NL8501569A - Loopvlakprofiel voor een autoband. - Google Patents

Description

i * VO 7207

Loopvlakprofiel voor een autoband.

De uitvinding heeft betrekking op een loopvlakprofiel voor een luchtband, in het bijzonder op een luchtband met grote afmetingen bestemd voor gebruik bij voertuigen met een hoge belastbaarheid en bestemd voor het met hoge snelheid rijden op wegen die in goede staat verkeren.

5 Het is bekend dat in de kroonzone alle banden een dikke elastomeerband hebben die zich van de ene schouder naar de andere schouder uitstrekt en is uitgerust met een profiel dat het loopvlakprofiel wordt genoemd en bestaat uit een reeks groeven die op diverse manieren zijn georiënteerd en de loopvlakstrook verdelen*in ribben en/óf'blokken die dcor de 10 genoemde groeven onderling zijn gescheiden.

Bovendien zijn in de massa van de ribben en blokken in het algemeen nauwe insnijdingen (zogenaamde E. "sipes")aangebracht met een variabele diepte, die zelfs gelijk kan zijn aan of groter dan de groefdiepte en die zich van het bovenoppervlak van de band binnenwaarts uitstrekken en 15 zich op de zijden van de ribben en de blokken kunnen voortzetten.

Het gehele samenstel van gevulde en lege ruimten die door de groeven en de insnijdingen worden bepaald, vormt het loopvlakpatroon dat een karakteristiek en onderscheidend element is van een luchtband en dat dan ook varieert in afhankelijkheid van het soort gebruik waar 20 de luchtband voor is bestemd.

Bij luchtbanden voor voertuigen die tijdens gebruik hoge snelheden behalen moeten bij voorkeur zich in dwarsrichting uitstrekkende groeven worden vermeden, aangezien zij aanzienlijk lawaai veroorzaken terwijl zij de levensduur van de band beperken door onregelmatige slijtage-25 verschijnselen die de loopvlakstrook vein een band reeds na korte tijd beschadigen.

Dergelijke luchtbanden zijn daarentegen veelal gekenmerkt door • continue zich in langsrichting uitstrekkende zig-zag groeven met een geringe helling ten opzichte van de omtreksrichting, welke groeven de 30 loopvlakstrook in een aantal continue omtreksribben verdelen. Deze ribben zijn dan voorzien van meer of minder brede onderbrekingen (E. "lamel/ lamelling") die voornamelijk tot doel hebben een vloeistoffilm die zich tussen het wegoppervlak en de oppervlakken van de ribben bevindt te verbreken waardoor de directe aangrijping van rubber op de ongelijk-35 matige ruwheid van het wegdek gunstig wordt beïnvloed en met als resul- - _* r* λ Λ W, λ - * Ti Μ . · * -2- taat dat de greep op de weg van de luchtband, in het bijzonder bij het riplen door een bocht en ook op een natte ondergrond, wordt verbeterd.

Niettemin kunnen ook deze onderbrekingen de oorzaak blijken van een onregelmatige slijtage, hetgeen weer nadelig is voor de band 5 en de levensduur van de band aanzienlijk kan bekorten.

Wanneer namelijk een ribbe tijdens het rechtuit rijden met de band, door de contactzone met de grond beweegt, wordt het in gewijzigde configuratie gedwongen, namelijk van gebogen naar plat, waardoor het doorsnedeprofiel wordt veranderd tijdens beweging van de boogvorm 10 naar de vorm van de rechte koorde die door de boog wordt overspannen, en de ribbe ondergaat derhalve in de langsrichting een samentrekking. Hoewel deze compressie enigszins wordt gematigd door de aanwezigheid van de zich in dwarsrichting uitstrekkende onderbreking die expansie van de ribbe, althans van een blok, ook in langsrichting 15 toelaat, wordt hierdoor een uitstulping mogelijk, namelijk een dwars-expansie van een blok die groter is naarmate de contactdruk groter is welke weer afhankelijk is van de belasting van het wiel.

Deze dwarsexpansie veroorzaakt een buitenwaartse slip van de randen van de blokken in dwarsrichting. Op die plaatsen worden ver-20 zonken slijtageplekken gevormd, die de randen van de blokken aantasten te beginnen bij de meest uitstekende punten en vanaf de scherpste hoeken, welke slijtplekken progressief groter worden tot zij het gehele blok-oppervlak bestrijken en aldus niet alleen het maximaal met de band te rijden aantal kilometers verminderen maar ook het rijcomfort nadelig 25 beïnvloeden aangezien trillingen in de carrosserie worden opgewekt bij contact van de band met de grond.

