NL7812542A - Werkwijze voor het vervaardigen van een kleurentele- visiebeeldbuis, inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze en kleurentelevisiebeeldbuis vervaardigd volgens de werkwijze. - Google Patents

Description

4 ΡΗΝ 9321 W.V. Philips· Gloeilampenfabrieken te Eindhoven.

Werkwijze voor het vervaardigen van een kleurentelevisiebeeldbuis, inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze en kleurentelevisiebeeldbuis vervaardigd volgens de werkwijze.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het vervaardigen van een kleurentelevisiebeeldbuis met een in hoofdzaak rechthoekig beeldvenster en een aan het wijde einde in hoofdzaak rechthoekig trechterdeel, welk 5 rechthoekig einde van het trechterdeel twee onderling loodrechte . rassen heeft en een ondersteuningsvlak voor het beeldvenster bevat, waarbij het trechterdeel wordt voorzien van merktekens ten opzichte waarvan het beeldvenster op het ondersteuningsvlak van het trechterdeel wordt 10 gepositioneerd.

Voorts heeft de uitvinding betrekking op een inrichting voor het uitvoeren van deze werkwijze alsmede op een kleurentelevisiebeeldbuis vervaardigd volgens deze werkwijze.

15 Bij de vervaardiging van kleurentelevisiebeeld- buizen is het gebruikelijk om kleuronzuiverheden en conver-gentiefouten van de buis met behulp van een aantal correctiemiddelen op te heffen. Deze kleuronzuiverheden en conver-gentiefouten zijn een gevolg van het feit, dat bij het 20 samenstellen van de buis het ten opzichte van elkaar jus teren van de verschillende onderdelen, zoals bijvoorbeeld het beeldvenster, het trechterdeel, het elektronenkanon en de deflektieinrichting, met onvoldoende nauwkeurigheid plaatsvindt. Bovendien is de vervaardiging van de onder-25 delen zelf aan grenzen met betrekking tot de nauwkeurigheid 78 1 25 42 .! .-2 - PHN 9321__________________________________________________________________________________________________________________________________ gebonden, waardoor dezelfde onderdelen niet idertLek aan elkaar zijn.

Voor het justeren van de verschillende onderdelen van de buis zijn verschillende referentie-systemen bekend.

5 Een gebruikelijk referentie-systeem wordt beschreven in het Amerikaanse octrooischrift 3.971.490. Daarin worden referentieoppervlakken aan het trechterdeel van de buis geslepen, waarbij de as van de hals van het trechterdeel aan de geslepen referentieoppervlakken wordt gerefereerd.

10 Het beeldvenster bevat aan de omtrek daarvan referentie- . punten ten opzichte waarvan het beeldscherm op het beeldvenster is aangebracht. Het beeldvenster wordt op het trechterdeel gepositioneerd, waarbij de referentiepunten van het beeldscherm en de referentieoppervlakken van het 15 trechterdeel aan.een gemeenschappelijke referentie R worden gerefereerd. Aldus is het beeldscherm gerefereerd aan de as van de hals van het trechterdeel. Hierbij wordt aangenomen, dat de effectieve bron van de elektronenbundels, welke door een -later in de hals aangebracht elektronenkanon 20 worden opgewekt, op de as van de hals is gelegen, zodat ook deze effectieve bron aan het beeldscherm is gerefereerd.

Bij toepassing van een dergelijk referentiesysteem is het echter noodzakelijk, dat het voor het beeldvenster bestemde ondersteuningsvlak van het trechterdeel loodrecht staat op 25 de as van de hals. Het haaks op een as slijpen van het ondersteuningsvlak blijkt in de praktijk echter niet of nauwelijks met de vereiste nauwkeurigheid verwezenlijkt te kunnen worden. Voorts is bij toepassing van dit referentiesysteem een individuele positionering van de deflektiein-30 richting hoodzakelijk, teneinde het daardoor bepaalde deflektiecentrum op de as van de buishals te brengen. Het instellen van de deflektieinrichting op het trechterdeel is een tijdrovende en kostenverhogende stap in het productieproces. Er bestaat derhalve behoefte aan een systeem, dat het 35 aantal handelingen en instellingen voor het justeren van eoi deflektieinrichting op het trechterdeel van een beeldbuis 78 1 25 42 *4 3 PHN 9321 tot een minimum terugbrengt.

