NL193638C - Stapelinrichting. - Google Patents

Description

1 193638

Stapelinrichting

De uitvinding heeft betrekking op een stapelinrichting voor het stapelen van platte voorwerpen, zoals een blok vellen, voorzien van stapeleenheden op ten minste een eerste niveau voor het vormen van stapels 5 voorwerpen, van een toevoerhefinrichting voor het op gewenste niveaus brengen van voorwerpen en van met de toevoerhefinrichting samenwerkende horizontale transportmiddelen voor voorwerpen, die verlopen boven de bijbehorende stapeleenheden en zijn ingericht voor het hierop neerlaten van voorwerpen.

Een dergelijke stapelinrichting is bekend uit het Duitse Offenlegungsschrift 2.933.484.

Bij deze bekende stapelinrichting zijn gezien in de toevoerrichting van de platte voorwerpen twee stellen 10 stapeleenheden achter elkaar opgesteld. Een transporteur voor de toevoer van platte voorwerpen verloopt tot boven het eerste stel stapeleenheden, terwijl een tweede transporteur op een hoger niveau dan het niveau van de eerstgenoemde transporteur tot boven het tweede stel stapeleenheden verloopt. Een nadeel van deze bekende stapelinrichting is, dat de stapelinrichting een groot vloeroppervlak in beslag neemt.

Volgens de uitvinding zijn nu meerdere stapeleenheden op meer dan een boven elkaar gelegen niveau 15 opgesteld, is een afvoerhefinrichting opgesteld nabij de van de toevoerhefinrichting afgekeerde zijde van de stapeleenheden en zijn horizontale transportmiddelen aangebracht voor het overbrengen van gerede stapels naar de afvoerhefinrichting.

Door toepassing van de constructie volgens de uitvinding kan een compacte bouw van de stapelinrichting worden verkregen waarbij de stapelinrichting een verhoudingsgewijs klein vloeroppervlak in beslag neemt.

20 Een doelmatige opbouw van de stapelinrichting wordt verkregen indien met de toevoerhefinrichting samenwerkende transportmiddelen eindloze aandrijforganen omvatten waaraan op afstand van elkaar gelegen duworganen voor voorwerpen zijn aangebracht en waarvan het transportpart verloopt langs althans een ondersteuningsorgaan voor de voorwerpen, dat instelbaar is tussen een gesloten voorwerpen ondersteunende stand en een open voorwerpen naar beneden doorlatende stand en waarbij aan tegenover 25 liggende zijden van het ondersteuningsorgaan positioneerorganen voor voorwerpen zijn aangebracht, terwijl onder een ondersteuningsorgaan een verticaal verplaatsbare stapeltafel voor het opnemen van naast elkaar gelegen stapels voorwerpen is opgesteld en aan tegenover elkaar gelegen zijden van de tafel positioneerorganen voor voorwerpen zijn aangebracht. Door deze uitvoering van de inrichting wordt tevens een goede geleiding van de platte voorwerpen tijdens de verplaatsing door de stapelinrichting verkregen, zodat de 30 gewenste oriëntatie van de platte voorwerpen zal worden gehandhaafd.

Ook tijdens de verplaatsing van de voorwerpen uit de stapelinrichting zal de gewenste oriëntatie van de platte voorwerpen op doelmatige wijze kunnen worden behouden indien de transportmiddelen voor het overbrengen van gerede stapels naar de afvoerhefinrichting onder de stapeltafels opgestelde eindloze aandrijforganen omvatten waaraan op afstand van elkaar gelegen duworganen voor de gerede stapels zijn 35 aangebracht.

Aan de compacte opbouw van de stapelinrichting wordt mede bijgedragen doordat de toevoer- en afvoerhefinrichtingen worden gevormd door eindloze aandrijforganen waaraan zich horizontaal uitstrekkende dragers voor de voorwerpen zijn bevestigd, zodanig, dat de dragers in verticale richting verplaatsbaar zijn, terwijl ter hoogte van iedere stapeleenheid duworganen zijn aangebracht om voorwerpen van de toevoer-40 hefinrichting in het bereik van de met de toevoerhefinrichting samenwerkende transportmiddelen te duwen resp. vanuit de stapeleenheden op de dragers van de afvoerhefinrichting te duwen.

De uitvinding zal hieronder nader worden uiteengezet aan de hand van de figuren.

