NL194671C - Inrichting voor het verbinden van twee onder een hoek geplaatste elementen. - Google Patents

Description

1 194671

Inrichting voor het verbinden van twee onder een hoek geplaatste elementen

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het verbinden van ten minste twee onder een hoek geplaatste elementen, welke inrichting in hoofdzaak is uitgevoerd als een met twee in hoofdzaak ovaalvor-5 mige contraprofileringen in de verbindingsprofileringen van de elementen ingrijpend, strengvormig koppelingsorgaan, waarbij het koppelingsorgaan ten minste ten dele Is gevormd uit een elastisch vervormbaar materiaal en is voorzien van ten minste een evacueerbare binnenruimte, die is uitgerust met een aansluiting ter verbinding van een vacuümaggregaat, waarbij de binnenruimte ter scheiding van de verbindingsprofileringen en de contraprofileringen bij het daarin aanbrengen van onderdruk een tengevolge 10 van die onderdruk verkleinbaar doorsnede-oppervlak heeft.

Een dergelijke inrichting is bekend uit UK-A.2.051.916 (figuur 3). Het koppelingsorgaan daarvan is volledig gevormd uit elastisch vervormbaar materiaal en voorzien van twee binnenruimten, die afzonderlijk onder onderdruk c.q. overdruk moeten worden gebracht. Zonder verdere hulpmiddelen bezit een met deze bekende inrichting vervaardigde hoekverbinding nagenoeg geen stijfheid.

15 De uitvinding beoogt een inrichting van het bovenomschreven type te verschaffen die gemakkelijker en sneller is aan te brengen en een hoekverbinding van grotere stijfheid verschaft. De inrichting volgens de uitvinding is daartoe gekenmerkt doordat het koppelingsorgaan is uitgevoerd als hoekprofiel, waarvan de onder een hoek aansluitende profieldelen bestaan uit aan de buitenzijde gelegen draagbenen die een grotere wanddikte hebben dan een tussen de van elkaar afgekeerde einden daarvan aangebrachte 20 verbindingswand, welke verbindingswand de twee contraprofileringen vormt, onder insluiting van uitsluitend een enkele evacueerbare binnenruimte. Door de grotere wanddikte van de draagbenen wordt een hoekprofiel met een redelijke stijfheid verkregen die het hanteren daarvan goed mogelijk maakt. Bij evacuatie van de binnenruimte verkrijgt de binnenwand een W-vormig profiel, waarvan de afgeronde punten de contraprofileringen vormen, die op gemakkelijke wijze plaatsbaar zijn in de verbindingsprofileringen van 25 de met elkaar te verbinden elementen. Na het wegnemen van de onderdruk ontstaat een vormsluitende verbinding.

Uitvoeringsvormen van de inrichting volgens de uitvinding worden aan de hand van de tekening nader toegelicht. Hierin toont: 30 Figuur 1 een gedeeltelijke weergave van een doorsnede door twee elementen, die met hun respectievelijke verbindingsprofileringen naar een koppelingsdeel toegekeerd zijn aangebracht, welk koppelingsdeel als een hoekprofiel is gevormd en waarin een onderdruk is aangebracht; figuur 2 een weergave van een inrichting volgens figuur 1 met een in zijn uitgangsvorm teruggekeerd koppelingsdeel, waarbij bovendien verstevigingselementen ter plaatse van de met elkaar te verbinden 35 elementen zijn aangebracht en aan de buitenzijde een hoekbekledingsprofiel is aangebracht figuur 3 een perspectivische weergave van een uit koppelingsdelen gevormd frame voor een container; figuur 4 een weergave van de inrichting volgens figuur 3 met ingezette wanddelen, opgelegd deksel alsmede een geïntegreerd koelapparaat; figuur 5 een perspectivische weergave op grotere schaal ter plaatse van op een hoek driedimensionaal 40 samengebrachte koppelingsdelen, waarbij extra hoekverstevigingselementen worden toegepast; figuur 6 een horizontale doorsnede door een ter plaatse van een als hoekprofiel gevormd koppelingsdeel samengebrachte elementen; figuur 7 een dwarsdoorsnede volgens de snijlijn VII—VII in figuur 6 ter verduidelijking van een uitvoering ter plaatse van een voor de deksel aangebracht oplegvlak; 45 figuur 8 een zijaanzicht van een met deuren uitgeruste container, waarbij voor de afdichting van de deurvleugels evacueerbare afdichtingen zijn aangebracht; figuur 9 een vergrote weergave van de dwarsdoorsnede volgens de snijlijn IX—IX in figuur 8; figuur 10 een weergave van een afdichting van het klimaat-regelapparaat volgens figuur 4 ten opzichte van de dragende wand; 50 figuur 11 een vergrote weergave van de dwarsdoorsnede volgens de snijlijn XI-XI in figuur 8; figuur 12 een vergrote weergave ter plaatse van een zijdelingse begrenzing van de deksel volgens figuur 4; en figuur 13 een vergrote weergave van de dwarsdoorsnede door de bodem van de container volgens figuur 4.