Het is het doel van de uitvinding een werkwijze tl voor het vervaardigen van een kleurentelevisiebeeldbuis te verschaffen, welke tot resultaat heeft dat binnen toe-5 laatbare toleranties het justeren van een deflektieinrida ting op het trechterdeel van de buis tot enkele eenvoudige handelingen kan worden teruggebracht.

Een werkwijze voor het vervaardigen van een kleurentelevisiebeeldbuis met een in hoofdzaak rechthoekig 10 beeldvenster en een aan het wijde einde in hoofdzaak recht hoekig trechterdeel, welk rechthoekige einde van het trechterdeel twee onderling loodrechte hoofdassen heeft en een ondersteuningsvlak voor het beeldvenster bevat, waarbij het -trechterdeel wordt voorzien van merktekens ten opzichte 15 waarvan het beeldvenster op het ondersteuningsvlak van het trechterdeel wordt gepositioneerd heeft volgens de uitvinding het kenmerk, dat .de merktekens gerefereerd aan een binnen het trechterdeel gelegen referentiepunt worden aangebracht, van welk referentiepunt de plaats is vastgelegd 20 door een centreergestel, dat het trechterdeel tijdens het aanbrengen van de merktekens fixeert en welk referentiepunt, in of nagenoeg in het deflektiecentrum van een later op het trechterdeel aangebrachte deflektieinrichting is gelegen.

25 Het vervaardigen van een deflektieinrichting kan met geringe toleranties plaatsvinden. Dit betekent dat de plaats van het deflektiecentrum ten opzichte van gedefinieerde punten van de inrichting nauwkeurig vastligt. Door nu bij hefcvervaardigen van de beeldbuis de plaats van het 30 deflektiecentrum in de btis als uitgangspunt te kiezen en het aanbrengen van merktekens voor het justeren van de verschillende onderdelen, zoals b.v. beeldvenster en trechterdeel, aan de plaats van het deflektiecentrum te refereren, wordt bereikt dat het op het beeldvenster aangebrachte 35 beeldscherm nauwkeurig aan het deflektiecentrum is gere fereerd. Nodig is dus, dat de plaats van het deflektie- 781 25 42 4 \ PHN._932.1______________________,______________________________-_________________________ centrum al in een vroeg stadium van liet vervaardigings-procédé van de buis bekend is. Daartoe wordt voor het fixeren van het treehterdeel van de buis een centreergestel gebruikt, dat binnen het treehterdeel een referentiepunt 5 vastlegt, dat in of nagenoeg in het deflektiecentrum van de later op het treehterdeel aangebrachte deflektieinrichting is gelegen. Ondecrhet deflektiecentrum wordt hier het centrum verstaan waarin de afbuigende werking van het veld van de deflektieinrichting geconcentreerd gedacht kan worden. Het 10 deflektiecentrum is een verzameling van punten, genoemd deflektiepunten, van waaruit van het beeldscherm gezien schijnbaar de elektronen komen. Het deflektiecentrum is dus synoniem met wat eerder de effectieve, brai van de elektronenbundels is genoemd.

15 In een uitvoeringsvorm van de uitvinding wordt het voor de positionering van het beeldvenster bestemde deel van een merkteken op een voorafbepaalde afstand van een vlak aangebracht, welk vlak het door het centreergestel vastgelegde referentiepunt bevat, evenwijdig aan een .zijde. 20 . van het rechthoekige einde van het treehterdeel is en loodrecht staat op het voor het beeldvenster bestemde onder steuningsvlak van het treehterdeel. De hier genoemde "vooraf bepaalde afstand" is vastgelegd door de belichtingstafel met b.ehulp waarvan op bekende wijze langs fotografische 25 weg het beeldscherm ten opzichte van aan de omtrek van het beeldvenster gelegen merktekens op het beeldvenster wordt aangebracht. Deze ..‘uitvoeringsvorm van de uitvinding heeft het voordeel dat het ondersteuningsvlak voor het beeldvenster niet haaks op de geometrische as van het treehterdeel 30 behoeft te worden geslepen. Het ondersteuningsvlak kan ofwel door het totale kopvlak van het treehterdeel ofwel door bij voorkeur drie van het kopvlak van het treehterdeel uitstekende nokken worden gevormd. De merktekens kunnen bestaan uit referentie-oppervlakken aan het oppervlak van het 35 treehterdeel dan wel uit referentie-oppervlakken aan op het treehterdeel-aangebrachte ribbels, nokken of uitsparingen.

