NL1025711C2 - Werkwijze en systeem voor het controleren van door een drukpers vervaardigd drukwerk. - Google Patents

Description

*

WERKWIJZE EN SYSTEEM VOOR HET CONTROLEREN VAN DOOR EEN DRUKPERS VERVAARDIGD DRUKWERK

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het controleren van door een drukpers vervaardigd drukwerk dat één of meer op een substraat, in het bijzonder een papierbaan, gedrukte afbeeldingen omvat.

5 In een drukproces, bijvoorbeeld een rotatie-offset drukproces, wordt op basis van een origineel, bijvoorbeeld een illustratie of een tekst, een groot aantal identieke kopieën gemaakt. Daarbij is het van groot belang dat de afbeeldingen in het drukwerk zoveel mogelijk kleurecht, op de 10 juiste positie en consistent op het te bedrukken substraat, in het algemeen een papierbaan, worden overgebracht. Onder "kleurecht" wordt daarbij verstaan dat de gedrukte kleuren nauwkeurig overeenkomen met de kleuren van het origineel dat in het drukproces wordt verveelvoudigd. Dit is met name van 15 belang voor adverteerders, die in toenemende mate een kleur als merk gebruiken, en deze dus op de juiste wijze gedrukt willen zien. De juiste positie is van belang, omdat deze het algemene beeld van het drukwerk bepaalt, terwijl de consistentie van belang is om inderdaad identieke exemplaren 20 van het drukwerk te kunnen waarborgen.

Een probleem dat zich daarbij voordoet is dat de uiteindelijke kleur van een gedrukte afbeelding beïnvloed wordt door een groot aantal variabelen, die tijdens het drukken niet volledig gecontroleerd kunnen worden. Daardoor 25 zullen afwijkingen optreden tussen het origineel en de gedrukte afbeeldingen. Om de oorzaken van deze afwijkingen te kunnen begrijpen is enig inzicht nodig in de aard van drukwerk.

Drukwerk is opgebouwd uit rasterpunten of "dots". Het 30 drukbeeld wordt bepaald door twee grootheden, het aantal 1025711 2 rasterpunten per lengte-eenheid, veelal uitgedrukt in "dpi" ("dots per inch"), dat aangeeft hoe fijn of grof de afbeelding is, en de verhouding tussen licht en donker, de vlaktedekking. Zolang de vlaktedekking waarden van minder dan 5 50 procent aanneemt, wordt het beeld gevormd door donkere, dus gedrukte punten op een lichte ondergrond, terwijl voor hogere waarden gebruik gemaakt wordt van lichte, dus vrijgehouden punten in de omringende, bedrukte achtergrond.

Bij de verschillende stappen die tijdens het 10 drukproces uitgevoerd moeten worden om van een origineel een gedrukte afbeelding te vormen treden echter afwijkingen op in het formaat van de rasterpunten; de punten groeien, aangeduid als "dot gain", of krimpen, aangeduid als "dot loss".

Hierdoor wi j kt_ de . ui.teindeli j k gedrukte afbeelding af van het 15 origineel. De mate waarin dit zich voordoet hangt af van een groot aantal variabelen die samenhangen met het drukproces, en van de oorspronkelijke maat van de rasterpunten. Naarmate het drukwerk fijner is, dus de rasterpunten dichter bij elkaar gelegen zijn, zijn de afwijkingen groter. Bovendien 20 zijn de afwijkingen vaak relatief het grootst in delen van het drukwerk waar de vlaktedekking ongeveer 50 procent bedraagt.

In de praktijk worden drukpersen daarom voor gebruik gekalibreerd. Er worden proefdrukken gemaakt met 25 verschillende fijnheden en verschillende vlaktedekkingen, en uit die proefdrukken worden de afwijkingen bepaald. Deze gemeten afwijkingen worden opgeslagen in de vorm van kalibratiegrafieken, de zogeheten "dot gain curves". Deze grafieken worden gebruikt om de theoretisch optimale 30 instellingen van elke drukpers te bepalen wanneer een origineel met een bepaalde fijnheid en vlaktedekking wordt aangeboden.

1025711 3

Zoals gezegd zijn er vele variabelen waardoor de kwaliteit van het uiteindelijke drukwerk wordt beïnvloed. Te denken valt aan de gebruikte papiersoort, de water-inkt balans, de temperatuur, eventuele vervuiling van de inkt of 5 van de inktrollen, de druk tussen de verschillende inktrollen, in de drukpersen optredende trillingen en dergelijke. Een verandering in één van deze grootheden kan al leiden tot vergroting of verkleining van de rasterpunten, en daarmee afwijkingen in de gedrukte kleuren. Omdat het 10 nagenoeg onmogelijk is al deze grootheden tijdens het drukproces constant te houden, zijn er verschillende methodes ontwikkeld om op basis van waarneming van de kleuren van het drukwerk deze grootheden zodanig te besturen, dat de kwaliteit constant blijft. _ . . _ 15 Zo bestaan er zogeheten "open loop" regelmethodes, waarbij steekproefsgewijs exemplaren van het drukwerk worden gecontroleerd met behulp van handmeters. Deze handmeters controleren een afzonderlijk mee gedrukte kleurenbalk. Bij het waarnemen van afwijkingen kan een operator de 20 instellingen van de drukpers wijzigen. Een nadeel van deze wijze van regelen is het discontinue en zelfs vrijblijvende karakter daarvan. Tussen twee opeenvolgende steekproeven kan een grote hoeveelheid kwalitatief ondermaats drukwerk worden geproduceerd. Bovendien vergt deze methode de aanwezigheid 25 van een vaak kostbare operator.

Daarom zijn er volledig gesloten regelmethodes ontwikkeld, waarbij meet- en regelsystemen volledig autonoom de kwaliteit van het drukwerk bewaken en bij waargenomen afwijkingen de instellingen van de drukpers aanpassen. Ook 30 deze bekende systemen zijn gebaseerd op een mee gedrukte kleurenbalk. Daarbij bestaan er twee hoofdstromingen. In de eerste plaats zijn er systemen bekend waarbij de kleurenbalk bestaat uit vlakken die volledig bedekt zijn met de 102571 1 4 basiskleuren C (cyaan), M (magenta), Y (geel) en K (zwart), waardoor de kleurdichtheid (dikte van de inktlaag) gemeten kan worden. Bij verbeterde systemen omvat de kleurbalk ook grijsvelden, waaronder een zwart vlak met 50 procent 5 vlaktedekking en een vlak met cyaan, magenta en geel in zodanig hoeveelheden dat eveneens zwart drukwerk met 50 procent vlaktedekking wordt verkregen. Door deze vlakken te vergelijken kunnen afwijkingen in de grootte van de rasterpunten van cyaan, magenta en geel worden vastgesteld.

10 Ook deze gesloten regelmethodes hebben het nadeel dat daarvoor een afzonderlijke kleurenbalk mee gedrukt moet worden. Wanneer deze kleurenbalk niet wordt weggesneden, wordt hierdoor het aanzien van het drukwerk ontsierd. Overigens wordt de meegedrukte kleurenbalk soms ook gebruikt 15 voor het controleren van de positionering van het drukwerk op de papierbaan en/of het controleren van de onderlinge ligging (register) van de verschillende kleuren, zoals beschreven in aanvraagsters oude Europees octrooi 0 850 763.

Een nadeel van zowel de open als de gesloten 20 regelmethodes is, dat de drukpers goed afgesteld moet zijn, om te waarborgen dat een goed gedrukte kleurenbalk ook daadwerkelijk betekent dat het totale drukbeeld goed is. De kleurenbalk bevindt zich immers buiten het normale drukbeeld, en wijkt ook voor wat betreft de daarin gebruikte kleuren 25 meestal sterk af van het gemiddelde drukbeeld.

De uitvinding heeft derhalve tot doel een werkwijze te verschaffen voor het controleren van drukwerk als hiervoor beschreven, waarbij de bovengenoemde nadelen zich niet voordoen. Volgens de uitvinding wordt dit bereikt door een 30 werkwijze die de stappen omvat van het in ten minste één af te drukken origineel bepalen van referentiewaarden voor één of meer gekozen parameters van het drukwerk, het in een overeenkomstige gedrukte afbeelding waarnemen van de waarden J025711 5 van deze parameters, het vergelijken van de waargenomen waarden met de referentiewaarden, en het uitvoeren van een correctie wanneer bij de vergelijking een afwijking in één of meer waarden gevonden wordt. Door voor het controleren van 5 het drukwerk uit te gaan van de afbeelding zelf, in plaats van een afzonderlijke kleurenbalk, wordt gewaarborgd dat onder alle omstandigheden een juist drukbeeld wordt verkregen, ongeacht de instellingen van de drukpers.

