NL2014209A - Breekinrichting met afzuiging en werkwijze voor het breken van heterogene klompen materiaal. - Google Patents

Abstract

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een breekinrichting omvattende een kaakbreker met twee kaken waarvan er bij toepassing ten minste één kaak reciprocerend naar de andere kaak toe en van de ander kaak weg beweegt, een toevoerinrichting voor het naar de kaakbreker toevoeren van te breken materiaal en een afvoerinrichting voor het afvoeren van gebroken materiaal. De breekinrichting omvat een de kaakbreker omsluitende behuizing, een beluchtingsinrichting, waarmee lucht onder druk tussen de kaken van de kaakbreekinrichting kan worden geblazen, en een afzuiginrichting, die lucht met daarin door de kaakbreker geproduceerd vermengd fijn materiaal uit de behuizing afzuigt. De afzuiginrichting is ingericht voor het naar een verzamellocatie transporteren van het met de lucht vermengd fijn materiaal. De uitvinding heeft verder betrekking op een werkwijze voor het breken van materiaal met een dergelijke breekinrichting.

Description

Korte aanduiding: Breekinrichting met afzuiging en werkwijze voor het breken van heterogene klompen materiaal

Beschrijving

De onderhavige uitvinding heeft volgens een eerste aspect betrekking op een breekinrichting ingericht voor het breken van heterogene klompen materiaal, omvattende een breker van het type kaakbreker met twee kaken waarvan er bij toepassing ten minste één kaak reciprocerend naar de andere kaak toe en van de ander kaak weg beweegt teneinde zich tussen de kaken bevindend materiaal te breken, en ruimte te creëren voor nieuw materiaal, een toevoerinrichting ingericht voor het naar de kaakbreker toevoeren van te breken materiaal en een afvoerinrichting ingericht voor het afvoeren van door de kaakbreker bewerkt, dat wil zeggen ten minste deels gebroken, materiaal. Onder een heterogene klomp materiaal wordt in dit document een vaste materie verstaan die uit twee of meer stoffen is samengesteld, zodanig dat de stoffen, althans ten minste een deel van de stoffen, mechanisch van elkaar kunnen worden gescheiden, dat wil zeggen, waarbij de verbinding van twee naburige deeltjes door middel van mechanische handelingen kan worden opgeheven. Dit wordt hierna aangeduid met selectief (dat wil zeggen, in hoofdzaak op de verbinding) breken. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan een brok beton dat kan worden gescheiden in kiezels, zand en gehydrateerd en ongehydrateerd cement of aan slak dat kan worden gescheiden in metaal en vliegassen, sinters en mineralen.

Een breekinrichting volgens de inleiding is bekend, bijvoorbeeld uit WO 2011142663 A1. Deze bekende breekinrichting is onder andere getoond in figuren 1 en 7, die zijn beschreven op pagina 1 regel 22 tot pagina 10 regel 1 en op pagina 13 regel 23 tot pagina 14 regel 34, welke passages hierbij door verwijzing deel uitmaken van dit document. De bekende breekinrichting ontwikkeld voor het breken en in hoofdzaak tot de oorspronkelijke grindkiezels, zand, en gehydrateerd en ongehydrateerd cement scheiden van beton en heeft twee naar elkaar toe en van elkaar weg beweegbare kaken die samen met zijwanden een breekruimte definiëren. Bij het naar elkaar toe bewegen van de kaken wordt zich in de breekruimte bevindend materiaal selectief gebroken. Bij het uit elkaar bewegen van de kaken zakt gebroken materiaal deels in de richting van de afvoerrichting en wordt in de breekruimte plaats gemaakt voor aanvoer van te breken materiaal. Een uitlaatrestrictie is voorzien onder de kaken teneinde de uitstroom van gebroken materiaal te beperken.