781 25 4 2 -5 - * « PHN 9.321________ ___________________________________________________________________ _________________________________________________-

De referentieoppervlakken kunnen evenwijdig of in hoofdzaak evenwijdig aan de ... zijden van het rechthoekige einde van het trechterdeel worden aangebracht.

Worden de referentievlakken geslepen met behulp 5 van een slijpinrichting, dan kan de werkwijze volgens de uitvinding op eenvoudige wijze daardoor worden gerealiseerd, dat het centreergestel draaibaar om het daardoor vastgelegde referentiepunt in een slijpinrichting wordt opgesteld, het trechterdeel in het centreergestel· wordt ge-10 plaatst en het centreergestel om het referentiepunt wordt gedraaid totdat het voor het beeldvenster bestemde onder-steuningsvhk van het trechterdeel althans nagenoeg loodrecht op de door de slijpinrichting bepaalde slijpvlakken is gelegen. Voor een beeldbuis met een beeldscherm dat is 15 opgebouwd uit doorlopende fosforlijnen kan het reeds vol doende zijn het centreergestel draaibaar om een as op te stellen, welke door het referentiepunt gaat en evenwijdig is aan de richting van de fosforlijnen. In hièt geval van een hexagonaal patroon van fosforgebieden is het centreer-20 gestel cardanisch om het daardoor vastgelegde referentie punt opgehangen.

Een verdere uitvoeringsvorm van de uitvinding bestaat daarin, dat het centreergestel het trechterdeel fixeert op punten op de buitenomtrek van het trechterdeel, 25 welke punten samenvallen of in hoofdzaak samenvallen met positioneringspunten van een later op het trechterdeel aan te brengen deflektieinrichting. In dit geval kan de centr’eerinrichting zelfs uit een dummy-deflektieinrichting bestaan.

30 De' uitvinding wordt bij wijze van voorbeeld toege licht aan de hand van de tekening waarin: de figuren la, 1b, 1c, 1d, Ie en 1f een bekend referentiesysteem voor het vervaardigen van een kleuren-televisiebeeldbuis illustreren, 35 figuur 2 de stralengang van een elektronenbundel in een volgens het referentiesysteem van figuur 1(a) t/m .

78 1 25 42 6 ΡΗΝ. 93.21__________________________________________________________________________________________________________________________ '1(f) geassembleerde buis weergeeft bij een scheef geslepen trechterdeel, figuur 3(a) en figuur 3(b) schematisch het aanbrengen van een beeldscherm op een beeldvenster met behulp 5 van een belichtingstabel in bovenaanzicht respektievelijk zijaanzicht tonen, figuur 4 het slijpen van merktekens aan een trechterdeel volgens een werkwijze volgens de uitvinding illustreert en 10 figuur 5 de stralengang van een elektronenbundel in een volgens de uitvinding vervaardige beeldbuis weergeeft.

