NL1038290C2 - Stuurinrichting van een getrokken voertuig voor het aansturen van een of meerdere verdraaibaar gestuurde wielassen. - Google Patents

Stuurinrichting van een getrokken voertuig voor het aansturen van een of meerdere verdraaibaar gestuurde wielassen. Download PDF

Info

Publication number
NL1038290C2
NL1038290C2 NL1038290A NL1038290A NL1038290C2 NL 1038290 C2 NL1038290 C2 NL 1038290C2 NL 1038290 A NL1038290 A NL 1038290A NL 1038290 A NL1038290 A NL 1038290A NL 1038290 C2 NL1038290 C2 NL 1038290C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
swing
steering device
steered
steering
double
Prior art date
Application number
NL1038290A
Other languages
English (en)
Inventor
Frans Renders
Original Assignee
Renders Sa
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Renders Sa filed Critical Renders Sa
Application granted granted Critical
Publication of NL1038290C2 publication Critical patent/NL1038290C2/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B62LAND VEHICLES FOR TRAVELLING OTHERWISE THAN ON RAILS
    • B62DMOTOR VEHICLES; TRAILERS
    • B62D63/00Motor vehicles or trailers not otherwise provided for
    • B62D63/06Trailers
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B62LAND VEHICLES FOR TRAVELLING OTHERWISE THAN ON RAILS
    • B62DMOTOR VEHICLES; TRAILERS
    • B62D13/00Steering specially adapted for trailers
    • B62D13/02Steering specially adapted for trailers for centrally-pivoted axles
    • B62D13/025Steering specially adapted for trailers for centrally-pivoted axles the pivoted movement being initiated by the coupling means between tractor and trailer
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B62LAND VEHICLES FOR TRAVELLING OTHERWISE THAN ON RAILS
    • B62DMOTOR VEHICLES; TRAILERS
    • B62D13/00Steering specially adapted for trailers
    • B62D13/02Steering specially adapted for trailers for centrally-pivoted axles