Figuur 1 is een perspectivisch aanzicht, dat schematisch een totale opstelling toont van een driedimen-45 sionaal stapelsysteem voor blokken vellen in overeenstemming met een uitvoeringsvoorbeeld van de huidige uitvinding; figuur 2A is een zijaanzicht, dat een voorbeeld weergeeft van het stapelsysteem van blokken vellen voor het vormen van stapels uit blokken vellen; figuur 2B is een zijaanzicht, dat een ander voorbeeld toont van het stapelsysteem voor blokken vellen 50 voor het vormen van stapels uit blokken vellen; figuur 3 is een perspectivisch aanzicht, dat een verzamelhefinrichting weergeeft en een uitlaatorgaan voor gestapelde blokken vellen (blokuitlaatorgaan); figuur 4 is een perspectivisch aanzicht, dat een verzamelrek en het blokuitlaatorgaan toont; figuur 5 is een zijaanzicht, dat een inlaatorgaan toont voor het insteken van blokken vellen in een 55 blokvormeenheid (dat wil zeggen eenheid voor het vormen van stapels uit blokken vellen) vanaf een verdeelrek; figuur 6 is een zijaanzicht, dat schematisch een eerste hulpduworgaan weergeeft voor het duwen van 193638 2 blokken vellen op het verdeelrek en een tweede hulpduworgaan voor het duwen van opgestapelde blokken vellen op het verzamelrek; figuur 7 is een bovenaanzicht van de eenheid voor het vormen van blokken; figuur 8 is een zijaanzicht daarvan; en 5 figuren 9 tot 12 zijn doorsnede-aanzichten voor het uiteenzetten van de werkingstoestand van de eenheid voor het vormen van blokken.

Aan een stapelsysteem voor blokken vellen toe te voeren blokken vellen of velblokken van de huidige uitvinding verwijzen naar stapels van een groot aantal vellen. Deze velblokken worden toegevoerd aan het 10 velblokstapelsysteem in hetzij gebanderolleerde of niet-gebanderolleerde toestand.

De hierboven vermelde velblokken kunnen bijvoorbeeld stapels bankbiljetten zijn, die bestaan uit een constant aantal opgestapelde en gebanderolleerde bankbiljetten, of zij kunnen stapels briefkaarten, stapels loterijbriefjes, stapels bingokaarten, stapels van verschillende soorten kaartjes, enz. zijn. De door de stapels bankbiljetten, enz. gerepresenteerde velblokken worden verkregen door het opstapelen van een constant 15 aantal vellen (bijvoorbeeld 100 vellen) in een serie-rangschikinrichting. Stapels velblokken of gestapelde-velblokken worden verkregen door het opstapelen van een constant aantal van de velblokken (bijvoorbeeld 10 velblokken) in een serie-rangschikinrichting.

Een velblokstapelsysteem van de huidige uitvinding heeft betrekking op een velblokstapelsysteem waarin een aantal velblokken van de bovenvermelde bankbiljetten, enz., worden opgestapeld voor het vormen van 20 stapels velblokken.

Dit velblokstapelsysteem kan worden toegepast bij die gevallen, waar een constant aantal vellen van verschillende soorten papier, waaronder meermalen gevouwen computerpapier en boekhoudpapier, worden opgestapeld voor het vormen van velblokken, en vervolgens een constant aantal van de velblokken opgestapeld worden voor het vormen van stapels velblokken (gestapelde-velblokken).

25 Het velblokstapelsysteem omvat een aantal eenheden voor het vormen van gestapelde-velblokken (blokvormeenheden) 10, die in staat zijn om per keer ten minste twee stapels velblokken S' te vormen door het opstapelen van een aantal velblokken S. De blokvormeenheden 10 zijn horizontaal opgesteld in verticale parallelle verhouding, waardoor een meertrapsconstructie wordt gevormd. Een blokverdeelhefinrichting 50 aangepast voor het toevoeren van de velblokken S aan de blokvormeenheden 10 is opgesteld nabij de ene 30 einden van de blokvormeenheden 10. Een verzamelhefinrichting 60 aangepast voor het overbrengen van de gestapelde-velblokken S naar het volgende proces is opgesteld nabij de andere einden van de blokvormeenheden 10.

Als resultaat van samenwerking van de drie elementen, dat wil zeggen blokvormeenheden 10, verdeel-hefinrichting 50 en verzamelhefinrichting 60 worden de stapels velblokken S' gevormd. Tengevolge van de 35 bovenvermelde opstelling van de drie elementen kan een gemiddelde installatieruimte van het systeem worden verminderd tot een ruimte, die wordt vereist voor een enkel aantal te installeren blokvormeenheden. Daarom kan de werking doelmatig worden uitgevoerd.

Iedere blokvormeenheid 10 omvat een velblokverzameilaan 20 in een bovenste trap en een gestapelde-velblokverzamellaan 30 in een onderste trap. De velblokverzameilaan 20 van de bovenste trap heeft 40 velblokverzameltafels 21, die zich in evenwijdige verhouding met elkaar uitstrekken en geschikt zijn om resp. te worden geopend en gesloten tussen een ondersteunende stand, waarin de velblokken S worden ondersteund op de tafels 21 en een vrijgeefstand, waar de ondersteuning is verwijderd. Indien in de vrijgeefstand staan de desbetreffende tafels 21 toe, dat de velblokken S vallen. Het pad 20 heeft ook een paar in iangsrichting langs buitenzijden van de tafels 21 opgestelde regelplaten 22, die zijn aangepast voor 45 het regelen van twee zijoppervlakken van de velblokken S. Teneinde de tafels 21 te openen en te sluiten tussen de ondersteunings- en vrijgeefstanden heeft het pad 20 verder hydraulische cilinders 23. Zuigerstan-gen 24 van de cilinders 23 zijn met de tafels 21 verbonden via verbindingshefbomen 25 zodat de cilinders 23 in werking kunnen worden gesteld om de verbindingshefbomen 25 te bedienen voor het openen en sluiten van de tafels 21.