Een nadeel van bekende breekinrichtingen is dat zich onderin, tussen en beneden de kaken, een massa gebroken materiaal voor de afvoerinrichting verzamelt. Gedurende het breken wordt het materiaal tussen de kaken onnodig in steeds kleinere delen en deeltjes gebroken. De kleinste deeltjes en de deeltjes met een relatief hoog soortelijk gewicht zakken relatief snel tussen de kaken richting afvoerinrichting ten opzichte van de grotere delen. Bij de breekinrichting uit WO 2011142663 A1 treedt dit effect nog meer op dan bij traditionele kaakbrekers, omdat de betreffende breekinrichting met de uitlaatrestrictie geschikt is om te breken beton terug te breken naar de oorspronkelijke materialen waaruit het beton is samengesteld (andere bekende breekinrichtingen breken het beton in kleine heterogene deeltjes beton, in plaats van de oorspronkelijke homogene materialen). Hier treedt het effect van verschil in soortelijk gewicht aldus versterkt op ten opzichte van de andere bekende breekinrichtingen, omvat de afzonderlijke selectief gebroken homogene elementen een verschillende grootte en een verschillend soortelijk gewicht hebben dan de heterogene delen materiaal bij de andere bekende breekinrichtingen. Bij de breekinrichting uit WO 2011142663 A1, maar ook bij meer traditionele kaakbrekers, bestaat het risico dat de effectiviteit van de kaakbreekbeweging afneemt doordat relatief kleine deeltjes (in hoofdzaak heterogeen) gebroken materiaal relatief veel van de door de kaakbeweging gegenereerde energie absorberen, die beter zou kunnen worden aangewend voor het door breken verder scheiden van eventuele relatief grote nog te breken heterogene klompen/brokjes materiaal. Bij het breken van beton met de breekinrichting uit WO 2011142663 A1 treedt er nog een additioneel risico op, namelijk dat van het risico op een ongewenste reactie tussen gehydrateerd en ongehydrateerd cement, twee materialen die bij voorkeur zo veel mogelijk gescheiden zouden moeten worden, en door het selectief breken ook kunnen worden gescheiden.

De onderhavige uitvinding beoogt nu volgens een eerste aspect een breekinrichting volgens de inleiding te verschaffen, waarbij de genoemde risico’s worden weggenomen, of althans ten miste worden gereduceerd. Dit doel wordt volgens de onderhavige uitvinding bereikt, doordat de breekinrichting een de kaakbreker omsluitende behuizing, ten minste een eerste beluchtingsinrichting, die is ingericht voor het onder druk tussen de kaken van de kaakbreekinrichting blazen van lucht, en een eerste afzuiginrichting, die bij toepassing lucht met daarin door de kaakbreker geproduceerd vermengd fijn materiaal uit de behuizing afzuigt, omvat, waarbij de afzuiginrichting is ingericht voor het naar een verzamellocatie transporteren van het met de lucht vermengde deeltjes uit het gebroken materiaal.

Bij werking van de breekinrichting blaast de beluchtingsinrichting, continu of met onderbrekingen, lucht van bij voorkeur buiten de behuizing tussen de kaken, waarvan er ten minste één reciprocerend beweegt. Bij voorkeur heeft de ingeblazen lucht een richting met een opwaarts gerichte component. De lucht wordt bij voorkeur door ten minste één van de kaken of door een zijwand die naast de kaken is opgesteld om samen met de kaken een breekrestante te definiëren. De lucht blaast fijne deeltjes uit het zich tussen de kaken bevindend te breken en gebroken materiaal. Met name kleine deeltjes met een relatief laag soortelijk gewicht worden aldus uit het te breken materiaal en tussen de kaken weg geblazen. De behuizing is ingericht voor het in een door de behuizing gedefinieerde ruimte houden van de deeltjes die uit het te breken materiaal loskomen of door de beluchtingsinrichting worden losgemaakt. De behuizing mag aldus niet worden verward met een ruimte die (slechts) wordt gedefinieerd door wanden die deel uitmaken van een gebouw. De behuizing kan zijn opgetrokken uit metalen, houten of kunststofschotten die onderling zijn verbonden en aldus een doosconstructie om de kaakbreker vormen. Een ondergrond waarop de kaakbreker is geplaatst kan als onderwand voor de behuizing fungeren. De behuizing is bij voorkeur opgetrokken binnen een ruimte van een gebouw en is bij voorkeur zodanig bemeten, dat het ongewenst, en in feite onverantwoord, is dat personeel zich tijdens werking van de breekinrichting binnen de behuizing bevindt. De afzuiginrichting staat communicerend in verbinding met het inwendige van de behuizing, zuigt lucht, waarin zich losgekomen en -gemaakte deeltjes bevinden, uit de behuizing en transporteert aldus de betreffende deeltjes naar een verzamellocatie waar de betreffende deeltjes worden verzameld. Bijvoorbeeld, bij het breken van beton zullen de deeltjes die aldus worden afgezogen voornamelijk deeltjes met een relatief lage dichtheid, in dat geval deeltjes gehydrateerd cement omvatten. Ongehydrateerd cement heeft net als zand, een relatief hoge dichtheid en zal aldus in hoofdzaak onder in de breekinrichting worden verzameld en via de (reguliere) afvoerinrichting onder de kaakbreker worden afgevoerd. Doordat het gehydrateerd cement ten minste grotendeels wordt afgezogen uit de ruimte verzamelen deze kleine deeltjes zich niet onder tussen de kaken of althans voor de afvoerinrichting. Hierdoor neemt het aandeel kleine deeltjes bij de afvoerinrichting en aldus het risico van verstopping af. Bovendien is door de relatief vroege scheiding van gehydrateerd en ongehydrateerd cement het risico van een reactie tussen beide soorten deeltjes gereduceerd. Aldus zijn de volgens het eerste aspect van de onderhavige uitvinding beoogde doelstellingen bereikt.

