunnen ook vele zonesfde groef voorkomen met een plotselinge variatie in axiale breedte. Voor dit laatste geval zijn niet alle voorkeursverhoudingen aangegeven en deze moeten 5 worden uitgeprobeerd, aangezien er omstandigheden kunnen voorkomen, dat er een tegenstrijdigheid tussen de diverse verhoudingen optreedt. De algemene conditie (d.w.z. verhoudingen tussen de maximale waarden) zijn echter die, welke in het voorgaande zijn aangegeven.
10 Volgens een andere voorkeursuitvoering heeft de genoemde schouder een doorsnede die binnenwaarts onderverdeeld, d.w.z. dat de plotselinge variatie van de doorsnedebreedte wordt verkregen door een uitsteeksel 13, dat radiaal buitenwaarts reikt vanaf de bodem van de groef 2 (fig. 5)» en gescheiden is van beide 15 groefflanken, zodat voor elke radiale binnenzone twee radiale binnenzones k^ en kg in de plaats treden, die elk eventueel een verschillende radiale ontwikkeling kunnen hebben.
Het is gebleken dat deze uitvoeringsvorm bijzonder geschikt is in het kader van de onderhavige uitvinding omdat een extra 20 effect van deze constructie is dat stenen en ander materiaal dat in de groef 2 kan worden vastgeklemd, tijdens het rijden hier weer uit wordt verwijderd.
De figuren 6,7 en 8 tonen de dwarsdoorsnede van een groef 2 (van het loopvlakpatroon volgens fig. l) volgens drie verschillen-25 de doorsnedelijnen, en deze zijn dermate duidelijk dat niet verder behoeft te worden ingegaan.
De figuren 7 en 8 tonen bovendien, dat het, terwijl wordt voldaan aan de in het voorgaande genoemde voorwaarden, tevens mogelijk is holten 9 en 8, die ook in fig. 1 zijn afgebeeld, 30 toe te passen in de flanken van de radiale binnengroef k en in de radiale buitengroefzone h.
De schoudergroeven (waarvan de doorsnede in het voorgaande is afgebeeld), die zich volgens de uitvinding in het betreffende gebied van het kroongedeelte van de band bevinden, blijken het 35 gestelde probleem op uiterst bevredigende wijze op te lossen.' 7906721 <* -9- to
Zoals reeds is meegedeeld, zullen groeven in de "bandschouders 'gewoonlijk sluiten, zodra tangentiale krachten in de richting van de "bandas optreden en invloed hebben op de zijdelingse ribben.
Deze ribben, die in het algemeen kunnen worden beschouwd als in 5 de bodem te zijn bevestigd en daarvan vrijdragend naar de buitenzijde van het vlak van de groeibodem uitsteken, buigen onder invloed van de in het voorgaande genoemde tangentiale krachten en komen dan tegen de binnenste ribbe te liggen waardoor zij het sluiten van de schoudergroe f veroorzaken met alle in het 10 voorgaande genoemde nadelen hiervan.
Door de specifieke vorm van de groefdoorsnede volgens de uitvinding zal daarentegen de ribbe 5 van de band volgens de uitvinding komen te rusten tegen de ribbe U, te beginnen bij de radiaal binnenste zone en hierdoor zal de groefzone k sluiten.
15 Onder deze omstandigheden is de zone h echter nog steeds open en tegelijkertijd gedraagt het deel van de ribben dat onderling in contact is, zich als een enkel massief element, dat verder niet vervormbaar is. Op deze wijze zal het oppervlak, van waaraf de ribbe 5 zich vrijdragend uitsteekt, het oppervlak 20 zijn corresponderend met de zone van plotselinge variatie van doorsnedebreedte en als gevolg hiervan zal de radiale ontwikkeling van het ribbegedeelte dat nog steeds verbuigbaar is, tot ongeveer de helft zijn gereduceerd, vergeleken met de oorspronkelijke gehêfe ribbelengte.