Description

» 5 Stuurinrichting van een getrokken voertuig voor het aansturen van één of meerdere verdraaibaar gestuurde wielassen.
10 De huidige uitvinding heeft betrekking op een stuurinrichting van een getrokken voertuig voor het aansturen van één of meerdere verdraaibaar gestuurde wielassen door de onderlinge knikbeweging tussen het getrokken voertuig en het trekkend voertuig of trekker bij 15 het nemen van een bocht.
Er bestaan volgens de stand van de techniek reeds vele stuurinrichtingen voor het aansturen van verdraaibare wielassen op een getrokken voertuig.
20
Meer bepaald wordt bij de bekende stuurinrichtingen doorgaans een verdraaiing van een eerste draaikrans of kabelschijf, overeenkomstig een verdraaiing of knikbeweging van een trekker ten opzichte van het getrokken voertuig, 25 omgezet naar een verdraaiing van een tweede kabelschijf of draaikrans die rechtstreeks één of meerdere verstuurbare wielassen aanstuurt.
Hierbij wordt voor het overbrengen en omzetten van de 30 voornoemde verdraaiingen vaak gebruik gemaakt van één of meerdere kabels of stangen die de voornoemde eerste en tweede draaikransen of kabelschijven aan elkaar koppelen.
De kracht die nodig is voor het aansturen van de gestuurde 35 wielassen wordt dus ontwikkeld door de relatieve 1038290 - 2 5 knikbeweging tussen de trekker en het getrokken voertuig bij het nemen van een bocht, welke kracht bij de klassieke opleggers in de praktijk beperkt is tot ongeveer 10 ton.
Een nadeel hiervan is dat slechts een beperkt aantal 10 gestuurde wielassen hiermee kan worden aangestuurd en dat voor getrokken voertuigen met een groot laadvermogen, en dus met een groot aantal wielassen, slechts een beperkt aantal wielassen stuurbaar kan worden uitgevoerd, terwijl de andere wielassen noodgedwongen vaste of starre wielassen 15 zijn.
De bekende getrokken voertuigen hebben, zoals bekend, te maken met een groot aantal nadelen.
20 Een bekend nadeel onder andere is dat bij het nemen van een bocht de banden wringen en zijdelings wrijven op het wegdek, vooral bij de banden van de niet gestuurde vaste assen.
25 Hierdoor slijten de banden relatief snel, waardoor de levensduur van de banden beperkt is tot maximaal 50.000 h 100.000 km.
Het slijten van de banden brengt uiteraard fijn stof van 30 het rubber van de banden met zich mee, wat schadelijk is voor het milieu. Bovendien zorgt dit voor een enorme afvalberg van versleten banden waar tot op heden nog geen afdoende afvalverwerking of recyclage voor bestaat.
3 5 Door het wringen en wrijven van de banden ontstaan tevens grote zijdelingse axiale krachten op de wielassen die zorgen voor een temperatuursverhoging in de lagers en in de asstellen, waardoor het smeervet in deze onderdelen sneller veroudert en deze onderdelen dus op regelmatige tijdstippen 10 moeten onderhouden en nagezien worden.
Tevens veroorzaakt het wrijven en wringen een verhoogde rolweerstand, waardoor de trekker het getrokken voertuig met een grotere kracht door de bocht moet trekken, wat op 15 zijn beurt zorgt voor een groter brandstofverbruik en een verhoogde slijtage van de banden van de trekker.
Ook gaat het fenomeen van wringen en wrijven gepaard met een niet onaanzienlijke geluidsontwikkelijking bij het 20 nemen van een bocht.
Nog een belangrijk nadeel van de klassieke getrokken voertuigen is dat van de dode hoek. Het is inderdaad bekend dat bij het nemen van een bocht een getrokken voertuig tot 25 1,5 meter naar binnen of naar buiten kan uitwijken wat grote gevaren met zich kan meebrengen voor personen of dingen die binnen de draaicirkel van het getrokken voertuig bevinden, zeker wanneer de chauffeur van de trekker geen goed zicht heeft op de situatie, wat vaak het geval is.
30
Om het wringen en wrijven enigszins te beperken, worden bij de klassieke getrokken voertuigen de wielassen relatief dicht bij elkaar geplaatst, althans gezien in de rijrichting, wat dikwijls zorgt voor een niet ideale 4 5 gewichtsverdeling over de wielassen en overkipgevaar bij het plots remmen.
Voor getrokken voertuigen met een groter laadvermogen en een groot aantal gestuurde assen wordt doorgaans beroep 10 gedaan op speciale en dure constructies die op maat gemaakt zijn volgens het tonnage van het getrokken voertuig.
Een ander nadeel van de bekende stuurinrichtingen is dat de 15 dimensies ervan vaak zeer groot zijn en dat ze een relatief groot gewicht hebben, waardoor de nuttige mee te nemen last verkleint en de opbouw van de stuurinrichting op het getrokken voertuig daardoor soms problematisch is.
20 Bij bekende stuurinrichtingen waarbij de draaibeweging van de trekker ten opzichte van het getrokken voertuig wordt overgebracht door middel van een stang of stangen is er nog een bijkomend nadeel.
25 In zulk geval is namelijk de hoek waarover de trekker ten opzichte van het getrokken voertuig kan draaien, beperkt door de stang of stangen, bijvoorbeeld gewoonweg omdat de stang of stangen door hun verbinding met de aansturende draaikrans gewoonweg door interne beperkingen in de 30 mechaniek gelimiteerd is.
Een ander nadeel in zulk geval is dat de stang of stangen een omgekeerd effect hebben op de aan te sturen wielas of wielassen, zodra een hoek van 90° tussen de trekker en het 5 5 getrokken voertuig wordt bereikt, wat uiteraard niet de bedoeling kan zijn.
De reden hiervoor is dat de hoekverdraaiing van de stang of stangen toeneemt totdat de voornoemde hoek van 90° tussen 10 trekker en getrokken voertuig is bereikt, waarna de hoekverdraaiing van de stang of stangen opnieuw afneemt bij een eventuele verdere verdraaiing van de trekker ten opzichte van het getrokken voertuig, voor zover dit al mogelijk is.
15
Nog een nadeel van de bekende stuurinrichtingen is dat zij niet toepasbaar zijn op getrokken voertuigen zoals opleggers met een in de lengte verstelbaar uitschuifbaar chassis aangezien de afstand tussen de voorste draaikrans 20 waarmee het getrokken voertuig gekoppeld is aan de trekker en de wielassen van het uittrekbaar gedeelte veranderlijk is. In zulke gevallen moet men dan ook noodgedwongen afzien van gestuurde wielassen.
25 De huidige uitvinding heeft tot doel aan de voornoemde en eventuele andere nadelen een oplossing te bieden.
Hiertoe betreft de uitvinding een stuurinrichting van een getrokken voertuig voor het aansturen van één of meerdere 30 verdraaibaar gestuurde wielassen van het getrokken voertuig, die minstens voorzien is van: • een draaikrans met een eerste draaikransgedeelte en een tweede draaikransgedeelte die verdraaibaar zijn ten opzichte van elkaar, waarbij het eerste 35 draaikransgedeelte koppelbaar is aan het getrokken 6 5 voertuig en het tweede draaikransgedeelte koppelbaar is aan een trekker; • een sturing voor het aansturen van de voornoemde wielassen bestaande uit een schommel en uit een ondersteuning die koppelbaar is met het getrokken 10 voertuig, waarbij de ondersteuning minstens een verticale as bevat waarrond de schommel verdraaibaar is aangebracht; • een kabel die met een eerste uiteinde is verbonden aan een eerste zijde van de schommel en die met een tweede 15 uiteinde is verbonden aan een tweede zijde van de schommel, waarbij de verticale as van de sturing gelegen is tussen de voornoemde eerste zijde en tweede zijde van de schommel, waarbij een tussenliggend gedeelte van de kabel omheen het tweede kransgedeelte 20 is aangebracht voor het overbrengen van een verdraaiing van het tweede draaikransgedeelte naar een verdraaiing van de schommel; en, • een takel aan elk uiteinde van de kabel, bestaande uit twee of meerdere katrollen, waarvan minstens één katrol .25 van elke takel koppelbaar is aan het getrokken voertuig, hierna de vaste katrol genoemd, en minstens één katrol van elke takel voorzien is op de schommel, hierna de losse katrol genoemd, en waarbij een gedeelte van de kabel tussen elk uiteinde en het tussenliggend 30 gedeelte van de kabel over de katrollen van de betreffende takel is geleid.
Een eerste groot voordeel van zulke stuurinrichting volgens de uitvinding bestaat erin dat de kabel die de beweging van 35 de draaikrans naar de schommel van de sturing overbrengt 7 5 over twee takels is geleid, waardoor een veel kleinere kracht nodig is vanuit de draaikrans voor het verdraaien van de schommel en de daaraan gekoppelde wielassen, vergeleken bij een krachtoverbrenging van de draaikrans naar de schommel door een kabel die niet over zulke takels 10 is geleid.
Met een stuurinrichting volgens de uitvinding kan voor eenzelfde beschikbare maximale kracht aan de draaikrans een veel grotere kracht worden ontwikkeld voor het verdraaien van wielassen, vergeleken bij de bekende stuurinrichtingen 15 waarbij er geen takels worden toegepast. Dit betekent dat er voor deze beschikbare maximale kracht een groter aantal gestuurde wielassen gelijktijdig kunnen worden gestuurd zonder extra krachtbronnen dan deze bekomen door de relatieve beweging tussen de trekker en het getrokken 20 voertuig bij het nemen van een bocht.
Met zulke opstelling kunnen bijvoorbeeld krachten worden overbracht tot 40 ton of meer.
25 Doordat meer wielassen gelijktijdig kunnen worden aangestuurd, zal de wrijving en het wringen op de banden ook verminderen en dus ook alle voornoemde nadelen die ermee te maken hebben.