Figuur 1(a) geeft het aansmelten van een hals 1 aan een conusdeel 2 weer, waarbij de geometrische as 3 van 15 de hals 1 in het verlengde van de geometrische as 4 van het conusdeel 2 wordt gebracht, zodat een trechterdeel 7 met geometrische as 6 wordt verkregen. Figuur t(b) illustreert het slijpen van het voor een beeldvenster bestemde onder-steuningsvlak 5 (conusrand 5) haaks* op de geometrische as 20 6 van het gevormde trechterdeel 7. Figuur 1(c) betreft het slijpen van een referentieoppervlak 8 evenwijdig aan de as 6 van het trechterdeel 7» zodanig dat het referentieoppervlak 8 op een afstand k van het vlak is gelegen dat door de as 6 gaat en evenwijdig aan een zijde van het 25 , rechthoekige einde van het trechterdeel is. De afstand k is vastgelegd door de belichtingstafel met behulp waarvan langs fotografische weg een beeldscherm op het beeldvenster wordt aangebracht. Dit is in figuur 1(d) schematisch weergegeven. Daarin wordt vanuit een effectieve lichtbron (belichtings-30 punt 13) via een schaduwmasker 10.een op het venster 9 aangebrachte fosforlaag belicht. Het venster 9 ligt daarbij zodanig op een belichtingstafel (niet weergegeven), dat aan de omtrek van het venster gelegen merktekens tegen positioneringsnokken van de belichtingstafel rusten. Eén 35 van deze merktekens is met 11 aangegeven en de aangegeven opstand k komt met de in figuur 1(c) aangegeven afstand k* 78 1 25 4 2 7 PHN 9321_______ ______________ _______________________________________________________________________________________________________________- overeen. Op deze algemeen bekende wijze wordt het beeld- venster 9 van een beeldscherm voorzien, dat is opgebouwd uit een patroon van in drie kleuren (rood, groen en blauw) oplichtende fosforgebieden. Aldus is het beeldscherm ge-5 refereerd aan een as 12, welke door het belichtingspunt 13 gaat, loodrecht op het venster 9 staat en het. beeldscherm in het punt M snijdt. Het beeldvenster 9 wordt na het daarop aanbrengen van het beeldscherm op het trechterdeel 7 gepositioneerd, waarbij zoals aangegeven in figuur 1(c) 10 de as 12 van het venster 9 in liet verlengde van de as 6 van het trechterdeel 7 wordt gebracht. Het venster 9 en het trechterdeel 7 worden dan door middel van een verbin-dingsglas aan elkaar bevestigd. Tenslotte wordt zoals weergegeven in figuur 1(f) een elektronenkanon 13 in de hals 3 15 gemonteerd zodanig, dat de longitudinale as 14 van het elektronenkanon 13 samenvalt met de longitudinale as 15 van het samenstel gevormd door de hals 3» de conus 2 en het beeldvenster 9·

De in figuur 1(b) weergegeven stap in het vervaar-20 digingsprocédé van de buis, dat wil zeggen het haaks slijpen van de conusrand 5 °P de as 6, blijkt in de praktijk niet of nauwelijks te verwezenlijken. De fout waartoe een niet haaks geslepen conusrand 5 in de beeldweergave van de beeldbuis leidt wordt besproken aan de hand van figuur 2.