Duits octrooidocument DE619810 beschrijft een inrichting voor het verkleinen van materiaal waarbij het materiaal zich onder inwerking van zwaartekracht van boven naar beneden door de breekinrichting verplaatst waarbij een lucht- of gasstroom in de richting van de materiaalstroom door de breekruimte wordt geleid. DE 19619411 beschrijft een machine voor de behandeling van mineraal materiaal, in het bijzonder van zacht tot middelhard gesteente. Bij een uitvoeringsvorm is onder de breekruimte een afzuigsysteem voorzien met een afzuigkanaal dat is ingericht om fijn materiaal onder de brekers en bij de zeefinrichting weg te zuigen.

Bij een voorkeursuitvoeringsvorm volgens de onderhavige uitvinding sluit de behuizing de kaakbreekinrichting althans ten minste in hoofdzaak luchtdicht van de omgeving af, althans met uitzondering van beluchtings- en afzuiginrichtingen. Door een in hoofdzaak luchtdichte afsluiting kan binnen de behuizing met behulp van de beluchtingsinrichting een overdruk worden gecreëerd ten opzichte van de omgeving buiten de behuizing, waardoor lucht, met daarin vermengd het fijn materiaal, door een afbuiginrichting uit de behuizing kan worden afgezogen. Daar waar lekkages in de behuizing naar de omgeving aanwezig zijn kan lucht met zich daarin bevindende fijne deeltjes uit de behuizing ontsnappen, waardoor de betreffende fijne deeltjes verloren gaan en niet naar de verzamellocatie kunnen worden getransporteerd.

Bij een voorkeursuitvoeringsvorm volgens onderhavige uitvinding is de toevoerinrichting van het sluistype. Dat wil zeggen, tijdens het van buiten de behuizing naar de kaakbreker toevoeren van materiaal verschaft de toevoerinrichting geen of nauwelijks een open verbinding tussen de behuizing en de omgeving buiten de behuizing. Een klep en/of materiaal in de toevoerinrichting sluit een dergelijke verbinding af, dan wel uit. De toevoerinrichting is bij voorkeur van het type draaisluis, waarbij een rad in een behuizing draait en is verdeeld in compartimenten, die achtereenvolgens toevoermateriaal uit de omgeving ontvangen en het na een gedeeltelijke omwenteling van het rad in de behuizing afgeven. Het rad loopt in diens rotatiebeweging met diens uiteinderanden in hoofdzaak afdichtend tegen het huis van de draaisluis aan.

Bij een voorkeursuitvoeringsvorm volgens onderhavige uitvinding is de afvoerrichting van het type sluis. Een type sluis afvoerinrichting voorkomt dat, bijvoorbeeld bij overdruk binnen de behuizing ten opzichte van de omgeving, lucht vrij door de afvoerinrichting naar buiten de behuizing kan stromen. De afvoerinrichting kan van het draaisluistype zijn.

