NL192036C - Werkwijze voor het onder toepassing van onderdruk verpakken van artikelen. - Google Patents

Description

1 192036

Werkwijze voor het onder toepassing van onderdruk verpakken van artikelen

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het onder toepassing van onderdruk met een omhulling verpakken van artikelen, waarbij een in hoofdzaak continue strook van ondersteunend velvormig 5 materiaal wordt verschaft, een deel van het velvormige materiaal wordt verwarmd op zijn vormtemperatuur terwijl dit deel van het velvormige materiaal op een op een vorm gelijkende houder is geplaatst om te worden omgevormd tot een schotel met vier hellende wanden, die ten opzichte van de bodem op- en buitenwaarts hellen onder een hoek van 105°-150° en naar buiten toe overgaan in een in omtreksrichting omlopende, horizontale flens, waarbij ten minste één artikel op de gevormde schotel geplaatst wordt en het 10 artikel bedekt wordt met een foliebekleding, die op de flens van het ondersteunende velvormige materiaal afgedicht wordt gehecht na het aanbrengen van pneumatische onderdruk rondom het artikel.

Een dergelijke werkwijze is bekend uit het Amerikaanse octrooischrift 4.223.513. Hierbij wordt een velvormig ondersteuningsmateriaal gevormd tot een schotel, waarin een artikel, zoals een stuk spek, wordt geplaatst waarna een foliebekleding van een materiaal vergelijkbaar met het ondersteuningsmateriaal onder 15 toepassing van onderdruk op de schotel gehecht wordt. Als gevolg van de gekozen folies en het grote grondoppervlak van het te verpakken produkt zullen na het verpakken de opstaande wanden van de schotel door buiging tot aanligging komen tegen het artikel. De gerede verpakkingen zullen hierdoor, zoals in het geval dat de te verpakken artikelen gevormd worden door stukken spek, sterk variabele afmetingen bezitten.

De uitvinding heeft nu tot doel een werkwijze van de in de aanhef genoemde soort te verschaffen, 20 waarmee gerede verpakkingen verkregen worden waarvan de afmetingen meer vastliggen.

Hiertoe verschaft de uitvinding een werkwijze van de bovengenoemde soort, met het kenmerk, waarbij het artikel een basisoppervlak heeft dat kleiner is dan het oppervlak van de bodem van de schotel en waarbij de foliebekleding in vergelijking met het velmateriaal van de gevormde schotel dun en vervormbaar is, zodat na het onder toepassing van onderdruk verpakken de foliebekleding het artikel en de bodem van 25 de schotel rondom het artikel bedekt en zich omhoog langs de hellende wanden van de schotel uitstrekt.

Doordat de schotel relatief stijf is ten opzichte van de foliebekleding is deze dimensioneel stabiel, en liggen de afmetingen van de gerede verpakkingen in hoofdzaak vast. Doordat de foliebekleding rondom het artikel aanligt tegen de bodem zal de foliebekleding ook aanliggen tegen de opstaande wanden en tegen de flens. Wanneer verschillende verpakkingen van elkaar gescheiden worden ter plaatse van de flens zal het 30 vacuüm bij het artikel toch net als bij de bekende verpakkingen behouden kunnen blijven. In een verpakking zal de bekledingsfolie nagenoeg rimpelvrij kunnen zijn, waarbij plooien die naar de ribben tussen de opstaande wanden verlopen gereduceerd in dikte blijven, maar bovendien werkzaam kunnen zijn als platte verstijvingsribben.

Opgemerkt wordt dat uit het Amerikaanse octrooischrift 3.694.991 een werkwijze voor het onder 35 toepassing van onderdruk met een omhulling verpakken van artikelen bekend is, waarbij gebruik gemaakt wordt van een platte schotel en een relatief dunne en vervormbare foliebekleding. De foliebekleding zal zich na het verpakken neerwaarts en naar buiten toe uitstrekken, onder aanligging tegen de platte schotel, maar ter plaatse van de hoeken zulke plooien gevormd zijn, die zich uitstrekken over een aanzienlijke afstand. Wanneer vervolgens artikelen van elkaar gescheiden worden door snijden zal ter plaatse van de doorgesne-40 den plooien een naar binnen sijpelen van lucht naar de verpakking mogelijk zijn.

Bij voorkeur wordt de bodem van de schotel met een gegolfd oppervlak vervaardigd.

Volgens een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding wordt elke wand van de schotel met in hoofdzaak evenwijdige groeven, die gericht zijn naar de bodem van de schotel vervaardigd.

45 De golf- respectievelijk groefvorm bevordert het proces van het verwijderen van lucht tijdens het vacuüm sluiten, verschaft stijfheid aan de schotel en vergroot het aanligoppervlak van de foliebekleding tegen de schotel.

De uitvinding zal thans anders worden toegelicht aan de hand van de tekening.

50 De figuren 1 t/m 3 tonen aanzichten van een vacuümverpakking verkregen volgens de uitgevonden werkwijze, waaibij een doorsnede volgens het vlak B-B is getoond.

Figuur 4 toont schematisch een inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze.

