NL193573C - Duplex-computerstelsel. - Google Patents

Duplex-computerstelsel. Download PDF

Info

Publication number
NL193573C
NL193573C NL9000692A NL9000692A NL193573C NL 193573 C NL193573 C NL 193573C NL 9000692 A NL9000692 A NL 9000692A NL 9000692 A NL9000692 A NL 9000692A NL 193573 C NL193573 C NL 193573C
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
computer system
signal
unit
duplex
control
Prior art date
Application number
NL9000692A
Other languages
English (en)
Other versions
NL193573B (nl
NL9000692A (nl
Original Assignee
Yokogawa Electric Corp
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Priority claimed from JP1085615A external-priority patent/JP2965255B2/ja
Priority claimed from JP10136289A external-priority patent/JP3291729B2/ja
Priority claimed from JP1215378A external-priority patent/JP2985188B2/ja
Priority claimed from JP1300616A external-priority patent/JPH03160529A/ja
Priority claimed from JP1318228A external-priority patent/JPH03177933A/ja
Priority claimed from JP1323086A external-priority patent/JPH03184128A/ja
Application filed by Yokogawa Electric Corp filed Critical Yokogawa Electric Corp
Publication of NL9000692A publication Critical patent/NL9000692A/nl
Publication of NL193573B publication Critical patent/NL193573B/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL193573C publication Critical patent/NL193573C/nl

Links

Classifications

    • GPHYSICS
    • G06COMPUTING; CALCULATING OR COUNTING
    • G06FELECTRIC DIGITAL DATA PROCESSING
    • G06F15/00Digital computers in general; Data processing equipment in general
    • G06F15/16Combinations of two or more digital computers each having at least an arithmetic unit, a program unit and a register, e.g. for a simultaneous processing of several programs
    • GPHYSICS
    • G06COMPUTING; CALCULATING OR COUNTING
    • G06FELECTRIC DIGITAL DATA PROCESSING
    • G06F11/00Error detection; Error correction; Monitoring
    • G06F11/07Responding to the occurrence of a fault, e.g. fault tolerance
    • G06F11/16Error detection or correction of the data by redundancy in hardware
    • G06F11/20Error detection or correction of the data by redundancy in hardware using active fault-masking, e.g. by switching out faulty elements or by switching in spare elements
    • G06F11/202Error detection or correction of the data by redundancy in hardware using active fault-masking, e.g. by switching out faulty elements or by switching in spare elements where processing functionality is redundant
    • G06F11/2023Failover techniques
    • G06F11/2025Failover techniques using centralised failover control functionality
    • GPHYSICS
    • G06COMPUTING; CALCULATING OR COUNTING
    • G06FELECTRIC DIGITAL DATA PROCESSING
    • G06F11/00Error detection; Error correction; Monitoring
    • G06F11/07Responding to the occurrence of a fault, e.g. fault tolerance
    • G06F11/16Error detection or correction of the data by redundancy in hardware
    • G06F11/20Error detection or correction of the data by redundancy in hardware using active fault-masking, e.g. by switching out faulty elements or by switching in spare elements
    • G06F11/202Error detection or correction of the data by redundancy in hardware using active fault-masking, e.g. by switching out faulty elements or by switching in spare elements where processing functionality is redundant
    • G06F11/2038Error detection or correction of the data by redundancy in hardware using active fault-masking, e.g. by switching out faulty elements or by switching in spare elements where processing functionality is redundant with a single idle spare processing component
    • GPHYSICS
    • G06COMPUTING; CALCULATING OR COUNTING
    • G06FELECTRIC DIGITAL DATA PROCESSING
    • G06F15/00Digital computers in general; Data processing equipment in general
    • G06F15/16Combinations of two or more digital computers each having at least an arithmetic unit, a program unit and a register, e.g. for a simultaneous processing of several programs
    • G06F15/163Interprocessor communication
    • G06F15/17Interprocessor communication using an input/output type connection, e.g. channel, I/O port
    • GPHYSICS
    • G06COMPUTING; CALCULATING OR COUNTING
    • G06FELECTRIC DIGITAL DATA PROCESSING
    • G06F11/00Error detection; Error correction; Monitoring
    • G06F11/22Detection or location of defective computer hardware by testing during standby operation or during idle time, e.g. start-up testing
    • G06F11/2205Detection or location of defective computer hardware by testing during standby operation or during idle time, e.g. start-up testing using arrangements specific to the hardware being tested
    • G06F11/2236Detection or location of defective computer hardware by testing during standby operation or during idle time, e.g. start-up testing using arrangements specific to the hardware being tested to test CPU or processors

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Theoretical Computer Science (AREA)
  • Physics & Mathematics (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)
  • General Physics & Mathematics (AREA)
  • Computer Hardware Design (AREA)
  • Quality & Reliability (AREA)
  • Software Systems (AREA)
  • Hardware Redundancy (AREA)