Teneinde deze aan de aanwezigheid van onderbrekingen inherente bezwaren te verminderen zijn in de ribben onderbrekingen aangebracht die ten opzichte van de rijrichting hellen waardoor alle verschijnselen 30 die verband houden met variërende specifieke druk en met glijden, die in de contactzone met de grond optreden, over een groter gebied in langsrichting worden verdeeld.

Niettemin heeft dit type onderbreking een ander nadeel dat verband houdt met het feit dat de onderbreking zich gaat gedragen als een 35 relatief glijvlak tussen twee opeenvolgende blokken, welk glijden wordt veroorzaakt door wederzijdse druk waaraan de randen van twee blokken zijn onderworpen bij het bewegen door de grondcontactzone.

üS& 1 5 δ 9 » Γ -3-

Xn deze situatie treedt een relatièf lange glijding op tussen twee aangrenzende blokken, hetgeen eveneens een bron is voor onregelmatige slijtage die begint bij naar elkaar toe gekeerde randen en zich voortzet naar de hoofdgroeven, dus in het algemeen gesproken vanaf 5 de plaatsen waar de dwarsonderbrekingen uitmonden in de langsgroeven.

Aanvraagster heeft vastgesteld, dat door een geschikt ontwerp van de dwarsonderbrekingen in combinatie met een op geschikte wijze aangepast langsprofiel van de ribben, alle in het voorgaande genoemde nadelen worden vermeden of in voldoende mate worden verminderd, terwijl 10 tevens aanzienlijke voordelen worden bereikt, in het bijzonder met betrekking tot de levensduur van de band, de verminderde neiging van de band onregelmatige slijtage te vertonen, het rijcomfort en de greep op de weg bij het rijden door bochten en op natte wegen.

Derhalve is het doel van de uitvinding een nieuw loopvlak-15 patroon met een speciaal type onderbreking dat behalve dat deze onderbreking de vloeistoffilm op de straat verbreekt, tegelijkertijd, wanneer de band wordt onderworpen aan sterke tangentiale spanningen (zoals bij remmen of bij het uit de koers schuiven) tijdens rechtuit rijden, de garantie geeft dat twee door onderbrekingen van elkaar gescheiden 20 blokken elkaar vergrendelen door glijding van de randen van de blokken over elkaar en daardoor onregelmatige slijtage veroorzaken, te verhinderen.

Hiertoe is een luchtband voor een voertuigwiel, voorzien van een kroonzone, een loopvlakstrook, die zich axiaal uitstrekt van de ene bandwang naar de andere, en waarin een patroon is gedrukt met een aan-25 tal zich in omtreksrichting uitstrekkende zig-zag groeven die een aantal ribben of ruggen bepalen, waarbij de twee axiaal buitenste ribben in omtreksrichting continu met ten minste dén axiaal aan de binnenzijde gelegen ribbe die is onderverdeeld in omtreksrichting gelegen reeks blokken die van elkaar zijn gescheiden door een continue dwarsonder-30 breking die zich van de ene zijde van de ribbe naar de andere uitstrekt en in beide, de betreffende ribbe begrenzende groeven uitmondt, volgens de uitvinding gekenmerkt door het feit, dat de zich in omtreksrichting uitstrekken^ zigzaglijn die elke ribbe begrenst, is samengesteld uit een periodieke opeenvolging van een lange zijde 35 - die ten opzichte van de omtreksrichting van de band helt - en ten minste één korte zijde - waarvan de lengte niet groter is dan 35%

£3 y i 00 V

f * -4- van genoemde lange zijde en die in hoofdzaak haaks op deze lange zijde is georiënteerd - waarbij een onderbreking of sleuf die twee opeenvolgende blokken van elkaar scheidt, de configuratie heeft van een gebroken lijn, die is samengesteld uit drie opeenvolgende segmenten, namelijk 5 een middelste rechtsegment dat zich tussen twee punten uitstrekt waarvan tenminste één zich aan de buitenzijde bevindt van een omtreks-interval dat wordt begrensd door een paar axiaal gerichte rechte lijnen die door de punten gaan waar genoemde onderbreking in de genoemde groeven uitmondt.