De behuizing omvat bij voorkeur één of meer omtrekswanden, die een zich parallel aan het horizontaal uitstrekkend doorsnedevlak definiëren waarvan de oppervlakte ten hoogste vijf keer, bij voorkeur ten hoogste drie keer en verder bij voorkeur ten hoogste twee keer zo groot is als een loodrechte projectie op een ondergrond van de kaakbreker met uit elkaar bewogen kaken en een eventueel zich stroomafwaarts van de kaakbreker en stroomopwaarts van de afvoerrichting bevindende afvoerbufferinrichting. De behuizing behoeft niet (veel) groter te zijn dan nodig voor het binnen de behuizing vasthouden van met fijn materiaal vermengde lucht. In principe geldt dat hoe kleiner de door de behuizing gedefinieerde ruimte, des te hoger de concentratie van fijn materiaal in de zich binnen de behuizing bevindende lucht. Aldus kan het fijn materiaal relatief efficiënt worden afgezogen. Overigens zal de mate waarin lucht door het te breken en/of gebroken materiaal min of meer proefondervindelijk moeten worden afgesteld, zodanig dat de gewenste component, bijvoorbeeld gehydrateerd cement uit het materiaal wordt geblazen en andere componenten, in hoofdzaak in de materiaalstroom blijven. Dit kan per beluchtingsinrichting verschillen.

Het heeft de voorkeur dat ten minste één verdere beluchtingsinrichting is voorzien, die is ingericht en opgesteld teneinde lucht door door de kaakbreker te breken en/of gebroken materiaal te blazen. Het is namelijk mogelijk, zo niet waarschijnlijk, dat zich op andere plaatsen dan tussen de kaken reeds, respectievelijk nog steeds, fijn materiaal bevindt. Door het op de betreffende plaatsen in de materiaalstroom met een verdere beluchtingsinrichting inblazen van lucht kunnen de betreffende deeltjes ook op deze plaatsen uit het materiaal worden geblazen teneinde te worden afgezogen.

Het heeft de voorkeur dat ten minste één verdere afzuiginrichting is voorzien die is ingericht en opgesteld teneinde lucht met daarin door de kaakbreker geproduceerd vermengd fijn materiaal uit de behuizing af te zuigen. De (eerste) afzuiginrichting is bij voorkeur opgesteld boven de breekruimte, aangezien dat de plaats is waar door de (eerste) beluchtingsinrichting ingeblazen lucht vermengd met daarin relatief veel deeltjes vermengd fijn materiaal vrij komt. Echter, ook op andere plaatsen binnen de behuizing kan lucht vermengd met fijn materiaal uit de behuizing worden afgezogen. Indien verdere beluchtingsinrichtingen zijn voorzien, heeft het de voorkeur dat verdere afzuiginrichtingen zich daar bevinden, waar lucht uit verdere beluchtingsinrichtingen vermengd met fijn materiaal uit de materiaalstroom vrijkomt.

Wanneer een luchtdruksensor is voorzien die is ingericht en opgesteld voor het meten van in de behuizing heersende luchtdruk is het mogelijk een ten opzichte van de omgeving in de behuizing heersende overdruk te meten om aldus de beluchtingsinrichting(en) en/of de afzuiginrichting(en) te besturen.

Bij een voorkeursuitvoeringsvorm volgens onderhavige uitvinding strekt zich tussen ten minste één van de omtrekswanden van de kaakbreker, omvattende de kaken, en de behuizing een flexibele afdichting uit, die een ruimte met een zich boven de breekkaken bevindende inlaat van de kaakbreker scheidt van een ruimte met een zich aan de breekkaken bevindende uitlaat van de kaakbreker. De flexibele wand scheidt een ruimte boven de kaken van een ruimte onder de kaken, waarbij de flexibiliteit van de wand er voor zorgt dat de flexibele wand met de beweging van de betreffende kaak meebeweegt en aldus een continue afsluiting verschaft. Aldus wordt voorkomen dat een relatieve overdruk die boven de breekruimte heerst wordt opgeheven door naar onder de kaakbreker heersende relatieve onderdruk. Omdat het relatief zacht en daardoor makkelijkst maal- of breekbarecementsteen uit de breekkamer wordt afgezogen zal het niet onnodig worden doorgemalen en blijft de brekerenergie beschikbaar voor het breken van materiaal dat daadwerkelijk dient te worden gebroken.

Indien onder een uitlaat van de kaakbreker een obstipatorinrichting is voorzien, dat wil zeggen, een inrichting die de uitstroom van gebroken materiaal uit de kaakbreekinrichting beperkt, wordt materiaal relatief lang in de breekruimte gehouden. Dit kan bijvoorbeeld resulteren in een betere scheiding en sortering van oorspronkelijke componenten van het gebroken materiaal, zoals bijvoorbeeld is besproken bij de breekinrichting uit WO 2011142663 A1. Wanneer beton op een dergelijke wijze wordt gebroken kan dat aldus beter worden gescheiden in kiezels, gehydrateerd cementsteen, ongehydrateerd cement en eventuele andere alternatieven, waarbij het gehydrateerd cementsteen aldus volgens de onderhavige uitvinding kan worden afgezogen.