Bovendien wordt hierdoor inkt bespaard.

10 De gekozen parameters kunnen de kleuren, de ligging van de afbeeldingen en/of het kleurregister van het drukwerk omvatten. Op deze wijze kan de controle op het in register liggen van het drukwerk worden gecombineerd met de controle op de kleuren. Zo kan dus worden afgezien van het meedrukken 15 van afzonderlijke merktekens in de kantlijn van het drukwerk ten behoeve van de registercontrole, terwijl toch automatisch opgestart kan worden, omdat bij het opstarten van de drukpers immers al bekend is hoe het drukbeeld eruit zou moeten zien. Bovendien is deze wijze van controleren van het kleurregister 20 nauwkeuriger, omdat immers het kleurregister van het gehele drukwerk wordt gecontroleerd, en niet slechts dat van de merktekens aan de rand van het drukwerk.

Ook voor de controle van de zogeheten "fan-out", de vervorming van de papierbaan als gevolg van het vochtig 25 worden daarvan, biedt deze in de kleurmeting geïntegreerde registercontrole grote voordelen. De mate van "fan-out" hangt namelijk samen met de mate van bevochtigen, en varieert dus sterk over het oppervlak van het drukwerk. Zo zullen kleurenfoto's, waarin veel inkt is verwerkt, een grotere 30 "fan-out" geven dan tekstblokken met slechts ene geringe hoeveelheid zwarte inkt. Door de "fan-out" nu te controleren op basis van waarnemingen in het gehele drukwerk, in plaats 1Q2S7 1 1 6 van slechts aan de hand van een aantal merktekens in de marge, wordt een betere regeling mogelijk.

Een doelmatige controle wordt bereikt, wanneer de referentiewaarden bepaald worden in automatisch gekozen 5 deelgebieden binnen het tenminste ene origineel, en de waarneming plaatsvindt in de overeenkomstige deelgebieden in de gedrukte afbeelding. Zo hoeft niet de volledige afbeelding gecontroleerd te worden, maar slechts representatieve gedeelten daarvan, waardoor de controle minder tijd en 10 inspanning kost.

Wanneer zoals gebruikelijk de te drukken kleuren opgebouwd zijn uit een aantal basiskleuren, verdient het de voorkeur dat de deelgebieden zodanig gekozen worden, dat elke basiskleur in tenminste één deelgebied aanwezig is. Op deze 15 wijze kunnen alle kleuren worden gecontroleerd.

Een zeer goede controle op de kwaliteit van het drukwerk wordt bereikt, wanneer voor althans een deel van de kleuren een aantal waarnemingen verricht worden, en uit gevonden afwijkingen een kwaliteitsfactor voor de betreffende 20 kleur(en) afgeleid wordt. Zo kunnen afwijkingen duidelijk worden vastgesteld als functie van de vlaktedekking.

Wanneer het tenminste ene origineel beschikbaar is in de vorm van een digitaal gegevensbestand en de waarneming van de gedrukte afbeelding voor het vergelijken gedigitaliseerd 25 wordt, kan de regeling met behulp van computergestuurde apparatuur uitgevoerd worden. Het digitale gegevensbestand kan zijn voorbewerkt ter correctie van afwijkingen tijdens het drukken, in welk geval de referentiewaarden bij voorkeur uit het gegevensbestand herleid worden door de voorbewerking 30 ongedaan te maken. Op deze wijze wordt voor de regeling uitgegaan van het origineel in de vorm waarin dit oorspronkelijk bedoeld is geweest.

1025711 _ 4

Teneinde de resultaten van de waarneming eenvoudig te kunnen toepassen in het drukproces, worden bij voorkeur RGB-kleurcodes in de digitale waarneming van de gedrukte afbeelding voor het vergelijken omgezet in CYMK-kleurcodes 5 aan de hand van opzoektabellen.

Een snelle en eenvoudige regeling van de kleuren wordt bereikt, wanneer de correctie wordt uitgevoerd door het aanpassen van een hoeveelheid door de drukpers op het substraat aangebrachte inkt. Met voordeel wordt deze 10 hoeveelheid op het substraat aangebrachte inkt dan aangepast door het aanpassen van een hoeveelheid aan de drukpers toegevoerde inkt en/of water. Zo kunnen afwijkingen dus snel gecorrigeerd worden, zonder dat de achterliggende oorzaken bekend hoeven te zijn of weggenomen hoeven te worden.

15 Omdat er enige tijd overheen zal gaan, voordat een regelingreep effect heeft op het waargenomen drukwerk, verdient het de voorkeur dat na het uitvoeren van een correctie een volgende waarneming en vergelijking pas na verloop van een wachttijd wordt uitgevoerd. Op deze wijze 20 wordt voorkomen dat onnodige regelingrepen worden uitgevoerd.

Bij voorkeur wordt de grootte van de afwijkingen bepaald, en wordt afhankelijk daarvan voor het uitvoeren van de correcties gekozen tussen tenminste een grovere en een fijnere regeling. Zo kan bij grote afwijkingen het drukwerk 25 snel weer teruggebracht worden binnen aanvaardbare, relatief ruime kwaliteitsgrenzen, terwijl bij kleinere afwijkingen het drukwerk iets langzamer maar nauwkeuriger naar een optimale kwaliteit kan worden geregeld. Daarbij verdient het verder de voorkeur, dat een waarschuwingssignaal afgegeven wordt, 30 wanneer de grootte van de afwijkingen een bepaalde grenswaarde overschrijdt. Op deze wijze kunnen afwijkingen die met de gebruikelijke correctiemechanismen niet te herstellen zijn, bijvoorbeeld omdat een drukplaat foutief op 102 57 1 1 8 een van de persen bevestigd is of de inkttoevoer verstopt is geraakt, direct gesignaleerd worden.

Teneinde een snelle regeling mogelijk te maken, vindt bij voorkeur de waarneming plaats terwijl het drukwerk nog 5 nat is, waarbij dan de waargenomen kleuren voor het vergelijken worden gecorrigeerd voor kleurveranderingen tijdens het drogen. Ook worden de waargenomen kleuren voor het vergelijken bij voorkeur gecorrigeerd voor omgevingsinvloeden als temperatuur en luchtvochtigheid, zodat 10 onder alle omstandigheden een gelijke kwaliteit drukwerk wordt geleverd.

De regeling van de kleuren volgens de uitvinding vindt met voordeel plaats op basis van CIELAB-kleurwaarde dichtheid, grootte van rasterpunten en/of contrastwaarde.

15 Bij voorkeur wordt het drukwerk tijdens het waarnemen constant belicht, zodat licht uit de omgeving geen ongewenste invloed kan hebben op de waarneming.

De uitvinding betreft verder een systeem waarmee de hiervoor beschreven werkwijze kan worden uitgevoerd. Een 20 dergelijk systeem omvat volgens de uitvinding een inrichting voor het in tenminste één af te drukken origineel bepalen van referentiewaarden voor één of meer gekozen parameters van het drukwerk, een inrichting voor het in een overeenkomstige gedrukte afbeelding waarnemen van de waarden van deze 25 parameters, een met de bepalingsinrichting en de waarnemingsinrichting verbonden inrichting voor het vergelijken van de waargenomen waarden met de referentiewaarden, en een met de vergelijkingsinrichting verbonden, de drukpers besturende inrichting voor het 30 uitvoeren van correcties wanneer de vergelijkingsinrichting een afwijking en één of meer waarden vindt.

102571 1 9

Voorkeursuitvoeringen van het controlesysteem volgens de uitvinding vormen de materie van de volgconclusies 17 tot 32.

Tenslotte betreft de uitvinding nog een 5 bepalingsinrichting, waarnemingsinrichting en vergelijkings-en correctie-inrichting, die bedoeld zijn voor toepassing in een controlesysteem als hiervoor beschreven.