10 In een bijzondere uitvoeringsvorm van de uitvinding, is de zich in omtreksrichting uitstrekkende zig-zaglijn die elke ribbe begrenst, samengesteld uit een periodieke opeenvolging van een "lange” zijde en drie "korte" zijden, waarbij de onderbreking zich axiaal uitstrekt tussen de twee tophoeken, die respectievelijk worden gevormd door snij- 15 ding van twee korte zijden op elke zijwand, waarbij de lange zijde ten opzichte van de omtreksrichting van de band helt onder een hoek die niet groter is dan 30° en de hoek die tussen twee opeenvolgende zijden van genoemde zich in omtreksrichting uitstrekkende zigzaglijn is gelegen tussen 80° en 100°.

20 In combinatie met genoemde zig-zag configuratie heeft het centrale segment van de onderbreking in de vorm van een gebroken lijn een lengte die niet kleiner is dan 25% van de axiale uitslag. Bij voorkeur vormen de twee eindsegmenten van de gebroken lijn verlengingen van een van de genoemde korte zijden, terwijl de hoek die door twee 25 opeenvolgende segmenten van de gebroken lijn wordt ingesloten tenminste gelijk is aan 30°.

De afmetingen van genoemde onderbrekingen of sleuven zijn zodanig dat hun diepte tenminste gelijk is aan 60% van de genoemde omtreksgroeven, terwijl hun breedte niet groter is dan 3 mm. De segmenten van de gebroken 30 lijn die de onderbreking vormt, kunnen evenwel ook met verschillende breedte zijn uitgevoerd.

Ter verduidelijking van de uitvinding zal, onder verwijzing naar de tekening, een uitvoeringsvoorbeeld van het loopvlakprofiel voor een autoband worden beschreven.

35 Fig. 1 toont in het algemeen het uitvindingsprincipe en fig. 2 toont een uitvoeringsvorm van het loopvlakpatroon volgens de uitvinding dat met het oog op bepaalde voordelen nadere uitwerkingen

850 1 5 6 S

-5- *% f* • « van het uitvindingsprincipe bevat.

Fig. X toont een detail van een omtreksdeel van het loopvlak-patroon dat zich, zich cyclisch herhalendover de gehele omtrek vein de luchtband uitstrekt.

5 Het loopvlakpatroon omvat drie omtreksgroeven 1, die twee centrale ribben 2 begrenzen - in hoofdzaak met dezelfde breedte, alsmede schouderribben 3 - die zich aan de axiale buitenzijde bevinden, en waarvan de axiale binnenwand een zig-zagvorm heeft in hoofdzaak evenwijdig aan de tegenoverliggende zijden van de aangrenzende 10 ribben.

Deze configuratie omvat een periodieke opeenvolging van een zijde "a" die voortaan met "lang" zal worden aangeduid, en een zijde "b”, die met "kort" zal worden aangeduid omdat deze korte zijde een lengte heeft die niet groter is dan 35% van de lengte van de 15 lange zijde.

De twee centrale ribben 2 zijn verder onderverdeeld in een aantal in omtreksrichting aangebrachte blokken welke worden begrensd door een reeks dwarsonderbrekingen of sleuven 4 f^Samengesteld uit drie segmenten "c", "d" en "e", waarvan de twee zijzegmenten "c" en "e" uit-20 gaan van de snijpunten A en B, respectievelijk tussen een lange • zijde en een korte zijde, in de zone van een hoek, corresponderend met de binnenzijde van de ribbe.

Opgemerkt wordt dat dit soort dwarsonderbreking die op de aan-gégeven wijze is aangebracht en wordt gecombineerd met het specifieke 25 zig-zag profiel van de ribben,een vertanding bewerkstelligt tussen twee opeenvolgende blokken, zodanig dat deze gemakkelijk dwarsgerichte stoten kan opvangen en elke relatieve beweging van twee opeenvolgende blokken in deze richting kan verhinderen.

In de in deze figuur afgebeelde uitvoering verbindt elke onder-30 breking de twee tophoeken aan tegenoverliggende zijden van de ribben die het dichtst bij elkaar liggen. Indien van elk van deze tophoeken lijnen worden getrokken, die zich in dwarsrichting en evenwijdig aan de band"as uitstrekken, respectievelijk "r" en "s", zullen deze twee axiale lijnen een omtrekszone "M" op de ribbe begrenzen 35 (die met onderbroken lijnen in de tekening is aangegeven), met een omtreksuitslag "x”.