Description

1 193573
Duplex-computerstelsel
De onderhavige uitvinding betreft een duplex-computerstelsel van het redundantietype voorzien van ten minste twee computerstelsels, verbonden met een communicatielijn, en van meerdere l/O-eenheden die 5 door de computerstelsels worden bestuurd, waarin een eerste computerstelsel is betrokken bij normale werkzaamheden terwijl een tweede computerstelsel in standby-toestand wordt gehouden, voorbereid voor storingen in het eerste computerstelsel, met het kenmerk, dat de communicatielijn (L1) van het "token-doorlaat-type" is, waarin communicatiefuncties dan worden uitgevoerd, als een communicatierecht of ’’token-frame" naar één van de computerstelsels (PC1; FC2) wordt gecirculeerd, en dat elk computerstelsel 10 (FC1; FC2) ten minste omvat: een token-detectie-eenheid (24) voor het detecteren van een token-frame dat naar zichzelf is geadresseerd; een token-ontvangteller (25) voor het bijwerken van zijn inhoud als de genoemde token-detectie-eenheid (24) het token-frame detecteert; en een beslissingseenheid (16) voor het lezen van de inhoud van de genoemde ontvangteller (25) teneinde 15 een computerstelsel (FC1; FC2) dat zich tot dat moment in een standby-toestand bevond te instrueren tot het uitvoeren van normale werkzaamheden in geval de inhoud van de genoemde ontvangteller (25) niet is bijgewerkt na verloop van een vooraf bepaalde tijdperiode.
Een dergelijk duplex-computerstelsel is bekend uit Amerikaans octrooischrift US-4.270.168, waarin een procesbesturingssysteem wordt beschreven, voorzien van meerdere computers en een datakoppeling 20 tussen de verschillende computers. Elke computer is voorzien van meerdere in- en uitgangen die gebruikt worden voor de besturing en bewaking van de functies van de betreffende processen, een dataverbinding voor het verschaffen van datacommunicatie met een andere computer en een blokkeerverbinding met de andere computer. Elke computer kan zichzelf, en via de blokkeerverbinding ook de andere computer blokkeren, wanneer door zelftesten een storing gevonden wordt en/of wanneer procesresultaten volgend uit 25 de eigen berekeningen en die van een andere computer, niet overeenstemmen.
In de stand van de techniek is het computerstelsel van het duplex redundantietype aangenomen als een manier voor het vergroten van de betrouwbaarheid van het computerstelsel.
Het doel van de onderhavige uitvinding is het verwezenlijken van een duplex-computerstelsel, dat in staat is duplex te schakelen zelfs bij problemen die verband houden met zijn eigen communicatie-interface-30 eenheid zonder enige invloed uit te oefenen op de andere computer(s) van het computerstelsel.
Een ander doel van de onderhavige uitvinding is het verwezenlijken van een stelsel dat op eenvoudige wijze een programma kan laden van een computer met hogere rangorde.
Hiertoe is het duplex-computerstelsel zodanig uitgevoerd, dat de communicatielijn van het "token-doorlaat”-type is, waarin communicatiefuncties dan worden uitgevoerd, als een communicatierecht of 35 "token-frame” naar één van de computerstelsels wordt gecirculeerd, en dat elk computerstelsel ten minste omvat: een token-detectie-eenheid voor het detecteren van een token-frame dat naar zichzelf is geadresseerd; een token-ontvangteller voor het bijwerken van zijn inhoud als de genoemde token-detectie-eenheid het token-frame detecteert; en 40 een beslissingseenheid voor het lezen van de inhoud van de genoemde ontvangteller teneinde een computerstelsel dat zich tot dat moment in een standby-toestand bevond te instrueren tot het uitvoeren van normale werkzaamheden in geval de inhoud van de genoemde ontvangteller niet is bijgewerkt na verloop van een vooraf bepaalde tijdperiode.
45 Korte beschrijving van de tekeningen
Figuur 1 toont in een blokschema de structuur van het voorbeeld van het duplex-computerstelsel volgens de stand van de techniek; figuur 2 toont een conceptioneel diagram van de structuur van het totale stelsel waarin de onderhavige uitvinding wordt toegepast; 50 figuur 3 toont in een blokschema de structuur van een uitvoeringsvorm van het duplex-computerstelsel dat is opgenomen in de stuureenheid MFC van figuur 2; figuur 4 toont in een diagram de verbindingen van de afzonderlijke duplex-stuureenheden 15 in het eerste en tweede computerstelsel FC1 en FC2 van figuur 2; figuur 5 toont in een blokschema de structuur van een andere uitvoeringsvorm van het duplex-55 computerstelsel; figuur 6 toont in een blokschema de structuur van nog een andere uitvoeringsvorm van het duplex-computerstelsel; 193573 2 figuur 7 toont in een blokschema de structuur van weer een andere uitvoering van het duplex-computerstelsel; figuur 8 toont in een stromingsdiagram de laadbewerkingen vanuit de communicatiemiddelen in het stelsel volgens figuur 7; 5 figuur 9 toont een conceptioneel diagram van de structuur van een verdere uitvoeringsvorm en toont de verbanden met meerdere ingangs/uitgangseenheden verbonden met een communicatielijn; figuur 10 toont in een blokschema de structuur van een voorbeeld van een schakeling voor het verwezenlijken van de functie voor het herlezen van signalen op signaallijnen van een communicatie-interface-eenheid in de uitvoeringsvorm volgens figuur 9; 10 figuur 11 is een tijddiagram en toont de bewerkingen van de signaalherleesfunctie in de communicatie-interface-eenheid; figuur 12 is een diagram dat een adreskaart toont voor een CPU-eenheid in elk computerstelsel; figuur 13 toont een blokschema van de structuur van een verdere uitvoeringsvorm van het duplex-computerstelsel; 15 figuur 14 toont in een diagram met concept van de data-egaliseerbewerkingen van het stelsel volgens figuur 13.
Figuur 1 toont een blokschema van de structuur van een voorbeeld van het duplex-computerstelsel volgens ' een andere stand van de techniek, zoals dat wordt geopenbaard in het Amerikaanse octrooischrift 20 3.864.670.
Dit stelsel bestaat uit twee computerverwerkingseenheden FC1 en FC2, een duplexstuureenheid DXC voor het waarnemen van de bewerkingen van deze computers en meerdere invoer/uitvoereenheden 101 tot lOn, verbonden met de twee computers via een bus.
De duplexstuureenheid DXC ontvangt gereedsignalen RDYO en RDY1, die in hoofdzaak worden 25 verkregen als het gevolg van resultaten van zelfdiagnose (zoals controle van de geheugentoegang, voor het detecteren van pariteitsfouten of geen-responsie, de berekeningscontroles en de l/O-responsiecontroles) teneinde de werkingstoestand aan te geven van de twee computers voor het uitvoeren van de duplexstuur-bewerkingen, waarbij een van de computers eerst in de stuurtoestand wordt gehouden, terwijl de andere in de standby-toestand wordt gehouden, zodat de computer aan de standby-zijde in de stuurtoestand wordt 30 geschakeld in geval de computer in de stuurtoestand in de problemen komt of voor onderhoud uit het stelsel wordt verwijderd.
De computer die het stuurrecht bezit en in de stuurtoestand wordt gehouden, voert de communicaties uit met een hoger gerangschikte computer of voert de stuur-rekenkundige resultaten uit naar de verschillende ingangs-uitgangseenheden lOi.
35 De computer in de standby-toestand voert geen stuur-rekenkundige bewerkingen of communicaties uit, maar de zelf-diagnose of de data-base-egalisaties, zodat deze standby kan zijn voor het vergemakkelijken van het schakelen van het stuurrecht.
Beschrijving van de voorkeursuitvoeringsvormen 40 Figuur 2 is een structureel diagram dat het concept toont van een totaal stelsel waarin de onderhavige uitvinding wordt toegepast. De referentieletters MIF in figuur 2 geven een computer van hogere rangorde aan die werkt als een mens-machine-interface (of operator terminal) en is voorzien van een CRT-weergeefinrichting en een toetsenbord. De letters PRT geven een printer aan die met de computer MIF van hogere rangorde is verbonden.
45 De letters MFC geven een stuureenheid aan verbonden met de computer MIF van hoge rangorde via een communicatielijn L1 en met een terugkoppelfunctie en een volgordefunctie voor het sturen van het proces en een functie voor het uitvoeren van rekenkundige bewerkingen. De communicatielijn L1 is ontworpen voor het doorlaten van een communicatierecht (of token-frame) tussen de afzonderlijke stuureenheden, zodat de stuureenheid die het communicatierecht opeist kan communiceren door gebruik te 50 maken van de communicatielijn L1.
De letters SC geven een signaal conditioneereenheid aan verbonden met de stuureenheid MFC en met als functie het verbinden van meerdere sensoren die in het veld zijn geplaatst en een stuurpaneel. De stuureenheid MFC is verder direct verbonden met een op afstand gelegen invoer/uitvoereenheid en meerdere volgorde-eenheden PLC.
55 Figuur 3 toont in een blokschema de structuur van een uitvoeringsvorm van het duplex-computerstelsel dat is opgenomen in de stuureenheid MFC van figuur 2.
3 193573
De verwijzingsletters FC1 en FC2 geven de eerste en tweede duplex-computerstelsels aan, die met de communicatielijn L1 zijn verbonden aangesloten op de computer met hogere rangorde en die in hoofdzaak een identieke inwendige structuur bezitten.
In elk van de eerste en tweede computerstelsels FC1 en FC2 geeft het verwijzingscijfer 1 een processor-5 eenheid (of CPU-eenheid aan) en het verwijzingscijfer 2 een communicatie-interface-eenheid voor de communicatielijn L1, die is verbonden met de verwerkingseenheid 1 via een inwendige bus BS1.