30 Zo zal bijvoorbeeld de slijtage van de banden aanzienlijk af nemen en zal de levensduur van de banden, zowel van het getrokken voertuig, als van de trekker aanzienlijk toenemen. Testen hebben uitgewezen dat de banden van de trekker tot 500.000 km kunnen meegaan.
35 8 5 Minder slijtage betekent minder fijn stof, minder brandstofverbruik, minder Co2-uitstoot, een kleinere afvalberg van versleten banden, minder geluid en minder onderhoud.
10 Door het groter aantal gestuurde wielassen kan een kleinere dode hoek worden gerealiseerd aangezien het getrokken voertuig beter in het spoor van de trekker gestuurd kan worden, wat de veiligheid ten goede komt.
15 Bovendien kunnen de wielassen verder uit elkaar worden gebracht in de rijrichting, waardoor een betere gewichtsverdeling mogelijk wordt en minder overkipgevaar bij het plots remmen.
20 Door de stuurinrichting volgens de uitvinding uit te voeren met takels die met meer of minder katrollen zijn voorzien, kan voorts de verhouding tussen de kracht toegepast aan de draaikrans en de kracht die op de schommel wordt uitgevoerd, nog relatief eenvoudig worden gewijzigd of 25 geoptimaliseerd.
Een ander voordeel van een stuurinrichting volgens de uitvinding bestaat erin dat de hoekverdraaiing tussen de trekker en het getrokken voertuig niet meer beperkt is, 30 zodat in principe de trekker in een veel grotere hoek ten opzichte van het getrokken voertuig kan worden gebracht.
Nog een groot voordeel van een stuurinrichting volgens de uitvinding is dat ze met beperkte dimensies en met minder 9 5 gewicht kan worden uitgevoerd vergeleken bij de bekende stuurinrichtingen voor getrokken voertuigen.
Hiertoe is een opbouweenheid volgens de uitvinding trouwens bij voorkeur liefst eenvoudig uitgevoerd waarbij de takel 10 van elk uiteinde van de kabel bestaat uit slechts één losse en één vaste katrol, waarbij de vaste katrollen zijn voorzien aan weerszijden van de draaikrans en de losse katrollen op de schommel zijn voorzien tussen het betreffende uiteinde van de kabel en de verticale as van de 15 schommel en waarbij de kabel is geleid vanaf een uiteinde over de vaste katrol aan dat uiteinde en vervolgens omheen de losse katrol van dat uiteinde naar de draaikrans.
Op deze wijze wordt een zeer compacte uitvoeringsvorm 20 bekomen van een stuurinrichting volgens de uitvinding, waarbij met zulke compacte stuurinrichting bovendien grote krachten kunnen worden ontwikkeld voor het aansturen van zwaar belaste wielassen, welke niet meer aan te sturen zouden zijn met de bekende stuurinrichtingen.
25
Bij voorkeur wordt de stuurinrichting uitgevoerd als een opbouw- of inbouwcassette of module die als één geheel onder het getrokken voertuig kan worden gemonteerd en die daartoe voorzien is van een behuizing waarin minstens de 30 draaikrans en de sturing, evenals de takels zijn voorzien.
Zulke cassette is universeel en multifunctioneel toepasbaar voor alle types van getrokken voertuigen met een lengte van 6 m tot 28 m, een tonnage van 10 tot 60 ton, uitschuifbare 35 getrokken voertuigen tot 30 m, ook voor lage 10 5 nekconstructies en, zowel voor opleggers, als voor aanhangwagens, enz ... .
In geval het getrokken voertuig voorzien is van meerdere gestuurde wielassen, zal de stuurinrichting bij voorkeur 10 zodanig zijn geconcipieerd dat bij het nemen van een bocht de gestuurde wielassen zodanig worden gestuurd dat de meetkundige assen van de wielen van de gestuurde wielassen elkaar snijden in één punt of ongeveer in één punt.
15 Op deze manier volgen de gestuurde wielassen mooi het spoor van de trekker, waardoor de banden minder op de weg wrijven en wringen en de dode hoek ook kleiner wordt.
Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te 20 tonen, zijn hierna, als voorbeeld zonder enig beperkend karakter, enkele voorkeurdragende uitvoeringsvormen beschreven van een stuurinrichting volgens de uitvinding, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin: 25 figuren 1 tot 3 in bovenaanzicht een eerste mogelijke uitvoeringsvorm van een stuurinrichting volgens de uitvinding weergeven in verschillende standen, waarbij de stuurinrichting voorzien is van een voorwaarts koppelmechanisme voor de aansturing van één enkele 30 wielas; figuren 4 tot 6 op analoge wijze als in figuren 1 tot 3 een andere uitvoeringsvorm van een stuurinrichting volgens de uitvinding in verschillende standen weergeven, waarbij de stuurinrichting voorzien is van, 35 zowel een voorwaarts koppelmechanisme, als een 11 5 omkeringsmechanisme voor de aansturing van twee wielassen in tegengestelde zin; figuren 7 tot 9 op analoge wijze als in figuren 1 tot 3 nog een andere uitvoeringsvorm van een stuurinrichting volgens de uitvinding in 10 verschillende standen weergeven, waarbij de stuurinrichting voorzien is van een voorwaarts koppelmechanisme voor de aansturing van één enkele wielas, doch ditmaal uitgevoerd met hydraulische koppelmidde1en; 15 figuren 10 tot 12 op analoge wijze als in figuren 7 tot 9 nog een andere uitvoeringsvorm van een stuurinrichting volgens de uitvinding in verschillende standen weergeven, tevens met hydraulische koppelmiddelen doch ditmaal uitgevoerd 20 onder de vorm van een omkeringsmechanisme voor een omgekeerde aansturing van één wielas; figuren 13 tot 15 een andere uitvoeringsvorm van een stuurinrichting volgens de uitvinding weergeven analoog aan de uitvoeringsvorm van de figuren 4 tot 6, 25 waarbij het omkeringsmechanisme ditmaal wordt gevormd door een tandwieloverbrening tussen twee schommels; figuren 16 tot 18 een andere uitvoeringsvorm van een stuurinrichting volgens de uitvinding weergegeven analoog aan de uitvoeringsvorm van de figuren 13 tot 30 15, waarbij het omkeringsmechanisme nog anders is uitgevoerd; figuren 19 tot 21 op gelijkaardige wijze nog een andere uitvoeringsvorm van een stuurinrichting volgens de uitvinding weergeven, waarbij ditmaal vier assen 12 5 worden aangestuurd, waarvan twee rechtstreeks en twee onrechtstreeks; figuur 22 geeft een voorstelling van een voorkeurdragende aansturingswijze van de wielassen van een getrokken voertuig met meerdere gestuurde assen; 10 figuur 23 in perspectief een praktischere uitgewerkte uitvoeringsvorm van een stuurinrichting volgens de uitvinding weergeeft; en, de figuren 24 tot 37 verscheidene mogelijke 15 toepassingen weergeeft van een stuurinrichting volgens de uitvinding.
De in de figuren 1 tot 3 weergegeven stuurinrichting 1 volgens de uitvinding is in dit geval bedoeld voor het 20 aansturen van één verdraaibaar gestuurde wielas 2 van een getrokken voertuig 3, zoals een oplegger of aanhangwagen of dergelijke, waarbij het getrokken voertuig 3 wordt getrokken door een trekker 4.
25 De stuurinrichting 1 bevat eerst en vooral een draaikrans 5 met een eerste draaikransgedeelte 6 en een tweede draaikransgedeelte 7 die verdraaibaar zijn ten opzichte van elkaar.
30 Het eerste draaikransgedeelte 6 is hierbij koppelbaar aan het getrokken voertuig 3 en het tweede draaikransgedeelte 7 is koppelbaar aan de trekker 4.
13 5 De draaikransgedeelten 6 en 7 zijn in dit geval dan ook effectief respectievelijk aan het getrokken voertuig 3 en aan de trekker 4 vastgemaakt.
Typisch zal het eerste draaikransgedeelte 6 hierbij op het 10 getrokken voertuig 3 zijn aangebracht en wel concentrisch rond een koppeldeel waarmee het getrokken voertuig 3 aan de trekker 4 wordt gekoppeld, zoals typisch een koppeldeel in de vorm van een zogenaamde king pin aan het getrokken voertuig 3.
15
Verder bevat de stuurinrichting 1 volgens de uitvinding een sturing 8 voor het aansturen van de voornoemde wielas 2.
Deze sturing 8 bestaat uit een soort schommel 9 en uit een 20 ondersteuning 10 die koppelbaar is met het getrokken voertuig 3.
De ondersteuning 10 is hierbij minstens voorzien van een verticale as 10 waarrond de schommel 9 verdraaibaar is 25 aangebracht.
Deze verticale as 10 kan bijvoorbeeld rechtstreeks op het getrokken voertuig 3 zijn gemonteerd of gelast of kan bijvoorbeeld voorzien zijn op een monteerplaat of behuizing 30 die op haar beurt weer koppelbaar is aan het getrokkken voertuig 3.
Het is de bedoeling dat een verdraaiing van de trekker 4 ten opzichte van het getrokken voertuig 3, welke 35 verdraaiing overeenstemt met een verdraaiing van het tweede 14 5 draaikransgedeelte 7 ten opzichte van het eerste draaikransgedeelte 6, wordt overgebracht op deze schommel 9 teneinde via de schommel 9 de verdraaiing van de wielas 2 te sturen.
10 Hiertoe is een kabel 11 met een eerste uiteinde 12 verbonden aan een eerste zijde 13 van de schommel 9 en met zijn tweede uiteinde 14 verbonden aan een tweede zijde 15 van de schommel 9.
15 Hierbij is de verticale as 10 van de sturing 8 gelegen tussen de voornoemde eerste zijde 13 en tweede zijde 15 van de schommel 9.
Verder is een tussenliggend gedeelte 16 van de kabel 11 20 omheen het tweede draaikransgedeelte 7 aangebracht voor het overbrengen van een verdraaiing van het tweede draaikransgedeelte 7 naar een verdraaiing van de schommel 9.
