NL1020998C1 - Stelsel voor geleiding van gewassen. - Google Patents
Stelsel voor geleiding van gewassen. Download PDFInfo
- Publication number
- NL1020998C1 NL1020998C1 NL1020998A NL1020998A NL1020998C1 NL 1020998 C1 NL1020998 C1 NL 1020998C1 NL 1020998 A NL1020998 A NL 1020998A NL 1020998 A NL1020998 A NL 1020998A NL 1020998 C1 NL1020998 C1 NL 1020998C1
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- wire
- support
- supports
- guide
- guide wires
- Prior art date
Links
Classifications
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A01—AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
- A01G—HORTICULTURE; CULTIVATION OF VEGETABLES, FLOWERS, RICE, FRUIT, VINES, HOPS OR SEAWEED; FORESTRY; WATERING
- A01G9/00—Cultivation in receptacles, forcing-frames or greenhouses; Edging for beds, lawn or the like
- A01G9/12—Supports for plants; Trellis for strawberries or the like
- A01G9/126—Wirespool supports
Landscapes
- Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
- Environmental Sciences (AREA)
- Supports For Plants (AREA)
Description
Stelsel voor geleiding van gewassen
De uitvinding heeft betrekking op het met draden geleiden van gewassen tijdens de groei daarvan, in het bijzonder tuinbouwgewassen, zoals tomatenplanten.
Het is bekend om in tuinbouwkassen tomatenplan-5 ten te laten groeien langs geleidingsdraden. De _ geleidingsdraden zijn elk gewikkeld op een spoel, die opgehangen wordt aan een balk of iets dergelijks van de kas, boven de betreffende plant. Wanneer de betreffende plant langs de draad gegroeid is tot bijna bij de spoel 10 wordt het feitelijke ophangpunt van de draad verlegd.
Hiertoe wordt de spoel van de balk afgenomen en daar weer aan opgehangen op een in horizontale richting verder gelegen plaats, onder het een of meerdere slagen afwik-kelen van de draad. De plant krijgt daarmee een nieuwe 15 lengte geleidingsdraad tot haar beschikking, en kan zowel in verticale als in horizontale richting haar groei op geleide wijze voortzetten. Deze handelingen worden regelmatig herhaald, zodat er in hoofdzaak sprake is van een horizontale groei door de betreffende kas.
20 De tomatenplanten worden in grote aantallen in tuinbouwkassen gekweekt. Het voornoemde verleggen moet steeds voor grote reeksen planten tegelijk worden uit-gevoerd, waarbij de spoelen steeds een positie opschuiven.
Dit vergt een grote en tijdrovende arbeidsinspanning, . ΊΠΠΟ 2 verzwaard doordat men veelal boven het hoofd moet werken. Tijdens het afnemen, afwikkelen, verplaatsen en weer ophangen kunnen de planten beschadigd worden.
Een doel van de uitvinding is hierin verbetering 5 te brengen.
Een verder doel van de uitvinding is een stelsel, inrichting en/of werkwijze te verschaffen waarmee het verleggen van de feitelijke ophangpunten vereenvoudigd wordt.
10 Vanuit een aspect voorziet de uitvinding hiertoe in een stelsel voor geleiding van gewassen tijdens de groei daarvan, omvattend een reeks geleidingsdraden voor individuele geleiding van de planten, welke geleidingsdraden voorzien zijn van een boveneind, een 15 reeks boven de planten geplaatste en in een eerste horizontale richting op afstand van elkaar gelegen houders voor de boveneinden van de geleidingsdraden en een reeks boven de planten geplaatste en in de eerste horizontale richting op afstand van elkaar geplaatste steunen voor 20 ondersteuning van de geleidingsdraden op een plaats langs hun lengte.
In het stelsel volgens de uitvinding blijven de uiteinden van de geleidingsdraden steeds op hun plaats. De plaats waar de draden gesteund worden en van waaraf zij 25 neerhangen is ontkoppeld van de plaats van het uiteinde. Men behoeft daardoor de draad telkens slechts af te nemen van de steunplaats en te verplaatsen naar een volgende steunplaats, zonder af te wikkelen: de extra draadlengte verkrijgt men reeds door het verhangen. De planten onder-30 vinden hierbij weinig nadelige krachten.