De communicatielijn L1 maakt gebruik van de token-doorlaatwerkwijze, waarin het communicatierecht om er achtereenvolgens toegang toe te krijgen wordt verkregen door de afzonderlijke werkende computerstelsels die daarmee en met andere stelsels zijn verbonden, zodat het stelsel de communicatie kan 10 uitvoeren als het het communicatierecht (of token-frame) ontvangt.
In de CPU-eenheid 1, geeft het verwijzingscijfer 14 de gereedsignaal-opwekmiddelen aan voor het uitvoeren van een gereedsignaal op basis van de inhoud van een zelf-diagnose terwijl het cijfer 16 een beslissingseenheid aangeeft, die zal gaan reageren op een signaal van leesmiddelen 26 van een hierna beschreven communicatie-interface-eenheid voor het sturen van de bewerking van de gereedsignaal-15 opwekmiddelen 14 op basis van de waarde van het ontvangen signaal. Het verwijzingscijfer 15 geeft een duplexstuureenheid aan, die zal reageren op het gereedsignaal voor besturing of het gebracht wordt in een werkzame toestand (aan de stuurzijde) of een standby-toestand.
In de communicatie-interface-eenheid 2 geeft het verwijzingscijfer 24 een token-detector aan voor het bewaken van het signaal op de communicatielijn L1 waarmee wordt gedetecteerd dat het token-frame dat 20 de communicatierecht van de communicatielijn L1 aangeeft naar zichzelf wordt gevoerd. Het verwijzingscijfer 25 geeft een token-ontvangteller aan voor het met 1 incrementeren van de inhoud van het token-frame indien gedetecteerd door de token-detector 24. Het verwijzingscijfer 26 geeft de leesmiddelen aan voor het lezen van de inhoud van de ontvangteller 25 teneinde data via de inwendige bus IBS naar de beslissingseenheid 16 te voeren.
25 Figuur 4 toont in een schema het aansluitverband van de duplexstuureenheid 15 in elk van de eerste en tweede computerstelsels FC1 en FC2 van figuur 2.
Elk computerstelsel is uitgevoerd met NIET-EN-poorten G10 en G20 voor het invoeren van gereed-signalen CPURDY van de leessignaalgenerator 14. De twee NIET-EN-poorten vormen een flip-flopschakeling door deze zodanig aan te sluiten dat hun uitgangen worden gevoerd naar de ingangs-30 klemmen van de NIET-EN-poorten van het andere computerstelsel.
Als gevolg hiervan zal het computerstelsel aan een zijde dat het gereedsignaal CPURDY eerder activeert, een stuurtoelaatsignaal DCVS opwekken voor het verkrijgen van het stuurrecht, zodat dit in de werkzame toestand komt, terwijl het computerstelsel aan de andere zijde in een standby-toestand komt, zodat aldus de duplex-schakelbewerkingen worden uitgevoerd.
35 De werking van het aldus uitgevoerde stelsel zal hierna worden beschreven. Hierbij zal worden aangenomen, dat het eerste computerstelsel FC1 in de werkzame toestand is, terwijl het tweede computerstelsel FC2 in de standby-toestand is.
Indien in het eerste computerstelsel FC1 een vraag naar communicatie optreedt kan dit stelsel FC1 de communicatiebewerking uitvoeren als het token-frame aankomt, d.w.z. als de token-detector 24 het 40 token-frame ontvangt. Als de communicatiebewerking (bijvoorbeeld uitzending) is beëindigd wordt het token-frame naar het volgende communicatiestelsel gezonden.
In geval het communicatiestelsel een token-frame ontvangt dat naar zichzelf is geadresseerd, indien geen data-communicatie wordt gevraagd, wordt het token-frame onmiddellijk doorgezonden naar het volgende computerstelsel.
45 Het computerstelsel dat het token-frame heeft uitgezonden zal nu bij de communicatie het signaal waarnemen teneinde als fout te detecteren dat de communicatie-interface-eenheid 2 van het volgende computerstelsel in de problemen is waardoor het onmogelijk is het uitgezonden token-frame te ontvangen of het communicatie-frame uit te zenden overeenkomstig de communicatievraag of het token-frame naar het volgende computerstelsel.
50 In geval deze fout wordt gedetecteerd corrigeert het computerstelsel de bestemming van het token-frame overeenkomstig vooraf bepaalde regels en het zendt het token-frame naar het computerstelsel met de gecorrigeerde bestemming die in staat is om te ontvangen.
In geval dus enige van de afzonderlijke computerstelsels die met de communicatielijn alleen of met andere stelsels zijn verbonden in de problemen is of zijn, wordt dit uit de circulatieroute van het token-frame 55 genomen, zodat dit token-frame in de normale bewerkingen tussen de computer of andere stelsels circuleert.
193573 4
In een normaal computerstelsel detecteert de token-detector 24 het token-frame bij elke circulatie teneinde de inhoud van de token-ontvangdetector 25 bij te werken.
De leesmiddelen 26 lezen de inhoud van de token-ontvangteller 25 om dit door te zenden naar de beslissingseenheid 16 via de inwendige bus IBS.
5 De beslissingseenheid 16 neemt de inhoud waar van de uitgezonden token-ontvangteller en beslist dat de communicatie-interface-eenheid 2 in normale werking is, als de inhoud is bijgewerkt bij elk vooraf bepaald tijdsinterval (waardoor het token-frame een ronde moet omlopen). In het tegengestelde geval wordt de inhoud van de token-ontvangteller 25 niet bijgewerkt gedurende een periode die langer is dan het vooraf bepaalde interval, waarbij de beslissingseenheid 16 bepaalt dat het token-frame niet kan worden ontvangen 10 of uitgezonden vanwege de problemen in de communicatie-interface-eenheid 2.
Als de beslissingseenheid 16 beslist dat er problemen zijn in de communicatie-interface-eenheid 2 instrueert deze het gereedsignaal om het gereedsignaal CPURDY naar de duplexstuureenheid 15 te inactiveren.
Als het gereedsignaal CPURDY is geïnactiveerd door de duplexstuureenheid 15, wordt de uitgang van 15 de NIET-EN-schakeling G10 omgekeerd voor het omkeren van de flip-flopschakeling die bestaat uit de NIET-EN-schakelingen G10 en G20. Als gevolg hiervan wordt het stuurtoelaatsignaal DCS naar het tweede computerstelsel FC2 geactiveerd voor het uitvoeren van een schakelbewerking, zodat deze zijde in de werkzame toestand komt teneinde de communicatiefunctie te herstellen.
Incidenteel zal het tweede computerstelsel FC2 in de standby-toestand de bovengenoemde bewerkingen 20 van de beslissingseenheid 16 gaan uitvoeren. De diagnose van de communicatie-interface-eenheid 2 aan de standby-zijde zendt het diagnose-frame via de communicatielijn L1 en ontvangt deze weer op voorwaarde dat de werkingen van het communicatie-interface 2 van het computerstelsel in werkzame toestand normaal zijn.
Figuur 5 toont in een blokschema de structuur van een andere uitvoeringsvorm, waarin de communicatie-25 interface-eenheid 2 van elk computerstelsel verbonden is met de communicatielijn L1 via een koppeleenheid 3, die is voorzien van een blokkeerschakelaar 4 voor het onderbreken van de zend- en ontvangfuncties voor onderhoud.
Bovendien worden toestandsignalen die de verbindingstoestanden aangeven van de blokkeerschakelaar 4 gevoerd naar afzonderlijke beslissingseenheden 16 van het eerste en het tweede computerstelsel FC1 30 resp. FC2.
De koppeleenheid 3 moduleert of demoduleert de uitgezonden of ontvangen signalen. Anderzijds wordt de blokkeerschakelaar 4 ingeschakeld (voor de blokkeertoestand), bijvoorbeeld voor onderhoud, teneinde de uitzending en de ontvangst te blokkeren. In deze toestand wordt het bijbehorende computerstelsel uit werking genomen, evenals bij problemen, uit de circulatieroute van het token-frame.
35 In deze uitvoeringsvorm beslist de beslissingseenheid 16 of de inhoud van token-ontvangteller 25 al of niet wordt bijgewerkt gedurende vooraf bepaald tijdsinterval, in geval het toestandsignaal van de blokkeerschakelaar 4 niet de blokkeertoestand aangeeft, en beslist dat de werkingen van de token-detectie-eenheid 24 normaal zijn, zelfs als de inhoud van de ontvangteller 25 niet wordt bijgewerkt gedurende het vooraf bepaalde tijdsinterval, in geval het toestandsignaal van de blokkeerschakelaar 4 de blokkeertoestand 40 aangeeft.
Volgens deze uitvoeringsvorm kunnen de problemen van de communicatie-interface-eenheid nauwkeurig worden gedetecteerd zelfs in geval de blokkeerschakelaar aanwezig is voor het onderbreken van de zenden ontvangfuncties voor onderhoud of dergelijke.
Incidenteel is het token-frame dat door de communicatielijn L1 loopt in de bovengenoemde afzonderlijke 45 uitvoeringsvormen van slechts één type. Desondanks kan de onderhavige uitvinding ook worden toegepast in een stelsel waarin een diagnose token voor de diagnosedoeleinden voor het automatisch terughalen van het stelsel waarin problemen optreden wordt voorbereid behalve het normale token dat het communicatierecht aangeeft, zodat het gedurende een constante tijdperiode rondloopt. In dit stelsel kan meer in het bijzonder de inhoud van de ontvangteller worden gelaten zoals deze is, in geval van het diagnose-token en 50 behoeft het slechts te worden bijgewerkt als het normale token wordt gedetecteerd.
Zoals hierboven is beschreven kunnen de problemen van de communicatie-interface-eenheid worden gedetecteerd zonder de communicatie nadelig te beïnvloeden, zodat zij onmiddellijk naar de duplex-eenheden kunnen worden geschakeld.
Indien echter de blokkeerschakelaar wordt toegepast voor het blokkeren van de zend- en ontvangfuncties 55 voor onderhoud, kunnen de problemen van de communicatie-interface-eenheid worden gedetecteerd zonder de toestand van de schakelaar nadelig te beïnvloeden.
5 193573
Figuur 6 toont in een blokschema de structuur van weer een andere uitvoeringsvorm van het duplex-computerstelsel. In deze uitvoeringsvorm komt de structuur van een enkel stelsel ter sprake, dat uit slechts een computerstelsel kan bestaan.