25 De kabel 11 kan bijvoorbeeld aangebracht zijn in een cirkelvormige kabelgoot aan de omtrek van het tweede draaikransgedeelte 7 en bijvoorbeeld op een bepaalde plaats in deze kabelgoot zijn ingeklemd met behulp van klemmiddelen teneinde het verschuiven van de kabel 11 in de 30 kabelgoot te vermijden, al is dit volgens de uitvinding niet noodzakelijk.
Belangrijker voor de uitvinding is het dat aan elk uiteinde 12 en 14 van de kabel 11 een takel is voorzien, 35 respectievelijk takel 17 en takel 18.
5 15
In dit geval bestaat elke takel 17 en 18 uit een paar katrollen, meer bepaald een eerste katrol 19 en een tweede katrol 20.
10 De eerste katrol 19 van elk paar katrollen is hierbij roteerbaar opgesteld rond een verticale as die vast is gemonteerd op het getrokken voertuig 3.
Deze katrollen 19 zullen hierna de vaste katrollen 19 15 worden genoemd.
De vaste katrollen 19 zijn voorzien aan weerszijden van de draaikrans 5.
20 De tweede katrol 20 van elk paar is roteerbaar gemonteerd op de schommel 9, meer bepaald aan de zijde 13, respectievelijk 14 van de schommel 9 overeenkomstig het uiteinde 12, respectievelijk 14, van de kabel 11 met de takel 17, respectievelijk 18, waartoe de katrol 20 behoort. 25
Deze katrollen 20 zullen hierna de losse katrollen 20 genoemd worden.
Deze losse katrollen 20 zijn voorts op de schommel 9 30 voorzien tussen het betreffende uiteinde 12 of 14 van de kabel 11 en de verticale as 10 van de schommel 9.
Een gedeelte 21 van de kabel 11 tussen elk uiteinde 12 en 14 en het tussenliggend gedeelte 16 van de kabel 11 is over 16 5 de katrollen 19 en 20 van de overeenkomstige takel, respectievelijk takel 17 en takel 18, geleid.
Meer bepaald zijn de gedeeltes 21 van de kabel 11 geleid vanaf het uiteinde 12, respectievelijk het uiteinde 14 over 10 de vaste katrol 19 van dat uiteinde 12, respectievelijk 14, en vervolgens omheen de losse katrol 20 van dat uiteinde 12, respectievelijk 14, naar de draaikrans 5.
Nog een belangrijk aspect van de uitvinding bestaat erin 15 dat de stuurinrichting 1 voorzien is van koppelmiddelen 22 voor het overbrengen van een verdraaiing van de schommel 9 naar een verdraaiing van één of meerdere verdraaibaar gestuurde wielassen 2, in dit geval dus één wielas 2.
20 In de hier besproken uitvoeringsvorm van een stuurinrichting 1 volgens de uitvinding, zoals weergegeven in de figuren 1 tot 3, bestaan de voornoemde koppelmiddelen 22 uit een rechtstreekse mechanische koppeling van de sturing 8 met de verdraaibaar gestuurde wielas 2 door 25 middel van een paar kabels 23 of kettingen, die elk met één uiteinde 24 aan de schommel zijn bevestigd en met een ander uiteinde 25 aan de betreffende verdraaibaar gestuurde wielas 2.
30 Als alternatief voor kabels of kettingen 23 kunnen evengoed één of meer stangen of dergelijke gebruikt worden.
Een belangrijk voordeel van een stuurinrichting 1 volgens de uitvinding vloeit voort uit het toepassen van de takels 35 17 en 18 en kan in dit geval als volgt begrepen worden.
5 17
Indien de takel 17 apart wordt beschouwd en er verder verondersteld wordt dat een zekere kracht F nodig is aan de zijde 12 van de schommel 9 voor het verdraaien van de schommel 9, bijvoorbeeld omdat de wielas 2 een weerstand F 10 opwekt tegen zulke verdraaiing, dan is de benodigde aandrijvende kracht geleverd door de draaikrans 5 voor het verdraaien van de schommel 9 slechts de helft F/2 van de benodigde kracht F ter hoogte van de schommel 9.
15 Immers de schommel 9 kan enkel in de richting van de vaste katrol 19 worden verdraaid door de katrollen 19 en 20 dichter bij elkaar te brengen, waarbij de te overbruggen weerstand F aan de schommel 9 wordt verdeeld over twee kabelgedeeltes, namelijk het gedeelte van de kabel 11 20 tussen het uiteinde 12 en de katrol 19 en het gedeelte van de kabel 11 tussen de katrol 19 en de katrol 20, zodat het volstaat een spanning te ontwikkelen in deze kabelgedeeltes gelijk aan de halve weerstandskracht F/2 om de volle weerstandskracht F ter hoogte van de schommel te kunnen 25 overwinnen.
Zulke spanning wordt inderdaad bekomen door met de draaikrans 5 een trekkracht te ontwikkelen in het tussenliggend gedeelte 15 gelijk aan de halve 30 weerstandskracht F/2.
Kortom, het volstaat slechts een kleine kracht te ontwikkelen ter plaatse van de draaikrans 5 om een grote weerstand ter plaatse van de wielas 2 te overwinnen.
35 18 5 Hieruit wordt dan ook meteen het grote voordeel van een stuurinrichting 1 volgens de uitvinding duidelijk, namelijk dat ze erg geschikt is voor het aansturen van wielassen 2 die zwaar belast zijn of voor het gelijktijdig aansturen van meerdere gestuurde wielassen.
10
Bovendien is ook duidelijk dat de stuurinrichting 1 zeer compact kan worden uitgevoerd, zeker vergeleken bij bekende stuurinrichtingen die even zwaar belaste wielassen 2 dienen aan te sturen.
15
In de getoonde uitvoeringsvorm van de figuren 1 tot 3 zijn de koppelmiddelen 22 uitgevoerd onder de vorm van een voorwaarts koppelmechanisme, zodat bij een verdraaiing van de schommel 9 in een bepaalde zin de aan deze schommel 9 20 gekoppelde, verdraaibaar gestuurde wielas 2 een verdraaiing ondergaat in dezelfde zin.
Hiertoe zijn de kabels 23 aan de zijde 13 respectievelijk de zijde 15 van de schommel 9 gekoppeld aan 25 overeenstemmende zijden van de wielas 2, zodat de kabels 23 parallel of nagenoeg parallel aan elkaar lopen.
In de figuur 2 is geïllustreerd dat bij een verdraaiing van de trekker 4 ten opzichte van het getrokken voertuig 3 voor 30 het maken van een rechtse bocht, de schommel 9, evenals de wielas 2, een verdraaiing ondergaat in dezelfde zin.
in figuur 3 is de situatie weergegeven, wanneer de trekker 4 en het getrokken voertuig 3 ten opzichte van elkaar zijn 35 verdraaid voor het maken van een linkse bocht, waarbij 19 5 opnieuw de schommel 9 en de wielas 2 een verdraaiing ondergaan in dezelfde zin.
Analoog aan de figuren 1 tot 3 is in de figuren 4 tot 6 een andere uitvoeringsvorm van een stuurinrichting 1 volgens de 10 uitvinding weergegeven.
In deze uitvoeringsvorm zijn de sturing 8 en de draaikrans 5 identiek uitgevoerd.
15 Het verschil bestaat erin dat het getrokken voertuig 3 voorzien is van twee verdraaibaar gestuurde wielassen 2 en dat de koppelmiddelen 22 tussen de schommel 9 en deze wielassen 2 anders zijn uitgevoerd.
20 Hierbij is de voorste wielas 2 aan de schommel gekoppeld volgens een voorwaarts koppelmechanisme, net zoals in de uitvoeringsvorm van de figuren 1 tot 3, waarbij parallelle kabels 23 aan weerszijden van de voorste wielas 2 zijn voorzien voor de sturing ervan.
25
Net zoals in het vorige geval resulteert een verdraaiing van de schommel 9 in een bepaalde zin dan ook in een verdraaiing in dezelfde zin van de voorste wielas 2, wat aanschouwelijk is weergegeven in de figuren 5 en 6, 30 respectievelijk bij het maken van een rechtse bocht en een linkse bocht.
Anderzijds, zijn de koppelmiddelen 22 tussen de achterste wielas 2 en de schommel 9 voorzien van een 35 omkeringsmechanisme 26, zodat bij een verdraaiing van de
V
* 20 5 schommel 9 in een bepaalde zin de achterste wielas 2 een verdraaiing ondergaat in tegengestelde zin aan de voornoemde draai zin van de schommel 9.
Het voornoemde omkeringsmechanisme 26 bevat in dit geval 10 minstens twee verdraaibare kabelschijven 27 die parallel aan elkaar zijn opgesteld op enige afstand achter de schommel 9.
Voorts is de achterste wielas 2 tevens gekoppeld aan de 15 schommel 9 door middel van kabels 23, waarbij deze kabels 23 echter ditmaal rondom de kabelschijven 27 zijn geleid en wel zodat de kabels 23 onderling worden gekruist.
De kabelschijven 27 zijn hiertoe liefst voorzien van een 20 dubbele kabelgoot voor het opnemen van een paar kabels 23.
Hierbij vertrekt elke kabel 23 op één van de zijden 12 of 14 van de schommel 9 naar een eerste kabelschijf 27 aan de overeenstemmende zijde van het getrokken voertuig 3, waarna 25 de kabel 23 gedeeltelijk om deze kabelschijf 27 wordt geleid tot in een richting schuin en ietwat terug naar de schommel 9 toe om rond de andere kabelschijf 27 te worden geleid naar een gedeelte van de achterste wielas 2 aan de zijde van het getrokken voertuig 3 tegenover de voornoemde 30 overeenstemmende zijde.
Aldus worden beide kabels 23 gekruist opgesteld wat uiteraard resulteert in een sturing waarbij de achterste wielas 2 in tegengestelde zin draait ten opzichte van de 35 draaizin van de schommel 9.
5 21
Uiteraard is zulke stuurinrichting 1 waarbij één of meerdere wielassen 2 volgens een voorwaarts koppelmechanisme worden aangestuurd, terwijl één of meerdere andere wielassen 2 via een omkeringsmechanisme 10 tegensteld worden aangestuurd, interessant om de stand van de wielen op de wielassen 2 zoveel mogelijk te doen overeenstemmen met de te volgen bocht.
In de figuren 7 tot 9 is nog een andere uitvoeringsvorm van 15 een stuurinrichting 1 volgens de uitvinding weergegeven, waarbij de koppelmiddelen 22 ditmaal hydraulische koppelmiddelen zijn.
Meer bepaald omvatten de hydraulische koppelmiddelen 22 een 20 paar sturende dubbel werkende cilinders 28 die aan weerszijden van de schommel 9 tussen deze schommel 9 en het getrokken voertuig 3 zijn gemonteerd.