25 Daarbij' zij aangenomen dat de assemblage van de verschil lende onderdelen van de buis, zoals hierboven besproken, binnen gestelde toleranties heeft plaatsgevonden, doch het ondersteuningsvlak (de conusrand) voor het beeldvenster over een hoek pi scheef ten opzichte van de as 6 is geslepen. 30 Beschouwd wordt één van de drie, bijvoorbeeld de voor de groen oplichtende fosforgebieden bestemde door het elektronenkanon 13 opgewekte elektronenbundels, die in het punt M gelegen in het centrum van het beeldscherm 9 landen. Op hun weg naar het beeldscherm passeren de elektronenbundels 35 een correctie-lnrichting voor het uitvoeren van statische correcties op de elektronenbundels. Met deze correcties 78 1 25 42 8 - pHN_?32T_____________________ _______ _ ______________________ wordt bewerkstelligt, dat de elektronenbundels door hun desbetreffende belichtingspunten van het beeldscherm gaan (landingscorrectie) en voor wat betreft het midden van het beeldscherm in één punt samenkomen (statische convergentie). 5 Deze corrigerende werking is in figuur 2 gemakshalve ge concentreerd gedacht in een vlak 20 loodrecht op het vlak van tekening. Vervolgens passeren de elektronenbundels een deflektieinrichting 21 voor het afbuigen van de elektronenbundels. Ook hier is weer gemakshalve de af-10 buigende werking geconcentreerd gedacht in een vlak 22 loodrecht op het vlak van tekening, het zogenaamde deflek-tievlak, waarin de deflektiepunten voor de drie- elektronenbundels zijn gelegen. De plaats van deze deflektiepunten f die gezamenlijk het deflectiecentrum vormen'komt ten opzich-15 te van het beeldscherm overeen met de plaats van de be lichtingspunten. Na afbuiging passeren de elektronenbundels een schaduwmasker 10 en landen tenslotte op het op het beeldvenster 9 aangebrachte beeldscherm 23. Wanneer het ondersteuningsvlak 24 voor het beeldvenster 9 haaks op de 20 as 6 (zie figuur 1b) is geslepen (0( = 0°) dan volgt de hier beschouwde elektronenbundel de weg A-B-D-C-M. Immers de longitudinale as 14 van het kanon 13» de longitudinale as van de deflektieinrichting 21 en de as 12 van het beeldscherm 9 vallen samen. Wanneer echter het ondersteu-25 ningsvlak 24 voor het beeldvenster over een hoek ^ scheef is geslepen, dan dient de hier beschouwde elektronenbundel volgens de as 12 (zie figuur 1d) op het beeldscherm te landen teneinde kleuronzuiverheid, dat wil zeggen het landen op een fosforgebied van een verkeerde kleur, te ver-30 mijden. Daartoe dient de elektronenbundel ter hoogte van het correctievlak 20 van richting te worden veranderd, zodanig dat deze door het snijpunt E van de as 12 met het deflektievlak 22 gaat en aldus de weg A-B-E-F-M volgt, waarbij de lijn E-F-M met de as 12 (fig. 1d) samenvalt, 35 Deze noodzakelijke correctie heeft echter tot gevolg dat de elektronenbundel via de weg B-E excentrisch over een 78 1 25 42 < -% 9 PHN 9321_____________________________________________________________________________________________________________________ afstand c en onder een hoek met de as van de deflektie-inrichting 21 het afbuigveld binnentreedt. Daardoor ontstaan cönvergentiefouten, dat ¥il zeggen de drie elektronenbundels · vallen op het beeldscherm niet meer samen. Door 5 toepassing van de -werkwijze volgens de uitvinding kunnen dergelijke fouten vermeden worden. Figuren 3(a) en 3(b) illustreren het aanbrengen van een beeldscherm op een beeldvenster 30· Volgens figuur 3(a) wordt het beeldvenster op een belichtingstafel (niet weergegeven) tegen drie 10 aanslagen 31» 32 en 33 gelegd. Ten opzichte van de punten 31» 32 en 33 is een as loodrecht op het vlak van tekening gedefinieerd, waarop het belichtingspunt P* ligt. Deze as is in figuur 3 (b) met P’M’ aangegeven. De afstand van punt 31 tot een vlak door P' loodrecht op het vlak van 15 tekening en evenwijdig aan een korte zijde van het venster 30 is aangegeven met 1. De afstand van punt P' tot een vlak door de punten 32 en 33 en loodrecht op het vlak van tekening is aangegeven met m. Terwille van de duidelijkheid wordt het proces beschreven voor het aanbrengen van de 20 groene fosforgebieden, zodat punt P* het belichtingspunt voor de groene fosforgebieden van het beeldscherm is. In feite zijn er nog twee belichtingspunten voor de rode respektievelijk de blauwe fosforgebieden. Deze punten liggen zeer dicht bij punt P*, en vormen tezamen een be-25 lichtingscentrum overeenkomend met het deflektiecentrum van de later op de beeldbuis aangebrachte deflektieinrich-ting. Voorts wordt de uitvinding verduidelijkt aan de hand van een beeldbuis waarin de fosforgebieden volgens aan de korte zijden van het beeldvenster evenwijdig verlopende 30 fosforlijnen zijn aangebracht. Deze uitgangspunten voor het toelichten van de uitvinding houden geen beperking van de toepasbaarheid van de uitvinding in. De uitvinding is voor elk patroon van fosforgebieden toe te passen en de ingevoerde vereenvoudigingen doen aan het,principe van de 35 uitvinding geen afbreuk. Zoals blijkt uit figuur 3(b) wordt vanuit punt P’ het beeldvenster met een daarop aangek 78 1 25 42 - 10 PHNLSL321________________________________________________________________________________________________________ brachte fosforlaag via het schaduwmasker 34 belicht, waarbij punt P* op een afstand r van het ondersteunings-vlak 35 van de belichtingstafel is gelegen. Voor een juiste positionering van het beeldvenster op het trechter-5 deel van de buis'is het voldoende, dat het punt P* met een punt in de buis overeenkomt dat in of in hoofdzaak in het deflektiecentrum rond de as van de deflektieinrichting is gelegen. Om dit te bereiken worden aan het trechterdeel van de buis op de in figuur 4 geïllustreerde wijze merk-10 tekens voor de positionering van het venster 30 aangebracht.