In de eerste en tweede computerstelsels FC1 en FC2 geeft het verwijzingscijfer 10 een CPU-eenheid 5 aan voor het uitzenden van een signaal (CPURDYO) dat de toestand aangeeft waarin de rekenkundige bewerkingen, besturingen en beslissingen normaal kunnen worden uitgevoerd. Het cijfer 2 geeft een communicatie-interface-eenheid aan voor het uitzenden van een signaal (COMRDY) dat de toestand aangeeft waarin de communicatie met een computer met een hogere rangorde normaal kan worden uitgevoerd via de communicatielijn L1. De letters TM geven een klok aan voor het uitzenden van een 10 tijdbijwerksignaal (T1) na verloop van een constante tijdperiode b.v. 5s) nadat het stelsel is bekrachtigd.
Het verwijzingscijfer 150 geeft logische schakelingen aan, elk voor duplexbesturing teneinde een signaal (DCS) te leveren voor het geven van een stuurrecht aan een van de computerstelsels. Elk van deze logische schakelingen bestaat uit vijf poorten.
In het bijzonder is de logische schakeling samengesteld uit: een poort G11 (of G21) waarvan een 15 ingangsklem wordt gevoed vanuit de communicatie-interface-eenheid 2 met het signaal (COMRDY) dat aangeeft dat zijn bewerkingen normaal kunnen worden uitgevoerd, terwijl zijn andere ingangsklem wordt gevoed vanuit de klok TM met het tijdsignaal (T1). De poort G12 (G22) wordt gevoed met het signaal van de poort G11 (of G21) en vanuit een inverter IN11 (of IN21) met een signaal dat aangeeft dat het stuurrecht tot zijn zijde behoort. Een poort G13 (of G23) wordt gevoed met het signaal van poort G12 (of G22) en 20 vanuit de CPU-eenheid van het computerstelsel aan de partnerzijde via een inverter IN22 (of IN12) en een inverter IN13 (of IN23) met een signaal (CPURDY1) dat aangeeft dat de bewerkingen normaal kunnen worden uitgevoerd. Een poort G14 (of G24) wordt gevoed met het signaal van poort G13 (of G23) en van de CPU-eenheid 10 met een signaal (CPURDYO) dat aangeeft dat de bewerkingen normaal kunnen worden uitgevoerd. Een poort G10 (of G20) wordt gevoed met het signaal van poort G14 (of G24) en met een 25 signaal (DCS1) dat aangeeft dat het stuurrecht behoort bij de partnerzijde.
Hier worden van de poorten G10 en G20 in de twee computerstelsels FC1 en FC2 onderling hun uitgangssignalen (DCS1) gevoerd naar de andere poorten, zodat zij een flip-flopschakeling vormen.
In geval de twee computerstelsels in werkzame toestand zijn krijgt daarom een eerste aankomst de voorkeur wat betreft de zijde waaraan het stuurrecht bij de stijgtijd wordt gegeven. Deze eerste aankomst 30 van het signaal COMRDY heeft ook de voorkeur bij de inspanning voor het verkrijgen van het stuurrecht als de twee zijden niet in werkzame toestand zijn. Derhalve wordt niet aan de beide computerstelsels tegelijkertijd het stuurrecht gegeven.
De logische schakeling 150 is zodanig geconstrueerd, dat de voorwaarden voor het verkrijgen en verlaten van het stuurrecht worden uitgedrukt door de afzonderlijke signalen in de volgende formules (1) 35 respectievelijk (2), in geval dit wordt gegeven en niet het stuurrecht. Hier betekent het achtervoegsel "0" gevoegd bij de aangegeven signalen, dat de signalen door het computerstelsel aan de stuurzijde worden geleverd, terwijl het voorvoegsel ”1” aangeeft dat de signalen door het computerstelsel van de gestuurde zijde worden geleverd.
De schakelvoorwaarde (voor het verhogen van DCS0) voor geen stuurrecht -» stuurrecht is: 40 CPURDY0*DCST+CPURDY1*COMRDY*T1 *DCS1----(1); en
De schakelvoorwaarde (voor het verlagen van DSC0) voor stuurrecht -> geen stuurrecht: DCS=CPURDY0*CPURDY1............(2).
45
De werking van het aldus ontworpen stelsel zal in het hiernavolgende worden beschreven met afzonderlijke bewerkingen voor het verhogen en verlagen van het signaal DCS0 dat het bestaan van het stuurrecht aangeeft: 50 <Werking bij het verhogen van DCS0: DCS0 = 0 -»1>
De logische voorwaarden voor het verhogen van DCS worden uitgedrukt door de formule (1).
In deze formule (1) geeft de 1ste term de normale toestand aan, waaronder DCS0 wordt verhoogd in geval het gestuurde computerstelsel FC het stuurrecht niet heeft verkregen (DCS1 = 0) er in geval het 55 sturende computerstelsel zijn CPU-eenheid heeft voorbereid in de toestand gereed voor gebruik (CPURDYO = 1).
193573 6
De 2de term geeft aan dat een of beide van de CPU-eenheden 10 van de twee computerstelsels het stuurrecht verlangen, zelfs als beide niet in werkzame toestand zijn om de communicatie-interface-eenheid 2 tot communiceren in staat te stellen en dicteert de werkbijzonderheden van de onderhavige uitvinding.
In geval de inhoud van het geheugen verdwenen is als energie wordt toegevoerd komt er geen 5 werkzame toestand, tenzij het geheugen is geladen met het programma door communicatie vanuit de hoger gerangschikte computer. Als gevolg hiervan zullen gedurende een constante tijdperiode na vermogens-toevoer, de CPU-eenheden 10 van de twee computerstelsels niet werkzaam zijn, zodat de computerstelsels noch het stuurrecht verkrijgen met de voorwaarde van de eerste term van de formule (1), noch kan de communicatie-interface-eenheid communiceren en het programma laden.
10 Als de constante tijdperiode is verlopen na vermogenstoevoer stelt de klok TM de tijd in voor het verhogen van het signaal T1 tot de waarde ”1”. Als gevolg hiervan kan het stuurrecht worden verkregen als de communicatie-interface-eenheid werkzaam is, vanuit de tweede term van de formule (1) op voorwaarde dat de partnerzijde geen stuurrecht bezit maar zijn CPU-eenheid niet werkzaam is.
De communicatie-interface-eenheid van het computerstelsel kan gaan communiceren als het het 15 stuurrecht opeist, voor laden van het programma voor communicatie met de hoger gerangschikte computer.
De CPU-eenheid 10 die aldus met het programma is geladen komt in de werkzame toestand (CPURDYO = 1) voor normale bewerkingen.
<Werking bij het verlagen van DCSO: DCSO = 1 0> 20
De logische voorwaarden voor het verlagen van het signaal DCSO die het bestaan aangeven van het stuurrecht worden uitgedrukt door formule (2).
Deze formule (2) betekent alleen het verlaten van het stuurrecht in geval van het computerstelsel met het stuurrecht de CPU-eenheid niet werkzaam is en in geval van het bestuurde partnercomputerstelsel de CPU 25 in werkzame toestand is.
Indien anderzijds het partnercomputerstelsel het stuurrecht heeft opgeëist door een bepaalde oorzaak in de toestand waarin het sturende computerstelsel het stuurrecht heeft opgeëist, alhoewel ongebruikelijk, wordt het stuurrecht verlaten volgens de 1ste term van formule (2). Door deze logische voorwaarde wordt aan de twee computerstelsels niet gelijktijdig het stuurrecht gegeven.
30 Hierna zal de reden worden beschreven waarom de toestand van de communicatie-interface-eenheid 2 niet in de logische voorwaardetoestand is gebracht voor het verlagen van DCSO.
In het bijzonder afhankelijk van de werktoestand, zoals het initialiseren bij het inschakelen van de CPU-eenheid, kan een initialiseerinstructie worden geleverd voor het in de niet werkzame toestand brengen van de communicatie-interface-eenheid als de CPURDYO niet is verhoogd. In deze toestand wordt het 35 stuurrecht niet overgedragen.
Na de start van de normale bewerkingen wordt bovendien de CPU-eenheid ingeschakeld door de diagnose (waaronder het waarnemen van de toestand van COMRDY) van de communicatie-interface-eenheid door de CPU-eenheid teneinde problemen te detecteren van de communicatie-interface-eenheid, waardoor het CPURDYO-signaal tot ”0” wordt verlaagd (d.w.z. de niet-werkzame toestand).
40 Dankzij de aldus beschreven werkingen zal, in geval het computerstelsel in de stuurtoestand aan problemen onderhevig is gedurende het werken van het stelsel, de flip-flopschakeling bestaande uit de twee poorten G10 en G20 worden omgekeerd voor het doorschakelen van de bewerkingen naar het computerstelsel dat tot dat moment in de standby-toestand was. Indien in deze toestand het computerstelsel aan de probleemzijde bijvoorbeeld voor reparaties wordt verwijderd, zal de toestand van de CPURDY1 van de zijde 45 van de partner met problemen ongewijzigd blijven, zodat de flip-flopschakelingen niet worden omgekeerd teneinde geen invloed uit te oefenen op de loop van het stelsel.
Volgens deze uitvoeringsvorm zal dus een van de twee computerstelsels worden ingeschakeld voor het verkrijgen van het stuurrecht, zelfs indien zij niet in de werkzame toestand zijn, door het toevoegen van de eenvoudige logische schakeling en door het schakelen van het stuurrecht onder beschouwing van het 50 toestandsignaal CPURDY afkomstig van de partner CPU-eenheid, zodat de werkzaamheden van het laden van het programma en de database kunnen worden uitgevoerd zonder dat enige speciale werking wordt vereist.
Figuur 7 toont in de vorm van een blokschema de structuur van een verdere uitvoeringsvorm.
In het duplex-computerstelsel moeten de bewerkingen van de CPU-eenheid eenmaal worden onderbro-55 ken in geval de CPU-eenheid wordt geladen met het programma van de hoger gerangschikte computer, bijvoorbeeld via de communicatie-interface-eenheid. Dit is noodzakelijk omdat de CPU-eenheid uit de pas zal gaan lopen als het programma gedurende deze werkzaamheden wordt herschreven.
7 193573
Deze uitvoeringsvorm is zodanig ontworpen, dat het laden van het programma in het geduplexte computerstelsel tot stand kan worden gebracht door communicatie zonder het schakelen van het stuurrecht nadelig te beïnvloeden.