De uitvinding wordt nu toegelicht aan de hand van een voorbeeld, waarbij wordt verwezen naar de bijgevoegde 10 tekening, waarin:

Fig. 1 een schematische weergave is van de belangrijkste onderdelen van een controlesysteem· volgens de uitvinding in combinatie met een vierkleuren-drukpers,

Fig. 2 een schematische weergave is van de opbouw van 15 één van de vier drukpersen,

Fig. 3 een stroomdiagram is waarin de belangrijkste stappen van de werkwijze volgens de uitvinding voor het regelen van kleuren in drukwerk zijn getoond,

Fig. 4 schematisch weergeeft hoe de referentiewaarden 20 voor de kleuren herleid worden uit de oorspronkelijke gedigitaliseerde afbeelding,

Fig. 5 een aanzicht op de papierbaan toont volgens de pijl V in fig. 1, waarin ook de verdeling van een aantal deelgebieden over de te drukken afbeelding te zien is, 25 Fig. 6 een stroomdiagram is waarin de bepaling van de deelgebieden is weergegeven,

Fig. 7 een stroomdiagram is dat schematisch de werking van de waarnemingsinrichting van het regelsysteem volgens de uitvinding toont, 30 Fig. 8 een stroomdiagram is dat schematisch de werking van de vergelijkings- en correctie-inrichting van het controlesysteem toont, 102571 1 10

Fig. 9 een schematisch stroomdiagram is van de wijze waarop een toepasselijke regeling gekozen wordt door de vergelijkings- en correctie-inrichting,

Fig. 10 een voorbeeld is van mogelijke afwijkingen en 5 de daarbij door de vergelijkings- en correctie-inrichting toegepaste correcties,

Fig. 11 schematisch een mogelijke correctie via een van de inktsleutels van de drukpers van fig. 2 toont, alsmede het effect daarvan op aangrenzende delen van het drukwerk, en 10 Fig. 12 een voorbeeld is van een kromme die de variatie van rasterpuntgrootte weergeeft als functie van de vlaktedekking, en

Fig. 13 een schematische weergave is van een deel van de papierbaan met daarop.een afbeelding waarvan de kleuren..

15 niet in register liggen.

Een systeem 1 voor het controleren en corrigeren van drukwerk dat vervaardigd wordt door een drukinstallatie 2, en dat één of meer op een papierbaan 3 gedrukte afbeeldingen I omvat, bestaat uit een aantal met elkaar en met de 20 drukinstallatie 2 samenwerkende inrichtingen 4 tot 6 (fig.

1) ·

Dit zijn achtereenvolgens een inrichting 4 waardoor referentiewaarden voor een aantal parameters van het drukwerk, waaronder de te drukken kleuren en de ligging van 25 illustraties en tekst, worden bepaald in één of meer af te drukken originelen 0, een inrichting 5 die de waarden van deze parameters, zoals de op de papierbaan 3 gedrukte kleuren in de betreffende afbeeldingen I waarneemt, en een inrichting 6 voor het vergelijken van de waargenomen waarden met de 30 referentiewaarden en voor het uitvoeren van correcties, bij een afwijking in één of meer waarden. De vergelijkings- en correctie-inrichting 6, die zowel met de bepalingsinrichting 1025711 11 4 als met de wsarnemingsinrichting 5 verbonden is, bestuurt de drukinstallatie 2.

De werking van deze verschillende inrichtingen 4 tot 6 en van de drukinstallatie 2 met alle randapparatuur in zijn 5 geheel wordt bestuurd door een algemeen besturingssysteem 7. Dit besturingssysteem verzorgt ook de communicatie met het bedienend personeel, en geeft bijvoorbeeld statusinformatie en foutmeldingen weer op een beeldscherm. De inrichtingen 4 tot 6 van het controlesysteem 1 zijn met elkaar en met het 10 besturingssysteem 7 verbonden via een door aanvraagster ontwikkeld netwerk 21. De vergelijkings- en correctie-inrichting 6 is met de drukinstallatie 2 verbonden via een bij die installatie behorend netwerk 22.

In het getoonde voorbeeld wordt.het controlesysteem 15 volgens de uitvinding toegepast in combinatie met een offset-drukinstallatie. Ook bij andere drukprocessen, zoals flexodruk of zeefdruk, zouden de werkwijze en het systeem volgens de uitvinding toegepast kunnen worden.

De drukinstallatie 2 is ingericht voor het 20 vervaardigen van vierkleuren drukwerk, en omvat een viertal drukpersen 8. Elke drukpers 8 drukt één van de basiskleuren C (cyaan), M (magenta), Y (geel) en K (zwart) op de papierbaan 3, die wordt aangevoerd vanaf een papierrol 9. De papierbaan 3 wordt dubbelzijdig bedrukt, en elke drukpers 8 omvat dan 25 ook aan weerszijden van de papierbaan 3 een rubberdoekcilinder 10, een daarop aangrijpende cilinder 11 die een fotografische plaat draagt, een met de fotografische plaat-cilinder 11 verbonden inkttoevoerraechanisme 12 en een eveneens met de cilinder 11 verbonden watertoevoermechanisme 30 13 (fig. 2).

Zowel de inkttoevoer 12 als de watertoevoer 13 worden in het getoonde voorbeeld gevormd door een met inkt, respectievelijk water gevuld reservoir 14, respectievelijk 10 ?. 5 7 1 1 ; 12 15/ waarin een eerste rol 16, respectievelijk 17 ronddraait.

Deze rol 16, 17 strijkt over het oppervlak van de inkt, respectievelijk het water, waardoor dit meegevoerd wordt op de rol 16, 17. Overigens is het bij drukinstallaties voor 5 kranten ook bekend om het water door middel van spuitkoppen op één van de rollen te sproeien, het zogeheten "spray bar" systeem.

De hoeveelheid inkt die door de rol 16 wordt meegenomen en overgedragen op een volgende rol 18 wordt 10 bepaald door zogeheten inktsleutels 19A, 19B, ... 19X (fig.

5), die in langsrichting verdeeld langs de rol 18 zijn aangebracht. Deze inktsleutels 19A, 19B, ... 19N zijn dwars op de rol 18 heen en weer beweegbaar, in de richting van de pijlen waardoor de afstand tussen de sleutels en de rol en 15 daarmee de dikte van de inktlaag op de rol 18 gevarieerd kan i worden.

In de praktijk worden bijvoorbeeld bij het drukken j

van kranten op een zogeheten "dubbel breed/dubbel omvang" drukinstallatie 2 telkens aan weerszijden van de papierbaan 3 20 acht bladzijden tegelijk afgedrukt. Dit houdt dus in dat op elke fotografische plaat-cilinder 11 acht afbeeldingen 11-18, resp. 19-116 zijn gevormd. Deze afbeeldingen I worden in het I

algemeen door een uitgeverij of redactie aangeleverd in digitale vorm. Deze digitale bestanden 23 worden in 25 drukkerijen meestal in een voorbewerkingsinrichting 20, de zogeheten "pre-press", ontleed in referentiebestanden per kleur (C, Y, Μ, K), zodat voor elke afbeelding I vier kleurenbestanden 25 gevormd worden. Deze kleurenbestanden worden daarbij aan de hand van kalibratiegrafieken 24 (fig.

30 12) reeds gecorrigeerd voor de te verwachten afwijkingen in de drukpersen 8. Deze kalibratiegrafieken of "dot gain curves" geven voor elke waarde van de vlaktedekking van het origineel, in dit voorbeeld uitgezet langs de horizontale as, *70257 j ' 13 de empirisch bepaalde waarde van de vlaktedekking in de uiteindelijk gedrukte afbeelding I.

De gecorrigeerde kleurenbestanden kunnen in een standaard gegevensformaat voor drukkerijen, bijvoorbeeld 5 TIFF/G4 zijn uitgedrukt. In de voorbewerkingsinrichting 20a wordt vastgesteld hoe en waar de afbeeldingen I op de papierbaan 3 gedrukt moeten worden, waarbij rekening gehouden wordt met de wijze waarop de papierbaan 3 na het drukken gevouwen en gesneden wordt.

10 De bepalingsinrichting 4 is in het getoonde voorbeeld ingericht om uit de digitale bestanden 25 met de drukbeelden I een aantal deelgebieden, ook wel aangeduid als ROI's (Regions Of Interest), te bepalen, die gebruikt kunnen worden voor het-cont-r-oleren-van de - kwaliteit van het drukwerk. Op 15 deze wijze is het niet nodig elke afbeelding I volledig te vergelijken met het origineel O, zodat de hoeveelheid benodigde waarnemingen en het daarmee samenhangende rekenwerk beperkt blijft.

Om de kwaliteit van het drukwerk te kunnen toetsen 20 aan het origineel, moet dit origineel O eerst weer worden herleid uit de digitale bestanden 25 die geleverd worden door de voorbewerkingsinrichting 20. Dit gebeurt door de correcties die uitgevoerd zijn bij de voorbewerking weer ongedaan te maken. Aan de hand van dezelfde 25 kalibratiegrafieken 24 die bij de voorbewerking gebruikt zijn worden de gecorrigeerde gegevens weer zo goed mogelijk teruggebracht tot de originele invoergegevens.