Voorts zijn er een paar gestuurde dubbelwerkende cilinders 25 29, die elk apart door één van de voornoemde sturende dubbelwerkende cilinders 28 worden gestuurd, en die tussen de verdraaibaar gestuurde wielas 2 en het getrokken voertuig 3 zijn gemonteerd.
30 Elke dubbelwerkende cilinder 28 en 29 heeft hierbij een cilindervormige behuizing 30 waarin een zuiger 31 met zuigerstang 32 heen en weer beweegbaar is opgesteld.
Hierbij verdelen de zuigers 30 de cilinders 28 en 29 in 35 twee gedeelten, meer bepaald een eerste kamer 33 waarin 22 5 zich tevens de zuigerstang 32 bevindt, welke evenwel is afgedicht door middel van gepaste afdichtingen, en een tweede kamer 34 die enkel afgebakend wordt door de cilindervormige behuizing 30 en de betreffende zuiger 31 zelf.
10
In de getoonde uitvoeringsvorm van de figuren 7 tot 9 zijn de zuigerstangen 32 van de sturende dubbelwerkende cilinders 28 verbonden met de schommel 9, terwijl hun cilindervormige behuizingen 30 zijn gekoppeld aan het 15 chassis van het getrokken voertuig 3.
Voorts is de cilindervormige behuizing 30 van de gestuurde dubbelwerkende cilinders 29 vastgemaakt aan de te sturen wielas 2, terwijl de zuigerstangen 32 evan zijn vastgemaakt 20 aan het chassis van het getrokken voertuig 3.
Dit is echter niet essentieel en vele andere mogelijke uitvoeringsvormen, waarbij de cilinders 28 en 29 omgekeerd zijn geplaatst en dergelijke meer, zijn volgens de 25 uitvinding niet uitgesloten.
Teneinde een reële koppeling te bekomen tussen de schommel 9 en de wielas 2 door middel van de hydraulische cilinders 28 en 29, zijn er verder hydraulische leidingen aangebracht 30 tussen de cilinders 28 en 29.
Hierbij is een eerste hydraulische leiding 35 voorzien tussen de eerste kamer 33 van een sturende dubbelwerkende cilinder 28 en de eerste kamer 33 van de overeenkomstig 35 gestuurde dubbelwerkende cilinder 29.
5 23
Voorts is een tweede hydraulische leiding 36 voorzien tussen de tweede kamer 34 van de sturende dubbelwerkende cilinder 28 en de tweede kamer 34 van de overeenkomstige gestuurde dubbelwerkende cilinder 29.
10
Op deze wijze zijn de eerste kamers 33, evenals de tweede kamers 34 van een sturende cilinder 28 en de bijhorende gestuurde cilinder 29 met elkaar verbonden en vormen deze verbonden kamers 33 of 34 als het ware één gesloten geheel 15 waarin een gegeven volume fluïdum, zoals bijvoorbeeld olie, zit vervat.
De werking van zulke hyrdaulische koppelmiddelen 22 is eenvoudig en als volgt.
20
Bij het nemen van een rechtse bocht bijvoorbeeld ondergaat de trekker 4 een verdraaiing ten opzichte van het getrokken voertuig 3 in wijzerzin, zoals is weergegeven in figuur 8, waarbij een verdraaiing van het tweede draaikransgedeelte 7 25 ten opzichte van het eerste draaikransgedeelte 6 tevens resulteert in een verdraaiing van de schommel 9 in wijzerzin.
Zulke verdraaiing van de schommel 9 in wijzerzin is enkel 30 mogelijk indien de zuigerstang 32 van de sturende cilinder 28 aan de linkerzijde van het getrokken voertuig 3 uit de cilindervormige behuizing 30 beweegt, terwijl de zuigerstang 32 van de sturende cilinder 28 aan de rechterzijde van het getrokken voertuig 3 in de 35 cilindervormige behuizing 30 beweegt.
5 24
Zulke bewegingen van de zuigers tangen 32 gaat onvermijdelijk gepaard met een stroming van olie in of uit de kamers 33 en 34.
10 Meer bepaald zal in de linkse sturende cilinder 28 de eerste kamer 33 verkleinen en aldus olie uit deze eerste kamer 33 stromen naar de eerste kamer 33 van de linkse gestuurde cilinder 29 aan de wielas 2, welke eerste kamer 33 noodzakelijkerwijze in volume dient toe te nemen, 15 waardoor in dit geval de zuigerstang 32 van de linker gestuurde cilinder 29 in de cilindervormige behuizing 30 wordt bewogen.
Deze beweging van de zuigerstang 32 van de linker gestuurde 20 cilinder 29 gaat gepaard met een verdraaiing van de wielas 2, meer bepaald tevens in wijzerzin, zoals weergegeven is in figuur 8.
Bovendien neemt gelijktijdig het volume van de tweede kamer 25 34 van de linker gestuurde cilinder 29 af en wordt olie onder de druk van de zuiger 30 uit deze tweede kamer 34 naar de tweede kamer 34 van de linker sturende cilinder 28 gestuwd, welke tweede kamer 34 in volume toeneemt overeenkomstig de volume-afname van de eerste kamer 33 van 30 deze linker sturende cilinder 28.
Op volledig analoge wijze is er een oliestroming in de rechter sturende cilinder 28, waarbij olie uit de tweede kamer 34 van deze rechter sturende cilinder 28 stroomt naar 35 de tweede kamer 34 van de rechter gestuurde cilinder 29 en 25 5 aldus de zuigerstang 32 van de rechter gestuurde cilinder 29 uitwaarts beweegt, wat opnieuw resulteert in een verdraaiing in wijzerzin van de wielas 2.
De richting in dewelke de oliestroming gebeurt, is tevens 10 weergegeven in figuur 8, en op analoge wijze is in figuur 9 de situatie weergegeven bij het nemen van een linkse bocht.
i
Het is duidelijk dat de configuratie in de uitvoeringsvorm van de figuren 7 tot 9 resulteert in een voorwaarts 15 koppelmechanisme dat erin bestaat dat de hydraulische leidingen 35 en 36 tussen elke sturende dubbelwerkende cilinder 28 en de overeenkomstige gestuurde dubbelwerkende cilinder 29, zodanig op de betreffende kamers 33 en 34 zijn aangesloten en de dubbelwerkende cilinders 28 en 29 zodanig 20 zijn geplaatst dat een verdraaiing van de schommel 9 resulteert in een verdraaiing van de wielas 2 in dezelfde zin.
Kortom, met de uitvoeringsvorm van een stuurinrichting 1 25 overeenkomstig de uitvinding, weergegeven in de figuren 7 tot 9, wordt een vergelijkbaar resultaat bekomen als met de uitvoeringsvorm weergegeven in de figuren 1 tot 3.
Echter de laatste uitvoeringsvorm heeft het voordeel dat 30 door te werken met hydraulische koppelmiddelen 22 er veel gemakkelijker grote krachten kunnen worden ontwikkeld, waarbij deze laatste configuratie bovendien veel gemakkelijker aanpasbaar is aan verschillende soorten getrokken voertuigen 3, alsmede toepasbaar is in getrokken 35 voertuigen 3 met aanpasbare lengte.
5 26
Immers, hydraulische leidingen 35 en 36 kunnen gemakkelijk in allerlei vormen en lengtes worden voorzien, terwijl er voor het koppelen van een schommel 9 aan een wielas 2 met behulp vein kabels 23 of stangen of dergelijke geen 10 obstructies tussen de schommel 9 en de te sturen wielas 2 aanwezig mogen zijn, wat in vele gevallen problematisch kan zijn en in het geval van getrokken voertuigen 3 met verstelbare lengte zelfs onmogelijk is.
15 In de figuren 10 tot 12 is nog een andere uitvoeringsvorm van een stuurinrichting 1 volgens de uitvinding weergegeven die tevens is voorzien van hydraulische koppelmiddelen 22 voor de aansturing van slechts één enkele wielas 2, waarbij echter ditmaal de hydraulische koppelmiddelen 22 uitgevoerd 20 zijn als een omkeringsmechanisme dat erin bestaat dat de hydraulische leidingen 35 en 36 tussen elke sturende dubbelwerkende cilinder 28 en de bijhorende gestuurde dubbelwerkende cilinder 29, zodanig op de betreffende kamers 33 en 34 zijn aangesloten en de cilinders 28 en 29 25 zodanig zijn geplaatst, dat een verdraaiing van de schommel 9 resulteert in een verdraaiing van de wielas 2 in tegengestelde zin.
In dit geval is hiertoe, in tegenstelling tot wat het geval 30 was in de vorige uitvoeringsvorm, de eerste kamer 33 van elke sturende cilinder 28 verbonden met de tweede kamer 34 van de bijhorende gestuurde cilinder 29 door middel van een hydraulische leiding 35.
27 5 Verder is de tweede kamer 34 van elke sturende cilinder 28 verbonden met de eerste kamer 33 van de bijhorende gestuurde cilinder 29 door middel van een hydraulische leiding 36.
10 Voorts zijn de gestuurde dubbelwerkende cilinders 29 nog steeds geplaatst zoals in de voorgaande uitvoeringsvorm, waarbij de zuigerstangen 32 van de cilinders 29 aan de wielas 2 zijn gekoppeld, terwijl de cilindervormige behuizingen 30 ervan aan het chassis van het getrokken 15 voertuig 3 zijn vastgemaakt.
De werking van de stuurinrichting 1 is verder volledig analoog aan die van de vorige uitvoeringsvorm, doch door de voornoemde omgekeerde koppeling tussen de kamers 33 en 34 20 resulteert de oliestroming tussen de kamers 33 en 34 in een tegengestelde beweging van de schommel 9 en de gestuurde wielas 2.
Aangezien er een volumeverschil is tussen de eerste kamers 25 33 en tweede kamers 34 van de betrokken cilinders 28 en 29, wordt er bij voorkeur voor gezorgd dat in de hydraulische leidingen 35 en 36 accumulatoren worden voorzien die dit volumeverschil bij een beweging van de olie tussen de voornoemde kamers 33 en 34 opvangen.
30
Het is duidelijk dat de hydraulische koppelmiddelen 22 ook gerealiseerd kunnen worden door middel van slechts één enkele sturende cilinder 28 die hydraulisch gekoppeld is aan één enkele gestuurde cilinder 29.
35 28 5 In de figuren 13 tot 15 is nog een andere uitvoeringsvorm van een stuurinrichting volgens de uitvinding weergegeven, waarbij de stuurinrichting 1 voorzien is van een paar schommels, meer bepaald een eerste schommel 9 die gekoppeld is aan de draaikrans 5 door middel van een kabel 11 en die 10 deel uitmaakt van het voorwaarts koppel mechanisme en een tweede schommel 37 die deel uitmaakt van een omkeringsmechanisme.