50 Het velblokverzamelpad 20 van de bovenste trap heeft verder een bovenste overbrengorgaan aangepast voor het overbrengen van de velblokken S, die worden toegevoerd vanaf de verdeelhefinrichting 50, op een aantal van de bovenste verzamelstations gevormd op bovenste oppervlakken van de velblokverzameltafels 21 en dit op een ordelijke wijze. Dit overbrengorgaan omvat ten minste een duworgaan 26 voor het overbrengen van de velblokken S naar bepaalde verzamelstations, een eindloos aandrijflichaam 27, 55 voorzien van een eindloze ketting, enz., waarop in dit uitvoeringsvoorbeeld een aantal van de duworganen 26 met bepaalde tussenruimtes zijn aangebracht, en een aandrijfwiel 28 en een aangedreven wiel 29 waaromheen het eindloze aandrijflichaam 27 is geleid.

3 193638

Het eindloze aandrijflichaam 27 en de duworganen 26 bewegen intermitterend tussen en in evenwijdige verhouding met de velblokverzameltafels 21, 21, die ten opzichte van elkaar worden geopend en gesloten. Een afstand tussen de naburige duworganen 26 is op zodanige wijze ingesteld als overeen te komen met de maximale afmeting van de velblokken S, en een aantal bovenste verzamelstations zijn tussen duw-5 organen 26 gevormd. Dat wil zeggen dat de bovenste verzamelstations worden begrensd door de duworganen 26, de regelplaten 22 resp. de tafels 21.

Daarnaast heeft het gestapelde-velblokverzamelpad 30 van de onderste trap een verzameltafel 31 voor gestapelde-velblokken, welke in lengterichting is opgesteld in evenwijdige verhouding recht onder de tafels 21. Het pad 30 heeft ook een paar regelplaten 32, die in langsrichting zijn opgesteld langs buitenzijden van 10 de tafel 31 en die zijn aangepast voor het regelen van twee zijoppervlakken van de gestapelde-velblokken S'. Het pad 30 heeft verder een inrichting 33 om de tafel 31 omhoog en omlaag te bewegen langs de regelplaten 32.

Het pad 30 heeft verder een onderste overbrengorgaan aangepast voor het overbrengen van de stapels velblokken S' op de onderste op het bovenoppervlak van de tafel 31 gevormde verzamelstations. Dit 15 overbrengorgaan omvat ten minste een duworgaan 34, dat in staat is om intermitterend te bewegen en zowel tot taak heeft het regelen van een achterste eindvlak van ieder gestapelde-velblok S' en het overbrengen van de blokken S' naar een andere plaats, een eindloos aandrijflichaam 35 waarop in dit uitvoeringsvoorbeeld een aantal van de duworganen 34 met bepaalde tussenruimtes zijn aangebracht, en een aandrijfwiel 36 en een aangedreven wiel 37 waarom het eindloze aandrijflichaam 35 is geleid.

20 Het eindloze aandrijflichaam 35 en duworganen 34 bewegen evenwijdig langs een centraal gedeelte van de tafel 31 en een aantal van de onderste verzamelstations tussen de duworganen 34. Dat wil zeggen dat de onderste verzamelstations worden begrensd door de duworganen 34, de regelplaten 32 resp. de verzameltafel 31. De bovenste duworganen 26 en onderste duworganen 34 zijn met onderling gelijke tussenruimtes opgesteld en daarom zijn de bovenste en onderste verzamelstations gelijk in aantal. Indien 25 de velblokken S vallen op de verzamelstations van het verzamelpad 30 van gestapelde-velblokken van de onderste trap zijn de twee stations verticaal in overeenstemming. Op soortgelijke wijze staan, indien de velblokken vallen, de bovenste en onderste duworganen 26 en 34 stil in standen, die verticaal in overeenstemming zijn.

Na het voltooien van het vallen van de blokken beweegt het bovenste duworgaan 26 intermitterend in 30 samenwerkende samenhang met de toevoer van het volgende blok vanaf de verdeelhefinrichting 50 en brengt de blokken over op de bovenste verzamelstations. Na het voltooien van dit overbrengen van de velblokken op de bovenste verzamelstations wordt weer het vallen van de blokken bewerkstelligd.

Indien een bepaald aantal velblokken S zijn gevallen op de onderste verzamelstations en de vorming van de gestapelde-velblokken voltooid is, beweegt anderzijds het onderste duworgaan 34 teneinde de 35 gestapelde-velblokken S' naar de verzamelhefinrichting 60 over te brengen.

De inrichting 33 voor het omhoog en omlaag bewegen van de tafel 31 omvat een hefstang 38, waarvan het boveneinde is verbonden met de verzameltafel 31 voor gestapelde-velblokken, een nokkenwiel 40, dat normaal wordt gedrongen tegen een rotor 39, die draaibaar wordt gedragen op een ondereinde van de hefstang 38, een motor 41 voor het draaien van het nokkenwiel 40, en geleidingsrollen 42 van de hefstang 40 38.