Vervolgens worden de zo verkregen gegevensbestanden met behulp van een eigen protocol van aanvraagster 30 gecomprimeerd, teneinde de verdere verwerking sneller te kunnen laten plaatsvinden. In de gecomprimeerde bestanden worden dan deelgebieden gezocht waar de controle op de kwaliteit van het drukwerk kan worden uitgevoerd.

102571 1 14

Drukwerk bestaat in het algemeen uit tekstblokken en illustraties, die van elkaar gescheiden worden door onbedrukte, dus witte gebieden of marges. Bij de bepaling van de ROI's worden alle door marges van elkaar gescheiden delen 5 van het origineel 0 achtereenvolgens beoordeeld. Daartoe wordt een eerste deelgebied in het origineel opgezocht (fig. 6, stap 58), en wordt de informatie uit dit deelgebied ingelezen (stap 59). Vervolgens wordt gecontroleerd of in dit deelgebied een of meer van de kleuren C, Y en M 10 vertegenwoordigd zijn (stap 60).

Is dit het geval, dan worden de kleurwaarden van de gevonden kleuren bepaald (stap 61), en worden de desbetreffende gegevens, tezamen met de positie van het deelgebied in het.origineel.0, uitgedrukt in x,y-coördinaten, 15 opgeslagen in een ROI-bestand (stap 62). In dit ROI-bestand wordt ook opgenomen waar de betreffende afbeelding I zich in het drukwerk bevindt. Dit volgt uit de configuratie 26 van de drukpersen 8, die kort voor de start van het drukken aan de bepalingsinrichting 4 wordt doorgegeven. Vervolgens wordt 20 gecontroleerd of het gehele origineel 0 inmiddels is doorzocht (stap 63). Is dit niet het geval, dan wordt teruggekeerd naar 58, en wordt een volgend deelgebied gezocht binnen het origineel 0.

Wanneer in stap 60 wordt vastgesteld dat geen van de 25 kleuren C, Y of M in het deelgebied aanwezig is, dan betreft het blijkbaar een zwart tekstgebied dat in beginsel niet als ROI zal kunnen dienen. Er wordt dan direct gesprongen naar stap 63.

Indien in stap 63 wordt vastgesteld dat het gehele 30 origineel onderzocht is, wordt in stap 64 gecontroleerd of in ten minste een van de gevonden ROI's de kleur zwart (K) aanwezig is. Is dit het geval, dan kan de bepaling van de ROI's worden beëindigd. Is er echter nog geen ROI met daarin 10257 1 1 15 de kleur K, dan wordt een zwart tekstdeel gezocht dat als ROI moet dienen (stap 65), en worden daarin de kleurwaarden van de gevonden kleuren bepaald (stap 66), waarna deze gegevens met de positie van het tekstdeel wederom opgeslagen worden in 5 een ROI-bestand (stap 67). Daarmee zijn alle kleuren in elk geval in een van de ROI's aanwezig, waarna de bepaling kan worden beëindigd.

Voor iedere inktsleutel 19 en voor iedere kleur C, Y, M en K worden zoveel mogelijk metingen met uiteenlopende 10 vlaktedekkingen verricht. Want hoewel met name bij waarden van de vlaktedekking rond 50 procent de grootste variaties waargenomen worden, zijn voor de kwaliteit van het drukwerk ook andere waarden van groot belang. Zo springt bijvoorbeeld bij een zeer-kleine-vlaktedekking-van ongeveer 1 procent elke 15 variatie sterk in het oog, hoewel deze misschien bij een vlaktedekking van 50 procent niet zou opvallen. Op deze wijze wordt dus voor elke inktsleutel en voor elke kleur een zo volledig mogelijke "dot gain" kromme opgebouwd. Daarbij vormen de variaties ten opzichte van de zo gevonden "dot 20 gain" krommes op verschillende punten in de gedrukte afbeelding dan uiteindelijk een maat voor te corrigeren afwijkingen in de drukpers.

De zo gevormde ROI-bestanden worden vanuit de bepalingsinrichting 4 doorgegeven aan de vergelijkings- en 25 correctie-inrichting 6, waar zij uitgelezen worden en dienen als referentie waartegen de waargenomen kleuren van het drukwerk worden gecontroleerd. Ook worden de ROI-bestanden naar de waarnemingsinrichting 5 gezonden, zodat deze op de juiste locaties binnen de gedrukte afbeeldingen I 30 waarnemingen kan verrichten. Daarbij wordt een positie-herkenning van elke ROI uit het origineel O per kleur meegezonden, zodat op basis daarvan de waarneming van de gedrukte afbeelding I in x- en y-richting per kleur '102 571 i 16 gesynchroniseerd kan worden met de ROI in het origineel 0.

Dit is van belang om de waarneming tevens te kunnen gebruiken voor de controle op het kleurregister, "fan-out" register en dergelijke.

5 Voor de controle op het kleurregister bepaalt de waarnemingsinrichting 5 voor een gegeven ROI in de afbeelding I, bijvoorbeeld een illustratie, eerst de positie op basis van de zwarte kleur K. Deze positie op de papierbaan 3 wordt in tiende millimeters gemeten, in de x-richting ten opzichte 10 van de snijpositie S van het repeterend denkbeeld (fig. 13), en in y-richting ten opzichte van het mechanische midden C L van de drukinstallatie 2. De meetwaarden A, B worden doorgegeven aan de vergelijkings- en correctie-inrichting 6, waar zij worden vergeleken met de overeenkomstige waarden in 15 het origineel 0. De resultaten van deze vergelijking worden weer gebruikt voor het aansturen van de drukinstallatie 2 om de snijpositie en de positie van de papierbaan 3 in de y-richting constant te houden.

Vervolgens wordt voor elke kleur C, Y, M in de 20 betreffende ROI de afstand ten opzichte van de kleur zwart K in zowel de dwarsrichting L (lateraal)als de omtreksrichting i

C (circumferentieel) van de cilinders, dus de y-richting, I

respectievelijk de x-richting van de papierbaan 3, gemeten.

i

Ook deze meetwaarden worden toegevoerd aan de vergelijkings-25 en correctie-inrichting 6, waar zij weer worden vergeleken met de overeenkomstige waarden van het origineel O. Eventuele afwijkingen, die dus fouten in het kleurregister vertegenwoordigen, worden gebruikt om kleurregister-correctiemotoren van de afzonderlijke drukpersen 8 aan te 30 sturen, zodanig dat het kleurregister weer hersteld wordt. De daarbij toegepaste algoritmes voor het opzoeken van de kleuren en het vaststellen van de afwijkingen komen in 102571 1 17 hoofdlijnen overeen met die welke beschreven zijn in aanvraagsters oudere Europees octrooi 0 850 763.

De waarnemingsinrichting 5 omvat in het getoonde voorbeeld een tweetal aan weerszijden van de papierbaan 5 geplaatste scanners 27. Elke scanner 27 wordt hier gevormd door een digitale kleurencamera 28 met CCD-matrix, een lens 29 en een belichtingseenheid 30. De CCD-matrix van de camera maakt kleurenopnames in het van televisie bekende RGB (Rood, Groen, Blauw) formaat. Uit kostenoverwegingen wordt gebruik 10 gemaakt van scanners 27 waarvan het blikveld slechts een beperkt deel van de breedte van de papierbaan 3 bestrijkt, en die elk in dwarsrichting beweegbaar zijn door middel van een gemotoriseerde traverse 31 (fig. 5).

„. _____ . De waarnemingsinrichting 5 omvat een besturingsdeel 15 32, bijvoorbeeld een computer, die op basis van de gegevens uit de ROI-bestanden de scanners 27 naar de juiste positie (y-coördinaat) op de traverse 31 stuurt (fig. 7 stap 34).

Voor het bepalen van de positie in langsrichting van de papierbaan 3 (x-coördinaat) wordt gebruik gemaakt van een 20 signaal dat afkomstig is van een pulsgever 33, die met een van de drukpersen 8 verbonden is. De hoekpositie van de drukpers(en) 8 is immers op elk moment rechtstreeks gekoppeld aan de positie van de reeds gedrukte afbeeldingen I in de langsrichting x van de papierbaan 3. Wanneer de scanner 27 op 25 de juiste y-coördinaat staat, en uit het signaal van de pulsgever 33 afgeleid wordt dat de gezochte ROI in het blikveld van de scanner 27 ligt, wordt een opname gemaakt (stap 35).