In figuur 7 levert het eerste en het tweede computerstelsel FC1 en FC2 het signaal (CPURDYO) dat 5 aangeeft dat niet alleen de vooraf bepaalde rekenkundige bewerkingen, besturingen en beslissingen, maar ook de werkzaamheden normaal kunnen worden uitgevoerd door zelfdiagnose. De communicatie-interface-eenheid 2 is uitgevoerd met: stopsignaaluitvoermiddelen C1 die reageren op een commando "stop” van de hoger gerangschikte computer voor het leveren van een signaal (STOPO) aan de partner CPU-eenheid voor het tot stilstand brengen van de bewerkingen hiervan en een stopsignaal (CSTOP) aan de CPU-eenheid 10 aan deze zijde nadat de partner CPU-eenheid tot stilstand is gekomen. Verder herstartsignaal- uitvoermiddelen C2, die reageren op een commando "herstarten” vanuit de hoger gerangschikte computer, als het gehele stelsel in de stopstand is, voor het leveren van een signaal (CRESTART) voor het eerder herstarten van zijn CPU-eenheid.
De duplexstuureenheid 15 heeft een structuur die gelijk is aan die van figuur 6.
15 In deze uitvoeringsvorm zullen thans in het hiernavolgende de bewerkingen worden beschreven in geval het programma afkomstig van de hogere gerangschikte computer via de communicatiemiddelen moet worden geladen.
Aangenomen wordt nu, dat het eerste computerstelsel FC1 het stuurrecht bezit en de stuurbewerkingen aan het uitvoeren is. In deze toestand wordt het commando "STOP” uitgezonden door de hogere gerang-20 schikte computer voorafgaande aan het laden van het programma.
De stopsignaal-uitvoermiddelen C1 in de communicatie-interface-eenheid 2 aan de zijde van het computerstelsel FC1 levert het stopsignaal (STOPO), als het het commando "stop” ontvangt, aan de CPU-eenheid 10 van het computerstelsel FC2 aan de partnerzijde. Als gevolg van dit stopsignaal zal de CPU-eenheid 10 in het computerstelsel aan de standby-zijde zijn bewerkingen onmiddellijk stoppen.
25 Nadat de CPU-eenheid zijn bewerkingen heeft gestopt leveren de stopsignaal-uitvoermiddelen C1 het stopsignaal (CSTOP) aan de CPU-eenheid 10 aan zijn zijde. Als gevolg van dit stopsignaal stopt CPU-eenheid 10 onmiddellijk zijn bewerkingen.
In deze toestand zijn de afzonderlijke CPU-eenheden in de twee computerstelsels in hun stilstand-toestanden, zodat beide signalen CPURDYO en CPURDY1 die hierdoor worden geleverd worden verleegd. 30 Als gevolg hiervan zal aan de schakelvoorwaarden voor het stuurrecht volgens de eerder vermelde formules (1) en (2) niet worden voldaan, zodat het stuurrecht niet wordt geschakeld.
Als de computers in de stoptoestanden komen kan het laden van het programma door de communicatiemiddelen worden uitgevoerd voor het laden van het programma in de hoger gerangschikte computer van het computerstelsel door de communicatiemiddelen.
35 Als het laden van het programma door de communicatiemiddelen is beëindigd wordt het commando "herstart” uitgezonden door de hoger gerangschikte computer via de communicatielijn L1. Als de communicatie-interface-eenheid 2 het commando "herstart” ontvangt leveren de herstartsignaal-uitvoermiddelen C2 aan de CPU-eenheid 10 het signaal "CRESTART’ voor het opnieuw eerder starten van de CPU-eenheid 10 aan zijn zijde met het stuurrecht.
40 Als gevolg van dit herstartsignaal (CRESTART) levert de CPU-eenheid 10 het signaal CPURDYO en start de rekenkundige stuurbewerkingen. Nadat de stuurbewerkingen zijn ingevoerd levert de CPU 10 het herstartsignaal (RESTARTO) aan de CPU-eenheid 10 van het computerstelsel aan de korte zijde voor het later herstarten van de CPU-eenheid 10. Als de CPU-eenheid 10 opnieuw is gestart komt deze zijde onmiddellijk in de standby-bewerking omdat het signaal CPURDYO reeds in de insteltoestand is.
45 Figuur 8 toont in een stromingsdiagram de laadbewerkingen vanuit de communicatiemiddelen die tot nu toe zijn beschreven en toont de toestanden van de afzonderlijke computerstelsels FC1 en FC2 bij de afzonderlijke stappen.
Bij deze procedures kan het laden van het programma door de communicatiemiddelen worden uitgevoerd zonder enig schakelen van het stuurrecht op het moment van stoppen en herstarten van de 50 afzonderlijke computerstelsels.
De structuur van de duplexstuureenheid 15 voor het verwezenlijken van deze bewerkingen behoeft niet te worden beperkt tot die weergegeven in figuur 7, maar de klok TM kan bijvoorbeeld worden achterwege gelaten.
Figuur 9 toont in een blokschema het concept van de structuur van de verbanden tot de invoer/ 55 uitvoereenheden (b.v. l/O-eenheden) aangesloten op de communicatielijn L1 (b.v. de achterpaneelbus).
Deze uitvoeringsvorm is zodanig ontworpen dat de achterpaneelbus wordt gedeeld, zodat de duplex-schakeling ook bij storingen die verband houden met de achterpaneelbus kan worden uitgevoerd.
193573 8
In figuur 9 geven de verwijzingen FC1 en FC2 computerstelsels aan met duplexstructuur verbonden met de communicatielijn (b.v. de achterpaneelbus) L1, en de verwijzingen I01 en lOn geven een groot aantal l/O-eenheden aan verbonden met de achterpaneelbus.
In elk van de computerstelsels FC1 en FC2 met de duplexstructuur geven de letters MU een geheugen aan 5 dat verbonden is met de CPU-eenheid 10 en de communicatie-interface-eenheid 2 via een inwendige bus IBS.
Als de CPU-eenheid 10 toegang heeft tot de achterpaneelbus L1 is de functie van de communicatie-interface-eenheid 2 het opnieuw lezen van de signalen (of gegevens) op de afzonderlijke signaallijnen, daaraan geleverd door de achterpaneelbus teneinde deze zodanig te vergelijken dat kan worden gecontro-10 leerd of deze al of niet correct het signaal kan uitvoeren naar de achterpaneelbus. Als het resultaat van het opnieuw lezen een incoïncidentie oplevert onderbreekt de communicatie-interface-eenheid 2 zijn toegang en deelt de CPU-eenheid mee dat gedurende het opnieuw lezen een fout is opgetreden.
Figuur 10 toont in een blokschema de structuur van een voorbeeld van een schakeling voor het verwezenlijken van de functie voor het opnieuw lezen van het signaal op de signaallijn in de communicatie-15 interface-eenheid 2.
In figuur 10 geeft het verwijzingscijfer 211 een ontvanger aan voor het lezen van signalen op de afzonderlijke datalijnen op de achterpaneelbus, terwijl het verwijzingscijfer 212 een aandrijfeenheid aangeeft voor het zenden van uitvoerdata van de CPU-eenheid 10 naar de achterpaneelbus. Het cijfer 213 geeft een comparator aan voor het vergelijken van de data uitgevoerd naar de achterpaneelbus en de data gelezen 20 van de afzonderlijke signaallijnen van de achterpaneelbus. Het cijfer 214 geeft een tijdstuurschakeling aan voor het leveren van de uitvoer van de opnieuw gelezen fouten op basis van de vergelijkingsresultaten van de comparator 213.
Aangenomen wordt nu, dat beide duplex-communicatiestelsels FC1 en FC2 normale bewerkingen hebben uitgevoerd (d.w.z. beide werkzame toestandsignalen RDY van de afzonderlijke CPU-eenheden 10 25 zijn actief) en dat het computerstelsel FC1 in de sturende werking is terwijl het computerstelsel FC2 in de standby-werking is.
In het hiernavolgende zullen de oorzaken van de fouten worden aangegeven bij de herleescontrole van het achterpaneel.
30 a. Interne problemen van de communicatie-interface-eenheid in het stelsel aan deze zijde; b. problemen van de busaandrijfeenheid en de -ontvanger van de stelsels van deze en van de partnerzijde en de l/O-eenheden I01 tot lOn; en c. problemen van de achterpaneelbus.
35 De problemen in de klassen (b) en (c) worden gedeeld omdat de afzonderlijke computerstelsels zijn verbonden met de gemeenschappelijke achterpaneelbus.
Deze uitvoeringsvorm functioneert effectief in geval de problemen van de bovengenoemde klasse (a) optreden, zoais in het hiernavolgende zal worden beschreven.
Thans zullen de problemen worden beschouwd waarbij de communicatie-interface-eenheid 2 van het 40 computerstelsel FC1 naar het achterpaneel fout gaat, zodat de juiste signalen niet naar de achterpaneelbus kunnen worden gezonden.
Als in dit geval het computerstelsel FC1 toegang krijgt tot de l/O-eenheid worden de fouten gedetecteerd teneinde de toegang bij de herleesfunctie van de communicatie-interface-eenheid 2 te onderbreken. Bovendien wordt aan de CPU-eenheid 10 het optreden medegedeeld van de opnieuw gelezen controle-45 fouten.
Figuur 11 toont in een tijddiagram de werkingen van de bovenvermelde herleesfunctie in de communicatie-interface-eenheid 2.
Het computerstelsel FC1 zendt de uitvoerdata naar de l/O-eenheid, zoals weergegeven bij (a). Deze uitvoerdata wordt uitgevoerd in de vorm van een uitvoervrijgeefsignaal OE, zoals weergegeven bij (b) via de 50 aandrijfeenheid 212 naar de achterpaneelbus L1, zoals weergegeven bij (c).
De uitvoerdata aldus uitgevoerd naar de achterpaneelbus L1 wordt opnieuw gelezen via de ontvanger 212, zoals weergegeven bij (d), zodat deze wordt vergeleken met de uitvoerdata in de comparator 213.
Zoals weergegeven bij (e) geeft dit vergelijkingsresultaat bij coïncidentie aan, dat de uitvoer EQUAL actief wordt voor het aangeven van geen fout en, bij geen coïncidentie, dat de uitvoer EQUAL inactief wordt 55 voor het aangeven van het optreden van een herleesfout.
9 193573
De tijdstuurschakeling 214 wordt gevormd door een flip-flop, weergegeven in figuur 10, voor het uitvoeren van het herlees-foutsignaal, weergegeven bij (g), naar de CPU-eenheid 10 op het herleestijdstip, weergegeven bij (f).