Onder een uitlaatopening van de kaakbreker kan een trechter als afvoerbufferinrichting zijn voorzien. De afvoerbufferinrichting kan dienen als sluis voor de afvoerinrichting. Bovendien of alternatief kan de afvoerbufferinrichting zijn voorzien om een continue afvoerstroom van materiaal uit de kaakbreekinrichting te genereren.

Bij een voorkeursuitvoeringsvorm volgens de onderhavige uitvinding is een besturingsinrichting voorzien die is ingericht voor het besturen van de mate waarin lucht door één of meer beluchtingsinrichtingen in het materiaal wordt geblazen en/of voor het besturen van de mate waarin lucht door één of meer afzuiginrichtingen wordt afgezogen. De besturingsinrichting kan een handmatige besturingsinrichting zijn en kan zijn gecombineerd met sensoren, bijvoorbeeld een zich in de behuizing bevindende luchtdruksensor, waarbij in afhankelijkheid van door één of meer sensoren gemeten waarden de beluchtingsinrichtingen en/of afzuiginrichtingen worden bestuurd.

Het heeft daarbij de voorkeur dat een analysesensor is voorzien die is ingericht en opgesteld voor het analyseren van de kwaliteit van door de afzuiginrichting afgezogen materiaal. De analysesensor kan bijvoorbeeld een NIR sensor zijn. Indien verscheidene afzuiginrichtingen zijn voorzien kan aan verscheidene afzuiginrichtingen elk een analysesensor zijn voor en kunnen eventueel verschillende beluchtingsinrichtingen en/of afzuiginrichtingen afzonderlijk worden ingesteld en/of bestuurd. Zo kan, indien het afgezogen gehydrateerd cementsteen meer dan een ingestelde mate is vervuild met andere materialen de inblaassnelheid van de beluchtingsinrichting worden verlaagd, zodat zwaardere deeltjes minder makkelijk uit de materiaalstroom vrijkomen. Omgekeerd kan een (te) hoge zuiverheid aanleiding geven tot het verhogen van de inblaassnelheid.

Volgens een tweede aspect heeft de onderhavige uitvinding betrekking op het in kleine delen breken en in afvoerstromen scheiden van heterogene klompen materiaal, omvattende de stappen van: a) het verschaffen van een breekinrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies; b) het via de toevoerinrichting naar een door de kaken van de kaakbreker begrensde breekruimte toevoeren van te breken materiaal; c) het breken van zich in de breekruimte bevindend materiaal onder het in de breekruimte door de beluchtingsinrichting blazen van lucht; d) het door de afzuiginrichting afzuigen en naar een verzamellocatie transporteren van met de lucht vermengd fijn materiaal; en e) het via de afvoerinrichting uit de breekinrichting afvoeren van bewerkt, dat wil zeggen ten minste deels gebroken, materiaal.

Met een werkwijze volgens het tweede aspect van de onderhavige uitvinding wordt een voordeel bereikt dat correspondeert met het voordeel dat eerder is besproken in relatie tot het eerste aspect van de onderhavige uitvinding.

De onderhavige uitvinding zal hiernavolgend worden beschreven aan de hand van een schematische uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding in figuur 1.