De computer 32 is verder ingericht voor het 30 corrigeren van de door de scanners 27 gemaakte opnamen voor afwijkingen die het gevolg zijn van instabiliteit en onvolkomenheden van de gebruikte apparatuur. Voorbeelden van dergelijke afwijkingen zijn een niet homogene belichting, 10257 1 1 ♦ 18 variaties in de intensiteit van de belichting, variaties en onnauwkeurigheden in de CCD's, niet-lineariteit van de meting van de vlaktedekking en de achtergrondkleur van het papier.

Daarnaast is de computer 32 ingericht voor het 5 omzetten van de gemeten RGB-waarden in overeenkomstige waarden in het bij drukkerijen gebruikelijke CYMK-formaat (stap 36). Daartoe wordt gebruik gemaakt van opzoektabellen, vergelijkbaar met CIELAB-kleurtabellen, waarin de overeenkomstige waarden in deze twee formaten zijn opgenomen. 10 Voor het opstellen van deze tabellen wordt gebruik gemaakt van een neuraal netwerk, dat aanvankelijk "getraind" wordt door het aanbieden van een groot aantal CYMK-kleuren met bijbehorende RGB-beelden. Deze tabellen zijn voor elke CCD berekend op basis van..het uitgangspunt. dat-he.t signaal van de 15 CCD voor elk beeldpunt bepaald wordt door de hoeveelheid invallend licht. Deze invallende lichthoeveelheid kan worden geschreven als: 20 u = t-Jf (x)-g (x) dx (1) waarin t de tijd, f(x) de spectrale verdeling van het invallend licht en g(x) de spectrale verdeling van de CCD is. Deze laatste waarde is gegeven door de fabrikant, terwijl de 25 spectrale verdeling van het invallend licht ondermeer bepaald wordt door de inktkleuren, de papiersoort en de gebruikte lichtbron.

Voor het definiëren van kleuren ter bepaling van de tabellen is door aanvraagster een eigen methode ontwikkeld, 30 die een definitie van elke kleur in drie dimensies in een tabel oplevert. Daarbij wordt eerst de kleur gescheiden van de intensiteit (luminance) L, en vervolgens de kleurvector genormaliseerd en met een factor verhoogd. Deze 10257? ? 19 verhogingsfactor is nodig om differentiële kleurverschillen uit te kunnen drukken in een getal dat overeenstemt met de waarneming door het menselijk oog. De bij de definitie gebruikte betrekkingen zijn: 5 L = (R + G + B) /3 R,G,B E [0,1] (2) a = (R/(R + G + B))lWz R, G, B e (0,1] (3) 10 g = (G/(R + G + B))1//z R, G, B E (0,1] (4)

Aan de hand van de opzoektabel worden zoals gezegd in de computer 32 van de waarnemingsinrichting 5 uit de door de CCD-matrix geleverde RGB-waarden de bijbehorende CYM-waarden 15 afgeleid. Vervolgens wordt aan de hand van de verhouding tussen de waarden van C, Y en M enerzijds en K anderzijds zoals die te vinden is in de referentiebestanden 25 voor de betreffende ROI bij de afgeleide CYM-waarden een bijbehorende K-waarde bepaald. De zo uiteindelijke gevonden waarden van C, 20 Y, M en K in de opname van de ROI worden vanuit de waarnemingsinrichting 5 verzonden naar de vergelijkings- en correctie-inrichting 6 (stap 37).

In de vergelijkings- en correctie-inrichting 6, die hier gevormd wordt door een computer, worden de van de 25 waarnemingsinrichting 5 ontvangen CYMK-waarden (fig. 7, stap 38) eerst gecorrigeerd voor onder andere het feit dat de waarnemingsinrichting 5 het drukwerk waarneemt terwijl de inkt nog nat is (stap 39). De waarnemingsinrichting 5 bevindt zich immers in het getoonde voorbeeld direct stroomafwaarts 30 van de laatste drukpers 8, en stroomopwaarts van een mogelijk aanwezige droogstraat waarin de inkt gedroogd wordt. Deze opstelling zorgt ervoor dat de regeling zeer snel kan reageren, maar brengt met zich mee dat de kleuren die door de 1025711 20 waarnemingsinrichting 5 gemeten worden nog niet de definitieve kleuren van het drukwerk zijn. In de vergelijkings- en correctie-inrichting 6 zijn daarom correctie-grafieken opgeslagen, die het verloop van elke 5 kleur C, Y, M en K aangeven als functie van de droogtijd. Op basis van de bekende afstand tussen elk van de drukpersen 8 en de waarnemingsinrichting 5 enerzijds en de eveneens bekende snelheid van de papierbaan 3 anderzijds kan voor elke kleur de verstreken tijd op het moment van passeren van de 10 waarnemingsinrichting 5 worden bepaald. Bij deze tijd is dan in de correctie-grafiek voor de betreffende kleur de noodzakelijke correctie af te lezen.

Indien gewenst kan de waarnemingsinrichting 5 van het controlesysteem volgens de uitvinding ook stroomafwaarts van 15 een droogstraat worden geplaatst. In dat geval wordt het uiteindelijke drukbeeld waargenomen, en kan het gebruik van correctiegrafieken voor de droging achterwege blijven.

Ook worden in de vergelijkings- en correctie-inrichting 6 de kleuren gecorrigeerd voor afwijkingen die het 20 gevolg zijn van variaties in omgevingsinvloeden, zoals temperatuur en luchtvochtigheid.

Nadat de gemeten kleuren zo zijn gecorrigeerd, en dus in feite de kleuren verkregen zijn zoals die na het drogen van het drukwerk waargenomen zouden worden, kunnen de 25 eventuele afwijkingen in het drukwerk worden vastgesteld (stap 40). Daartoe wordt de in de ROI gemeten waarde van de vlaktedekking voor elk van de kleuren C, Y, M en K vergeleken met de overeenkomstige waarde van de vlaktedekking in het referentiebestand, en omgewerkt tot een relatieve of 30 procentuele afwijking P per kleur volgens de betrekking: P kleur = <G - V) / V * 100 (5) 10 £ 5 7 1 1 21 waarin G de gemeten waarde en V de referentiewaarde van de vlaktedekking voor die kleur is. Vervolgens de gemiddelde of geëqualiseerde waarde DE van de "dot gain" van de vier kleuren C, Y, M en K bepaald: 5 DE = (Pc + PY + PM + PK) /4 (6) waarna voor elke kleur de dichtheid of densiteit DS bepaald wordt door gebruik te maken van de volgende formule: 10 log 10 (Wit / Inktkleur) (7)

Deze densiteit geeft dus aan in hoeverre een kleur boven- of juist ondergemiddeld aanwezig is in- het drukbeeld.

15 De gevonden waarden van de geëqualiseerde "dot gain" DE en de densiteit DS voor elke kleur en elke ROI kunnen op zichzelf gebruikt worden als basis voor het naar een gewenste waarde regelen van de drukpersen 8, maar het is ook mogelijk om deze waarden voor een aantal kleuren of een aantal ROI's 20 te middelen.

Aan de hand van de gevonden waarden van DE en DS wordt vervolgens bepaald of de afwijkingen gecorrigeerd moeten worden door het aanpassen van de inkttoevoer of door het aanpassen van de watertoevoer. Daartoe worden de gevonden 25 afwijkingen ten opzichte van de "dot gain" krommes (fig. 12) op verschillende plaatsen in breedterichting van de papierbaan 3 verzameld en omgezet in een kwaliteitsfactor (stap 41), en wordt gecontroleerd of al deze afwijkingen met elkaar overeenkomen (stap 42). Bij afwijkingen aan de "dot 30 gain" krommes die zich voordoen in ROI's over een niet aan een enkele inktsleutel gerelateerd deel van de papierbaan 3, bijvoorbeeld bij een aantal inktsleutels aan een zijde van de papierbaan 3 tezamen, is een regeling van de watertoevoer 13 1025711 22 de meest aangewezen weg om een gewenste inkt/water-balans te herstellen (stap 43). Wanneer anderzijds de afwijkingen aan de "dot gain" krommes gerelateerd kunnen worden aan de densiteit-afwijkingen en over de breedte van de papierbaan 3 5 variëren in een inktsleutelbereik, kan een correctie plaatsvinden via de inktsleutels 19, die elk slechts een deel van de breedte bestrijken (stap 44).