De inrichting 33 ondersteunt de verzameltafel 31 in de bovenste eindstand indien het eerste velblok S valt. Indien de gestapelde hoeveelheid op de tafel 31 toeneemt met het voortschrijden van het vallen van de velblokken S beweegt de inrichting 33 de verzameltafel 31 stap voor stap omlaag totdat de tafel 31 de onderste eindstand bereikt waar de stapelhandeling is voltooid.

45 De zo vervaardigde eenheden 10 voor het vormen van gestapelde-velblokken zijn in verticale parallelle verhouding opgesteld voor het vormen van een meertrapsconstructie. De verdeelhefinrichting 50, welke geschikt is om omhoog en naar beneden te bewegen is nabij ene einden {eerste einden) van de eenheden 10 opgesteld, terwijl de verzamelhefinrichting 60, die omhoog en omlaag kan bewegen, is opgesteld nabij de andere einden (tweede einden) van de eenheden 10.

50 De verdeelhefinrichting 50 beweegt intermitterend tussen de vormeenheid 10 voor gestapelde-velblokken op de onderste trap en de eenheid 10 op de bovenste trap. De herinrichting 50 stopt bij iedere trapeenheid teneinde een bepaald aantal velblokken toe te voeren. Op soortgelijke wijze beweegt de verzamelhefinrichting 60 intermitterend tussen de eenheid 10 voor het vormen van gestapelde-velblokken op de onderste trap en de eenheid 10 op de bovenste trap. De herinrichting 60 stopt bij iedere trapeenheid 55 teneinde de bij iedere trapeenheid gevormde stapel-velblokken S' op te nemen en toe te voeren naar het volgende proces.

Als voorbeeld van de verdeelhefinrichting 50 en verzamelhefinrichting 60 zijn eindloze aandrijflichamen 193638 4 51 en 61, zoals eindloze kettingen, enz. opgesteld tussen de eenheid 10 voor het vormen van gestapelde-velblokken van de onderste trap en de eenheid 10 voor het vormen van gestapelde-velblokken van de bovenste trap, zodanig, dat de eindloze ketting eindloos verticaal kan bewegen. Een eindloze aandrijf-inrichting 51 van het dubbele type is bijvoorbeeld parallel opgesteld tussen een wiei 52, dat is gelegen bij de 5 eerste eindzijde van de eenheid 10 van de onderste trap en een wiel 53, dat is gelegen bij de eerste eindzijde van de eenheid 10 van de bovenste trap. De verdeelrekken 54 worden ondersteund op het eindloze aandrijflichaam 51 van het dubbele type. Op soortgelijke wijze is een eindloos aandrijflichaam 61 van het dubbele type opgesteld parallel tussen een wiel 62 gelegen bij de tweede zijde van de eenheid 10 van de onderste trap en een wiel 63, gelegen bij het tweede einde van de eenheid 10 van de bovenste trap. 10 De verzamelrekken 64 worden ondersteund op het eindloze aandrijflichaam 61 van het dubbele type.

De verdeelrekken 54 van de verdeelhefinrichting 50 en de verzamelrekken 64 van de verzamel-hefinrichting 60 zijn met gelijke tussenruimtes opgesteld. De verdeelhefinrichting 50 heeft ten minste verdeelrekken 54, die met dezelfde tussenruimtes zijn opgesteld als de eenheden 10 voor het vormen van gestapelde-velblokken. Op soortgelijke wijze heeft de verzamelhefinrichting 60 ten minste verzamelrekken 15 64, die met dezelfde tussenruimtes zijn opgesteld als de eenheden 10. Bij voorkeur zijn de verzamelrekken 54 opgesteld met ruimtes ieder gelijk aan een verkregen door het delen van iedere ruimte tussen de eenheden 10 door een geheel getal zodat ten minste een verdeelrek 54 altijd is opgesteld tussen de naburige eenheden 10.

De velblokken S worden toegevoerd aan de desbetreffende verdeelrekken 54 en getransporteerd naar de 20 desbetreffende eenheden 10 terwijl zij op de rekken 54 worden ondersteund. Anderzijds worden de blokken S', die zijn gevormd op de eenheden 10 voor het vormen van gestapelde-velblokken, toegevoerd aan het volgende proces terwijl zij worden ondersteund op de verzamelrekken 64.

Een overbrengorgaan 70 is een orgaan voor het toevoeren van de in het voorgaande proces gevormde velblokken S op het verdeelrek 54 bij het onderste einde van de verdeelhefinrichting 50. Het overbreng-25 orgaan 70 omvat een geleidingstafel 71, die geschikt is voor het ondersteunen en geleiden van de velblokken S, en duworganen 72, die in staat zijn om intermitterend langs de geleidingstafel 71 te bewegen. De duworganen 72 zijn met gelijke tussenruimtes aangebracht op een eindloos aandrijflichaam 73, zoals een eindloze ketting. Het uitlaateinde of vrije einde van het orgaan 70 is opgesteld nabij het verdeelrek 54 bij het ondereinde.