Hierbij is de beweging van de tweede schommel 37 gekoppeld 15 aan de beweging van de eerste schommel 9 door een omkeringsmechanisme zodat bij een verdraaiing van de eerste schommel 9 in een bepaalde zin de tweede schommel 37 een verdraaiing ondergaat in tegengestelde zin.
20 In de getoonde uitvoeringsvorm van de figuren 13 tot 15 wordt het omkeringsmechanisme waarmee de eerste schommel 9 is gekoppeld aan de tweede schommel 37 gevormd wordt door een tandwieloverbrenging 38 tussen de eerste schommel 9 en de tweede schommel 37.
25
De eerste schommel 9 is voorts gekoppeld door middel van twee parallelle kabels 23 aan een voorste te sturen wielas 2, terwijl de tweede schommel 37 gekoppeld is aan een achterste te sturen wielas 2, eveneens door middel van twee 30 parallelle kabels 23.
Het is duidelijk dat de resulterende sturing van de voorste wielas 2 en achterste wielas 2 van een stuurinrichting 1 overeenkomstig deze laatste uitvoeringsvorm volledig 29 5 overeenstemt met de sturing van de uitvoeringsvorm van een stuurinrichting 1 overeenkomstig de figuren 4 tot 6.
Een voordeel van deze laatste uitvoeringsvorm is echter dat er geen gekruiste kabels 23 meer aan te pas komen.
10
In de figuren 16 tot 18 is nog een alternatieve uitvoeringsvorm van een stuurinrichting 1 volgens de uitvinding weergegeven, waarbij tevens een tweede schommel 37 is voorzien, doch waarbij omkeringsmechanisme waarmee de 15 eerste schommel 9 is gekoppeld aan de tweede schommel 37 gevormd wordt door een pin 39 die aan één van de schommels, in dit geval de tweede schommel 37, is voorzien en die samenwerkt met een gleuf of gat 40 voorzien in de andere schommel, in dit geval de eerste schommel 9.
20
De configuratie van deze uitvoeringsvorm van een stuurinrichting 1 volgens de uitvinding is voorts compleet analoog aan de uitvoeringsvorm van de figuren 12 tot 15 en behoeft dan ook geen verder commentaar.
25
In al de tot nu toe besproken uitvoeringsvormen van een stuurinrichting 1 volgens de uitvinding werd er één wielas 2 of werden er maximaal twee wielassen 2 aangestuurd.
30 Uiteraard is het volgens de uitvinding niet uitgesloten deze configuraties uit te breiden tot meerdere verdraaibaar aan te sturen wielassen 2, al dan niet gecombineerd met één of meerdere vaste assen.
30 5 Het is volgens de uitvinding bijvoorbeeld mogelijk meerdere verdraaibaar gestuurde wielassen 2 te koppelen aan een eerste schommel 9 en eventueel een aantal andere wielassen aan een tweede schommel 37, bijvoorbeeld door middel van hydraulische koppelmiddelen 22, waarbij deze verdraaibaar 10 gestuurde wielassen 2 voorzien zijn van een gestuurde dubbelwerkende cilinder 28 tussen de betreffende wielas 2 en het getrokken voertuig 3 en waarbij elke voornoemde gestuurde dubbelwerkende cilinder 28 via hydraulische leidingen 35 en 36 gestuurd wordt door een overeenkomstige 15 sturende dubbelwerkende cilinder 28 aangebracht tussen de betrokken schommel 9 of 27 en het getrokken voertuig 3.
Op analoge wijze kunnen voor de koppeling van meerdere wielassen 2 aan de sturing 8 uiteraard ook kabels 23 of 20 kettingen of een stang of stangen worden gebruikt.
Nog een interessante uitvoeringsvorm van een stuurinrichting 1 volgens de uitvinding is weergegeven in de figuren 19 tot 21, waarbij meerdere wielassen worden 25 gestuurd.
Hierbij wordt een gedeelte van deze gestuurde wielassen 2 rechtstreeks gestuurd via koppelmiddelen 22 tussen de betreffende wielas 2 en de sturing 8 van de stuurinrichting 30 1, terwijl het resterende gedeelte van de wielassen, onrechtstreeks gestuurde wielassen 41 zijn, die onrechtstreeks gestuurd worden door een bijkomende koppeling van de betreffende onrechtstreeks gestuurde wielas 41 met een rechtstreeks gestuurde wielas 2.
35 31 5 In de getoonde uitvoeringsvorm van een stuurinrichting 1 volgens de uitvinding zijn er vier wielassen die worden aangestuurd, waarbij twee wielassen 2 rechtstreeks en twee wielassen 41 onrechtstreeks worden aangestuurd.
10 De voorste rechtstreeks gestuurde wielas 2 is hierbij gekoppeld aan een schommel 9 in een voorwaarts koppelmechanisme gevormd door twee parallelle kabels 23, terwijl de achterste rechtstreeks gestuurde wielas 2 via kabelschijven 27 en gekruiste kabels 23 tegengesteld wordt 15 gestuurd.
Aan elk van de rechtstreeks gestuurde wielassen 2 is een onrechtstreeks gestuurde wielas as 41 gekoppeld door middel van twee stangen 42, die elk met een eerste uiteinde aan 20 een rechtstreeks gestuurde wielas 2 zijn gekoppeld en met een tweede uiteinde aan een onrechtstreeks gestuurde wielas 41.
In vele gevallen is het wenselijk dat een onrechtstreeks 25 gestuurde wielas 41 niet exact dezelfde hoekverdraaiing ondergaat als de rechtstreeks gestuurde wielas 2 waaraan de betreffende, onrechtstreeks gestuurde wielas 1 is gekoppeld, zodat de wielen van wielassen 2, evenals wielassen 41 die zich op een andere positie achter de 30 trekker 4 bevinden toch kunnen worden opgesteld volgens de te volgen bocht.
Het kan bijgevolg interessant zijn middelen toe te passen waarbij een hoekverdraaiing van een rechtstreeks gestuurde 35 wielas 2 volgens een bepaalde ratio wordt omgezet in een 32 5 hoekverdraaiing van een hieraan gekoppelde onrechtstreeks gestuurde wielas 41.
Zulke middelen kunnen bijvoorbeeld eenvoudigweg worden gevormd door de onderlinge afstand A tussen de eerste 10 uiteinden van de twee stangen 42 aan de rechtstreeks gestuurde wielas 2 te doen verschillen van de onderlinge afstand B tussen de tweede uiteinden van de twee stangen 42 aan de onrechtstreeks gestuurde wielas 41.
15 Andere middelen zijn hiertoe echter volgens de uitvinding niet uitgesloten.
Bij voorkeur is de stuurinrichting voor de aansturing van een getrokken voertuig 3 met meerdere gestuurde wielassen 43 zodanig ontworpen dat, bij het nemen van een bocht, de 20 gestuurde wielassen 43 zo worden gestuurd dat de meetkundige assen X van de wielen van de gestuurde wielassen 43 elkaar snijden of kruisen in één punt C of ongeveer in één punt, althans gezien in een verticale projectie op de grond.
25
Bij voorkeur ligt het snijpunt C op de meetkundige as Y van minstens één vaste wielas 44 van het getrokken voertuig 3 en liefst nog op een meetkundige as Z van een starre as 44 van de trekker 4, beter nog samenvalt of ongeveer samenvalt 30 met het snijpunt van de meetkundige assen van de gestuurde wielen 46 van de trekker 4.
In dit geval volgen de wielen van het getrokken voertuig 3 bij benadering het spoor van de wielen van de trekker 4, op een kleine afwijking na. Dit verklaart dat in zulk geval 35 het getrokken voertuig 3, bij het nemen van een bocht, 33 5 slecht weinig uitwijkt naar de binnen- of buitenkant van de bocht en dat de banden veel minder onderhevig zijn aan wrijven en wringen op de weg en aan veel kleinere zijdelingse axiale krachten onderworpen worden, met de daaruit reeds uitvoerig beschreven voordelen.
10
Indien dit principe wordt gerespecteerd, kunnen de wielassen 43-44 ook verder uit elkaar liggen, bijvoorbeeld over een afstand tot 1,85 meter zonder dat daarbij het wrijven en wringen van de banden op de weg noemenswaardig 15 toeneemt.
Dit betekent een betere gewichtsverdeling van de lading over de wielassen 43-44 en een stabieler overkipgedrag bij het plots remmen.
20
Het is duidelijk dat de hier besproken uitvoeringsvormen van een stuurinrichting 1 volgens de uitvinding slechts ter illustratie dienen en dat allerlei andere mogelijke combinaties en uitbreidingen tot meerdere wielassen en 25 dergelijke meer niet van de uitvinding zijn uitgesloten.
In figuur 23 is een praktisch uitgewerkte uitvoeringsvorm van een stuurinrichting 1 volgens de uitvinding weergegeven die minstens gedeeltelijk is uitgevoerd als een pakket of 30 cassette voor opbouw op een getrokken voertuig 3 en daartoe voorzien is van een behuizing 447 waarin minstens de draaikrans 5 en de sturing 8, evenals de takels 17 en 18 zijn voorzien.
34 5 Het is uiteraard de bedoeling van zulke uitvoeringsvorm van een stuurinrichting 1 volgens de uitvinding om de installatie ervan zo eenvoudig mogelijk te maken.
Bij uitbreiding kan de behuizing 47 bijvoorbeeld tevens 10 zijn voorzien van de voornoemde kabelschijven 27 of van een tweede schommel 37 en dergelijke meer.
De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeeld beschreven en in de figuren weergegeven 15 uitvoeringsvormen van een stuurinrichting 1, doch een stuurinrichting 1 volgens de uitvinding kan in allerlei vormen en afmetingen worden verwezenlijkt zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.
20 Zo zijn in de figuren 24 tot 37 verschillende varianten weergegeven van opleggers die van elkaar verschillen in het aantal wielassen 43-43, zowel vaste, als gestuurde wielassen, in de aandrijving van de gestuurde wielassen 44, zij het met stangen, kabels, kettingen of hydraulisch, in 25 de aansturingszin van de gestuurde wielassen 44 wanneer en meerdere zijn, zij het in dezelfde stuur richting, zij het in tegengestelde stuurrichting.
Wat de varianten allemaal gemeen hebben, is de 30 stuurinrichting in de vorm van een cassette, al of niet voorzien van een extra omkeerinrichting.
1 0 3 8 2 9 0