3501569 -6-

Het zal dan duidelijk zijn dat het centrale segment "d" van de dwarsonderbreking zich uitstrekt tussen de twee punten "P en Q" waarvan het punt "P" zich aan de buitenzijde van deze ruimte bevindt, zodat de omtreksuitslag "P Q" zodanig is dat deze het effect van onderlinge 5 vergrendeling van aangrenzende blokken garandeert.

Dit basisidee waarmee het aan de uitvinding ten grondslag gelegde idee wordt opgelost, is verder ontwikkeld in het patroon volgens fig. 2, dat de voorkeursuitvoeringsvorm volgens de uitvinding toont.

Dit patroon omvat vier omtreksgroeven 5, die drie centrale 10 omtreksribben 6 begrenzen, alle met in hoofdzaak dezelfde breedte, alsmede twee schouderribben 7, aan de axiale buitenzijde, waarvan de axiale binnenzijde een zig-zag configuratie heeft en evenwijdig is aan de tegenoverliggende zijde van de aangrenzende ribbe.

Deze zig-zag configuratie wordt bewerkstelligd door de perio-15 dieke opeenvolging van een lange zijde "1" gevolgd door drie korte zijden "i". Deze definities zijn reeds besproken naar aanleiding van fig. 1. Met andere woorden zijn "korte zijden" die zijden waarvan de lengte niet groter is dgn 35% van de lengte van de langste zijden die het traject van de zig-zag configuratie bepalen.

20 Alle korte zijden hebben in hoofdzaak dezelfde lengte en alle zijden staan in hoofdzaak loodrecht op elkaar, d.w.z. afwisselend hellend volgens een hoek "v" van 95° en in ieder geval gelegen tussen 80 en 100°.

Bovendien hellen de lange zijden ten opzichte van de omtreks-25 richting van de band volgens een hoek "w" met een geringe waarde bijvoorbeeld gelijk aan 18°, echter steeds niet groter dan 30° en bij voorkeur gelegen tussen 5° en 20°.

Opgemerkt wordt dat de helling van de genoemde lange zijden, derhalve de waarde van de hoek "w" binnen de gegeven grenzen kan vari-30 eren tijdens de overgang van de ene ribbe naar de volgende en zelfs ook bij een en dezelfde ribbe.

De genoemde centrale ribben zijn verder verdeeld in een aantal blokken door middel van de smalle dwarsonderbrekingen 8 die aan beide zijden van elke ribbe uitmonden. De configuratie van deze onderbrekingen 35 kan in ruime mate binnen het raam van de uitvinding worden gevarieerd. Volgens de specifieke en voorkeursuitvoering die in de figuur is weergegeven is de ontwikkeling van deze lamellen samengesteld uit een 8501569 -7- gebroken lijn met drie zones "m, n, p", waarbij de eerste zones "m" en de eindzone "p" een verlengstuk vormen van de korte zijde die loodrecht staan op de lange zijde, waarbij de openingspunten van de onderbrekingen in de langsgroeven die de ribben begrenzen, worden 5 gevormd door het snijpunt van twee korte 'opeenvolgende zijden.

In deze uitvoeringsvorm strekt de centrale zone "n" van de groeven zich uit tussen twee punten C en D, beide gelegen aan de buitenzijde van de in de figuur aangegeven omtrekszone zoals beschreven met betrekking tot fig. 1. Dit is een voorkeursuitvoering aangezien 10 voor de uitvinding slechts essentieel is dat slechts één van deze punten buiten genoemde ruimte ligt.

Bovendien kunnen de punten van de onderbreking waar deze in de groeven uitmondt, ook zijn gelegen op dezelfde axiale lijn. In dit geval is er geen omtrekszone van het besproken type en in dit speciale 15 geval liggen de punten C en D bij voorkeur aan weerszijden van genoemde axiale lijn.

Ongeacht de specifieke uitvoering van het patroon zal de lengte van de zone C-D vrijwel gelijk zijn aan de lengte van de kortste van genoemde korte zijde en bovendien een omtreksuitslag hebben die 20 niet kleiner is dan 25% van de axiale lengte "h". Bij voorkeur zal deze zone in de axiale richting een uitslag hebben die tenminste 5 mm groter is dan de uitslag van de corresponderende omtrekszone.