25 Met andere woorden de lengte van de vrijdragende balk wordt drastisch verkort in overeenstemming met hetgeen na vaststelling van de verschijnselen beoogde doel.Derhalve zal, bij gelijke intensiteit van de optredende krachten, het verschuiven van de ribben als gevolg van buigvervorming, meer dan proportioneel 30 worden verminderd.
In de praktijk zal het ribbegedeelte 5 corresponderend met de zone h, niet alleen niet verder verschuiven en derhalve de radiale buitenzone van de groef 2 openhouden, maar bovendien zal een aanzienlijke verstijving optreden die de radiale beweegbaar-35 heid van de ribbe onder de contactzone elimineert evenals alle 7906721 -10- Μ * negatieve effecten die dit met zich mee zal brengen.
Natuurlijk zal, bij normale voortschrijdende slijtage de diepte van de radiale buitenzone h steeds kleiner worden totdat deze volledig is weggesleten waardoor de opening van zone k 5 tot het wegoppervlak is gedaald.
In een dergelijke situatie is wederom vastgesteld, datgene dat reeds is ontdekt bij nieuwe banden, nl. dat de lengte van de vrijdragende balk, thans gevormd door het deel k, duidelijk is verminderd en derhalve in staat is zonder buiging de spanningen, 10 veroorzaakt door bovengenoemde tangentiale krachten, op te nemen.
Om deze reden zal de zone k van de groef niet langer in staat zijn te sluiten.
Natuurlijk zal de breedte van de groef k hierdoor aanzienlijk geringer zijn als gevolg van de binnen het kader 15 van de uitvinding voorgestelde maatverhoudingen ten aanzien van de minimale breedte van de zone h (b )> c) en hierdoor zal het verhinderen van het aquaplaningverschijnsel, hoewel de mogelijkheid hiervoor steeds aanwezig blijft, minder effectief zijn.
Om deze reden en met het doel de aanvankelijke effectiviteit 20 weer terug te brengen, zijn in de flank van de zone k enige holten (9 in fig. T) aangebracht bij de longitudinale rechte delen van de groef, welke holten een volume hebben dat progressief afneemt in de richting van de bodem van de groef en wéke dezelfde diepte hebben als de groef zelf.
.25 Soortgelijke holten (8 in fig. 8) kunnen op overigens bekende wijze ook zijn aangebracht in de flanken van de radiaal buitenste zone h, in het bijzonder in de buurt van de snijpunten van de twee rechtlijnige delen van een zigzagconfiguratie.
Samenvattend zullen bij een op deze wijze geprofileerde 30 band beide goede eigenschappen, nl. bestuurbaarheid en goede greep op natte weggedeelten, in grote mate aanwezig zijn.
Het is verrassend en op geen enkele wijze voorzienbaar dat het patroon volgens de uitvinding ook nog een ander probleem oplost.
35 Het is in het algemeen aan deskundigen bekend dat in het 7906721 -11- t» bijzonder bij banden met zeer grote afmetingen, de zijdelingse loopvlakdelen een vroegtijdige en onregelmatige slijtage vertonen, gewoonlijk aangegeven als een versprongen slijtage, met als resultaat dat behalve dat het banduiterlijk sterk achteruitgaat.
5 het kwalitatieve beeld van het produkt nadelig wordt beïnvloed hetgeen ernstige, commerciële consequenties heeft en verder de levensduur van de band beperkt. Dit slijtagebeeld wordt waarschijnlijk veroorzaakt door buigvervormingen van de schouderribben tijdens het rijden door bochten en als gevolg hiervan zullen 10 niet alleen de schoudergroeven sluiten, maar waarschijnlijk zullen de radiale buitenoppervlakken van de ribben tevens een bijzondere oriëntatie verkrijgen ten opzichte van de grond, welke oriëntatie als resultaat heeft dat de wrijvingskraehten die op de ribbe werken onregelmatig worden verdeeld, waardoor de versprongen slij-15 tage van de band kan worden verklaard.