30 De in het voorgaande proces gevormde velblokken S worden intermitterend overgebracht door het overbrengorgaan 70 en toegevoerd aan de desbetreffende verdeelrekken 54 bij het uitlaateinde of vrije einde van het orgaan 70. leder velblok S wordt op een bovenvlak van ieder verdeelrek 54 geduwd door ieder duworgaan 72 van het overbrengorgaan 70.

Teneinde ieder velblok S veilig over te brengen op ieder verdeelrek 54 vanaf het overbrengorgaan 70 is 35 een eerste hulpduworgaan 80 opgesteld bij een onderste plaats van het uitlaateinde of vrije einde van het overbrengorgaan 70.

Het eerste hulpduworgaan 80 is aangepast voor het verder duwen van de velblokken S, die reeds naar de verdeelrekken 54 zijn geduwd door de duworganen 72, vanaf het overbrengorgaan 70, teneinde de velblokken S veilig toe te voeren op de verdeelrekken 54.

40 De velblokken S worden alleen toegevoerd op de verdeelrekken 54 door de duworganen 72 van het overbrengorgaan 70 of zij worden toegevoerd aan verdeelrekken 54 door samenwerking tussen het overbrengorgaan 70 en het eerste hulpduworgaan 80.

Als een concreet voorbeeld van het eerste hulpduworgaan 80 wordt, zoals weergegeven in figuur 6, het eerste hulpduworgaan 80 door een nokorgaan geleid om zich vanaf onderen omhoog uit te strekken vanaf 45 het overbrengorgaan 70. Indien de velblokken S worden overgebracht staat het eerste hulpduworgaan 80 onder (buiten een overbrengbaan) gereed, maar indien de overdracht van de velblokken wordt stilgezet beweegt het duworgaan 80 omhoog om de velblokken S op de verdeelrekken 54 te duwen.

Een nokgroef 81 is bijvoorbeeld gevormd in een steunplaat 82, die integraal is met het eerste duworgaan 80, een vaste geleidingspen 83 met schuifpassing opgenomen in de nokgroef 81, en de steunplaat 82 wordt 50 naar voren en naar achteren bewogen door een bewegingsorgaan, zoals bijvoorbeeld een verzwenkbare hefboom 84.

Indien de hefboom 84 in een richting wordt verzwenkt beweegt de steunplaat 84 in een richting in overeenstemming met de nokgroef 81 en veroorzaakt dat het duworgaan 80 omhoog uitsteekt onder hoeken vanaf beneden en om in die stand vooruit te gaan teneinde de velblokken S weg te duwen. Indien 55 anderzijds de hefboom 84 in de omgekeerde richting wordt verzwenkt beweegt de steunplaat 82 in de andere richting in overeenstemming met de geleidingsgroef 81 waardoor wordt veroorzaakt, dat het duworgaan 8 naar beneden wordt teruggevoerd van hoeken van boven onder zodanige hoeken, dat het 5 193638 duworgaan 80 gereed staat voor de volgende wegduwhandeling.

Als orgaan voor het verschuiven van de vanaf het overbrengorgaan 70 aan de verdeelrekken 54 toegevoerde velblokken S op de eenheden 10 voor het vormen van gestapelde-velblokken is het inlaat-orgaan 90 opgesteld op de eerste eindzijde van de eenheden 10 voor het vormen van gestapelde-5 velblokken. In dit inlaatorgaan 90 wordt bijvoorbeeld een inlaatduworgaan 92 door een hydraulische cilinder 91 naar voren en naar achteren bewogen. Indien het duworgaan 92 naar voren wordt bewogen worden de op de verdeelrekken 54 ondersteunde velblokken geduwd op de eenheden 10 voor het vormen van gestapelde-velblokken.

Met betrekking tot het inlaatorgaan 90 van de onderste trap is, zoals weergegeven in figuur 5, het 10 duworgaan 92 op zodanige wijze uitgevoerd als zwenkbaar te zijn, zodat indien het orgaan 90 naar voren wordt bewogen, het duworgaan 92 door een aanslag 93 wordt verhinderd om te verzwenken, maar indien het orgaan 90 naar achteren wordt bewogen, wordt het duworgaan 92 verzwenkt door een aanslag 94 tot buiten de bewegingsbaan van het velblok S, dat op het overbrengorgaan 70 is opgesteld om daaropvolgend te worden toegevoerd, of het duworgaan 92 komt in botsing met het vervolgens toe te voeren velblok S 15 teneinde te worden afgevoerd tot buiten de bewegingsbaan van het velblok S.

Indien de eenheden 10 overeenkomen met de verdeelrekken 54 wordt het inlaatorgaan 90 in werking gesteld om de velblokken S toe te voeren op de eenheden 10 voor het vormen van gestapelde-velblokken vanuit de verdeelrekken 54.

Anderzijds is de verzamelhefinrichting 60 uitgerust met een blok-overbrengorgaan 10, dat is aangepast 20 om de gestapelde-velblokken S' op te nemen vanuit de verzamelrekken 64 en deze over te brengen naar het volgende proces, en met een uitlaatorgaan 110, dat is aangepast om gestapelde-velblokken, die worden ondersteund op de verzamelrekken 64, te verschuiven op het overbrengorgaan 100.