Als gevolg van het herlees-foutsignaal afkomstig van de communicatie-interface-eenheid 2, levert de 5 CPU-eenheid 10 het resultaat van zijn diagnose, niet werkzaam, en onderbreekt de toegang- en stuur-bewerking om te voorkomen dat foutieve data naar de l/O-eenheid wordt gevoerd.
Als het gereedsignaal CPURDY van de CPU-eenheid 10 inactief wordt, besluit de duplexstuureenheid 15 uit de toestand van de afzonderlijke computerstelsels FC1 en FC2 om het duplexstuursignaal DCS uit te voeren voor het geven van het stuurrecht aan het computerstelsel FC2. Als gevolg hiervan zal het 10 computerstelsel FC2, dat tot nu toe in de standby-toestand werd gehouden, zijn sturende bewerking starten voor het voortzetten van de werking van het totale stelsel.
Bij de problemen van de bovengenoemde klasse (a) wordt dus de uitvoerdata opnieuw gelezen voor het detecteren van de fout. Als deze fout is gedetecteerd wordt de toegang onderbroken door de beslissing dat de fouten behoren tot de communicatie-interface-eenheid in het stelsel aan deze zijde en de CPU-eenheid 15 verleest het gereedsignaal CPURDY teneinde het duplexen te schakelen.
De CPU-eenheid 10 detecteert de fouten (zoals fouten afkomstig van problemen in het inwendige van het computerstelsel, b.v. de pariteitsfouten van de gelezen data, geen respons op toegang of niet in staat om het busrecht te verkrijgen) behalve de eerdergenoemde herleesfouten, die optraden als gevolg van toegang tot de achterpaneelbus, waarbij het ieessignaal CPURDY wordt verlaagd voor het schakelen van 20 het duplexen.
In geval de problemen behoren tot de bovenvermelde klassen (b) en (c) detecteert de CPU-eenheid deze eveneens en verlaagt het Ieessignaal CPURDY voor het schakelen van het duplexen. Omdat in dit geval de problemen die behoren tot de klassen (b) en (c) intrinsiek tussen de stelsels worden gedeeld, heeft het computerstelsel dat opnieuw de stuurbewerkingen heeft gestart toegang tot de achterpaneelbus voor het 25 teweegbrengen van de herleesfouten, zodat zij CPU het gereedsignaal verlaagt. Als gevolg hiervan worden de werkingen van het totale stelsel onderbroken.
Als in figuur 9 de communicatie-interface-eenheid 2 is ontworpen voor het ontvangen van het signaal dat de aanwezigheid of de afwezigheid aangeeft van het stuurrecht van de duplexstuureenheid 15, zoals aangegeven met onderbroken getekende lijnen, en de volgende functies worden gegeven, kunnen de 30 problemen worden voorkomen dat een computerstelsel invloed op het andere computerstelsel uitoefent.
Dat wil zeggen: de functie van het blokkeren van de toegang tot de invoer/uitvoereenheden 101 tot lOn in geval het stuurrecht niet aan het computerstelsel van deze zijde van de communicatie-interface-eenheid 2 wordt gegeven; en de functie van het uitzetten van data in een ander gebied dan het adresgebied van de geheugeneenheid MU, genomen uit de CPU aan deze zijde, voor de toegang van achterpaneelbus L1 en 35 voor het blokkeren van de schrijftoegang.
Figuur 12 toont een adreskaart voor de CPU-eenheid 10 in elk van de computerstelsels FC1 en FC2.
Elk computerstelsel FC1 of FC2 bezit zijn eigen inwendige geheugen op adres $ 000000 tot $ 1FFFFFF. De gebieden $ 200000 tot $ 9FFFFF zijn toegewezen aan de achterpaneelbus L1.
Hiervan zijn de inwendige geheugens van het computerstelsel van de partnerzijde toegewezen aan de 40 gebieden $ 200000 tot $ 3FFFFF, en l/O-gebieden van de gestuurde invoeren/uitvoeren zijn toegewezen aan $ 800000 tot $ BFFFFF.
De communicatie-interface-eenheid 2 heeft de volgende functies: a. Arbitreerfunctie voor het verkrijgen van het busmeesterrecht; b. Busmeesterfunctie; en 45 c. Busslaaffunctie.
De busmeesterfunctie verschaft de mogelijkheid dat het l/O-gebied van de adreskaart van figuur 12 alleen toegankelijk is voor het computerstelsel met het stuurrecht. Dit is gedaan omdat het computerstelsel met problemen waardoor het het stuurrecht kan verliezen niet foutieve data mag uitvoeren naar de invoer/ 50 uitvoereenheid dat de directe stuuruitvoer levert.
Anderzijds maakt de busslaaffunctie de toegang onmogelijk vanuit de achterpaneelbus L1 om te schrijven. Hierdoor worden de bewerkingen beschermd van de CPU-eenheid tegen de toegang vanaf de buitenzijde door middel van hardware.
Bovendien reageert de busslaaffunctie op de adressen $ 200000 tot $3FFFFF van de achterpaneelbus, 55 en de toegangen naar het inwendige geheugen komen tot stand door de adressen $ 0 tot $ 1FFFFF die zijn voorbereid door het aftrekken van $ 200000, voor het verwezenlijken van de adreskaart weergegeven in figuur 12.
193573 10
Eerst wordt aangenomen dat het computerstelsei FC1 zich in de stuurtoestand bevindt (bezig met normale werkzaamheden), terwijl het computerstelsei FC2 in de standby-toestand is. In deze toestand voert het computerstelsei FC1 aan de gestuurde zijde de sturende bewerkingen uit overeenkomstig het programma opgeborgen in het inwendige geheugen van de geheugeneenheid MU.
5 Bij deze bewerkingen wordt de invoerdata gelezen van de invoer/uitvoereenheden I01 tot lOn via de achterpaneelbus L1 en zijn deze onderhavig aan de noodzakelijke berekeningen. Hierna wordt de uitvoerdata overgedragen via de achterpaneelbus L1 naar de invoer/uitvoereenheden 101 tot lOn.
Het computerstelsei FC2 aan de standby-zijde voert de standby-bewerkingen niet uit voordat is vastgesteld dat de hardware, het programma en de data normaal zijn. Na de start van de bewerkingen van 10 het computerstelsei FC1 aan de stuurzijde worden allereerst het programma en de data van het computerstelsei FC1 gelezen via de achterpaneelbus L1 en opgeborgen in het geheugen MU van het computerstelsei FC2 aan de standby-zijden. Nadat programma en data zijn opgeborgen worden de standby-bewerkingen gestart.
Als in deze standby-toestand in het computerstelsei FC1 aan de stuurzijde bepaalde problemen 15 optreden, wordt de data geëgaliseerd, zodat de stuurbewerkingen geleidelijk kunnen doorgaan. Gedurende de stuurbewerkingen van het computerstelsei aan de stuurzijde zullen in het bijzonder de data en de parameters tijdelijk veranderen, en het computerstelsei aan de stuurzijde bergt de data en de parameters in vooraf bepaalde posities op noodzakelijk voor de standby-zijde als de besturing is uitgevoerd. Deze data en parameters worden achtereenvolgens gekopieerd in de geheugeneenheid MU aan deze zijde van het 20 computerstelsei FC2 aan de standby-zijde via de achterpaneelbus L1.
Door deze bewerkingen bezit het computerstelsei FC2 aan de standby-zijde steeds de data en parameters die nodig zijn voor hetzelfde programma en de besturing als die van het computerstelsei FC1 aan de stuurzijde, zodat deze continu probleemloos de stuurbewerkingen kan uitvoeren in geval het computerstelsei aan de stuurzijde wordt gestoord.
25 Thans zullen in het hiernavolgende de bewerkingen worden beschreven in geval het computerstelsei FC2 aan de standby-zijde aan storingen onderhevig is.
Aangenomen wordt dat het computerstelsei aan de standby-zijde zodanige problemen ondervindt, dat continu willekeurige adresschrijfbewerkingen worden uitgevoerd. Deze willekeurige adresschrijfbewerkingen worden dan door de bovenvermelde busmeesterfunctie en busslaaffunctie van de communicatie-interface-30 eenheid 2 geblokkeerd teneinde geen invloed uit te oefenen op de stuurbewerkingen van het stelsel.
Meer in het bijzonder voor de toegang tot de l/O-gebieden heeft het computerstelsei FC2 zelf geen stuurrecht, zodat het geen toegang kan krijgen vanwege de beperkingen van zijn eigen hardware.
Bovendien kan het schrijven in de geheugeneenheid MU van het computerstelsei FC1 aan de stuurzijde niet worden uitgevoerd omdat de hardware geen invloed kan uitoefenen op de stuurbewerking van het 35 computerstelsei aan de stuurzijde.
Overigens kunnen in het voorafgaande niet alle gebieden van het geheugen in het computerstelsei aan de partnerzijde worden beschreven. De structuur kan echter zodanig worden verbeterd, dat alleen de programma-, data- en parametergebieden nodig voor de stuurbewerkingen niet kunnen worden beschreven, terwijl in de geheugeneenheid door de egalisatiebewerkingen kan worden beschreven.
40 Volgens deze uitvoeringsvorm oefenen de problemen van het ene computerstelsei geen invloed uit op de stuurbewerkingen van het andere computerstelsei, zodat de betrouwbaarheid gemakkelijker kan worden verbeterd.
Bovendien worden de kopieerbewerkingen van de data en parameters uitgevoerd door de duplexstuur-eenheden 15 die speciaal voor deze doeleinden in afzonderlijke computerstelsels zijn opgenomen. De 45 software kan echter tussen de twee computers worden gedeeld door de adressen vanuit de twee computerstelsels naar de afzonderlijke duplexstuureenheden identiek te maken.
Figuur 13 toont in een blokschema de structuur van een verdere uitvoeringsvorm, welke zodanig is ontworpen dat de egalisatie van de te schakelen data van de stuurtoestand naar de standby-toestand geleidelijk verloopt.
50 In elk van de computerstelsels FC1 en FC2 geeft het verwijzingscijfer 151 een egalisatiebuffer aan waarin data moet worden opgeborgen die tussen de twee computerstelsels moet worden geëgaliseerd en bijvoorbeeld is opgenomen in de RAM van het computerstelsei. Het verwijzingscijfer 152 geeft de detectie-middelen aan voor foutieve werking voor het detecteren van de foutieve werking van de data die in de egalisatiebuffer 151 is opgeborgen, terwijl het cijfer 153 vlagmiddelen aangeeft, die werkzaam worden als 55 een foutieve werking wordt gedetecteerd door de detectiemiddelen voor de foutieve werking.