De diepte van genoemde dwarsonderbrekingen 8 is gelijk aan de diepte van de omtreksgroeven 5, die de ribben begrenzen. De diepte van 25 de onderbrekingen mag niet kleiner zijn dan 60% van de groefdiepte, terwijl de breedte van elke onderbreking, gemeten in omtreksrichting, voor alle drie segmenten "m, n en p" in hoofdzaak 3 mm bedraagt.

Dit is een maximum waarde en moet nooit worden overschreden, omdat de gelijkheid van de breedten van de drie segmenten die de onderbreking 30 vormen een absolute voorkeursomstandigheid is. Alle genoemde waarden moéten natuurlijk aan de band worden gemeten in gemonteerde toestand op een velg en tot de werkdruk opgeblazen.

De hoek "y" die tussen twee opeenvolgende segmenten van elke onderbreking wordt gevormd, heeft een waarde die tenminste gelijk is aan 35 30°, terwijl de omtreksafstand "k" tussen twee opeenvolgende onder brekingen die een blok begrenzen, moet zijn gelegen tussen de helft £581589 ' -8- r van de axiale ontwikkeling "h" van de onderbreking en zesmaal deze waarde "h".

De band volgens de uitvinding blijkt in de praktijk kwalitatieve eigenschappen te hebben die duidelijk beter zijn dan die bij ''bekende" 5 banden. Bovendien worden daarbij grotendeels en in ieder geval in bevredigende mate, problemen opgelost die verband houden met de neiging van de band om regelmatig te slijten. Daar komen nog bij andere verbeteringen die verband houden met het rijcomfort en de greep van de band op de weg, in het bijzonder bij het rijden door een bocht, 10 niet alleen op droge grond maar ook op nat terrein.

Aanvraagster heeft namelijk bij diverse proefnemingen kunnen vaststellen dat op gladde oppervlakken met een wrijvingscoefficient (tussen de grond en de band) gelijk aan 0,2/0,3, de band volgens de uitvindingeen aanmerkelijk betere greep op de weg heeft dan de beste 15 van de bekende banden. Deze verbetering kan zelfs liggen tussen 30 en 50% bij vergelijking met banden waarbij de onderbrekingen niet aanwezig zijn, terwijl zij wel ongeveer hetzelfde loopvlakpatroon hebben.

Zonder dat het de bedoeling is dat de uitvinding op enigerlei wijze daardoor wordt beperkt, worden in het hiernavolgende mogelijke verkla-20 ringen van de bereikte voordelen en verbeteringen genoemd.

In de eerste plaats wordt door de keuze van de waarden voor de breedte van de onderbrekingen, in combinatie met geschikte waarden voor de onderlinge afstand van de onderbrekingen en daardoor van de omtreksafmetingen van de blokken, waarschijnlijk op optimale 25 wijze de samenstrekking van een blok in de contactzone met de grond gecompenseerd en wordt daardoor het totaal van de glijbewegingen tussen de randen van aangrenzende blokken, hetgeen de hoofdoorzaak is van een onregelmatige slijtage van de band, tot een minimum beperkt.

30 In de tweede plaats geeft de combinatie van het specifieke zigzagprofiel van de ribben en de gebroken-lijnconfiguratie, die overigens alleen aanwezig is op de centrale ribben, aan de betreffende blokken een geheel andere massieve configuratie in enige zone daarvan, d.w.z. zonder delen waarin uiterst scherpe hoeken voorkomen, echter 35 tevens een grote flexibiliteit in langsrichting die het verschil in ontwikkeling van de afrolomtrek van de band ten opzichte van het midden daarvan en bij de schouders compenseert zodat langsglijbewegingen 8501559 -9- tussen diverse omtreksdelen, van de loopvlakstrook tot een minimum worden beperkt.

Tegelijkertijd bepaalt het specifieke ontwerp van de onderbrekingen bij de betrefffende dikten daarvan en onder invloed van relatieve 5 stootkrachten op de randen, die respectievelijk naar de twee opeenvolgende blokken zijn toegekeerd, de compactheid van de twee blokken door de onderbreking heen en zorgt voor een onderlinge vertanding die elke relatieve verschuiving vein de blokken blokkeert, zodat de ribbe meer stabiel wordt tijdens het rechtuit rijden met de band 10 en ook ten opzichte van het effect van door "driften" uitgeoefende stootkrachten. Deze stabiliteit uit zich in het voordeel van betere eigenschappen met betrekking tot het driften en de greep op de weg van de band, echter ook met betrekking tot slijtage van de band in het bijzonder tijdens het rijden van bochten.