Een vooraf op lengte geslepen trechterdeel 40 is in een centreerinrichting 41 geplaatst, welke in het trechterdeel 40 een referentiepunt Dr vastlegt dat in of in hoofdzaak in het deflektiecentrum van een later op het trechterdeel 15 te schuiven, deflektieinrichting is gelegen. De meest een voudige manier om dit te bereiken is gebruik te maken van een centreerinrichting, die na op het trechterdeel te zijn geschoven de buite nomtrek van het trechterdeel op dezelfde punten aangrijpt als de deflektieinrichting dat doet. De 20 centreerinrichting 41 kan bijvoorbeeld een dpmmy-deflektie inrichting zijn. De centreerinrichting 41 grijpt het trechterdeel 40 aan op drie punten 42 aan de hals 43 en op drie punten 44 aan het conusdeel 45 van het trechterdeel 4θ.

De as 46 van de centreerinrichting 41 komt overeen met de 25 as van een later aangebrachte deflektieinrichting. Voorts is de centreerinrichting in een frame 47 opgesteld en wel draaibaar om een as door D* loodrecht op het vlak van tekening. De as door D’ is evenwijdig aan de koibe recht-hoekszijden van het rechthoekige einde van het trechterdeel 30 40 wanneer dit in de centreerinrichting is geplaatst Het voor het beeldvenster 30 bestemde ondersteuningsvlak van het trechterdeel 40 wordt dan tegen een vlak 48 gedrukt waardoor dit trechterdeel tengevolge van het scheef geslepen ondersteuningsvlak een scheve stand inneemt zoals 35 in figuur 4 weergegeven. In de tekening is deze scheefheid sterk overdreven om de werking van de uitvinding goed tot 78 1 25 42 1 1 ..

PHN . 9321_________________________________________________________________________________________________________________________________________________________ uitdrukking te laten komen. Vervolgens wordt aan een op een korte zijde gelegen nok 49 een referentievlak 52 geslepen met behulp van een door een motor 51 aangedreven slijpschuif 5· Het slijpvlak 53 van de slijpschijf 50 5 staat loodrecht op het vlak 48. Van de nok 49 wordt zoveel afgeslepen, dat het genepen referentievlak 52 op een afstand 1 is gelegen van het vlak, dat door D’ gaat, loodrecht staat op het vlak 48 en evenwijdig is aan de korte rechthoekszijden van het rechthoekige trechterdeel 10 40. Deze afstand 1 komt overeen komt overeen met de afstand 1 weergegeven in figuur 3(a) en 3(h)* °P overeenkomstige wijze worden vlakken aan twee nokken aan de lange rechthoekszijde van het trechterdeel 40 geslepen, waarbij het vlak door de geslepen vlakken van deze nokken op een 15 afstand m overeenkomstig de afstand m in figuur 3(a) _ van het punt D’ is gelegen. In het onderhavige geval behoeft de nauwkeurigheid, waarmee de nokken op de lange zijde worden geslepen met betrekking tot de afstand m minder nauwkeurig te zijn dan die met betrekking tot de 20 afstand 1 omdat een enigszins in de lengterichting van de fosforlijnen verschoven beeldscherm geen kleuronzuiverheid met betrekking tot de landing van een elektronenbundel geeft* In geval van een hexagonaal patroon van fosforge-bieden op het beeldvenster dient het slijpen van alle voor 25 de positionering van het beeldvenster bestemde nokken nauwkeurig te gebeuren. In dat geval wordt ook de centreer-inrichting 41 cardanisch om het daardoor vastgelegde punt D* opgehangen, bijvoorbeeld op een wijze zoals dat voor een scheepskompas gebruikelijk is. Na het slijpen van de 30 nokken 49 wordt het beeldvenster 30 op het rechthoekige einde van het trechterdeel 40 gepositioneerd. De geslepen vlakken van de nokken 49, die qua plaats overeenkomen met de plaatsen waarin figuur 3(a) en figuur 3(b) de aanslagen 31, 32 en 33 tegen het beeldvenster drukken, worden met een 35 mal in lijn gebracht met de door de aanslagen 31, 32 en 33 aan het beeldvenster bepaalde plaatsen. Aldus gepositioneerd 78 1 25 42 12 PHN J?321 _ _____________________________________^___________________________________ wordt het beeldvenster 30 vakuum dicht aan het trechterdeel 40 bevestigd. Daar het trechterdeel op lengte is geslepen zodanig dat de afstand D'F* in figuur 4 overeenkomt met de afstand r (PF1) in figuur 3(b) ligt het punt D* 5 in het deflektiecentrum van een later op het trechterdeel 40 geschoven deflektieinrichting en komt de plaats van het punt D’ ten opzichte van het beeldvenster 30 overeen of nagenoeg overeen met de plaats van het punt P* ten opzichte van het beeldvenster 30 in figuur 3(b)> zodat aan de ge-10 stelde voorwaarde met betrekking tot een juiste positionering van het beeldvenster op het trechterdeel is voldaan. Voor het op lengte slijpen kan het trechterdeel ter fixe-ring in een centreerinrichting 41 worden geplaatst en ten opzichte van punt D' op lengte geslepen worden.