Het overbrengorgaan 100 voor de blokken omvat een riemtransporteur of een geleidingstafel en een duworgaan, zoals in het overbrengorgaan 70 voor de blokken. Het overbrengorgaan 100 is opgesteld in een 25 stand in hoofdzaak op gelijke hoogte met de verzameltafel 31 voor gestapelde-velblokken, die omlaag is bewogen naar de onderste grens van de eenheid 10 voor het vormen van gestapelde-velblokken van de onderste trap. Het verzamelrek 64 wordt bij iedere trapeenheid stilgezet teneinde de gestapelde-velblokken op te nemen. Het verzamelrek 64 wordt stopgezet tussen de verzameltafel 31 en het overbrengorgaan 100 op een plaats algemeen gelijk in hoogte aan hun, zodat gestapelde-velblokken S' worden geschoven op het 30 overbrengorgaan 100 vanaf het verzamelrek 64 voor het uitlaatorgaan 110.

Teneinde de gestapelde-velblokken veilig te schuiven op de verzamelrekken 64 vanaf de verzameltafel 31 zijn de eenheden 10 voor het vormen van gestapelde velblokken bij uitlaateinden of vrije einden daarvan uitgerust met tweede hulpduworganen 120. Meer in het bijzonder hebben, zoals hiervoor beschreven, de eenheden 10 voor het vormen van gestapelde-velblokken op de desbetreffende trappen onderste 35 overbrengorganen 100 voorzien van de verzameltafel 31 voor de gestapelde-velblokken en het duworgaan 34. Het tweede hulpduworgaan 120 is opgesteld op een lagere plaats van het uitlaateinde of vrije einde van het duworgaan 34, dat wil zeggen uitlaateinde of vrije einde van de verzameltafel voor gestapelde-velblokken, omlaag gebracht naar de onderste grens, zodat de door het duworgaan 34 naar de verzamelrekken 64 geduwde gestapelde-velblokken verder worden geduwd door het tweede hulpduworgaan 120 40 teneinde de blokken veilig op de verzamelrekken toe te voeren.

De gestapelde-velblokken S' worden slechts toegevoerd op de verzamelrekken 64 door de duworganen 34 of zij worden aan de verzamelrekken 64 toegevoerd door samenwerking tussen het duworgaan 34 en het tweede hulpduworgaan 120. Een concreet voorbeeld van dit tweede duworgaan 120 kan van gelijke constructie zijn als het reeds met verwijzing naar figuur 6 beschreven eerste hulpduworgaan 80.

45 Het uitlaatorgaan 110 omvat een duworgaan 112, dat naar voren en naar achteren wordt bewogen door een hydraulische cilinder 111, zoals afgebeeld in figuren 3 en 4. Dit duworgaan 112 is bijvoorbeeld opgesteld op dezelfde plaats als de stopplaats bij de onderste grens van het verzamelrek 64, en indien het duworgaan 112 naar voren wordt bewogen worden de op de verzamelrekken 64 ondersteunde gestapelde-velblokken geduwd naar een inlaateinde of nabijgelegen einde van het overbrengorgaan 100.

50 De cilinder 111 en het duworgaan 112 zijn opgesteld tussen het paar eindloze aandrijflichamen 61, zodanig dat het duworgaan 112 voortbeweegt boven de verzamelrekken vanaf de achterzijden van de verzamelrekken 64, die worden ondersteund op de dubbele aandrijflichamen 61. Een uitsnijding 65 is gevormd in het verzamelrek 64 bij een bevestigingsgedeelte daarvan met betrekking tot de aandrijflichamen 61, zodat het duworgaan 112 in en uit wordt bewogen door de uitsnijding 65.

55 Zoals in figuur 7 weergegeven kan bij een invoergedeelte van de eenheid 10 een invoerpad 44 van de velblokken S, dat zich uitstrekt op dezelfde rechte lijn als de tafel 21 van het pad 20, zijn aangebracht. Dit invoerpad 44 voor velblokken heeft een aantal duworganen 45. Een ruimte tussen de naburige duworganen 193638 6 is ingesteld om hetzelfde te zijn als de ruimte tussen de naburige duworganen 26, zodat zowel de duworganen 26 als 45 op dezelfde rechte lijn bewegen en onderling in verbinding staan.

Dienovereenkomstig worden de op de verdeelrekken 54 ondersteunde velblokken S eenmaal genomen op het invoerpad 44 en dan overgebracht om het verzamelpad 20 voor velblokken door het invoerpad 44.

5 Dat wil zeggen door intermitterend de duworganen 45 in te bewegen op het invoerpad 44 worden de velblokken S overgevoerd naar de duworganen 26 op het verzamelpad 20.

Vervolgens zal een constructie van de huidige uitvinding tezamen met de werking daarvan worden beschreven. De in het voorgaande proces gevormde velblokken S worden intermitterend overgebracht door het overbrengorgaan 70. Bij het uitlaateinde of vrije uiteinde van het overbrengorgaan 70 worden de 10 velblokken S geleidelijk uitgeduwd op de verdeelrekken 54 door de duworganen 72 met behulp van het eerste hulpduworgaan 80.