Claims (9)

11 193573 De duplexstuureenheid 15 is zodanig samengesteld, dat deze verwijst naar de vlagmiddelen 153 als het stuurrecht moet worden geschakeld, teneinde het schakelen van het stuurrecht te starten als de vlag UIT is en voor het zenden van de stuuruitgang na verloop van een bepaalde tijdperiode in geval de vlag AAN is. Deze duplexstuureenheid 15 wordt gevoed met: het gereedsignaal CPURDY vanuit zijn eigen CPU-5 eenheid 10; het gereedsignaal CPURDY van de CPU-eenheid 10 van de computer aan de partnerzijde; het gereedsignaal COMRDY dat aangeeft dat de communicatie-interface-eenheid 2 zijn bewerkingen normaal kan uitvoeren; en het signaal van de vlagmiddelen 153. Overeenkomstig de toestanden van deze signalen zal de duplexstuureenheid 15 een dergelijk duplex-stuur-schakelsignaal DCS uitvoeren, zodat een van de computerstelsels de normale werkzaamheden kan gaan uitvoeren. 10 Figuur 14 toont in een diagram het concept van de data-egalisatiebewerkingen. In deze uitvoeringsvorm wordt aangenomen dat het computerstelsel FC1 zich in de stuurtoestand bevindt (bezig met het uitvoeren van normale werkzaamheden), terwijl het computerstelsel FC2 zich in de standby-toestand bevindt. In deze toestanden wordt in de egalisatiebuffer 151 van het computerstelsel FC1 aan de stuurzijde de te egaliseren data opgeborgen tussen een startmerk STM en een eindmerk EDM. 15 Het computerstelsel FC2 aan de standby-zijde leest de waarde van de aanwijzer PO van de egalisatiebuffer 151 aan de stuurzijde. Als de gelezen waarde gelijk is aan de vorige, beslist het computerstelsel FC2 tot afwezigheid van nieuwe egalisatiedata en voert geen egalisatiebewerkingen uit. Als de waarde van de aanwijzer is veranderd wordt de data opgeborgen in de egalisatiebuffer 151 tussen het startmerk STM en het eindmerk EDM en dat voor het starten moet worden geëgaliseerd, gekopieerd vanuit het computer-20 stelsel FC1 aan de stuurzijde. De te egaliseren data is samengesteld uit adressen en data, die zijn opgenomen tussen het startmerk en het eindmerk. Het computerstelsel FC2 aan de standby-zijde kopieert de data, die is opgenomen tussen het startmerk en het eindmerk bij een toegewezen adres als het eindmerk EDM in de gekopieerde data wordt aangetroffen. 25 De detectiemiddelen 152 voor foutieve werking van het computerstelsel FC2 aan de standby-zijde detecteert de fouten van het startmerk of het eindmerk en de foutieve werking van de data in de egalisatiebuffer in geval de egalisatiebuffer volledig is bezet (zoals in geval de bijwerking aan de stuurzijde eerder plaatsvindt dan de egalisatieverwerking aan de standby-zijde) door de fouten van de gelezen aanwijzer of het bijwerken van de aanwijzer van de egalisatiebuffer aan de stuurzijde. Als deze foutieve werkingen 30 worden gedetecteerd worden de vlagmiddelen 153 werkzaam gemaakt (of ingeschakeld). De tot nu toe beschreven egalisatiebewerkingen worden te allen tijde in de computer aan de standby-zijde uitgevoerd, zodat het schakelen van het stuurrecht op een willekeurig tijdstip wordt onderbroken. Als de CPU-eenheid van bijvoorbeeld het computerstelsel FC1 aan de stuurzijde in abnormale werking komt zal het signaal CPURDYo niet-gereed schakelen, zodat de duplexstuureenheid 15 als gevolg hiervan 35 het signaal DCS omkeert voor het schakelen van het stuurrecht teneinde de normale bewerkingen over te dragen aan het computerstelsel FC2 dat tot dat moment in de standby-toestand was. Bij het schakelen van de duplex zal de duplexstuureenheid 15 van het computerstelsel FC2, dat tot dat moment in de standby-toestand was, verwijzen naar de vlagmiddelen 153 voor het onmiddellijk starten van het schakelen van het stuurrecht in het geval de vlag UIT is. 40 Als de vlagmiddelen 153 UIT zijn wordt in tegendeel de duplexstuureenheid 15 gedurende vooraf bepaalde tijdperiode onderbroken, bijvoorbeeld 1 minuut, en wordt deze vervolgens weer werkzaam voor het overdragen van de stuuruitgang. Gedurende deze onderbreking van een minuut wordt geen bewerking uitgevoerd teneinde de initialisering van noodzakelijke data of dergelijke uit te voeren of voor het laden van het programma en voor het 45 inschakelen van de vlag UIT. Als derhalve de stuuruitgang wordt uitgezonden door het computerstelsel dat na verloop van een minuut het stuurrecht heeft verkregen, worden de besturingen na een overeenkomstige toestand omgeschakeld van die waarin na verloop van een minuut de werktoestand intreedt, ter voorkoming van het nadeel dat een onverwachte stuuruitvoer naar het stuurpaneel wordt gezonden. De afzonderlijke uitvoeringsvormen zijn tot nu toe als voorbeeld beschreven met een communicatielijn L1 50 van enkele structuur. Vanzelfsprekend kan deze communicatielijn ook in duplex zijn uitgevoerd.
1. Duplex-computerstelsel van het redundantietype voorzien van ten minste twee computerstelsels, verbonden met een communicatielijn, en van meerdere l/O-eenheden die door de computerstelsels worden bestuurd, waarin een eerste computerstelsel is betrokken bij normale werkzaamheden terwijl een tweede 193573 12 computerstelsel in standby-toestand wordt gehouden, voorbereid voor storingen in het eerste computer-steisel, met het kenmerk, dat de communicatielijn (L1) van het ”token-doorlaat-type” is, waarin communicatiefuncties dan worden uitgevoerd, als een communicatierecht of ’’token-frame" naar één van de computerstelsels (PC1; FC2) wordt gecirculeerd, en dat elk computerstelsel (FC1; FC2) ten minste omvat: 5 een token-detectie-eenheid (24) voor het detecteren van een token-frame dat naar zichzelf is geadresseerd; een token-ontvangteller (25) voor het bijwerken van zijn inhoud als de genoemde token-detectie-eenheid (24) het token-frame detecteert; en een beslissingseenheid (16) voor het lezen van de inhoud van de genoemde ontvangteller (25) teneinde 10 een computerstelsel (FC1; FC2) dat zich tot dat moment in een standby-toestand bevond te instrueren tot het uitvoeren van normale werkzaamheden in geval de inhoud van de genoemde ontvangteller (25) niet is bijgewerkt na verloop van een vooraf bepaalde tijdperiode.
2. Duplex-computerstelsel volgens conclusie 1, verder voorzien van een koppeleenheid (3) die elk van de genoemde stelsels koppelt met de genoemde communicatielijn (L1) en is voorzien van een blokkeer- 15 schakelaar (4) teneinde de genoemde koppeleenheid (3) te instrueren de communicatiefunctie te blokkeren, waarin de genoemde detectie-eenheid (24) een zodanige schakelwerking instrueert, dat het computerstelsel (FC1; FC2), dat in de standby-toestand was, normale werkzaamheden uitvoert op voorwaarde dat de genoemde blokkeerschakelaar (4) niet de blokkering van de communicatiefunctie instrueert, in geval de inhoud van de genoemde ontvangteller (25) niet is bijgewerkt na verloop van een vooraf bepaalde 20 tijdperiode.
3. Duplex-computerstelsel volgens conclusie 1, waarin elk van de genoemde computerstelsels verder is voorzien van: gereedsignaal-opwekmiddelen (14), die gaan reageren op een instructiesignaal vanuit genoemde beslissingseenheid (16) voor het leveren van een gereedsignaal op basis van de inhoud van zijn 25 diagnose; en een duplexstuureenheid (15) die reageert op het genoemde gereedsignaal om te onderzoeken of het in werkzame toestand of in standby-toestand komt, en waarin de genoemde gereedsignaalopwekmiddelen (14) het genoemde gereedsignaal inactief maakt overeenkomstig het instructiesignaal vanuit de genoemde beslissingseenheid (16).
4. Duplex-computerstelsel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat elk computerstelsel (FC1; FC2) verder is voorzien van een CPU-eenheid (10) die ten minste de beslissingseenheid (16) omvat en is ingericht voor het uitvoeren van rekenkundige bewerkingen en voor het leveren van een signaal (CPURDYO) waarmee wordt aangegeven dat zijn bewerkingen normaal kunnen worden uitgevoerd; 35 een communicatie-interface-eenheid (2) die ten minste de token-detectie-eenheid (24) en de token- ontvangteller (25) omvat en is ingericht voor het uitvoeren van een signaal (COMRDYO) dat aangeeft dat zijn bewerking normaal kan worden uitgevoerd; een tijdeenheid (TM) voor het leveren van een tijdbijwerksignaal (T1) na verloop van een vooraf bepaalde tijdperiode vanaf de vermogenstoevoer aan het genoemde stelsel (FC1; FC2); en 40 een logische schakeling (150) voor het ontvangen van het signaal (CPURDYO) dat de mogelijkheid aangeeft van normale werking door genoemde CPU-eenheid (10); het signaal (COMRDY) dat de mogelijkheid aangeeft van normale werking van genoemde communicatie-interface-eenheid (2), het tijdbijwerksignaal (T1) van de genoemde tijdeenheid (TM), een signaal (CPURDY1) dat de mogelijkheid aangeeft van normale werkingen van de CPU-eenheid (10) van het computerstelsel (FC1; FC2) aan de 45 partnerzijde, een signaal (DSCO) dat aangeeft dat een stuurrecht behoort tot deze zijde, en een signaal (DCS1) dat aangeeft dat het stuurrecht behoort tot de partnerzijde, teneinde een logische bewerking van deze signalen uit te voeren.
5. Duplex-computerstelsel volgens conclusie 4, waarin de genoemde schakeling (150) het stuurrecht verkrijgt door het op ”1” instellen van het signaal 50 (DCS0) dat aangeeft dat het stuurrecht tot deze zijde behoort, als voldaan wordt aan de voorwaarde van de volgende formule (1) in geval het stuurrecht niet tot deze zijde behoort (DCS = 0), en waarin de genoemde logische schakeling (150) het stuurrecht laat vervallen door het op ’’0’’ instellen van het signaal (DCS0) dat aangeeft dat het stuurrecht tot deze zijde behoort, als voldaan wordt aan de voorwaarden van de volgende formule (2) in geval het stuurrecht tot deze zijde behoort (DCS = 1): 13 193573 CPURDYO*DCST+CPURDY 1 ’COMRDY’TI *DCSÏ----(1); en DCS+CPURDY0*CPURDY1............(2). 5
6. Duplex-computerstelsel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat elk computerstelsel (FC1; FC2) verder is voorzien van een CPU-eenheid (10) die ten minste de beslissingseenheid (16) omvat en is ingericht voor het uitvoeren van rekenkundige bewerkingen en voor het leveren van een signaal (CPURDYO) waarmee wordt 10 aangegeven dat zijn bewerkingen normaal kunnen worden uitgevoerd; een duplexstuureenheid (15) voor het ontvangen van het signaal (CPURDYO) dat de mogelijkheid van de normale bewerkingen door de genoemde CPU-eenheid (10) aangeeft, een signaal (CPURDY1) dat de mogelijkheid van normale bewerkingen door de CPU-eenheid (10) aan de partnerzijde aangeeft, een signaal (DCSO) dat aangeeft dat het stuurrecht tot deze zijde behoort, en een signaal (DCS1) dat 15 aangeeft dat het stuurrecht tot de partnerzijde behoort en een logische bewerking van deze signalen uitvoert voor het beslissen van het stuurrecht; en een communicatie-interface-eenheid (2) die ten minste de token-detectie-eenheid (24) en de token-ontvangteller (25) omvat en is ingericht voor het leveren van een signaal (STOPO) voor communicatie met een computer (MIF) van hogere rangorde en het stoppen van de bewerkingen van de CPU-eenheid 20 (10) van het computerstelsel (FC1; FC2) aan de partnerzijde, in geval het het commando ’’stop” ontvangt van de computer met hogere rangorde (MIF), en voor het leveren van een signaal (CRESTART) voor het eerder starten van de CPU-eenheid (10) van het computerstelsel aan deze zijde, in geval het een commando ’’herstart” ontvangt van de computer van hogere rangorde (MIF) terwijl het totale stelsel in stoptoestand is.
7. Duplex-computerstelsel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat elk computerstelsel (FC1; FC2) verder is voorzien van een CPU-eenheid (10) die ten minste de beslissingseenheid (16) omvat; een geheugen (12) verbonden met de genoemde CPU-eenheid (10) via een interne bus (IBS); een duplexstuureenheid (15) om te beslissen of de stuurbewerkingen al dan niet moeten worden 30 uitgevoerd, uit het zelf-diagnose-resultaat door de CPU-eenheid (10) van het computerstelsel (FC1; FC2) aan deze zijde en het zelf-diagnose-resultaat door de CPU-eenheid (10) van het computerstelsel (FC1; FC2) aan de partnerzijde; een communicatie-interface-eenheid (2) die ten minste de token-detectie-eenheid (24) en de token-ontvangteller (25) omvat en is verbonden met genoemde inwendige bus (IBS) en genoemde 35 communicatielijn (L1) en met de functies voor het herlezen van de data, die wordt geleverd aan elke signaallijn als genoemde CPU-eenheid (10) toegang heeft tot de communicatielijn (L1), teneinde de toegang daartoe bij coïncidentie te onderbreken en om aan genoemde CPU-eenheid (10) het feit mede te delen dat gedurende het herlezen een fout is opgetreden, en 40 waarin genoemde CPU-eenheid (10) zijn bewerkingen stopt door het accepteren van het zelf-diagnose-resultaat als niet gereed als het de herleesfout ontvangt.
8. Duplex-computerstelsel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat elk computerstelsel (FC1; FC2) verder is voorzien van een CPU-eenheid (10) die ten minste de beslissingseenheid (16) omvat; 45 een geheugeneenheid (12) vrijgegeven voor toegang vanuit de genoemde CPU-eenheid (10) en de genoemde communicatielijn (L1); een duplexstuureenheid (15) voor het waarnemen van een gereedsignaal dat de werkzame toestand aangeeft afkomstig van ten minste de genoemde CPU (10) om te onderzoeken welk van de twee computers (FC1; FC2) bezig is met normale werkzaamheden terwijl de andere zich in een standby-50 toestand bevindt; en een communicatie-interface-eenheid (2) die ten minste de token-detectie-eenheid (24) en de token-ontvangteller (25) omvat en is gekoppeld met de communicatielijn (L1) en met als functie het blokkeren van de toegang naar de genoemde ingangs/uitgangseenheid (10, ..10n) in geval een stuurrecht niet van de genoemde duplexstuureenheid (15) is verkregen en functies voor het uitzetten van data in een gebied 55 dat verschilt van het adresgebied van de geheugeneenheid (12) zoals gezien door de CPU-eenheid (10) aan deze zijde, voor de toegang vanaf de genoemde communicatielijnzijde en om een schrijftoegang te blokkeren. 193573 14
9. Duplex-computerstelsel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat elk computerstelsel (FC1; FC2) verder is voorzien van een egalisatiebuffer (151) voor het opbergen van te egaliseren data; detectiemiddelen (152) voor foutieve datawerking voor het detecteren van foutieve data opgeborgen in de 5 genoemde egalisatiebuffer (151); vlagmiddelen (153) ingesteld om werkzaam te worden indien een foutieve werking is gedetecteerd door de genoemde detectiemiddelen (152) voor foutieve werking; en duplexstuurmiddelen (15) die terug verwijzen naar de genoemde vlagmiddelen (153) als het stuurrecht niet moet worden geschakeld, teneinde het starten van het stuurrecht te schakelen in geval de 10 genoemde vlag UIT is en voor het uitvoeren van een stuuruitgang na verloop van een vooraf bepaalde tijdperiode in geval de genoemde vlag AAN is. Hierbij 13 bladen tekening
NL9000692A 1989-04-04 1990-03-23 Duplex-computerstelsel. NL193573C (nl)