Claims (22)

1. Stuurinrichting (1) van een getrokken voertuig (3) voor het aansturen van één of meerdere verdraaibaar 10 gestuurde wielassen (2,41) van het getrokken voertuig (3) door de onderlinge knikbeweging tussen het getrokken voertuig en het trekkend voertuig of trekker bij het nemen van een bocht, daardoor gekenmerkt dat ze minstens voorzien is van: 15. een draaikrans (5) met een eerste draaikransgedeelte (6) en een tweede draaikransgedeelte (7) die verdraaibaar zijn ten opzichte van elkaar, waarbij het eerste draaikransgedeelte (6) koppelbaar is aan het 20 getrokken voertuig (3) en het tweede draaikransgedeelte (7) koppelbaar is aan een trekker (4); • een sturing (8) voor het aansturen van de voornoemde wielassen (2) bestaande uit een 25 schommel (9) en uit een ondersteuning die koppelbaar is met het getrokken voertuig (3), waarbij de ondersteuning minstens een verticale as (10) bevat waarrond de schommel (9) verdraaibaar i s aangebracht; 30. een kabel (11) die met een eerste uiteinde (12) is verbonden aan een eerste zijde (13) van de schommel (9) en die met een tweede uiteinde (14) is verbonden aan een tweede zijde (15) van de schommel (9) , waarbij de verticale as (10) van de 35 sturing (8) gelegen is tussen de voornoemde eerste 1038290 5 zijde (13) en tweede zijde (15) van de schommel (9), waarbij een tussenliggend gedeelte (16) van de kabel (11) omheen het tweede kransgedeelte (7) is aangebracht voor het overbrengen van een verdraaiing van het tweede draaikransgedeelte (7) 10 naar een verdraaiing van de schommel(9); en, • een takel (17,18) aan elk uiteinde (12,14) van de kabel (11), bestaande uit twee of meerdere katrollen (19,20), waarvan minstens één katrol (19) van elke takel (17,18) koppelbaar is aan het 15 getrokken voertuig (3), hierna de vaste katrol (19) genoemd, en minstens één katrol (20) van elke takel (17,18) voorzien is op de schommel (9), hierna de losse katrol (20) genoemd, en waarbij een gedeelte (21) van de kabel (11) tussen elk 20 uiteinde (12,14) en het tussenliggend gedeelte (16) van de kabel (11) over de katrollen (17,18) van de betreffende takel (17,18) is geleid.
2. Stuurinrichting (1) volgens conclusie 1, daardoor 25 gekenmerkt dat de takel (17,18) van elk uiteinde (12,14) van de kabel (11) bestaat uit één losse katrol (20) en één vaste katrol (19), waarbij de vaste katrollen (19) zijn voorzien aan weerszijden van de draaikrans (5) en de losse katrollen (20) op de 30 schommel (9) zijn voorzien tussen het betreffende uiteinde (12,14) van de kabel (11) en de verticale as (10) van de schommel (9) en waarbij de kabel (11) is geleid vanaf een uiteinde (12,14) over de vaste katrol (19) aan dat uiteinde (12,14) en vervolgens omheen de 5 losse katrol (20) van dat uiteinde (12,14) naar de draaikrans (5).
3. Stuurinrichting (1) volgens conclusie 1 of 2, daardoor gekenmerkt dat ze is voorzien van koppelmiddelen (22) 10 voor het overbrengen van een verdraaiing van de schommel (9) naar een verdraaiing van één of meerdere verdraaibaar gestuurde wielassen (2).
4. Stuurinrichting (1) volgens één van de conclusies 3 15 tot 5, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde koppelmiddelen (22) minstens gedeeltelijk bestaan uit een rechtstreekse mechanische koppeling van de sturing met een verdraaibaar gestuurde wielas (2) door middel van een paar kabels (23) of kettingen, een stang of 20 stangen die elk met één uiteinde (24) aan de schommel (9) zijn bevestigd en met een ander uiteinde (25) aan de betreffende verdraaibaar gestuurde wielas (2).
5. Stuurinrichting (1) volgens conclusie 3 of 4, daardoor 25 gekenmerkt dat de voornoemde koppelmiddelen (22) minstens gedeeltelijk hydraulische koppelmiddelen (22) zijn die minstens bestaan uit: • een sturende dubbelwerkende cilinder (28) die tussen de schommel (9) en het getrokken voertuig 30 (3) is gemonteerd; • een door de voornoemde sturende dubbelwerkende cilinder (28) gestuurde dubbelwerkende cilinder (29) die tussen een verdraaibaar gestuurde wielas (2) en het getrokken voertuig (3) is gemonteerd? 5. een hydraulische leiding (35) tussen een eerste kamer (33) van de sturende dubbelwerkende cilinder (28) en een eerste kamer (33) van de gestuurde dubbelwerkende cilinder (29); en, • een hydraulische leiding (36) tussen een tweede 10 kamer (34) van de sturende dubbelwerkende cilinder (28) en een tweede kamer (34) van de gestuurde dubbelwerkende cilinder (29).
5 Conclusies.
6. Stuurinrichting (1) volgens conclusie 5, daardoor 15 gekenmerkt dat er meerdere verdraaibaar gestuurde wielassen (2) zijn die aan de schommel (9) zijn gekoppeld door middel van hydraulische koppelmiddelen (22), waarbij deze verdraaibaar gestuurde wielassen (2) voorzien zijn van een voornoemde gestuurde 20 dubbelwerkende cilinder (29) tussen de betreffende wielas (2) en het getrokken voertuig (3) en waarbij elke voornoemde gestuurde dubbelwerkende cilinder (29) via hydraulische leidingen (35,36) gestuurd wordt door een overeenkomstige sturende dubbelwerkende cilinder 25 (28) aangebracht tussen de schommel (9) en het getrokken voertuig (3).
7. Stuurinrichting (1) volgens één van de conclusies 3 tot 6, daardoor gekenmerkt dat de koppelmiddelen (22) 30 minstens gedeeltelijk bestaan uit een voorwaarts koppelmechanisme zodat bij een verdraaiing van de schommel (9) in een bepaalde zin één of meerdere verdraaibaar gestuurde wielassen (2) een verdraaiing ondergaan in dezelfde zin. 35
8. Stuurinrichting volgens één van de conclusies 3 tot 7, daardoor gekenmerkt dat de koppelmiddelen (22) voorzien zijn van een omkeringsmechanisme zodat bij een verdraaiing van de schommel (9) in een bepaalde zin één of meerdere verdraaibaar gestuurde wielassen 10 (2) een verdraaiing ondergaan in tegengestelde zin aan de voornoemde draaizin van de schommel (9),
9. Stuurinrichting (1) volgens conclusies 5 en 7, daardoor gekenmerkt dat het voorwaartse 15 koppelmechanisme erin bestaat dat de hydraulische leidingen (35,36) tussen een sturende dubbelwerkende cilinder (28) en gestuurde dubbelwerkende cilinder (29) zodanig op de betreffende kamers (33,34) zijn aangesloten en de sturende dubbelwerkende cilinder 20 (28) en gestuurde dubbelwerkende cilinder (29) zodanig zijn geplaatst, dat een verdraaiing van de schommel (9) resulteert in een verdraaiing van de wielas (2) in dezelfde zin.
10. Stuurinrichting (1) volgens conclusies 5 en 8, daardoor gekenmerkt dat het omkeringsmechanisme erin bestaat dat de hydraulische leidingen (35,36) tussen een sturende dubbelwerkende cilinder (28) en gestuurde dubbelwerkende cilinder (29) zodanig op de betreffende 30 kamers (33,34) zijn aangesloten en de sturende dubbelwerkende cilinder (28) en gestuurde dubbelwerkende cilinder (29) zodanig zijn geplaatst, dat een verdraaiing van de schommel (9) resulteert in een verdraaiing van de wielas (2) in tegengestelde 35 zin. 5 ί
11. Stuurinrichting (1) volgens conclusie 8, daardoor gekenmerkt dat de koppelmiddelen (22) minstens gedeeltelijk worden gevormd door een paar kabels (23) en dat het voornoemde omkeringsmechanisme minstens 10 twee kabelschijven (27) bevat teneinde beide kabels (23) te geleiden en wel zodanig dat de kabels (23) onderling worden gekruist.
12. Stuurinrichting (1) volgens conclusies 7 en 8, 15 daardoor gekenmerkt dat de stuurinrichting (1) voorzien is van een paar schommels (9,37), meer bepaald een eerste schommel (9) die gekoppeld is aan de draaikrans (5) door middel van een kabel (11) en die deel uitmaakt van het voorwaarts koppelmechanisme 20 en een tweede schommel (37) die deel uitmaakt van het omkeringsmechanisme, waarbij de beweging van de tweede schommel (37) gekoppeld is aan de beweging van de eerste schommel (9) door een omkeringsmechanisme zodanig dat bij een verdraaiing van de eerste schommel 25 (9) in een bepaalde zin de tweede schommel (37) een verdraaiing ondergaat in tegengestelde zin.
13. Stuurinrichting (1) volgens conclusie 12, daardoor gekenmerkt dat het omkeringsmechanisme waarmee de 30 eerste schommel (9) is gekoppeld aan de tweede schommel (37) gevormd wordt door een tandwieloverbrenging (38) tussen de eerste schommel (9) en de tweede schommel (37).
14. Stuurinrichting (1) volgens conclusie 12, daardoor gekenmerkt dat het omkeringsmechanisme waarmee de eerste schommel (9) is gekoppeld aan de tweede schommel (37) gevormd wordt door een pin (39) die aan één van de schommels (37) is voorzien en die 10 samenwerkt met een gleuf of gat (40) voorzien in de andere schommel (9).
15. Stuurinrichting (1) volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat ze is voorzien van 15 meerdere gestuurde wielassen (2,41), waarbij een gedeelte van deze gestuurde wielassen (2) rechtstreeks gestuurd wordt via koppelmiddelen (22) tussen de betreffende wielas (2) en de sturing (8) van de stuurinrichting (1) , terwijl het resterende gedeelte 20 van de wielassen (41) onrechtstreeks gestuurd wordt door een bijkomende koppeling (42) van de betreffende onrechtstreeks gestuurde wielas (41) met een rechtstreeks gestuurde wielas (2).
16. Stuurinrichting (1) volgens conclusie 15, daardoor gekenmerkt dat een voornoemde bijkomende koppeling bestaat uit twee stangen (42) die elk met een eerste uiteinde aan een rechtstreeks gestuurde wielas (2) zijn gekoppeld en met een tweede uiteinde aan een 30 onrechtstreeks gestuurde wielas (41).
17. Stuurinrichting (1) volgens conclusie 16, daardoor gekenmerkt dat de onderlinge afstand (A) tussen de eerste uiteinden van de twee stangen verschilt van de » 5 onderlinge afstand (B) tussen de tweede uiteinden van de twee stangen (42).
18. Stuurinrichting (1) volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat ze minstens 10 gedeeltelijk is uitgevoerd als een pakket of cassette voor opbouw op een getrokken voertuig (3) en daartoe voorzien is van een behuizing (43) waarin minstens de draaikrans (5) en de sturing (8), evenals de takels (17,18) zijn voorzien. 15
19. Stuurinrichting (1) volgens één van de voorgaande conclusies voor de aansturing van een getrokken voertuig met meerdere gestuurde wielassen, daardoor gekenmerkt dat de stuurinrichting zodanig is dat bij 20 het nemen van een bocht de gestuurde wielassen zodanig worden gestuurd dat de meetkundige assen van de wielen van de gestuurde wielassen elkaar snijden in één punt of ongeveer in één punt.
20. Stuurinrichting (1) volgens conclusie 19 voor de aansturing van een getrokken voertuig met meerdere gestuurde wielassen en minstens één vaste wielas, daardoor gekenmerkt dat de stuurinrichting zodanig is dat bij het nemen van een bocht de gestuurde wielassen 30 zodanig worden gestuurd dat de meetkundige assen van de wielen van de gestuurde wielassen elkaar snijden in één punt of ongeveer in één punt dat gelegen is op de meetkundige as van minstens één vaste wielas. • 43 Ί
21. Stuurinrichting (1) volgens conclusie 19 of 20, daardoor gekenmerkt dat de stuurinrichting zodanig is dat bij het nemen van een bocht het voornoemde punt gelegen is op een meetkundige as van een starre as van de trekker. 10
22. Stuurinrichting (1) volgens één van de conclusies 19 tot 21, daardoor gekenmerkt dat de stuurinrichting zodanig is dat bij het nemen van een bocht het voornoemde punt samenvalt of ongeveer samenvalt met 15 het snijpunt van de meetkundige assen van de gestuurde wielen van de trekker. 1 0 3 8 2 9 0
NL1038290A 2010-09-21 2010-10-05 Stuurinrichting van een getrokken voertuig voor het aansturen van een of meerdere verdraaibaar gestuurde wielassen. NL1038290C2 (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2010/0562A BE1019512A4 (nl) 2010-09-21 2010-09-21 Stuurinrichting van een getrokken voertuig voor het aansturen van een of meerdere verdraaibaar gestuurde wielassen.
BE201000562 2010-09-21