Figuur 1 in schematische weergave een breekinrichting volgens de onderhavige uitvinding. De breekinrichting omvat twee breekkaken 1 die zich in figuur 1 parallel aan elkaar verticaal uitstrekken. Beide breekkaken 1 worden door middel van pendelarmen 5, 6 in de vorm van excentriekassen op op zich bekende wijze reciprocerend naar elkaar toe en van elkaar weg bewogen. Gedurende deze reciprocerende beweging worden de bovenuiteinden van de breekkaken 1 door de bovenste pendelarmen 6 in hoofdzaak van elkaar weg bewogen terwijl de onderuiteinden van de breekkaken 1 door de onderste pendelarmen 5 naar elkaar toe worden bewogen en omgekeerd. Daarbij bewegen de breekkaken 1 tussen een toestand waarin ze zich in figuur 1 bevinden en een toestand waarin de breekkaken 1 zich van boven naar beneden convergerend uitstrekken tot een meer trechtervormige configuratie. Aldus wordt onder een bovenste doseersluis 2 door de breekkaken 1 en zijwanden 24 (waarvan in de figuur alleen de achter breekkaken gelegen zijwand is weergegeven) een steeds in doorsnede veranderende breekruimte gevormd voor het ontvangen van nieuw te breken materiaal 7 dat door transporteur 23 wordt aangevoerd, waarna de breekkaken 1 naar elkaar toe bewegen om zich tussen de breekkaken 1 bevindend materiaal te breken. Gedurende de werking van de breekinrichting zakt materiaal dat zich tussen de breekkaken 1 bevindt naar beneden terwijl het materiaal steeds verder wordt gebroken. Onder de breekkaken 1 bevindt zich een obstipator 10, die een gedeeltelijke verstopping van de doorstroming genereert, hier in de vorm van een zich horizontaal onder de breekkaken 1 uitstrekkende plaat 10. De obstipator 10 remt de doorstroming van het materiaal tussen de breekkaken 1 af voor het verbeteren van het eindresultaat van de breekinrichting. Zie hiervoor de beschrijving van de werkwijze op pagina 8, regels 1-31 van internationale octrooiaanvraag WO 2011/142663 A1. Via obstipator 10 stroomt het gebroken materiaal in een opvangtrechter 15 en vervolgens door draaisluis 3 naar een transporteur 16 die het gebroken materiaal 8 voor verdere verwerking afvoert. Met uitzondering van een toevoeropening 17, waarin doseersluis 2 uitmondt en afvoeropening 18 die uitmondt in doseersluis 3 is de kaakbreker met de trechter 15 geheel omsloten door een behuizing 13. De behuizing 13 is een rechthoekige blokvorm van staalplaat, waarin draaisluizen 2 en 3 zijn geïntegreerd. De behuizing 13 kan op staanders of dergelijke afsteunen. Binnen behuizing 13 is een bovenkamer 19 te zien die is begrensd door een deel van een bovenwand van behuizing 13, een verticale tussenwand 20 en flexibele zich tussen de verticale tussenwand 20 en breekkaken 1 uitstrekkende flexibele wand 4. Wand 4 is van het harmonicatype en is enerzijds bevestigd aan de statische verticale tussenwand 20 en anderzijds aan de reciprocerende breekkaken 1. Op bovenkamer 19 sluit een afvoerkanaal 21 aan waarop een afzuiginrichting 12 is aangesloten die in afvoerkanaal 21 een onderdruk genereert ten opzichte van de in de bovenkamer 19 heersende druk voor het in een richting P1 afzuigen van het mengsel van lucht en lichte deeltjes 9. Bij toepassing wordt via beluchtingsinrichtingen P3 lucht in de ruimte tussen de breekkaken 1 geblazen. Hierdoor worden fijne deeltjes 9 uit het zich tussen de breekkaken 1 bevindend materiaal geblazen en wordt bovendien een relatieve overdruk in bovenkamer 19 gecreëerd. Doordat afvoerkanaal 21 met afzuiginrichting P1 lucht uit kamer 19 onttrekt ontstaat een luchtstroom van tussen de breekkaken 1 naar afvoerkanaal 21 waarin lichte deeltjes 9 worden meegenomen. Bij toepassing van de breekinrichting voor het breken van beton zijn dit met name relatief lichte deeltjes gehydrateerd cement die via afvoerkanaal 21 naar een (niet getoonde) afvoerlocatie in de vorm van een silo worden geleid. In deze silo wordt het gehydrateerd cement verzameld.