De inrichting voor het verbinden van twee elementen 1, 2 bestaat bij de uitvoeringsvorm volgens figuur 1 uit een koppelingsorgaan 3, dat is voorzien van contraprofileringen 4, 5, waarvan de vorm is aangepast aan de 55 194671 2 verbindingsprofileringen 6, 7 van de elementen 1,2.

Bij de in figuur 1 weergegeven uitvoeringsvorm zijn de elementen 1, 2 plaatvormig uitgevoerd en hebben zij plaatvormige zijbekledingen 8, 9, waartussen een isolatiemateriaal 10 is aangebracht. Ter plaatse van de verbindingsprofileringen 6, 7 zijn de elementen 1,2 voorzien van een opneemruimte 11, die ten opzichte 5 van het isolatiemateriaal 10 door een gewelfde profielwand 12 is begrensd. Ter plaatse van de van het isolatiemateriaal 10 afgekeerde verlenging is de opneemruimte 11 voorzien van een invoeropening 13. De invoeropening 13 is door de randen 14, 15 van de zijbekledingen 8, 9 begrensd. Ter plaatse van de randen 14, 15 zijn uitstekende gedeelten 16, 17 aangebracht. De uitstekende gedeelten 16, 17 worden bij voorkeur gevormd door een overeenkomstige, naar binnen wijzende welving van de profielwand 12. Tussen een naar 10 binnen wijzende rand van de profielwand 12 en de zijbekledingen 8, 9 kan ter verkrijging van voldoende stabiliteit een geschikt vulmateriaal worden toegepast. Bij een metalen uitvoering is bijvoorbeeld het vastlassen of vastsolderen denkbaar. Door de gewelfde vorm heeft de profielwand 12 een in hoofdzaak ovale dwarsdoorsnede, die ter plaatse van de invoeropening 13 ondersneden is.

De opneemruimte 11, de profielwand 12, de invoeropening 13 alsmede de uitstekende gedeelten 16, 17 15 vormen gezamenlijk de verbindingsprofilering 6, 7.

Het koppelingsdeel 3 is bij een uitvoering als hoekelement voorzien van in hoofdzaak rechthoekig ten opzichte van elkaar aangebrachte draagbenen 18, 19, die ter plaatse van een hoek 20 zijn samengevoegd en ter plaatse van de hoek 20 afgekeerde uiteinden door een verbindingswand 21 met elkaar zijn verbonden. De draagbenen 18, 19 en de verbindingswand 21 begrenzen een binnenruimte 22 van het koppelings-20 deel 3. De draagbenen 18, 19 gaan via een materiaalverdunning 23 in de verbindingswand 21 over. De materiaalverdunning 23 is bij voorkeur trapvormig en aangepast aan de contour van de uitstekende gedeelten 16,17 uitgevoerd. Door deze uitwendige vorm heeft de verbindingswand 21 een geringere dikte van de draagbenen 18,19. Ter vorming van de contraprofileringen 4, 5 is het koppelingsdeel 3 voorzien van convexe welvingen 24, 25, die op dezelfde wijze als een ”W” met elkaar zijn verbonden. De convexe 25 welvingen 24, 25 en de middenrug 26 vormen gezamenlijk de verbindingswand 21.

Bij de in figuur 1 weergegeven binnenruimte 22, waarin een onderdruk heerst, is de verbindingswand 21 in de binnenruimte 22 naar binnen getulpt. De convexe welvingen 24, 25 zijn hierdoor uit de opneemruimten 11 weggenomen. Deze instulping van de verbindingswand 21 wordt door relatief ten opzichte van de draagbenen 18,19 dunnere uitvoering ondersteund. Een verdere verstijving van de draagbenen 18,19 ten 30 opzichte van elkaar wordt bereikt door een hoekverdikking 27. In een dergelijke toestand van de verbindingswand 21 is het gemakkelijk mogelijk de elementen 1, 2 met de verbindingsprofileringen 6, 7 daarvan op de contraprofileringen 4, 5 te schuiven respectievelijk daarvan te verwijderen. Hiermee wordt dus zowel de montage als de demontage mogelijk.