Figuur 5 toont een perspectivisch aanzicht van de vorm die het ondersteunende velvormig materiaal heeft verkregen na het warm vormen.

55 Figuur 6 toont een perspectivisch aanzicht, gedeeltelijk in doorsnede, van een voltooide vacuümverpakking.

Figuur 7 toont een dwarsdoorsnede van de vacuümverpakking met een daarop aangebracht bescherm- 192036 2 deksel.

Figuur 1 toont een vacuümverpakking 6.

Deze bevat een ondersteunend velvormig materiaal 7 waarop een produkt of artikel 2 is geplaatst, dat 5 over zijn oppervlakken, die niet in aanraking zijn met het velvormige materiaal, is bedekt met een polymeer folie 8 welke op het ondersteunende velvormige materiaal afgedicht is verbonden na het aanbrengen van vacuüm rondom het artikel tussen het ondersteunende velvoimige materiaal en de folie.

Het ondersteunende velvormige materiaal heeft een nagenoeg schotelvormige configuratie, met een bodem 9, schuin opwaarste wanden 10 en een horizontale omtreksflens 12.

10 Gebleken is dat de grootten van de hoeken tussen de bodem 9 van de schotel en de wanden 10 gekozen moet worden tussen 91° en 160°, bij voorkeur tussen 105° en 150°. Dit verschaft onder andere een optimale configuratie, zowel wat betreft het afdichten als de onderlinge opstelling van de aanrakende schotel en foliedelen.

De bodem 9 heeft bij voorkeur een gegolfd oppervlak, doordat een aantal kanalen of microkanalen elkaar 15 snijden, teneinde het verwijderen van lucht tijdens het afdichten te vergemakkelijken. Aanvullend kunnen groeven 11 gevormd zijn in de wanden 10, die zich nagenoeg evenwijdig aan elkaar naar de bodem uitstrekken, zodanig dat zij in verbinding staan met de genoemde microkanalen, weer voor het vergemakkelijken van het verwijderen van lucht.

Het ondersteunende stuk velvormige materiaal is buigzaam, bestaat bij voorkeur uit een aantal folielagen 20 en kan variëren in overeenstemming met het te verpakken produkt en het type verpakking.

De folie 8 wordt vastgehecht op nagenoeg alle oppervlakken van een artikel, die niet rechtstreeks in aanraking zijn met het schotelmateriaal zodanig dat een gelijkmatig afdekking zonder ledige ruimten wordt verschaft. De folie hecht eveneens vast op de bodem, wanden, en de omtreksflens 12, die nagenoeg evenwijdig aan de bodem 9 verloopt.

25 Met de afwezigheid van ledige ruimten wordt het zuigen van vloeistoffen uit produkten, zoals vlees, vermeden.

Bij voorkeur op een hoek is de folie niet aan de omtreksflens 12 gehecht om een lip 13 te vormen, teneinde het aangrijpen van de folie te vergemakkelijken wanneer de verpakking wordt geopend.

In een uitvoeringsvorm is in de omtreksflens 12, een ingrijpelement 13a gevoimd, zoals een opgericht 30 omtreksdeel, waarmede een overeenkomend grijpelement 14 van een deksel 15 in ingrijping kan worden gebracht, welk deksel 15 met de schotel kan worden verenigd nadat de vacuüm afdichting is aangebracht.

Met het deksel kan de verpakking worden gesloten nadat de bovenste folie is verwijderd. Dit is van belang wanneer het schotelelement een produkt bevat, dat niet bedoeld is om ineens te worden geconsumeerd en waardoor conservering kan worden gehandhaafd zelfs tijdens de tussenstadia van consumptie.

35 Bovendien beschermt het deksel de vacuümverpakking tijdens het transport en kan het stapelen worden vergemakkelijkt.

Een gat 16 in de omtreksflens 12 maakt het de kleinhandelaar mogelijk dat hij de verpakkingen ophangt aan uitstalconstructies.

Zoals getoond is in de figuren 1, 2 en 5 zijn er in het folie alleen vouwen 17 binnen de binnenomtrek van 40 de omtreksflens 12, zodat bij het scheiden van verbonden verpakkingen het vacuüm in stand blijft.

Het vasthechten van de folie 8 op het velvormige materiaal 7 en de vouwen 17 zelf vormen een versterkingsconstructie voor de verpakking, waarbij in het bijzonder de vouwen 17 zich gedragen als verstijvingsribben voor het schotelelement.

Figuur 4 toont een inrichting, die een eerste haspel 20 bevat voor een wikkel van het ondersteunende 45 velvormige materiaal en die draaibaar op een bed 21 is ondersteund.

Met het bed is een station 22 voor het warm vormen verbonden, dat bij voorkeur een verwarmingselement 23 bevat, dat ligt tegenover een vormelement 24, zodanig dat een tussenruimte overblijft voor de doorgang van het velvoimige materiaal 25.

De vormelementen 23, 24 zijn eik verbonden met een vacuümbron of pomp en hebben middelen voor 50 het aanzuigen van het velvormige materiaal tegen één der tegenover elkaar gelegen oppervlakken.