Applications Claiming Priority (12)

Application Number Priority Date Filing Date Title
JP1085615A JP2965255B2 (ja) 1989-04-04 1989-04-04 二重化制御演算システム
JP8561589 1989-04-04
JP10136289A JP3291729B2 (ja) 1989-04-20 1989-04-20 二重化計算機システム
JP10136289 1989-04-20
JP21537889 1989-08-22
JP1215378A JP2985188B2 (ja) 1989-08-22 1989-08-22 二重化計算機システム
JP30061689 1989-11-18
JP1300616A JPH03160529A (ja) 1989-11-18 1989-11-18 二重化計算機システム
JP31822889 1989-12-07
JP1318228A JPH03177933A (ja) 1989-12-07 1989-12-07 二重化計算機システム
JP32308689 1989-12-13
JP1323086A JPH03184128A (ja) 1989-12-13 1989-12-13 二重化計算機システム

Publications (3)

Publication Number Publication Date
NL9000692A NL9000692A (nl) 1990-11-01
NL193573B NL193573B (nl) 1999-10-01
NL193573C true NL193573C (nl) 2000-02-02

Family

ID=27551657

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL9000692A NL193573C (nl) 1989-04-04 1990-03-23 Duplex-computerstelsel.

Country Status (6)

Country Link
US (1) US5638507A (nl)
KR (1) KR920008284B1 (nl)
BR (1) BR9001530A (nl)
DE (1) DE4010109C2 (nl)
GB (1) GB2231987B (nl)
NL (1) NL193573C (nl)

Families Citing this family (12)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
KR100195065B1 (ko) * 1996-06-20 1999-06-15 유기범 데이타 통신망 정합장치
JP2830857B2 (ja) * 1996-09-09 1998-12-02 三菱電機株式会社 データストレージシステム及びデータストレージ管理方法
US6742136B2 (en) * 2000-12-05 2004-05-25 Fisher-Rosemount Systems Inc. Redundant devices in a process control system
ITTO20020160A1 (it) * 2002-02-25 2003-08-25 Magneti Marelli Sistemi Elettr Disposizione circuitale in un modulo elettronico di controllo per la conversione tra protocolli di comunicazione.
KR100474704B1 (ko) * 2002-04-29 2005-03-08 삼성전자주식회사 데이터의 버스트 동시쓰기가 가능한 프로세서 이중화 장치
US7117390B1 (en) * 2002-05-20 2006-10-03 Sandia Corporation Practical, redundant, failure-tolerant, self-reconfiguring embedded system architecture
JP4182948B2 (ja) * 2004-12-21 2008-11-19 日本電気株式会社 フォールト・トレラント・コンピュータシステムと、そのための割り込み制御方法
JP4666258B2 (ja) * 2006-01-11 2011-04-06 横河電機株式会社 データアクセスシステム
US9767181B2 (en) * 2009-11-30 2017-09-19 Bmc Software, Inc. Extending a database recovery point at a disaster recovery site
CN102497288A (zh) * 2011-12-13 2012-06-13 华为技术有限公司 一种双机备份方法和双机系统实现装置
JP6359192B2 (ja) * 2015-07-23 2018-07-18 三菱電機株式会社 二重化プロセス制御装置
CN107885621B (zh) * 2017-12-11 2021-03-30 中国兵器装备集团自动化研究所 一种基于飞腾平台的热备计算机

Family Cites Families (14)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3303474A (en) * 1963-01-17 1967-02-07 Rca Corp Duplexing system for controlling online and standby conditions of two computers
SE313849B (nl) * 1966-03-25 1969-08-25 Ericsson Telefon Ab L M
US3864670A (en) * 1970-09-30 1975-02-04 Yokogawa Electric Works Ltd Dual computer system with signal exchange system
US4270168A (en) * 1978-08-31 1981-05-26 United Technologies Corporation Selective disablement in fail-operational, fail-safe multi-computer control system
US4276593A (en) * 1979-03-30 1981-06-30 Beckman Instruments, Inc. Transfer system for multi-variable control units
US4500951A (en) * 1981-01-07 1985-02-19 Hitachi, Ltd. Plant control system
US4491946A (en) * 1981-03-09 1985-01-01 Gould Inc. Multi-station token pass communication system
US4521871A (en) * 1982-04-12 1985-06-04 Allen-Bradley Company Programmable controller with back-up capability
US4872106A (en) * 1983-04-06 1989-10-03 New Forney Corp. Industrial process control system with back-up data processors to take over from failed primary data processors
US5058056A (en) * 1983-09-12 1991-10-15 International Business Machines Corporation Workstation takeover control
US4607256A (en) * 1983-10-07 1986-08-19 Honeywell, Inc. Plant management system
US4823256A (en) * 1984-06-22 1989-04-18 American Telephone And Telegraph Company, At&T Bell Laboratories Reconfigurable dual processor system
US4623883A (en) * 1984-12-10 1986-11-18 Ncr Corporation Automatic communications switch
US4984240A (en) * 1988-12-22 1991-01-08 Codex Corporation Distributed switching architecture for communication module redundancy

Also Published As

Publication number Publication date
GB9006970D0 (en) 1990-05-23
US5638507A (en) 1997-06-10
KR900016885A (ko) 1990-11-14
KR920008284B1 (ko) 1992-09-26
DE4010109A1 (de) 1990-10-11
GB2231987A (en) 1990-11-28
NL193573B (nl) 1999-10-01
NL9000692A (nl) 1990-11-01
BR9001530A (pt) 1991-04-23
GB2231987B (en) 1993-05-19
DE4010109C2 (de) 1996-12-12

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US5548743A (en) Data processing system with duplex common memory having physical and logical path disconnection upon failure
NL193573C (nl) Duplex-computerstelsel.
JP2880165B2 (ja) 2つのプロセッサからなる自動車のコンピュータシステムを監視する装置
US5434998A (en) Dual computer system
US5140593A (en) Method of checking test program in duplex processing apparatus
JPH06259343A (ja) 多重バス制御方式及びそれを用いたシステム
JP3127941B2 (ja) 二重化装置
JP3239935B2 (ja) 密結合マルチプロセッサシステムの制御方法、密結合マルチプロセッサシステム及びその記録媒体
JPH05204880A (ja) 二重化計算機システム
JP3783560B2 (ja) 情報処理システム
JP2663896B2 (ja) バス障害処理システム
JP2716571B2 (ja) 二重化データ保全装置
GB2259381A (en) Duplex computer system
JP2815730B2 (ja) アダプタ及びコンピュータシステム
JPH05134945A (ja) バスインターフエース機構
JPS603225B2 (ja) 主記憶装置情報修復方式
JPH06348604A (ja) メモリコピー方式
JPH0844501A (ja) ディスクシステムとその製造方法
JPH10187355A (ja) ディスク制御システム
JPH09152995A (ja) 計算機システム
JPH06208437A (ja) 記憶制御装置
JPH03131938A (ja) 多重処理システム
JPH05289896A (ja) フォールトトレラントコンピュータ
JPH02297238A (ja) マルチプロセツサの診断方式
JPH08137709A (ja) 情報処理システム

Legal Events

Date Code Title Description
A1A A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
BC A request for examination has been filed
V1 Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20091001