15 Het is duidelijk dat de uitvinding niet is beperkt tot het beschreven uitvoeringsvoorbeeld, maar dat diverse wijzigingen en varianten die niet zijn weergegeven of beschreven, echter gemakkelijk uit de beschrijving kunnen worden afgeleid, binnen het raam van de uitvinding mogelijk zijn.

850 1 5 5 S

Claims (11)

1- Luchtband voor een voertuigwiel, voorzien van een kroonzone, een loopvlakstrook, die zich van de ene bandwang naar de andere uitstrekt, en waarin een patroon is geperst voorzien van een aantal zich in omtreksrichting uitstrekkende zig-zag groeven, die een aantal 5 ribben begrenzen, waarbij de twee axiaal buitenste ribben in omtreks-richting ononderbroken zijn en waarbij ten minste een axiaal aan de binnenzijde gelegen ribben is onderverdeeld tot een reeks zich in omtreksrichting uitstrekkende blokken die onderling zijn gescheiden door een continue dwarsonderbreking die zich van de ene zijde van de ribbe 10 naar de andere uitstrekt en uitmondt in beide, deze ribbe begrenzende groeven, met het kenmerk, dat de zich in omtreksrichting uitstrekkende zig-zag lijn die elke ribbe begrenst, wordt gevormd door een periodieke opeenvolging van een lange zijde die ten opzichte van de omtreksrichting van de band helt en tenminste één korte zijde waarvan de 15 lengte niet groter is dan 35% van genoemde lange zijde, en zich in hoofdzaak loodrecht daarop uitstrekt en verder gekenmerkt doordat de dwarsonderbreking die twee opeenvolgende blokken van elkaar scheidt, de configuratie heeft van een gebroken lijn welke wordt • gevormd door drie opeenvolgende segmenten, waarvan het centrale rechte 20 segment zich uitstrekt tussen twee punten waarvan tenminste één zich bevindt buiten een omtreksinterval dat wordt bepaald door een stel axiale rechte lijnen door de punten waar de onderbreking uitmondt in de groeven.

2. Luchtband volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de zich 25 in omtreksrichting uitstrekkende zig-zaglijn die elke ribbe bepaalt, wordt gevormd door de periodieke opeenvolging van één lange zijde en drie korte zijden, waarbij de onderbreking zich axiaal uitstrekt tussen de twee tophoeken die worden gevormd door de snijding van twee korte zijden aan elke flank.

3. Luchtband volgens concLusie 1, met het kenmerk, dat de lange zijde ten opzichte van de omtreksrichting vain de band helt onder een hoek waarvan de waarde niet groter is dan 30°.

4. Luchtband volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de hoek tussen twee opeenvolgende zijden van de zich in omtreksrichting 85 0 1 5 5 S -11- ψ uitstrekkende zig-zaglijn een waarde heeft gelegen tussen 80 en 100°.

5. Luchtband volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het centrale segment van de gebroken lijn van de dwarsonderbreking een lengte heeft die niet kleiner is dan de kortste van genoemde korte 5 zijden en een omtreksuitslag die niet kleiner is dan 25% van de axiale uitslag van de onderbreking.

6. Luchtband volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de diepte van elke onderbreking gelijk is aan tenminste 60% van de diepte van genoemde omtreksgroeven.

7. Luchtband volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de breedte van de ondebrekingen niet groter is dan 3 mm.

8. Luchtband volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat tenminste twee segmenten van de gebroken lijn die de onderbreking bepaalt, breedten hebben die van elkaar afwijken.

9. Luchtband volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de twee eindsegmenten van de gebroken lijn elk in het verlengde liggen van een van de korte zijden.

10. Luchtband volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de hoek, die door twee opeenvolgende segmenten van de gebroken lijn 20 worden ingesloten, tenminste gelijk is aan 30°.

11. Luchtband volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de omtreksafstand tussen twee opeenvolgende onderbrekingen ligt tussen de helft van de axiale uitslag van de betreffende onderbreking en zesmaal de genoemde axiale uitslag. 8501569