Bij voorkeur vormen de steunen een omlegpunt voor de geleidingsdraden, die aldaar dan van een meer horizontale richting naar een meer verticale richting omgebogen kunnen worden.
35 Het is voordelig wanneer de steunen een schuifoplegging voor de geleidingsdraden vormen, zodat de draad enigszins kan meegeven tijdens de groei van de plant 3 en het af nemen van de draad van de steun gemakkelijk plaats kan vinden.
In een eenvoudige uitvoering van het stelsel volgens de uitvinding is de onderlinge afstand van de 5 houders in hoofdzaak gelijk aan de onderlinge afstand van de steunen.
Het stelsel kan constructief eenvoudig worden gehouden indien elke houder en elke steun paarsgewijs een geheel met elkaar vormen. Overzichtelijkheid wordt bevor-10 derd en in elkaar verward raken van de draden wordt tegengegaan indien de houder en de steun op afstand van elkaar gelegen zijn, in het bijzonder althans een vlak dwars op de eerste horizontale richting.
Houder en steun kunnen telkens een apart onder-15 deel vormen, waardoor men vrijheid heeft in het aantal te plaatsen eenheden. Uit oogpunt van besparing op plaat-singswerkzaamheden is het voordelig wanneer de reeksen houders en steunen een geheel met elkaar^ vormen.
Het verleggen wordt verder vereenvoudigd wanneer 20 het stelsel voorts zich tussen de steunen uitstrekkende draadgeleidingen omvat. Na het afnemen kan de draad langs de draadgeleiding naar een volgende steun worden geschoven. Hierbij worden ook de door de draad op de plant uitgeoefende krachten beperkt gehouden.
25 Bij voorkeur zijn de draadgeleidingen nabij de volgende, ontvangende steun gevormd met een de daarlangs plaatsvindende draadbeweging afremmend gedeelte, zodat de beweging van de draad niet abrupt gestopt wordt wanneer de draad bij de volgende steun aankomt. Bij voorkeur zijn de 30 draadgeleidingen vloeiend gevormd tussen beide steunen.
Het verleggen nog verder vereenvoudigd indien de draadgeleidingen aflopend zijn van de ene steun naar de opvolgende steun, waardoor de draad als vanzelf zal kunnen schuiven naar de volgende steun, geholpen door de 35 gewichtskracht van de plant.
In een verdere ontwikkeling van het stelsel volgens de uitvinding zijn de steunen voorzien van mid's nonnoc 4 delen voor het in een tweede, dwars op de eerste horizontale richting staande tweede horizontale richting tegenhouden van de geleidingsdraad op de betreffende steun, waardoor met behoud van een eenvoudige en snel 5 losmaakbare oplegging van de draad op de steun voorkomen wordt dat de draad onbedoeld loskomt.
In een verdere uitvoering zijn deze te-gerihoudmiddelen losneembaar of ontkoppelbaar, om de draad gemakkelijk van de betreffende steun te kunnen nemen. Het 10 losnemen van de tegenhoudmiddelen kan gemakkelijk op automatische wijze plaatsvinden, waartoe middelen voorzien kunnen zijn voor het losnemen en weer plaatsen van de tegenhoudmiddelen. Een centrale bedieningseenheid met besturing kan voorzien zijn voor het aansturen van de 15 voornoemde losneemmiddelen. Ook kan een half-automatische bediening van alle of groepen van losneemmiddelen voorzien zijn, bijvoorbeeld in de vorm van een stangenstelsel met centrale bedieningsstang en daarmee verbonden centrale bedieningshefboom, in de zin zoals ook toegepast bij 20 voerhekken.