Met het bandpatroon volgens de uitvinding is aan aanvraagster gebleken dat wat dit verschijnsel betreft een aanzienlijke verbetering is opgetreden, welke waarschijnlijk'is toe te schrijven aan vergroting van de stijfheid (zoals in het voorgaande ver-20 klaard) van de ribben, welke stijfheidsvergroting het radiale buitenoppervlak van de genoemde ribben correct georiënteerd houdt ten opzichte van de grond en die op het oppervlak een uniforme verdeling van de wrijvingskraehten mogelijk maakt, terwijl als gevolg hiervan tevens een uniform en regelmatig 25 slijtagebeeld van de band zelf wordt verkregen.
Het is duidelijk dat de uitvinding niet is beperkt tot de beschreven uitvoeringsvormen,maar dat diverse wijzigingen binnen het raam van de uitvinding mogelijk zijn.
7906721
Claims (12)
1. Luchtband voor een voertuigwiel, waarvan het kroongedeelte dat zich axiaal uitstrekt, vanaf de ene bandwang naar de andere en welke is uitgerust met een strook elastomeer aan de buitenzijde, is voorzien van een centrale strook, loopvlak genoemd, die in 5 hoofdzaak correspondeert met het radiale buitenoppervlak van het kroongedeelte en altijd met de grond in aanraking is tijdens het rechtuit rijden met de ,band, alsmede twee zij stroken schouders genoemd, die in hoofdzaak corresponderen met de oppervlakken aan de axiale buitenzijde van de kroon en die het loopvlak met de 10 bandwangen verbinden, wélke schouder slechts met tussenpozen met de grond in aanraking komen tijdens het rijden van de band, welk loopvlak is uitgerust met een patróón, verkregen door een aantal groeven en uitsnijdingen in het materiaal van de loopvlak-strook, te beginnen bij het buitenoppervlak en radiaal verdergaand 15 naar de binnenzijde van de band, welke band is gekenmerkt doordat het patroon in de randdelen is voorzien van een zich in omtreks-richting uitstrekkende, continue groef die in zijn radiale ontwikkeling is uitgerust met tenminste een zone waarin een plotselinge variatie van de axiale breedte optreedt, welke zone 20 de groef verdeelt in twee zones, aan de radiale buitenzijde en aan de radiale binnenzijde van de scheidingszone, waarbij de minimale axiale breedte van de radiale buitenzone groter is dan de maximale axiale breedte van de radiale binnenzone.
2. Luchtband volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de ver-25 houding tussen de maximale breedte van de radiale buitenzone en de maximale radiale ontwikkeling van de groef, is gelegen tussen 0,2 en 1.
3. Luchtband volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de verhouding tussen de maximale axiale breedte van de zones die 30 zich respectievelijk aan de radiale buitenzijde en aande radiale binnenzijde bevinden, is gelegen tussen 2 en 10. k. Luchtband volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de ver- 7906721 -13- houding tussen de radiale ontwikkeling van de genoemde zones die zich. aan de radiale buitenzijde en aan de radiale binnenzijde bevinden, is gelegen tussen 0,3 en 0,7·
5. Luchtband volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de 5 axiale breedte van de radiale buitenzone constant is over de gehele radiale ontwikkeling.
6. Luchtband volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de axiale breedte van de radiale binnenzone constant is over de gehele radiale ontwikkeling.
7. Luchtband volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het mediaanvlak van de doorsnede van de radiale buitenzone niet samenvalt met het mediaanvlak van de doorsnede van de radiale binnenzone.
8. Luchtband volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de 15 radiale ontwikkeling van de zone waarin de plotselinge variatie van de axiale groefbreedte optreedt, niet groter is dan 1/3 van de totale radiale ontwikkeling van de groef.
9- Luchtband volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de radiale buitenzone van de groef aansluit op twee radiale binnen-20 groefzones, waarbij elk van de twee binnenzones een zijde gemeen heeft met de corresponderende flank van de radiale buitenzone.
10. Luchtband volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de continue omtreksgroef in langsrichting een zigzag-configuratie heeft.
11. Luchtband volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat in elk recht gedeelte van de groef tenminste een van de flanken van de radiale binnenzone is voorzien van tenminste een holte met een radiale ontwikkeling die gelgk is aan die van de radiale binnenzone.