Zowel de correctie van de watertoevoer 13 als die van de inkttoevoer 12 kent een aantal verschillende regelingen, 10 waarvan er afhankelijk van de grootte van de gevonden afwijking een kan worden gekozen. Bij de watertoevoer 13 is er in het getoonde voorbeeld de keuze tussen een normale regeling en een grovere maar snellere regeling, terwijl er bij de inkttoevoer 12 daarnaast nog een fijne, iets 15 langzamere regeling voorzien is. Een en ander wordt toegelicht aan de hand van de regeling van de inkttoevoer 12.

Van elke gevonden afwijking DE of DS wordt eerst de absolute waarde bepaald (fig. 8, stap 45), waarna deze wordt vergeleken met een ondergrens T0 (stap 46). Blijkt de waarde 20 kleiner te zijn dan deze ondergrens T0, dan is er geen sprake van een waarneembare afwijking, en is er geen correctie nodig. Er wordt dan teruggekeerd naar het begin om een volgende afwijking in te lezen en de absolute waarde daarvan te bepalen.

25 Is de afwijking groter dan T0, dan wordt deze in een volgende stap 47 vergeleken met een eerste drempelwaarde TJf die een dode regelband 55 (fig. 9) bepaalt. Wanneer de afwijking kleiner is dan Tj ligt de gemeten waarde dus binnen deze dode regelband 55 rond de referentiewaarde REF, en kan 30 in beginsel worden gekozen voor de fijne regeling (stap 48). Daartoe worden een of meer volgende waarden van de afwijking ingelezen, absoluut gemaakt en met de eerste drempelwaarde vergeleken. Is ook van deze afwijkingen de absolute waarde 102571 1 23 telkens weer kleiner dan de eerste drempelwaarde, dan is er inderdaad sprake van een goede benadering van de referentiewaarde REF. In dat geval wordt gekozen voor de fijne regeling, waarbij de afwijkingen worden gemiddeld, en 5 op basis van deze gemiddelde afwijking de inkttoevoer 12 zodanig geregeld wordt, dat het uiteindelijke resultaat in een fijne regelband 54 rond de referentiewaarde REF uitkomt. Deze regeling leidt langzaam maar zeker tot een zeer nauwkeurig resultaat.

10 Is daarentegen de afwijking groter dan de eerste drempelwaarde, dan wordt deze in een volgende stap 49 vergeleken met een tweede drempelwaarde T2, die een gemiddelde regelband 56 bepaalt. Wanneer de afwijking kleiner is dan deze tweede drempelwaarde T2, en de gemeten waarde dus 15 buiten de dode regelband 55 maar binnen de gemiddelde regelband 56 valt, wordt gekozen voor de normale regeling (stap 50). Daarbij worden een of meer volgende afwijkingen ingelezen, absoluut gemaakt en gemiddeld met de voorgaande waarde(n) van de afwijking. Het gemiddelde wordt dan weer met 20 de eerste drempelwaarde Tx vergeleken. Is dit gemiddelde groter dan de eerste drempelwaarde, dus bevindt zich dit buiten de dode regelband 55, dan wordt er een correctie uitgevoerd door het aanpassen van de inkttoevoer 12. Zo worden standaard variaties snel en zeker gecorrigeerd.

25 Is de afwijking groter dan T2, dus bevindt deze zich buiten de gemiddelde regelband 56, dan wordt gekozen voor een relatief grove maar snelle regeling, waarbij de inkttoevoer 12 direct wordt aangepast, zonder voorafgaande middeling met een of meer volgende metingen. Zo worden grote fouten direct 30 gecorrigeerd, en kan zo snel mogelijk verkoopbaar drukwerk worden geleverd.

Overigens is het denkbaar dat de afwijking zo groot is, dat deze met de gebruikelijke correctiemechanismén niet

102 5 7 i I

24 meer te herstellen is. Gedacht kan worden aan de situatie dat een van de drukplaten foutief op een drukpers gemonteerd is, of zelfs op de foute pers, bijvoorbeeld een M-plaat op de C-pers. Een ander voorbeeld is het verstopt raken van de 5 inkttoevoer. In die gevallen worden kleuren op volstrekt onjuiste posities gedrukt, respectievelijk in het geheel niet meer gedrukt. Het controlesysteem 1 reageert op dit soort grote afwijkingen door een waarschuwingssignaal af te geven, dat als boodschap op het beeldscherm van het algemene 10 besturingssysteem 7 kan worden getoond, of dat de vorm kan hebben van het activeren van een alarmlicht of -bel. Het bedienend personeel kan dan de drukinstallatie 2 stopzetten voordat er grote hoeveelheden waardeloos drukwerk geproduceerd worden. Hierdoor zijn, met name bij het 15 opstarten, grote besparingen mogelijk.

Bij het aanpassen van de inkttoevoer 12 door het veranderen van de instelling van een van de inktsleutels 19 moet er rekening gehouden worden met het effect daarvan op de aangrenzende delen van het drukwerk. Omdat een inktrol 18 20 immers niet gecompartimenteerd is, vloeit de door de inktsleutels 19 bepaalde inktlaag in breedterichting van de inktrol 18 uit, zodat het vergroten van de dikte van de inktlaag in een inktzone - de middelste inktzone in het voorbeeld in de onderste helft van fig. 10 - ook leidt tot 25 een toename van de laagdikte in een deel van de aangrenzende zones, zoals te zien in de bovenste helft van fig. 10. Dit effect kan worden gecompenseerd door ofwel de inktsleutels 19 in die betroffen zones zodanig in te stellen, dat zij een iets kleinere laagdikte doseren, of de instelling van de 30 inktsleutel 19 in de te corrigeren zone iets minder ver aan te passen dan eigenlijk voor de gezochte correctie optimaal zou zijn.

1102571 1 25

Voor het bepalen van de effecten op aangrenzende inktzones wordt gebruik gemaakt van een zelflerend regelsysteem op basis van tabellen waarin voor elke inktsleutel de procentuele effecten op twee aangrenzende 5 inktzones per zijde (dus in totaal vier inktzones) zijn opgenomen. De werkelijke effecten worden constant gemeten, en op basis van afwijkingen tussen de gemeten effecten en de effecten volgens de tabellen, kunnen de tabelwaarden enigszins worden aangepast. Hierdoor kunnen variaties in deze 10 effecten, bijvoorbeeld als gevolg van schommelingen van vochtigheid en temperatuur, afwijkingen in de viscositeit en/of slijtage, worden gecompenseerd.

Nadat een correctie is uitgevoerd wordt eerst enige tijd gewacht, voordat weer een serie metingen wordt 15 uitgevoerd die voor de betreffende regeling gebruikt worden. Dit omdat de effecten van correcties pas vertraagd waarneembaar zijn, en er voorkomen moet worden dat de regeling op hol slaat. Immers, nadat een correctiesignaal naar een regelaar 57 voor de inktsleutels 19 van een van de 20 drukpersen 8 is gezonden, en de inktsleutels 19 hun nieuwe stand hebben ingenomen, wordt de gewenste laagdikte aan inkt op de inktrol 18 gedoseerd. Dan zal het echter nog enige tijd duren voordat deze inkt via de plaat-cilinder 11 en de rubberdoekcilinder 10 uiteindelijk op de papierbaan 3 gedrukt 25 wordt. Daarna gaat er nog enige tijd overheen voor de betreffende afbeeldingen I de waarnemingsinrichting 5 bereiken. De tijd T die verstrijkt voordat het effect van een correctie door de waarnemingsinrichting 5 gemeten kan worden bedraagt: 30 T = KD/MS + (MB/V)*100/IV + LB/V (8) 1025711 26 waarin KD de te corrigeren Ainkt-waarde, MS de motorsnelheid (in Ainkt/seconde), MB de afstand (in meters) die de inkt door de drukpers 8 moet afleggen om de papierbaan 3 te bereiken, V de snelheid van de drukpers 8 (in meters per 5 seconde), IV de procentuele overdracht van nieuwe inkt waardoor in de drukpers 8 de vertraging in de inktdoorloop wordt veroorzaakt, en LB de afstand van de drukpers 8 tot de waarnemingsinrichting 5 (in meters) is. Uitgedrukt in het aantal cilinderomwentelingen wordt de wachttijd WT: 10 WT = T / V * CD (9) waarin CD de diameter van de rubberdoekcilinder 10 ofwel de .... lengte van.-het .repeterend drukwerk is. . -15 Overigens wordt gedurende de wachttijd het drukwerk wel voortdurend gecontroleerd, om het verloop van de kwaliteit in de gaten te houden, en eventueel tussentijdse correcties uit te kunnen voeren in het geval van plotselinge grote afwijkingen.