De voornoemde draadgeleidingen werken bijzonder voordelig met losneembare tegenhoudmiddelen, in het bijzonder indien die op automatische wijze worden bediend. De draden schuiven dan telkens op gewenste momenten een steun 25 op, geleid door de draadgeleidingen, hetgeen met meerdere of alle draden tegelijk kan. Hierbij wordt aanzienlijk bespaard op arbeid.
Het aanbrengen op de houders van de geleidingsdraden wordt vergemakkelijkt indien de bovenein-30 den van de geleidingsdraden voorzien zijn van een oog. Men behoeft eenvoudigweg het oogvormige eind op bijvoorbeeld een pen te steken.
Vanuit een ander aspect voorziet de uitvinding in een kas of warenhuis, voorzien van een of meer stelsels 35 volgens de uitvinding.
Vanuit een verder aspect voorziet de uitvinding in een draad voor geleiding van gewassen, in het bijzonder
Ut ! · 5 kennelijk geschikt en bestemd voor toepassing in een stelsel volgens de uitvinding, in het bijzonder met een uiteinde dat voorzien is van een oog.
Vanuit weer een ander aspect voorziet de uitvin-5 ding in een inrichting voor geleiding van gewassen tijdens de groei daarvan met behulp van geleidingsdraden, omvattend tenminste een houder voor een boveneind van een geleidingsdraad en een daarmee een geheel vormende steun voor ondersteuning van een volgende geleidingsdraad op een 10 plaats langs zijn lengte.
Bij voorkeur omvat de inrichting volgens de uitvinding een reeks stellen houders en steunen, die in een eerste richting op afstand van elkaar gelegen zijn.
De steunen vormen bij voorkeur een omlegpunt 15 voor geleidingsdraden, bij voorkeur een schuifoplegging.
Bij voorkeur zijn zich tussen de steunen uitstrekkende draadgeleidingen aanwezig, die bij voorkeur aflopend zijn van de ene steun naar de opvolgende steun.
Vanuit nog een ander aspect voorziet de uitvin-20 ding in een werkwijze voor geleiding van gewassen tijdens de groei daarvan, waarbij voor elke plant een geleidingsdraad wordt voorzien, elke geleidingsdraad met een eind wordt vastgelegd en op een in horizontale richting op afstand van het genoemde draadeind langs zijn 25 lengte wordt ondersteund op een geselecteerde van een reeks in horizontale richting op afstand van elkaar gelegen, en boven de planten gelegen steunplaatsen om van daaraf neerwaarts te reiken naar een betreffende plant voor het bieden van een geleiding tijdens de groei daar-30 van, waarbij wanneer de betreffende plant de geselecteerde steunplaats tot een bepaalde mate is genaderd de betreffende draad wordt afgenomen van de geselecteerde steunplaats en naar een volgende, dichter bij het betreffende draadeind gelegen steunplaats wordt verplaatst.
3 5 Bij voorkeur worden de einden van de geleidingsdraden op geselecteerde, in de horizontale richting op afstand van elkaar gelegen plaatsen 6 vastgelegd.
Bij voorkeur worden de geleidingsdraden na het afnemen van hun steunplaats door een geleiding geleid naar een volgende steunplaats.
5 De uitvinding zal worden toegelicht aan de hand van een in de bijgevoegde tekeningen weergegeven voor-beelduitvoering. Getoond wordt in:
Figuur 1 in perspectief een uitvoering van een stelsel volgens de uitvinding; 10 figuur 2 een aanzicht op een verdere uitvoering van een stelsel volgens de uitvinding, in een eerste gebruiksfase; figuur 3 een aanzicht op het stelsel van figuur 1, in een volgende gebruiksfase; 15 figuur 4 een detail van een eind van een geleidingsdraad in het stelsel van figuren 1-3; figuren 5A en 5B twee mogelijke uitvoeringen van steunen in een stelsel volgens de uitvinding.
In figuur 1 is op perspectivische wijze weerge-20 geven een stelsel 1 volgens de uitvinding, aangebracht op een balk 2 van een verder niet weergegeven kas. Op een afstand beneden de balk 2 bevindt zich de grond 20, van-waaraf tomatenplanten T groeien.