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1038290C2 true NL1038290C2 (nl) 2012-03-22

Family

ID=43857902

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1038290A NL1038290C2 (nl) 2010-09-21 2010-10-05 Stuurinrichting van een getrokken voertuig voor het aansturen van een of meerdere verdraaibaar gestuurde wielassen.

Country Status (14)

Country Link
US (1) US9061704B2 (nl)
EP (1) EP2454146B1 (nl)
JP (1) JP5623647B2 (nl)
KR (1) KR101663356B1 (nl)
CN (1) CN103140407B (nl)
AU (1) AU2010361280B2 (nl)
BE (1) BE1019512A4 (nl)
CA (1) CA2811259C (nl)
DK (1) DK2454146T3 (nl)
EA (1) EA022371B1 (nl)
ES (1) ES2534357T3 (nl)
NL (1) NL1038290C2 (nl)
PL (1) PL2454146T3 (nl)
WO (1) WO2012038772A1 (nl)

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US20150014961A1 (en) * 2012-02-06 2015-01-15 Sck Machinery Vehicle provided with a vehicle part

Families Citing this family (7)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB201317374D0 (en) * 2013-10-01 2013-11-13 Agco As Trailer for harvester header
CN104590370B (zh) * 2014-12-30 2017-04-19 安徽铜冠机械股份有限公司 铰接式车辆的辅助转向系统
CN105438290A (zh) * 2015-12-15 2016-03-30 扬州市伏尔坎机械制造有限公司 一种半挂车的鹅颈部
EP3342680A1 (en) * 2016-12-30 2018-07-04 Tirsan Treyler Sanayi Ve Ticaret Anonim Sirketi Automatic alignment setup for mechanical, hydraulic and electrical effect systems
CN108223969B (zh) * 2017-12-18 2019-12-03 中国矿业大学 管道机器人双缆驱动转向机构及控制方法
CN108556961A (zh) * 2018-04-25 2018-09-21 内蒙古草原御驴科技牧业有限公司 一种多功能牲畜运输车
CN112550753A (zh) * 2020-12-28 2021-03-26 东北农业大学 固定翼无人机滑跑起飞辅助小车

Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CH423502A (de) * 1962-10-26 1966-10-31 Fave Fahrzeugvertriebsanstalt Lenkbares Doppelachsaggregat für Sattelanhänger
GB2390348A (en) * 2002-11-22 2004-01-07 Denby Transp Ltd Interlinking trailer steering arrangement
DE202005015120U1 (de) * 2004-09-23 2005-12-01 Renders S.A. Sattelzug oder Anhänger mit verbesserter Lenkung

Family Cites Families (11)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3102735A (en) * 1961-02-24 1963-09-03 Henry W Bigge Steerable trailer
US3168332A (en) * 1962-11-28 1965-02-02 Eynon Llewellyn Trailer hitch
JPS4944426A (nl) * 1972-09-07 1974-04-26
JPH0716545Y2 (ja) * 1989-09-28 1995-04-19 輸送機工業株式会社 トレーラの後輪操舵装置
JPH0644677U (ja) * 1991-05-24 1994-06-14 輸送機工業株式会社 多軸トレーラの後輪操舵装置
GB9623707D0 (en) * 1996-11-14 1997-01-08 Muldoon Gerald Linkage mechanism
JP3040926U (ja) * 1997-02-25 1997-09-05 株式会社デリカ 被牽引車の舵取り構造
AUPP806799A0 (en) * 1999-01-11 1999-02-04 Igc (Australia) Pty Ltd Improved steering system
ITVR20030061A1 (it) * 2003-05-19 2004-11-20 H T S Hydro Tech Systems S R L Dispositivo cilindro pneumatico per veicoli articolati che, in funzione dell'angolo di rotazione relativa tra trattore e semirimorchio o tra motrice e rimorchio, assume una corrispondente posizione angolare che trasmette il comando di una corrisponde
ITMO20030223A1 (it) * 2003-07-31 2005-02-01 Gaetani Angelo Dispositivo di sterzatura.
US8459672B1 (en) * 2012-11-16 2013-06-11 Albert C. Pollard, Sr. Cable steering linkage

Patent Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CH423502A (de) * 1962-10-26 1966-10-31 Fave Fahrzeugvertriebsanstalt Lenkbares Doppelachsaggregat für Sattelanhänger
GB2390348A (en) * 2002-11-22 2004-01-07 Denby Transp Ltd Interlinking trailer steering arrangement
DE202005015120U1 (de) * 2004-09-23 2005-12-01 Renders S.A. Sattelzug oder Anhänger mit verbesserter Lenkung

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US20150014961A1 (en) * 2012-02-06 2015-01-15 Sck Machinery Vehicle provided with a vehicle part

Also Published As

Publication number Publication date
EA022371B1 (ru) 2015-12-30
KR20130132418A (ko) 2013-12-04
AU2010361280A1 (en) 2013-05-02
JP2013540637A (ja) 2013-11-07
US9061704B2 (en) 2015-06-23
US20130175785A1 (en) 2013-07-11
CN103140407A (zh) 2013-06-05
KR101663356B1 (ko) 2016-10-06
CN103140407B (zh) 2016-05-11
DK2454146T3 (en) 2015-05-11
CA2811259A1 (en) 2012-03-29
WO2012038772A1 (en) 2012-03-29
ES2534357T3 (es) 2015-04-21
JP5623647B2 (ja) 2014-11-12
AU2010361280B2 (en) 2015-09-03
PL2454146T3 (pl) 2015-07-31
EP2454146A1 (en) 2012-05-23
EA201370072A1 (ru) 2013-07-30
EP2454146B1 (en) 2015-02-18
BE1019512A4 (nl) 2012-08-07
CA2811259C (en) 2018-02-27

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL1038290C2 (nl) Stuurinrichting van een getrokken voertuig voor het aansturen van een of meerdere verdraaibaar gestuurde wielassen.
US3473619A (en) Articulated motor vehicle
CA2887198C (en) Heavy goods vehicle with normal steering and crab steering
US2598863A (en) Drive axle mounted for swinging and rocking motion
US2906358A (en) Multiple-wheel vehicle
US20140300082A1 (en) Double joint pivot unit with running gear for road vehicles
NL1030002C1 (nl) Oplegger of aanhanger met verbeterde sturing.
RU2578704C2 (ru) Откаточная машина с двойным шарнирным сочленением
US4090581A (en) Carrier vehicle steering system
RU2347707C2 (ru) Приводимая ходовая часть с рулевым управлением
NL1033771C2 (nl) Stuurinrichting.
NL1038920C2 (en) A kerbstone and a method for producing one.
EP3119667B1 (en) Articulated vehicle
RU89029U1 (ru) Транспортная система, трубовоз, тягач для трубовоза, передняя и задняя прицепные тележки трубовоза, дышло трубовоза
KR102100009B1 (ko) 3축 트레일러의 조향장치
RU2372241C1 (ru) Автопоезд
RU112146U1 (ru) Двухосный прицеп
RU2304540C2 (ru) Сцепное устройство автопоезда
RU2618615C1 (ru) Двухзвенный вездеход
BE1015751A3 (nl) Verbeterde sturing van een oplegger.
NO128667B (nl)
RU2025375C1 (ru) Опорно-сцепное устройство автопоезда
RU2371344C1 (ru) Большегрузный автопоезд
NL8600025A (nl) Koppelingsinrichting tussen een trekkend voertuig en een aanhangwagen.
JPH05131950A (ja) 走行車両