12. Luchtband volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat bij elk snijpunt van twee rechtlijnige delen van de zich in omtreksrichting uitstrekkende zigzaggroef, open holtes zijn gemaakt in de radiale buitenzone, welke holtes dezelfde radiale ontwikkeling hebben als de radiale binnenzone.
13. Luchtband volgens een van de voorgaande conclusies, 7906721 ΆΓ -llf- met het kenmerk, dat de verhouding tussen de axiale afstand van het meridiaanvlak van de kroonstrook van de hand die de genoemde continue omtreksgroef bevat, tot het equatoriale vlak van de band zelf en de helft van de breedte van het loopvlak, 5 is gelegen tussen 0,!+5en 0,85. 7006721
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
IT31200/78A IT1101233B (it) | 1978-12-22 | 1978-12-22 | Disegno battistrada con scanalature laterali |
IT3120078 | 1978-12-22 |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL7906721A true NL7906721A (nl) | 1980-06-24 |
Family
ID=11233270
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL7906721A NL7906721A (nl) | 1978-12-22 | 1979-09-07 | Bandprofiel. |
Country Status (17)
Country | Link |
---|---|
JP (1) | JPS5594802A (nl) |
AR (1) | AR222058A1 (nl) |
AU (1) | AU5407279A (nl) |
BE (1) | BE880625A (nl) |
BR (1) | BR7908495A (nl) |
DE (1) | DE2951444A1 (nl) |
DK (1) | DK544679A (nl) |
ES (1) | ES256594Y (nl) |
FI (1) | FI793910A (nl) |
FR (1) | FR2444576A1 (nl) |
GB (1) | GB2038729A (nl) |
GR (1) | GR73135B (nl) |
IT (1) | IT1101233B (nl) |
LU (1) | LU82033A1 (nl) |
NL (1) | NL7906721A (nl) |
SE (1) | SE7910490L (nl) |
ZA (1) | ZA796905B (nl) |
Families Citing this family (35)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
JPS595443B2 (ja) * | 1979-11-29 | 1984-02-04 | 株式会社ブリヂストン | 重荷重用空気入りタイヤ |
CA1198043A (en) * | 1981-06-12 | 1985-12-17 | Barry W. Treves | Tyre treads |
DE3202803A1 (de) * | 1982-01-28 | 1983-08-18 | Continental Gummi-Werke Ag, 3000 Hannover | Laufflaechengestaltung fuer fahrzeugluftreifen |
JPS58199204A (ja) * | 1982-05-12 | 1983-11-19 | Bridgestone Corp | 重荷重用空気入りラジアルタイヤ |
JPS5977907A (ja) * | 1982-10-26 | 1984-05-04 | Bridgestone Corp | 重荷重用空気入りラジアルタイヤ |
JPS59177503U (ja) * | 1983-05-16 | 1984-11-27 | 山地 儀三郎 | 空気タイヤ |
JPS6015204A (ja) * | 1983-07-08 | 1985-01-25 | Yokohama Rubber Co Ltd:The | 高速走行用偏平タイヤ |
JPS6068803U (ja) * | 1983-10-19 | 1985-05-16 | 住友ゴム工業株式会社 | 重荷重用タイヤ |
JPS6092904A (ja) * | 1983-10-27 | 1985-05-24 | Sumitomo Rubber Ind Ltd | 大型車用空気入りタイヤ |
AU578303B2 (en) * | 1984-02-06 | 1988-10-20 | Sumitomo Rubber Industries, Ltd. | Tire for heavy motor vehicle |
JPS60236807A (ja) * | 1984-05-09 | 1985-11-25 | Sumitomo Rubber Ind Ltd | 空気入りタイヤ |
DE3502483A1 (de) * | 1985-01-25 | 1986-07-31 | Continental Gummi-Werke Ag, 3000 Hannover | Fahrzeugluftreifen |
DE3502482A1 (de) * | 1985-01-25 | 1986-07-31 | Continental Gummi-Werke Ag, 3000 Hannover | Fahrzeugluftreifen mit abnutzungsindikatoren |