20 Zoals gezegd wordt de watertoevoer 13 op soortgelijke wijze geregeld als de inkttoevoer 12, zij het dat daarbij in het getoonde voorbeeld slechts twee regelniveaus gebruikt worden, een normale en een snelle regeling. Ook hoeft bij de watertoevoer 13 minder rekening gehouden te worden met 25 effecten op aangrenzende gebieden, daar de watertoevoer 13 immers, althans bij het getoonde systeem met een waterreservoir 15 waarin een waterrol 17 ronddraait, over de gehele breedte van de cilinders in hoofdzaak constant is.

De hiervoor beschreven werkwijze en het bijbehorende 30 regelsysteem maken het mogelijk de kwaliteit van drukwerk nauwkeurig te bewaken en eventuele afwijkingen snel te corrigeren. Ten opzichte van de tot nu toe bekende regelingen biedt de uitvinding een groot aantal voordelen: 102 5 7 1 1 27

Doordat bij de kleurenregeling volgens de uitvinding uitgegaan wordt van een rechtstreekse vergelijking tussen het drukwerk en het origineel, dat uit de aangeleverde digitale bestanden wordt afgeleid door daarop uitgevoerde correcties 5 ongedaan te maken, spelen variaties in de drukinstallatie, de kwaliteit van het papier en de inkten geen rol van betekenis. Hierdoor kan ook worden afgezien van het regelmatig kalibreren van de drukinstallatie, hetgeen tijd en kosten spaart.

10 Overigens kunnen de correcties die op de aangeleverde digitale bestanden uitgevoerd zijn ook gebruikt worden om voorafgaand aan het drukken een nauwkeurige voorinstelling van de kleuren te bepalen. Hierdoor is de kwaliteit van het drukwerk direct na het opstarten al heel behoorlijk, en kan 15 worden afgezien van het gebruik van correctiegrafieken voor het gedrag van de inktsleutels.

Omdat de kleuren en het kleurregister van het eigenlijke drukwerk gemeten worden, hoeft er geen kleurenbalk meer meegedrukt te worden, waardoor papier, inkt en 20 voorbewerkingstijd wordt gespaard, terwijl het uiterlijk van het drukwerk bovendien fraaier wordt. Ook geeft de meting in het drukbeeld zelf meer en betere informatie dan een meting in een relatief kleine kleurenbalk buiten het eigenlijke drukbeeld.

25 Door voor het omzetten van de gemeten RGB-waarden in CYMK-waarden uit te gaan van variabele en intelligente omzettingsformules, in plaats van een vaste betrekking, hebben variaties in de gebruikte inkten, het papier, de drukinstallatie en de omgeving geen invloed op de 30 nauwkeurigheid van de omzetting.

Verder is de regeling zeer snel, doordat het drukwerk direct na het verlaten van de laatste drukpers gecontroleerd wordt. Hierdoor wordt kort na het opstarten reeds verkoopbaar 102571 1 28 drukwerk verkregen, terwijl de kleurconsistentie tijdens het gehele drukproces beter is dan bij systemen waar de controle pas na het drogen van het drukwerk plaatsheeft. Ook is het controlesysteem door de gekozen plaatsing van de 5 waarnemingsinrichting eenvoudig in een drukinstallatie te integreren. Deze snelle regeling op basis van een waarneming direct achter de drukpers is mogelijk doordat gebruik gemaakt wordt van correctiegrafieken, waarmee de kleurveranderingen tijdens het drogen van de inkten worden gecompenseerd. Deze 10 compensatie is zowel bruikbaar bij zogeheten "coldset" als bij "heatset" drukprocédés.

Het controlesysteem kan verder eenvoudig van opzet zijn, omdat de waarneming van eventuele afwijkingen beperkt blijft tot relatief kleine deelgebieden van het drukwerk 15 (ROI's) waar de te verwachten afwijkingen het best waarneembaar zullen zijn. Deze deelgebieden kunnen door de waarnemingsinrichting op doelmatige wijze worden teruggevonden door een combinatie van een nauwkeurige bepaling van de positie in zowel langs- als dwarsrichting en 20 het gebruik van beeldherkenningsprogrammatuur. Dit maakt het mogelijk de regeling van de kleuren te starten terwijl het drukwerk nog niet in register ligt, waardoor wederom zeer snel goed drukwerk geproduceerd kan worden.

Daarnaast maakt de wijze waarop de metingen van de 25 waarnemingsinrichting verwerkt worden het mogelijk zowel de dichtheid als de rasterpunt-grootte van het drukwerk nauwkeurig af te leiden uit de gemeten waarden. Hierdoor is een zeer goede controle van de gedrukte kleuren mogelijk.

Bovendien is, doordat de gemeten dichtheid en 30 rasterpunt-grootte op intelligente wijze gecombineerd worden voor het bepalen van de correctiesignalen die uiteindelijk naar het inkttoevoermechanisme en het watertoevoermechanisme gezonden worden, de uiteindelijke regeling zeer nauwkeurig.

10257 1 1 29

Tenslotte biedt het controlesysteem volgens de uitvinding de mogelijkheid om de waarnemingen van de kleuren en de vergelijking daarvan met het referentiebeeld tevens te gebruiken voor het aansturen van het kleurenregister, het 5 "fan-out" register, het "cut-off" register en het "sidelay" register. Zo wordt een geïntegreerde regeling van de totale kwaliteit van het drukwerk bereikt, waardoor in vergelijking met afzonderlijke systemen voor de kleurregeling en de registercontrole een aanzienlijke vereenvoudiging en 10 besparing kan worden gerealiseerd.

Daarbij kan, doordat in het gehele drukbeeld wordt gemeten, gedetailleerd onderscheid gemaakt worden tussen afwijkingen die ontstaan door vervorming van het papier ("fan-out") , en afwi-jkingen-die andere oorzaken hebben, en 15 gecorrigeerd kunnen worden door middel van de kleurregister-correctiemotoren. Bij het gebruik van verschillende drukplaten zijn ook afwijkingen in de onderlinge positie van de drukplaten op deze wijze te meten en te corrigeren.

Hoewel de uitvinding hiervoor beschreven is aan de 20 hand van een voorbeeld, zal het de deskundige duidelijk zijn dat deze op velerlei wijze kan worden gevarieerd binnen het kader van de navolgende conclusies. Alle hiervoor beschreven nieuwe aspecten zijn op zichzelf relevant voor de uitvinding, en zouden met behoud van de daarmee samenhangende voordelen 25 ook in combinatie met andere regelingen gebruikt kunnen worden. De omvang van de uitvinding wordt uitsluitend bepaald door de bij gevoegde conclusies.

102571 1

Claims (43)

1. Werkwijze voor het controleren van door een drukpers vervaardigd drukwerk dat één of meer op een substraat, in het bijzonder een papierbaan, gedrukte afbeeldingen omvat, gekenmerkt door de stappen van: 5 a) het in tenminste één af te drukken origineel bepalen van referentiewaarden voor één of meer gekozen parameters voor het drukwerk, b) het in de overeenkomstige gedrukte afbeelding waarnemen van de waarden van deze parameters, 10 c) het vergelijken van de waargenomen waarden met de referentiewaarden, en d) het uitvoeren van een correctie wanneer bij de vergelijking een afwijking in één of meer waarden gevonden wordt.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de gekozen parameters de kleuren in het drukwerk omvatten.

3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de gekozen parameters de ligging van de 20 afbeeldingen in het drukwerk omvatten.

4. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de gekozen parameters het kleurregister van het drukwerk omvatten.

5. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, 25 met het kenmerk, dat de referentiewaarden bepaald worden in automatisch gekozen deelgebieden binnen het tenminste ene origineel, en de waarneming plaatsvindt in de overeenkomstige deelgebieden in de gedrukte afbeelding.

6. Werkwijze volgens conclusie 5, met het kenmerk, 30 dat de te drukken kleuren opgebouwd zijn uit een aantal 7 j basiskleuren en de deelgebieden zodanig gekozen worden, dat elke basiskleur in tenminste één deelgebied aanwezig is.

7. Werkwijze volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat voor althans een deel van de kleuren een aantal 5 waarnemingen verricht worden, en uit gevonden afwijkingen een kwaliteitsfactor voor de betreffende kleur (en) afgeleid wordt.

8. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het tenminste ene origineel beschikbaar 10 is in de vorm van een digitaal gegevensbestand en de waarneming van de gedrukte afbeelding voor het vergelijken gedigitaliseerd wordt.

9. Werkwijze volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat het digitale gegevensbestand is voorbewerkt ter correctie 15 van afwijkingen tijdens het drukken, en de referentiewaarden uit het gegevensbestand herleid worden door de voorbewerking ongedaan te maken.