Rechtstreeks stroomafwaarts van het station voor het warm vormen, op de zijde gelegen tegenover de haspel 20, heeft de inrichting een deel 26 voor het laden van te verpakken produkten op het velvormige materiaal. Stroomafwaarts van het deel 26 draagt het bed 21 een verpakkingsstation 27 dat draaibaar een tweede haspel 20 draagt voor een wikkel van polymeerfolie 29.

55 In het station 27 wordt het samenstel van produkt-velvormig materiaal onder vacuüm druk gebracht en wordt de folie 29 op het velvormige materiaal 25 afgedicht gehecht.

Wanneer het wenselijk is op de verpakking een extra deksel 15 aan te brengen, zoals getoond is in

Claims (3)

3 192036 figuur 6, moet een inrichting voor het aanbrengen van deksels 30 stroomafwaarts van het station 27 worden aangebracht. Aangezien tegenwoordig in de praktijk de breedte van het velvormige materiaal zodanig is dat verscheidene schotelvormige elementen, evenwijdig aan elkaar, kunnen worden gevormd, wordt het station 27, of 5 mogelijk de inrichting 30, gevolgd door snijorganen 31, die de gevormde verpakkingsbaan onderverdelen in afzonderlijke veipakkingen. Vanaf de haspel 20 wordt het velvormig materiaal naar het station 22 voor het warm vormen gevoerd, waarin het velvoimige materiaal een blijvende vervorming van een nagenoeg schotelvormige configuratie als getoond in figuur 5 verkrijgt. 10 Teneinde de genoemde vervorming tot stand te brengen trekt aanvankelijk het verwarmingselement 23 het velvormig materiaal, dat uit een aantal lagen van polymeer folie bestaat, tegen het oppervlak hiervan. In dit stadium wordt het materiaal 25 verwarmd, bijvoorbeeld door verwaimirigsorganen met elektrische weerstand, die zijn opgenomen in het element 23 voor het verkrijgen van plastische eigenschappen. Na het bereiken van dit doel wordt de afzuiging onderbroken aan de zijde van het element 23, en begint de 15 afzuiging aan de zijde van het vormelement 24, zodat het warme velvormige materiaal in aanraking komt met het koude oppervlak van het vormelement 24, zodat zijn beginstijfheid weer wordt hersteld. Bijgevolg is het noodzakelijk dat de toevoer van het velvormige materiaal 25 intermitterend plaats heeft, hetgeen niet hindert omdat hetzelfde type toevoer bij het station 27 vereist is. Langs het deel 26 worden de te verpakken produkten geplaatst in de schotelvormige elementen. 20 De samenstellingen schotel/produkt bereiken dan het verpakkingsstation 27 waar, op bekende wijze, zij vacuüm worden gesloten door middel van het hechten van de folie 29. Wanneer het aanbrengen van deksels 15 vereist is, worden de schotelelementen vooraf van ineengrijp-elementen 13a langs delen of mogelijkerwijs langs de gehele omtrek van de omtreksflens 12 voorzien, teneinde mogelijk te maken dat de inrichting 30 de deksels nauwkeurig aanbrengt. 25 Aangezien de gesloten verpakkingen het station 27 in de vorm van een continue baan, die een aantal onderling evenwijdige verpakkingen heeft, zoals getoond is in figuur 5, verlaten, zorgen de snijorganen 31 voor de afscheiding van de afzonderlijke verpakkingen bijvoorbeeld bij het met pijlen 32 aangegeven deel in figuur 7. 30

1. Werkwijze voor het onder toepassing van onderdruk met een omhulling verpakken van artikelen, waarbij een in hoofdzaak continue strook van ondersteunend velvormig materiaal wordt verschaft, een deel van het 35 velvormige materiaal wordt verwarmd op zijn vormtemperatuur terwijl dit deel van het velvormige materiaal op een op een vorm gelijkende houder is geplaatst om te worden omgevormd tot een schotel met vier hellende wanden, die ten opzichte van de bodem op- en buitenwaarts hellen onder een hoek van 105°-150° en naar buiten toe overgaan in een in omtreksrichting omlopende, horizontale flens, waarbij ten minste één artikel op de gevormde schotel geplaatst wordt en het artikel bedekt wordt met een foliebekleding, die op de 40 flens van het ondersteunende velvormige materiaal afgedicht wordt gehecht na het aanbrengen van pneumatische onderdruk rondom het artikel, met het kenmerk, dat het artikel een basisoppervlak heeft dat kleiner is dan het oppervlak van de bodem van de schotel en dat de foliebekleding in vergelijking met het velmateriaal van de gevormde schotel dun en vervormbaar is, zodat na het aanbrengen van de onderdruk en het afgedicht hechten de foliebekleding het deel van de bodem van de schotel rondom het artikel en de 45 hellende wanden van de schotel in hoofdzaak bedekt.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de bodem van de schotel met een gegolfd oppervlak wordt vervaardigd.

3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat elke wand van de schotel met in hoofdzaak evenwijdige groeven, die gericht zijn naar de bodem van de schotel wordt vervaardigd. Hierbij 2 bladen tekening