JPS6261807A (ja) * | 1985-09-10 | 1987-03-18 | Sumitomo Rubber Ind Ltd | 空気入りラジアルタイヤ |
EP0242487A1 (en) * | 1985-09-17 | 1987-10-28 | Sumitomo Rubber Industries Limited | Pneumatic tire for heavy vehicles |
ZA868894B (en) * | 1985-11-30 | 1987-07-29 | Sumitomo Rubber Ind | Heavy duty pneumatic tire |
JPH0662042B2 (ja) * | 1986-02-22 | 1994-08-17 | 住友ゴム工業株式会社 | 重車両用空気入りタイヤ |
JPS63106110A (ja) * | 1986-10-23 | 1988-05-11 | Bridgestone Corp | 重荷重用ラジアルタイヤ |
US5131444A (en) * | 1987-10-20 | 1992-07-21 | Bridgestone Corporation | Heavy duty pneumatic tires including stepped tread zones for preventing uneven wearing |
JP2698396B2 (ja) * | 1987-10-20 | 1998-01-19 | 株式会社ブリヂストン | トラック及びバス用空気入りタイヤ |
FR2641501B1 (fr) * | 1989-01-10 | 1991-03-08 | Michelin & Cie | Bande de roulement pour pneumatique destine a des roulages hivernaux |
JP2708247B2 (ja) * | 1989-03-24 | 1998-02-04 | 株式会社ブリヂストン | 重荷重用空気入りタイヤ |
JPH02270608A (ja) * | 1989-04-13 | 1990-11-05 | Bridgestone Corp | 重荷重用空気入りタイヤ |
AT393247B (de) * | 1989-05-10 | 1991-09-10 | Semperit Ag | Radialreifen fuer lastkraftwagen |
DE69022158T2 (de) * | 1989-10-12 | 1996-04-04 | Bridgestone Corp | Radialer Luftreifen. |
IT1276320B1 (it) * | 1994-02-22 | 1997-10-28 | Pirelli | Pneumatico per veicoli da trasporto medio/pesante con battistrada di tipo universale |
USD395626S (en) * | 1997-04-25 | 1998-06-30 | The Goodyear Tire & Rubber Company | Tread for a tire |
USD394034S (en) * | 1997-04-29 | 1998-05-05 | The Goodyear Tire & Rubber Company | Tire tread |
US9751365B2 (en) * | 2011-09-13 | 2017-09-05 | The Goodyear Tire & Rubber Company | High mileage truck tire tread |
DE102012108847A1 (de) * | 2012-09-20 | 2014-03-20 | Continental Reifen Deutschland Gmbh | Fahrzeugluftreifen |
JP5973981B2 (ja) * | 2013-12-04 | 2016-08-23 | 住友ゴム工業株式会社 | 空気入りタイヤ |
DE102018211946A1 (de) * | 2018-07-18 | 2020-01-23 | Continental Reifen Deutschland Gmbh | Fahrzeugluftreifen |
US11697312B2 (en) | 2020-09-22 | 2023-07-11 | The Goodyear Tire & Rubber Company | Stabilizer structure for a tread of a tire |
US20220088967A1 (en) * | 2020-09-22 | 2022-03-24 | The Goodyear Tire & Rubber Company | Tire tread |
JP7228611B2 (ja) * | 2021-03-08 | 2023-02-24 | Toyo Tire株式会社 | 空気入りタイヤ |
Family Cites Families (1)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US2260193A (en) * | 1938-07-25 | 1941-10-21 | M C O Corp | Nonskid tire |
-
1978
- 1978-12-22 IT IT31200/78A patent/IT1101233B/it active
-
1979
- 1979-09-07 NL NL7906721A patent/NL7906721A/nl not_active Application Discontinuation
- 1979-12-03 ES ES1979256594U patent/ES256594Y/es not_active Expired
- 1979-12-07 AR AR279198A patent/AR222058A1/es active
- 1979-12-11 GB GB7942630A patent/GB2038729A/en not_active Withdrawn
- 1979-12-13 FI FI793910A patent/FI793910A/fi not_active Application Discontinuation