10. Werkwijze volgens conclusie 8 of 9, met het kenmerk, dat RGB-kleurcodes in de digitale waarneming van de 20 gedrukte afbeelding voor het vergelijken omgezet worden in CYMK-kleurcodes aan de hand van opzoektabellen.

11. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de correctie wordt uitgevoerd door het aanpassen van een hoeveelheid door de drukpers op het 25 substraat aangebrachte inkt.

12. Werkwijze volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de hoeveelheid op het substraat aangebrachte inkt wordt aangepast door het aanpassen van een hoeveelheid aan de drukpers toegevoerde inkt en/of water.

13. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat na het uitvoeren van een correctie een volgende waarneming en vergelijking pas na verloop van een wachttijd wordt uitgevoerd.

14. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de grootte van de afwijkingen bepaald wordt, en afhankelijk daarvan voor het uitvoeren van de correcties wordt gekozen tussen tenminste een grovere en een 5 fijnere regeling.

15. Werkwijze volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat een waarschuwingssignaal afgegeven wordt wanneer de grootte van de afwijkingen een bepaalde grenswaarde overschrijdt.

16. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de waarneming plaatsvindt terwijl het drukwerk nog nat is, en de waargenomen kleuren voor het vergelijken worden gecorrigeerd voor kleurveranderingen tijdens.het drogen.

17. Werkwijze volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat de waargenomen kleuren voor het vergelijken worden gecorrigeerd voor omgevingsinvloeden als temperatuur en luchtvochtigheid.

18. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, 20 met het kenmerk, dat de regeling van de kleuren plaatsvindt op basis van CIELAB-kleurwaarde, dichtheid, grootte van rasterpunten en/of contrastwaarde.

19. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het drukwerk tijdens het waarnemen 25 constant belicht wordt.

20. Systeem voor het controleren van door een drukpers vervaardigd drukwerk dat één of meer op een substraat, in het bijzonder een papierbaan, gedrukte afbeeldingen omvat, gekenmerkt, door: 30 een inrichting voor het in tenminste één af te drukken origineel bepalen van referentiewaarden voor één of meer gekozen parameters van het drukwerk, 102571 1 > een inrichting voor het in een overeenkomstige gedrukte afbeelding waarnemen van de waarden van deze parameters, en een met de bepalingsinrichting en de 5 waarnemingsinrichting verbonden, de drukpers besturende inrichting voor het vergelijken van de waargenomen waarden met de referentiewaarden, en voor het uitvoeren van correcties bij een afwijking in één of meer parameters.

21. Controlesysteem volgens conclusie 20, met het 10 kenmerk, dat de bepalingsinrichting ingericht is voor het bepalen van referentiewaarden voor de kleuren in het drukwerk.

22. Controlesysteem volgens conclusie 20 of 21, met het kenmerk, dat de bepalingsinrichting ingericht is voor het 15 bepalen van referentiewaarden voor de ligging van de afbeeldingen in het drukwerk.

23. Controlesysteem volgens één der conclusies 20 tot 22, met het kenmerk, dat de bepalingsinrichting ingericht is voor het bepalen van referentiewaarden voor het kleurregister 20 van het drukwerk.

24. Controlesysteem volgens één der conclusies 20 tot 23, met het kenmerk, dat de bepalingsinrichting ingericht is om automatisch deelgebieden te kiezen binnen het tenminste ene origineel en de referentiewaarden te bepalen in deze 25 automatisch gekozen deelgebieden en de waarnemingsinrichting bestuurbaar met de bepalingsinrichting verbonden is teneinde de parameters waar te kunnen nemen in de overeenkomstige deelgebieden in de gedrukte afbeelding.

25. Controlesysteem volgens conclusie 24, met het 30 kenmerk, dat de te drukken kleuren opgebouwd zijn uit een aantal basiskleuren, en de bepalingsinrichting ingericht is om de deelgebieden zodanig te kiezen, dat elke basiskleur in tenminste één deelgebied aanwezig is. 102571 1 Λ "ν

26. Controlesysteem volgens conclusie 25, met het kenmerk, dat de waarnemingsinrichting ingericht is om voor althans een deel van de kleuren meerdere waarnemingen te verrichten, en de vergelijkings- en correctie-inrichting 5 ingericht is voor het uit gevonden afwijkingen afleiden van een kwaliteitsfactor voor de betreffende kleur(en).

27. Controlesysteem volgens één der conclusies 20 tot 26, met het kenmerk, dat de bepalingsinrichting ingericht is om het tenminste ene origineel te verwerken in de vorm van 10 een digitaal gegevensbestand en de waarnemingsinrichting ingericht is om een opname van de gedrukte afbeelding te maken en deze voor het vergelijken te digitaliseren.

28. Controlesysteem volgens conclusie 27, met het kenmerk, dat de bepalingsinrichting is ingericht om de 15 referentiewaarden uit het digitale gegevensbestand te herleiden door het ongedaan maken van een daarop uitgevoerde voorbewerking ter correctie van afwijkingen tijdens het drukken.

29. Controlesysteem volgens conclusie 27 of 28, met 20 het kenmerk, dat de waarnemingsinrichting tenminste één digitale camera omvat.

30. Controlesysteem volgens conclusie 29, met het kenmerk, dat de waarnemingsinrichting middelen omvat voor het constant belichten van het drukwerk.

31. Controlesysteem volgens één der conclusies 27 tot 30, met het kenmerk, dat de waarnemingsinrichting of de vergelijkings- en correctie-inrichting is ingericht om RGB-kleurcodes in de digitale opname van de gedrukte afbeelding voor het vergelijken aan de hand van opzoektabellen om te 30 zetten in CYMK-kleurcodes.

32. Controlesysteem volgens conclusie 31, met het kenmerk, dat de waarnemingsinrichting of de vergelijkings- en correctie-inrichting een neuraal netwerk omvat. fr ψ

33. Controlesysteem volgens één der conclusies 20 tot 32, met het kenmerk, dat de vergelijkings- en correctie-inrichting is ingericht voor het aanpassen van een hoeveelheid door de drukpers op het substraat aangebrachte 5 inkt.

34. Controlesysteem volgens conclusie 33, met het kenmerk, dat de vergelijkings- en correctie-inrichting is ingericht voor het aanpassen van een hoeveelheid aan de drukpers toegevoerde inkt en/of water.

35. Controlesysteem volgens conclusie 34, met het kenmerk, dat de waarnemingsinrichting en de vergelijkings- en correctie-inrichting zijn ingericht om na activering van de vergelijkings- en correctie-inrichting een wachttijd in acht te nemen.

36. Controlesysteem volgens één der conclusies 20 tot 35, met het kenmerk, dat de vergelijkings- en correctie-inrichting is ingericht om de grootte van de afwijkingen te bepalen, en tenminste een grovere en een fijnere regeling kent, waartussen wordt gekozen afhankelijk van deze grootte.

37. Controlesysteem volgens conclusie 36, met het kenmerk, dat de vergelijkings- en correctie-inrichting is ingericht om een waarschuwingssignaal af te geven wanneer de grootte van de afwijkingen een bepaalde grenswaarde overschrijdt.

38. Controlesysteem volgens één der conclusies 20 tot 37, met het kenmerk, dat de waarnemingsinrichting nabij de uitgang van de drukpers geplaatst is, en de vergelijkings- en correctie-inrichting is ingericht voor het corrigeren van de waargenomen kleuren voor kleurveranderingen tijdens het 30 drogen daarvan.

39. Controlesysteem volgens conclusie 38, met het kenmerk, dat de vergelijkings- en correctie-inrichting is <*02571 1 f- ingericht voor het corrigeren van de waargenomen kleuren voor omgevingsinvloeden als temperatuur en luchtvochtigheid.

40. Controlesysteem volgens één der conclusies 20 tot 39, met het kenmerk, dat dit is ingericht om de kleuren te 5 regelen op basis van CIELAB-kleurwaarde, dichtheid, grootte van rasterpunten, en/of contrastwaarde.

41. Bepalingsinrichting, kennelijk bedoeld voor toepassing in een regelsysteem volgens één der conclusies 20 tot 40.

42. Waarnemingsinrichting, kennelijk bedoeld voor toepassing in een regelsysteem volgens één der conclusies 20 tot 40.

43. Vergelijkings- en correctie-inrichting, kennelijk bedoeld voor toepassing in een regelsysteem volgens één der 15 conclusies 20 tot 40. 10257 1 1