15 Tenslotte wordt een elektronenkanon in de laLs 43 gebracht waarbij de longitudinale as van het kanon althans ter hoogte van het in figuur 2 weergegeven vlak 20 op de as 46, dat wil zeggen de as van de deflektieinrichting wordt gebracht .

20 In figuur 5 wordt ter vergelijking de gang van een overeenkomstige elektronenbundel als in figuur 2 beschouwd weergegeven. Het vlak 60 komt overeen met het vlak 20.

De deflektieinrichting 61 en het deflektievlak 62 komen overeen met de deflektieinrichting 21 en het deflektievlak 25 22. Voor een juiste kleurweergave dient volgens figuur 3(b) de op het punt M* gerichte elektronenbundel het beeldscherm volgens de lijn P’M’ te naderen. Volgens figuur 5, waarin ook weer de afstand 1 is aangegeven, gebeurt dit volgens de lijn DrM’, hetgeen correct is daar volgens 30 de uitvinding bereikt is dat, ondanks het over een hoek ^ scheef zijn van het ondersteuningsvlak 64, het punt D* een overeenkomstige positie ten opzichte van het beeldvenster inneemt als punt P’. De voor het punt M’ bestemde elektronenbundel bereikt dit punt dus langs de weg A'-B*-35 D’-F’-M’* In dit geval ontstaan echter geen convergentie- fouten omdat de elektronenbundel via de weg A'-B'-D’ 78 1 25 4 2 13 PHN 9321 ___ _ ________________________________ vcLgens de as van de deflektieinrichting het afbuigveld daarvan intreedt.

Door het gebruik van een centreerinrichting 41, die de buis op dezelfde punten aangrijpt als de deflektie-5 inrichting is de positionering van de deflektieinrichting tot een simpele handeling teruggebracht. Immers het op de buishals schuiven van de deflektieinrichting tot deze op het conusdeel rust geeft automatisch de juiste positie van de deflektieinrichting in de lengterichting van de 10 buis. Op het conusdeel kunnen 3 positioneringsnokken zijn aangebracht waarop zowel de centreerinrichting 41 als de deflektieinrichting aangrijpen. Eén van deze nokken kan dan gebruikt worden om de rotatiepasitie van de deflektieinrichting rond zijn longitudinale as vast te leggen.