Bij de in figuur 2 weergegeven uitvoeringsvorm is de binnenruimte 22 van het koppelingsdeel 3 in een 35 uitgangspositie aangebracht. De contraprofileringen 4, 5 vullen hierbij de verbindingsprofileringen 6, 7 nagenoeg volledig op. Door het ingrijpen van de uitstekende gedeelten 16,17 in de terugliggende uitsparingen 23 van het koppelingsdeel 3 wordt een vormsluitende verbinding verkregen.

De elementen 1, 2 zijn ter plaatse van hun zijbekledingen 8, 9 voorzien van versterkingen 28, 29. De versterkingen 28, 29 zijn bij voorkeur slechts ter plaatse van de einden van de elementen 1, 2, welke naar 40 het koppelingsdeel 3 zijn gericht aangebracht. Een verdere verhoging van de torsiestijfheid kan worden bereikt door aan de buitenzijde aangebrachte hoekafdekkingen 30. Een dergelijke hoekafdekking 30 kan ofwel direct met de zijbekledingen 8, 9 ofwel met de aan de. buitenzijde liggende versterkingen 28 worden verbonden. Bij een metalen uitvoering is het mogelijk de hoekafdekking 30 van de corrosiebestendig metalen materiaal te construeren. Aan de binnenzijde is het mogelijk een afsluitelement 31 toe te passen 45 dat de elementen 1, 2 met elkaar verbindt en een opeenhoping van verontreinigingen verhindert. Dit is in het bijzonder doelmatig bij het toepassen van de inrichting op het gebied van de levensmiddelentechniek.

Bij een uitvoeringsvorm volgens figuur 3 zijn strengvormig aangebrachte koppelingsdelen 3 door hoekverbindingsorganen 32 rechthoekvormig samengevoegd. Hierdoor is het mogelijk een draagstructuur samen te stellen, waarin na het evacueren van de koppelingsdelen 3 op eenvoudige wijze plaatvormige 50 elementen 1,2 kunnen worden ingezet. Hierdoor kunnen in uiterst korte tijd containerachtige structuren worden vervaardigd. Deze uitvoering heeft daarbij nog het voordeel dat bij een uitvoering van de koppelingsdelen 3 uit een rubberachtig materiaal of uit andere elastische kunststoffen, bijvoorbeeld siliconen, koudebruggen tussen de elementen 1, 2 worden vermeden. Tenslotte is het ook mogelijk na gebruik eventueel beschadigde elementen 1, 2 op eenvoudige wijze en in een kort tijdsbestek te vervangen. 55 Bij de uitvoeringsvorm volgens figuur 4 is een uit koppelingsdelen 3 en de hoekverbindingen 32 volgens figuur 3 gevormd frame 33 voorzien van plaatvormige elementen 1, 2 voor het vormen van een container. Ter plaatse van een in verticale richting bovenste begrenzing is een deksel 34 aangebracht, welke via 3 194671 scharnieren 35 met een van de zijwanden is verbonden. Daarnaast is ter plaatse van een van de zijwanden een klimaatregelapparaat 36 aangebracht. Een afdichting van de deksel 34 ten opzichte van de zijwanden evenals een afdichting van het klimaatregelapparaat 36 ten opzichte van de zijwand welke dit draagt wordt eveneens verkregen door middel van evacueerbare koppelingsdelen 33. Via een elektrische leiding 37 kan 5 een aansluiting van het klimaatregelapparaat 36 met een bedieningselement worden gerealiseerd.

In figuur 5 zijn op grotere schaal in perspectief drie koppelingsdelen 3 weergegeven, die ter plaatse van een hoekverbindingsorgaan 32 zijn samengevoegd. Gedeeltelijk weergegeven zijn een zijwand 38, een dwarswand 39 evenals een deksel 40. Een met figuur 2 vergelijkbare hoekverbinding toont figuur 6. De hoekafdekking 30 is hier echter in hoofdzaak in een buiten-contourvlak geïntegreerd, dat dikker is dan de in 10 figuur 2 weergegeven in ingrijping met de contraprofileringen 4, 5 van de verbindingsprofileringen 6, 7.