Ook via wanden van de trechter 15 wordt bij deze voorbeelduitvoering lucht door luchttoevoeren P3 in het in de trechter 15 verzameld gebroken materiaal geblazen. Boven trechter 15, daar waar gebroken materiaal via de obstipator 10 de trechter 15 stroomt, zijn afzuiginrichtingen 12 voorzien die via een afvoerkanaal 22 op vergelijkbare wijze met afvoerkanaal 21 uit het gebroken materiaal lucht vermengd met fijne deeltjes 9 afzuigen en naar de (niet getoonde) afvoerlocatie in de vorm van een silo voeren. Aldus kunnen kleine deeltjes 9, bij het breken van beton deeltjes gehydrateerd cement, die tussen de breekkaken 1 in de richting van obstipator 10 en trechter 15 met de materiaalstroom zijn meegevoerd alsnog uit het gebroken materiaal worden verwijderd. Het gebroken materiaal, waaruit een groot deel van kleine deeltjes, bij het breken van beton kleine deeltjes gehydrateerd cement, is verwijderd stroomt via trechter 15 in doseersluis 3 en wordt op transporteur 16 voor verdere verwerking verder getransporteerd. In figuur 1 is transporteur 23 zodanig boven doseersluis 2 gepositioneerd dat materiaal dat vanaf transporteur 23 in doseersluis 2 valt de doseersluis 2 automatisch doet roteren onder werking van de zwaartekracht. Het moge duidelijk zijn dat doseersluis 2 zodanig is ingericht dat lekkage van lucht uit kamer 19, met een relatieve overdruk, naar buiten behuizing 14 wordt geminimaliseerd. Evenzo is trechter 15 zodanig ten opzichte van doseersluis 3 gepositioneerd dat gebroken materiaal 8 dat uit trechter 15 in doseersluis 3 komt automatisch doseersluis 3 in beweging zet. Zowel het in trechter 15 verzameld gebroken materiaal als doseersluis 3 beperkt een eventuele uitstroom van lucht van binnen de behuizing 13 naar buiten de behuizing 13. Zowel binnen als buiten de behuizing 13 zijn luchtdruksensoren (PIC1, PIC2) voorzien die de lokale luchtdruk meten op basis waarvan de luchttoevoeren P3 en luchtafzuiginrichtingen P1 kunnen worden gestuurd.

De onderhavige uitvinding is in de figuren en de bovengenoemde figuurbeschrijving getoond en beschreven aan de hand van slechts één uitvoeringsvoorbeeld van een breekinrichting volgens de onderhavige uitvinding. Het moge echter duidelijk zijn dat vele, al dan niet voor de vakman voor de hand liggende, varianten denkbaar zijn binnen de beschermingsomvang van de onderhavige uitvinding die wordt gedefinieerd in de hiernavolgende conclusies. Zo wordt in het uitvoeringsvoorbeeld met name het breken van beton en het daarbij separeren van gehydrateerd cement(steen) besproken. Het is echter ook mogelijk dat andere materiaal met behulp van een breekinrichting volgens de onderhavige uitvinding worden gebroken, zoals bijvoorbeeld slak, waarbij andere deeltjes zoals bijvoorbeeld vliegassen met behulp van de afzuiginrichtingen worden afgezogen. Verder is in de beschrijving een specifieke kaakbreekinrichting beschreven die in het bijzonder is ingericht voor het selectief breken van beton. Uiteraard is toepassing van andere typen of uitvoeringen kaakbrekers mogelijk binnen de beschermingsomvang van de onderhavige uitvinding. De toevoer van te breken materiaal, respectievelijk afvoer van gebroken materiaal, kan door middel van andere typen sluizen dan draaisluizen worden gerealiseerd. Wanneer er sprake is van een relatieve overdruk binnen de behuizing ten opzichte van een heersende luchtdruk buiten de behuizing heeft het de voorkeur een open verbinding tussen de ruimte binnen de behuizing en de ruimte buiten de behuizing, bijvoorbeeld via een toe- of afvoeropening te voorkomen. In de figuren zijn specifieke plaatsen voor de luchttoevoer en de afzuiging aangegeven. Het moge duidelijk zijn dat deze posities in afhankelijk van de toepassing en de te verwachten luchtstromingen kunnen worden aangepast aan een specifieke situatie.

Claims (17)

1. Breekinrichting ingericht voor het breken van heterogene klompen materiaal, omvattende een breker van het type kaakbreker met twee kaken waarvan er bij toepassing ten minste één kaak reciprocerend naar de andere kaak toe en van de ander kaak weg beweegt teneinde zich tussen de kaken bevindend materiaal te breken, een toevoerinrichting ingericht voor het naar de kaakbreker toevoeren van te breken materiaal en een afvoerinrichting ingericht voor het afvoeren van door de kaakbreker bewerkt materiaal, met het kenmerk, dat de breekinrichting een de kaakbreker omsluitende behuizing, ten minste een eerste beluchtingsinrichting, ingericht voor het onder druk en in een richting met een opwaarts gerichte component tussen de kaken van de kaakbreekinrichting blazen van lucht, en een eerste afzuiginrichting, die bij toepassing lucht met daarin door de kaakbreker geproduceerd vermengd fijn materiaal uit de behuizing afzuigt, omvat, waarbij de afzuiginrichting is ingericht voor het naar een verzamellocatie transporteren van het met de lucht vermengd fijn materiaal.

2. Breekinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de behuizing de kaakbreekinrichting althans ten minste in hoofdzaak luchtdicht van de omgeving afsluit.

3. Breekinrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de toevoerinrichting van het type sluis is.

4. Breekinrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de afvoerinrichting van het type sluis is.

5. Breekinrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de behuizing een of meer omtrekswanden omvat die een zich parallel aan het horizontaal uitstrekkende doorsnedevlak definiëren waarvan de oppervlakte ten hoogste vijf keer, bij voorkeur ten hoogste drie keer en verder bij voorkeur ten hoogste twee keer zo groot is als een loodrechte projectie op een ondergrond waarop de breekinrichting is geplaatst van de kaakbreker met uit elkaar bewogen kaken en een eventueel zich stroomafwaarts van de kaakbreker en stroomopwaarts van de afvoerinrichting bevindende afvoerbufferinrichting.

6. Breekinrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat ten minste één verdere beluchtingsinrichting is voorzien, die is ingericht en opgesteld teneinde lucht door door de kaakbreker te breken en/of gebroken materiaal te blazen.

7. Breekinrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat ten minste één verdere afzuiginrichting is voorzien die is ingericht en opgesteld teneinde lucht met daarin door de kaakbreker geproduceerd vermengd fijn materiaal uit de behuizing af te zuigen.

8. Breekinrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een luchtdruksensor is voorzien die is ingericht en opgesteld voor het meten van in de behuizing heersende luchtdruk.

9. Breekinrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat zich tussen ten minste één van de omtrekswanden van de kaakbreker, omvattende de kaken, en de behuizing een flexibele afdichting uitstrekt, die een ruimte met een zich boven de breekkaken bevindende inlaat van de kaakbreker scheidt van een ruimte met een zich onder de breekkaken bevindende uitlaat van de kaakbreker.

10. Breekinrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat onder een uitlaat van de kaakbreker een obstipatorinrichting is voorzien.

11. Breekinrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat onder een uitlaatopening van de kaakbreker een trechter als afvoerbufferinrichting is voorzien.

12. Breekinrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een besturingsinrichting is voorzien die is ingericht voor het besturen van de mate waarin lucht door één of meer beluchtingsinrichtingen in het materiaal wordt geblazen en/of voor het besturen van de mate waarin lucht door één of meer afzuiginrichtingen wordt afgezogen.

13. Breekinrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een sensor is voorzien die is ingericht en opgesteld voor het analyseren van de kwaliteit van door de afzuiginrichting afgezogen materiaal.

14. Breekinrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de afzuiginrichting communicerend in verbinding staat met het inwendige van de behuizing en met een verzamellocatie waar de betreffende deeltjes worden verzameld, en bij toepassing lucht, waarin zich losgekomen en - gemaakte deeltjes bevinden, uit de behuizing zuigt en naar de verzamellocatie transporteert.

15. Breekinrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat die is ingericht om bij toepassing lucht door ten minste één van de kaken en/ of door een zijwand die naast de kaken is opgesteld om samen met de kaken een breekrestante te definiëren, in de breekruimte te blazen.

16. Werkwijze voor het in kleine delen breken en in afvoerstromen scheiden van heterogene klompen materiaal, omvattende de stappen van: a) het verschaffen van een breekinrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies b) het via de toevoerinrichting naar een door de kaken van de kaakbreker begrensde breekruimte toevoeren van te breken materiaal; c) het breken van zich in de breekruimte bevindend materiaal onder het en in een richting met een opwaarts gerichte component in de breekruimte door de beluchtingsinrichting blazen van lucht; d) het door de afzuiginrichting afzuigen en naar een verzamellocatie transporteren van met de lucht vermengd fijn materiaal; e) het via de afvoerinrichting uit de breekinrichting afvoeren van bewerkt materiaal.

17. Werkwijze volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat lucht door ten minste één van de kaken en/of door een zijwand die naast de kaken is opgesteld om samen met de kaken een breekrestante te definiëren, in de breekruimte wordt geblazen.