15 78 1 25 4 2

Claims (11)

1, Werkwijze voor: het vervaardigen van een kleuren-televisiebeeldbuis met een in hoofdzaak reclitlioekig beeldvenster en een aan het wijde einde in hoofdzaak rechthoekig trechterdeel, welk rechthoekige einde van het trechterdeel 5 twee onderling loodrechte assen heeft en een onder- steuningsvlak voor het beeldvenster bevat, waarbij het trechterdeel wordt voorzien van merktekens ten opzichte waarvan het beeldvenster op het ondersteuningsvlak van het trechterdeel wordt gepositioneerd, met het kenmerk, dat 10 de merktekens gerefereerd aan een tinnen het trechterdeel gelegen referentiepunt worden aangebracht, van welk referentiepunt de plaats is vastgelegd door een centreergestel, dat het trechterdeel tijdens hetaanbrengen van de merktekens. fixeert en welk referentiepunt in of nagenoeg in 15 het deflektiecentrum van een later op het trechterdeel aan gebrachte deflektieinrichting is gelegen.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het vo.or de positionering van het beeldvenster bestemde deel van een merkteken op een voorafbepaalde afstand van een vlak 20 wordt aangebracht, welk vlak het door het centreergestel vastgelegde referentiepunt bevat, evenwijdig aan een izijde . Γ- van het rechthoekige einde van het trechterdeel is en loodrecht staat op het voor het beeldvenster bestemds ondersteuningsvlak van het trechterdeel. 25 3· Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de merktekens bestaan uit referentieoppervlakken. . · h-i — Werkwijze volgens conclusie 3» met het kenmerk, dat de referentieoppervlakken evenwijdig of in hoofdzahk evenwijdig aan de ^zijden .. van het rechthoekige einde van het 30 trechterdeel worden aangebracht.

5. Werkwijze volgens conclusie 3 of 4, met het kenmerk, dat de referentieoppervlakken aan het trechterdeel worden geslepen.

6. Werkwijze volgens conclusie 5> met het kenmerk, dat 35 .. _________ - ........-.......... ...... - - ........... 78 1 25 4 2 i- -c· PHN .9321 _________________ . __________________________ _______________________________________ ________________________________ het centreergestel draaibaar om het daardoor vastgelegde referentiepunt in een slijpinrichting wordt opgesteld, het treehterdeel in het centreergestel wordt geplaatst en hêt centreergestel om het referentiepunt wordt gedraaid totdat 5 het voor het beeldvenster bestemde ondersteuningsvlak van het treehterdeel althans nagenoeg loodrecht op de door de slijpinrichting bepaalde slijpvlakken is gelegen.

7. Werkwijze volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat het centreergestel cardanisch om het daardoor vastgelegde 10 referentiepunt is opgehangen.

8. Werkwijze volgens één of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het centreergestel het treehterdeel fixeert op punten op de buitenomtrek van het treehterdeel, welke punten samenvallen of in hoofdzaak 15 samenvallen met positioneringspunten van een later op het treehterdeel aan te brengen deflektieinrichting.

9. Inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze volgens een voorgaande conclusie, met het kenmerk, dat de inrichting een centreergestel voor het treehterdeel van 20 een kleurentelevisiebeeldbuis bevat, welk centreergestel in het treehterdeel een referentiepunt vastlegd,' dat in of nagenoeg in het deflektiecentrum van een op het trechter-deel aangebrachte deflektieinrichting ligt.

10. Inrichting volgens conclusie 9> met het kenmerk, 25 dat het centreergestel draaibaar om een as door het daar door vastgelegde referentiepunt in de inrichting is opgesteld.

11. Inrichting volgens conclusie 9 of 10, met het * kenmerk, dat het centreergestel cardanisch om het daardoor 30 vastgelegde referentiepunt in de inrichting is opgehangen.

12. Inrichting volgens conclusie 9» 10 of 11, met het kenmerk dat het centreergestel het treehterdeel fixeert op punten op de buitenomtrek van het treehterdeel, welke punten samenvallen of in hoodzaak samenvallen positionerings-35 punten van een later op het treehterdeel aan te brengen deflektieinrichting. 78 1 25 4 2 .16 .. PHN 9321_____________________________________ _____________ _____________________ ______________________________ Τ3· Inrichting volgens een voorgaande conclusie, met het kenmerk, dat het centreergestel een dummy-deflektie-inrichting is. 14* Trechterdeel voor een kleurentelevisiebeeldbuis 5 voorzien van merktekens aangebracht volgens de werkwijze van één of meer der conclusies 1 tot en met 8.

15. Kleurentelevisiebeeldbuis vervaardigd volgens de werkwijze van één of meer der conclusies 1 tot en met 8. 78 1 25 42