- 1979-12-14 BE BE0/198567A patent/BE880625A/fr unknown
- 1979-12-19 ZA ZA00796905A patent/ZA796905B/xx unknown
- 1979-12-19 DK DK544679A patent/DK544679A/da unknown
- 1979-12-19 SE SE7910490A patent/SE7910490L/xx unknown
- 1979-12-20 DE DE19792951444 patent/DE2951444A1/de not_active Withdrawn
- 1979-12-20 BR BR7908495A patent/BR7908495A/pt unknown
- 1979-12-20 GR GR60812A patent/GR73135B/el unknown
- 1979-12-20 FR FR7931239A patent/FR2444576A1/fr active Pending
- 1979-12-20 AU AU54072/79A patent/AU5407279A/en not_active Abandoned
- 1979-12-21 LU LU82033A patent/LU82033A1/fr unknown
- 1979-12-22 JP JP16745879A patent/JPS5594802A/ja active Pending
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
JPS5594802A (en) | 1980-07-18 |
GR73135B (nl) | 1984-02-07 |
ZA796905B (en) | 1981-08-26 |
FR2444576A1 (fr) | 1980-07-18 |
SE7910490L (sv) | 1980-06-23 |
FI793910A (fi) | 1980-06-23 |
ES256594Y (es) | 1982-06-01 |
LU82033A1 (fr) | 1980-04-23 |
AR222058A1 (es) | 1981-04-15 |
BE880625A (fr) | 1980-04-01 |
DK544679A (da) | 1980-06-23 |
BR7908495A (pt) | 1980-07-22 |
IT7831200A0 (it) | 1978-12-22 |
DE2951444A1 (de) | 1980-07-10 |
GB2038729A (en) | 1980-07-30 |
IT1101233B (it) | 1985-09-28 |
ES256594U (es) | 1981-12-16 |
AU5407279A (en) | 1980-06-26 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
NL7906721A (nl) | Bandprofiel. | |
US4934424A (en) | Pneumatic tire having blocks with plural transverse sipes at different depths | |
FI87327C (fi) | Slityta pao ett radialdaeck, vars ytmoenster aer foersett med inskaerningar med en brott- eller vaoglinjeprofil i djupriktning | |
AU738228B2 (en) | Sacrificial ribs for improved tire wear | |
JP5226209B2 (ja) | 大型車用タイヤのトレッド | |
FI97346C (fi) | Ilmarenkaan kulutuspinta raskaita ajoneuvoja varten | |
JPS6334045B2 (nl) | ||
JP3208417B2 (ja) | 空気入りタイヤ | |
JP2003154816A (ja) | 変化する傾斜の切込みを備えたリブを有するトレッド | |
JPH02270608A (ja) | 重荷重用空気入りタイヤ | |
JPH09272312A (ja) | 重荷重用空気入りタイヤ | |
JP2007118704A (ja) | 空気入りタイヤ | |
JP3145762B2 (ja) | 空気入りタイヤ | |
US7090735B2 (en) | Method of compensating for residual aligning torque (RAT) | |
NL8501569A (nl) | Loopvlakprofiel voor een autoband. | |
JPS629041B2 (nl) | ||
US20030094227A1 (en) | Tyre for vehicle wheels, particularly for heavy duty vehicles such as lorries and the like | |
JPH04266505A (ja) | 冬期型タイヤトレッド | |
JPH03186407A (ja) | 空気入りタイヤ | |
JPH09156321A (ja) | 空気入りタイヤ | |
JP3717988B2 (ja) | 空気入りラジアルタイヤ | |
JPH07237408A (ja) | 重荷重用空気入りスタッドレスタイヤ | |
EP0524567B1 (en) | A tread for a tire | |
JPH03132404A (ja) | 重荷重用空気入りタイヤ | |
JP2816853B2 (ja) | 空気入りラジアルタイヤ |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
CNR | Transfer of rights (patent application after its laying open for public inspection) |
Free format text: SOCIETA PNEUMATISCHE PIRELLI S.P.A. |
|
BV | The patent application has lapsed |