De verdeelrekken 54 worden intermitterend omhoog bewogen. Indien de verdeelrekken 54 worden stopgezet ontvangen zij de toevoer van de velblokken S vanaf het overbrengorgaan 70 en worden dan weer omhoog bewogen. Op deze wijze dragen de verdeelrekken 54 de velblokken S naar de ingangen van de 15 eenheden 10 op hogere trappen, waar de velblokken S op de desbetreffende eenheden 10 worden geduwd.

Figuur 2A is een voorbeeld, dat een werkwijze weergeeft voor het duwen van de velblokken S op de eenheden 10 vanaf de verdeelrekken 54, en figuur 2B is een ander voorbeeld daarvan. In figuur 2A worden, nadat een bepaald aantal (bijvoorbeeld 10 blokken) van de velblokken zijn gestapeld op de eenheid 10 van de onderste trap, velblokken geduwd op de eenheid 10 van de tweede trap, en na de voltooiing van het 20 opstapelwerk op de eenheid van de tweede trap worden de velblokken geduwd op de eenheid van de derde trap.

In deze werkwijze worden de velblokken S doorlopend toegevoerd aan de verdeelrekken 54 vanaf het overbrengorgaan 70, terwijl de rekken 54 op hun beurt bij de onderste positie tot stilstand komen. Iedere keer nadat een blok is toegevoerd wordt het inlaatorgaan 90 van de onderste trap geactiveerd om de 25 werking voor het duwen van de velblokken op de eenheid 10 van de onderste trap te herhalen. Tegelijkertijd worden velblokken overgedragen gehouden naar de verzamelstations van de bovenste trap door de duworganen 26, welke het bovenste overbrengorgaan vormen.

Op deze wijze worden de velblokken S verzameld in de bovenste verzamelstations op de verzameltafels 21 voor de velblokken, welke de eenheid 10 van de onderste trap vormen. Daarna worden de verzamel-30 tafels 21 geopend om de velblokken S te laten vallen op de verzameltafel 31 van de gestapelde-velblokken.

Door herhalen van de bovenstaande procedure wordt een bepaald aantal velblokken S gestapeld op het bovenvlak van de tafel 31 onder het daarbij gelijktijdig vormen van ten minste twee gestapelde-velblokken S'. De tafel 31 staat gereed voor het eerste te vallen velblok S bij de bovenste grens, en wordt dan stap voor stap omlaag bewogen met de voortgang van de stapelhoeveelheid van de velblokken S. Bij de 35 onderste grens is het stapelwerk voltooid en worden de gestapelde-velblokken S' overgedragen naar het volgende proces. Dat wil zeggen dat indien de vorming van de blokken S' voltooid is de het onderste overbrengorgaan vormende duworgaan 34 intermitterend in werking worden gesteld om de blokken S' de een na de ander te duwen op de verzameirekken 64. Het tweede hulpduworgaan 120 vult deze duwwerking aan.

40 De verzameirekken 64 worden geleidelijk omlaag bewogen naar de uitgang voor de eenheden 10 van de laagste trap teneinde de blokken S' op te nemen en de blokken S' worden naar het overbrengorgaan 100 geschoven door middel van in werking stellen van het uitlaatorgaan 110 teneinde aan het volgende proces te worden onderworpen. Zodra de vorming van de gestapelde-velblokken op de eenheid 10 van de onderste trap is voltooid begint het drukken van een andere groep velblokken S op de eenheid 10 van de tweede 45 trap. De verdeelrekken 54 worden stopgezet tot na het voltooien van het stapelwerk van een bepaald aantal velblokken op de eenheid 10 van de onderste trap. Teneinde de velblokken S toe te voeren aan de eenheid 10 van de tweede trap worden vervolgens de verdeelrekken 54 iedere keer, dat zij een velblok S ontvangen, omhoog bewogen en ontvangen de toevoer van een andere groep velblokken S voor het volgende verdeelrek 54.

50 Op deze wijze worden de velblokken S geleidelijk toegevoerd aan de desbetreffende verdeelrekken 54 van de verdeel-hefinrichting 50 vanaf het overbrengorgaan 70 en deze velblokken S worden de een na de ander gebracht naar de ingang van de eenheid 10 van de tweede trap.

Het het velblok S ondersteunende verdeelrek 54 wordt stilgezet in een stand overeenkomend met de ingang van de eenheid 10 van de tweede trap. Terwijl het verdeelrek 54 is stilgezet wordt het inlaatorgaan 55 90 van de tweede trap geactiveerd om de velblokken S, die geleidelijk worden aangebracht door de verdeeltafels 54, te duwen op de eenheid 10 van de tweede trap vanaf de verdeelrekken 54.