Het afsluitelement 31 is voor het vormen van een binnenbegrenzing met een glad oppervlak zodanig aangebracht dat een begrenzingsvlak van het afsluitelement 31 overgaat in naar een binnenruimte 41 toegekeerde begrenzingsvlakken van de zijbekledingen 9.

Figuur 7 toont een uitvoering van het koppelingsdeel 3, zoals dit voor een afdichting ter plaatse van een 15 overgang naar de deksel 34 kan worden toegepast. In het bijzonder is het koppelingsdeel 3 daarom ter plaatse van de in verticale richting bovenste begrenzing voorzien van een trapvormige profilering 41. Hierdoor wordt een lamellenvormige afdichtwerking verkregen. Het inbrengen van het koppelingsdeel 3 in het element 1 ter plaatse van de opneemruimte 11 daarvan geschiedt ook in deze uitvoeringsvorm in een geëvacueerde toestand van het koppelingsdeel 3.

20 Een verdere variant is in figuur 8 weergegeven. Ter plaatse van een dwarswand 39 zijn hier deurvleugels 42 aangebracht, die via scharnieren 43 met een deurlijst 44 zijn verbonden. De deurlijst 44 vormt in hoofdzaak de buitenste begrenzing van de dwarswand 39 en is door koppelingsdelen 3 vastgeklemd. Extra koppelingsdelen 3 zijn aangebracht ter plaatse van de naar de deurvleugels 42 toegekeerde begrenzing van de deurlijst 44 alsook ter plaatse van de naar elkaar toegekeerde begrenzingen van de deurvleugels 42. Dit 25 is door doorsnedetekeningen in de figuren 9,10 en 11 verduidelijkt. Het vastzetten van de deurvleugels 42 kan met behulp van een vergrendeling 45 plaatsvinden.

Uit figuur 9 blijkt dat de deurlijst 44 ter plaatse van zijn zijdelingse begrenzingen is voorzien van twee vergelijkbaar uitgevoerde verbindingsprofileringen 6, 7. De verbindingsprofilering 6 dient voor de verbinding met een als draagelement uitgevoerd koppelingsdeel 3 en de verbindingsprofilering 7 grijpt in een 30 koppelingsdeel 3 dat als afdichtelement is gevormd. Dit afdichtelement heeft in een niet geëvacueerde toestand een in hoofdzaak ovaal gevormde dwarsdoorsnede. Het aanbrengen van onderdruk in dit koppelingsdeel 3 geschiedt slechts voor het inbrengen daarvan in de verbindingsprofilering 7.

De deurvleugel 42 is ter plaatse van de naar de deurlijst 44 toegekeerde begrenzing voorzien van een verbindingsprofilering 46, die een zodanige vorm heeft dat bij het verzwenken van de deurvleugel 42 met 35 behulp van de scharnieren 43 een afrollen op het bijbehorende koppelingsdeel 3 kan geschieden. Hiertoe is een middelste deel van de verbindingsprofilering 46 in de richting van het koppelingsdeel 3 naar buiten toe gewelfd.

Een vergrote doorsnede ter plaatse van een overgang van het klimaatregelapparaat naar het bijbehorende element 1 toont figuur 10. Het koppelingsdeel 3 heeft ook hier een in hoofdzaak ovaal gevormde 40 dwarsdoorsnede. Bolvormige aandrukdelen 47 van het koppelingsdeel 3 gaan over in in hoofdzaak lineair verlopende langswanden 48. Door een geringere wanddikte van de langswanden 48 ten opzichte van de aandrukdelen 47 is het mogelijk, bij een evacuatie de in figuur 10 gestippeld ingetekende positie te verkrijgen.

In figuur 11 is een overgang van een deurvleugel 42 naar de andere deurvleugel 42 weergegeven. Het 45 betreft hier een met figuur 9 vergelijkbare uitvoering. Een hier ter plaatse van een deurvleugel 42 aangebrachte verbindingsprofilering 49 is echter ten opzichte van de verbindingsprofilering 46 vlakker uitgevoerd, om een eenvoudiger openen van de deurvleugel 42 mogelijk te maken, zonder hierbij beschadigingen ter plaatse van het koppelingsdeel 3 te veroorzaken. Het koppelingsdeel 3 is ook hier in hoofdzaak ovaal gevormd en wordt slechts voor het inbrengen in de opneemruimte 11 geëvacueerd.