Indien een bepaald aantal velblokken op de eenheid van de tweede trap is opgestapeld wordt de toevoer

Claims (4)

7 193638 van de velblokken aan de eenheid van de derde trap op gang gebracht. De op de eenheid 10 van de tweede trap gevormde gestapelde-velblokken worden geleidelijk overgedragen op de verzamelrekken 64, die tot stilstand komen bij de uitgang van de eenheid, en de de blokken ondersteunende verzamelrekken 64 worden omlaag bewogen naar de eenheid van de eerste trap teneinde 5 te worden onderworpen aan het uitlaatorgaan 110. De velblokken worden doorlopend opgestapeld op de eenheid van de derde trap, eenheid van de vierde trap, enzovoort. Weer verwijzend naar figuur 2B worden, voorafgaand aan de voltooiing van de vorming van de stapels velblokken S' op de eenheid 10 van de onderste trap, velblokken toegevoerd naar beneden van de hoger gelegen trap. Met andere woorden, indien een groep velblokken wordt toegevoerd op de onderste eenheid 10 in een rij worden de verdeelrekken 54 verschoven naar de eenheid van de tweede trap teneinde een andere groep velblokken daarop in een rij toe te voeren. Op deze wijze wordt de vorming van de gestapelde-velblokken gelijktijdig uitgevoerd op de desbetreffende eenheden voor blokvorming. Zoals hierboven beschreven kunnen de desbetreffende verdeelrekken 54 bij iedere trap van de eenheden voor het blok vormen worden stilgezet en kan een gewenst aantal velblokken S door het 15 inlaatorgaan 90 naar die eenheid worden toegevoerd. Dienovereenkomstig kan de huidige uitvinding doelmatig worden uitgevoerd als een systeem of inrichting voor het opstapelen van bankbiljetten, briefkaarten, enz. in een serierangschikinrichting. In overeenstemming met de huidige uitvinding kan het stapelsysteem voor velblokken worden geïnstalleerd in een zeer beperkte ruimte en kan een groot aantal gestapelde-velblokken doelmatig worden 20 geproduceerd in een opeenvolgende wijze (dat wil zeggen een massaproductie is beschikbaar). De uitvinding kan gunstig worden toegepast bij een systeem of inrichting voor het opstapelen van stapels bankbiljetten, briefkaarten, kaartjes, enz. In overeenstemming met het aantal in een drukproces van deze bankbiljetten, enz. gebruikte drukvlakken kan het aantal (hoeveelheid) en volgorde (opeenvolgende volgorde) van de aart de eenheden voor blokvorming vanaf de verdeelhefinrichting toe te voeren velblokken 25 vrij worden ingesteld. Aangezien een enkel aantal van het stapelsysteem kan voldoen aan de vereisten of omstandigheden van het voorgaande proces, waar het drukvlak in verschillende manieren is verdeeld, is als resultaat de huidige uitvinding zeer gunstig uit economisch oogpunt. 30 Conclusies

1. Stapelinrichting voor het stapelen van platte voorwerpen, zoals een blok vellen, voorzien van stapel-eenheden op ten minste een eerste niveau voor het vormen van stapels voorwerpen, van een toevoer-hefinrichting voor het op gewenste niveaus brengen van voorwerpen en van met de toevoerhefinrichting 35 samenwerkende horizontale transportmiddelen voor voorwerpen, die verlopen boven de bijbehorende stapeleenheden en zijn ingericht voor het hierop neerlaten van voorwerpen, met het kenmerk, dat meerdere stapeleenheden op meer dan een boven elkaar gelegen niveau zijn opgesteld, een afvoerhefinrichting is opgesteld nabij de van de toevoerhefinrichting afgekeerde zijde van de stapeleenheden en horizontale transportmiddelen zijn aangebracht voor het overbrengen van gerede stapels naar de afvoerhefinrichting.

2. Stapelinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat met de toevoerhefinrichting samenwerkende transportmiddelen eindloze aandrijforganen omvatten waaraan op afstand van elkaar gelegen duworganen voor voorwerpen zijn aangebracht en waarvan het transportpart verloopt langs althans een ondersteunings-orgaan voor voorwerpen, dat instelbaar is tussen een gesloten voorwerpen ondersteunende stand en een open voorwerpen naar beneden doorlatende stand en waarbij aan tegenover liggende zijden van het 45 ondersteuningsorgaan positioneerorganen voor voorwerpen zijn aangebracht, terwijl onder een ondersteuningsorgaan een verticaal verplaatsbare stapeltafel voor het opnemen van naast elkaar gelegen stapels voorwerpen is opgesteld en aan tegenover elkaar gelegen zijden van de tafel positioneerorganen voor voorwerpen zijn aangebracht.

3. Stapelinrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de transportmiddelen voor het overbrengen 50 van gerede stapels naar de afvoerhefinrichting onder de stapeltafels opgestelde eindloze aandrijforganen omvatten waaraan op afstand van elkaar gelegen duworganen voor de gerede stapels zijn aangebracht.

4. Stapelinrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de toevoer- en afvoerhef-inrichtingen worden gevormd door eindloze aandrijforganen waaraan zich horizontaal uitstrekkende dragers voor de voorwerpen zijn bevestigd, zodanig, dat de dragers in verticale richting verplaatsbaar zijn terwijl ter 193638 8 hoogte van iedere stapeleenheid duworganen zijn aangebracht om voorwerpen van de toevoerhefinrichting in het bereik van de met de toevoerhefinrichting samenwerkende transportmiddelen te duwen resp. vanuit de stapeleenheden op de dragers van de afvoerhefinrichting te duwen. Hierbij 8 bladen tekening