50 In figuur 12 is een mogelijke uitvoering van een deksel 34 weergegeven. Als deksel is hiervoor een gestandaardiseerd element 1, 2 toegepast, dat in een zijdelings gedeelten is voorzien van een opneemruimte 11. De opneemruimte 11 wordt bij de uitvoeringsvorm volgens figuur 12 echter niet benut, maar wordt door een kap 50 afgedekt, die zijdelings op de deksel is geschoven. Een verbinding van de kap 50 met de deksel 34 geschiedt of door middel van een klemverbinding of door middel van lijmen, vastlassen of 55 vergelijkbare bevestigingswijzen. In principe is het echter ook mogelijk in de opneemruimte 11 een koppelingsdeel 3 aan te brengen dat bijvoorbeeld uit de opneemruimte 11 uitsteekt en waarvan de zijdelingse delen de deksel 34 elastisch omranden. Hierdoor wordt bij het opschuiven van de kap 50 op de

Claims (1)

194671 4 deksel 34 een elastische fixering met behulp van het koppelingsdeel 3 mogelijk gemaakt. Een doelmatige uitvoering van een bodem 51 ter vorming van een eenvoudig te monteren container toont figuur 13. De bodem 51 is daartoe voorzien van een onderste draagframe 52, dat zijdelings is voorzien van een opneemruimte 11 voor het opnemen van een koppelingsdeel 3. Boven de draagstructuur 5 52 is een isolatie 53 aangebracht, die in verticale richting van boven door een afdekplaat 54 is afgesloten. Zijdelings is een afsluiting van de isolatie 53 verkregen door een afdekking 55. Een doelmatige fabricage van de koppelingsdelen 3 kan in het bijzonder met behulp van een extrusiepro-ces plaatsvinden, waarbij een strengvormig rubber, rubberachtig materiaal of flexibele kunststof wordt verwerkt. Een erg solide uitvoering kan in het bijzonder ook door een uitvoeringsvorm uit meerdere lagen 10 worden verkregen. Bij een uitvoering van een frame 33 voor een container kunnen de toegepaste koppelingsdelen 3 en de hoekverbindingen 32 aan elkaar worden gevulcaniseerd. Door deze vulcanisering is het in het bijzonder mogelijk binnenruimten van de koppelingsdelen 3 door de hoekverbindingsorganen 32 heen met elkaar te verbinden, om hierdoor een gecombineerde evacuatie van alle koppelingsdelen 3 te realiseren. Daarnaast is het echter ook denkbaar, telkens secties aan te brengen binnen een dergelijke 15 totale binnenruimte, die telkens separaat kunnen worden geëvacueerd. Bij een hoogelastische uitvoering van de koppelingsdelen 3 is aanvullend op de reeds beschreven vormsluitende verbinding tussen de contraprofileringen 4, 5 en de verbindingsprofileringen 6, 7 ook mogelijk een op kracht berustende verbinding te realiseren. 20 Inrichting voor het verbinden van ten minste twee onder een hoek geplaatste elementen, welke inrichting in hoofdzaak is uitgevoerd als een met twee in hoofdzaak ovaalvormige contraprofileringen in de verbindings-25 profileringen van de elementen ingrijpend, strengvormig koppelingsorgaan, waarbij het koppelingsorgaan ten minste ten dele is gevormd uit een elastisch vervormbaar materiaal en is voorzien van ten minste een evacueerbare binnenruimte, die is uitgerust met een aansluiting ter verbinding van een vacuümaggregaat, waarbij de binnenruimte ter scheiding van de verbindingsprofileringen en de contraprofileringen bij het daarin aanbrengen van onderdruk een tengevolge van die onderdruk verkleinbaar doorsnede-oppervlak 30 heeft, met het kenmerk, dat het koppelingsorgaan (3) is uitgevoerd als hoekprofiel, waarvan de onder een hoek aansluitende profieldelen bestaan uit aan de buitenzijde gelegen draagbenen (18,19) die een grotere wanddikte hebben dan een tussen de van elkaar afgekeerde einden daarvan aangebrachte verbindingswand (21), welke verbindingswand de twee contraprofileringen (4, 5) vormt, onder insluiting van uitsluitend een enkele evacueerbare binnenruimte (22). Hierbij 9 bladen tekening