Op de balk 2 is een meervoudige draadgeleider 3 25 bevestigd, omvattend een langsstrook 5 en op regelmatige tussenafstanden daarop bevestigde beugels 4.
De beugels 4 bezitten een verticale poot 6 met een boveneind 7, en een horizontale poot 8, met een opstaande pen 9. Tussen de beugels 4, in het bijzonder de 30 horizontale poten 8, reiken staven 10, die in dit voorbeeld hellend zijn en van een plaats op kleine afstand beneden het boveneind van de pen 9 naar een lagere plaats bij de pen 9 van een volgende beugel 4 reiken.
De meervoudige draadgeleider 3 vormt een makke-35 lijk transporteerbaar en hanteerbaar geheel.
Op elk eind 7 van beugelpoten 6 is een oog 12 van een geleidingsdraad 11 (zie figuur 4) opgeschoven. Van 7 het eind 7 loopt elke draad 11 in in hoofdzaak horizontale richting, evenwijdig aan de balk 2, naar een geselecteerde volgende beugel 4, in het bijzonder naast de opstaande pen 9 daarvan, om van daaraf neerwaarts te reiken naar een 5 betreffende tomatenplant T. De draad 11 wordt in het traject tussen zijn oogeind 12 en de beugel 4 waar de draad 11 wordt omgeleid naar een meer verticale uitstrekking, ondersteund door de poten 8 van tussenliggende beugels 4. De pennen 9 zorgen ervoor dat de draden 11 niet 10 van de beugels 4 kunnen afschuiven.
In de situatie weergegeven in figuur 2 zijn de tomatenplanten T schematisch weergegeven, groeiend langs respectievelijke geleidingsdraden lla-d. De geleidings-draad 11a is met het oogeind 12a vastgelegd op beugel 4a, 15 en op gelijke wijze is geleidingsdraad 11b met het oog 12b bevestigd op beugel 4b. Aldus is elke draad lla-d bevestigd op een eigen beugel 4a-d.
In figuur 2 is de draad 11a ter plaatse van de_ overgang van het horizontale traject naar het verticale 20 traject ondersteund op beugel 4c. Wanneer de tomatenplant T tot vlak bij de beugel 4c is gegroeid, is het nodig om de ophangplaats één stap naar links te verzetten, waartoe de tuinder de draad 11a beetpakt, en van de beugel 4c licht. Vrijwel direct daarna kan de tuinder de draad weer 25 loslaten, waarna de draad wordt opgevangen door staaf 10, en daarlangs afglijdt naar de volgende beugel 4b. Hetzelfde wordt gedaan met de draden llb-d en volgende, waarna de situatie weergegeven in figuur 3 is verkregen en de tomatenplanten weer een extra draadlengte L hebben verkregen 3 0 om verder te groeien. Deze lengte L komt overeen met de beugelafstand.
De staven 10, die hier anders gevormd zijn dan in figuur 1 en een convex gedeelte en een daarop en op de volgende steun 4 aansluitend concaaf gedeelte 10a bezit-35 ten, bieden niet alleen geleiding voor de draden, maar geven ook verstijving van de inrichting 3. De staven 10 kunnen in een vlak gelegen zijn dat schuin staat, bijvoor- 8 beeld 45 graden, ten opzichte van een horizontaal vlak en een verticaal vlak evenwijdig aan de strook 5. Het gedeelte 10a zorgt voor een vloeiend afgeremde en dus schokarme nadering van de draad 10 naar de volgende steun 4.
5 Aldus kan met een stelsel volgens de uitvinding de tomatenplanten geleidingsdraad trapsgewijs verlengd worden, door het eenvoudigweg oplichten van de geleidingsdraad van de ondersteuningsbeugel 4 van dat moment. De geleidingsdraden zijn reeds op lengte, waarbij in hun 10 lengte onderscheid kan gemaakt worden tussen een reserve-lengte en een nuttige lengte, waarbij de reservelengte steeds één afstand L verkleind wordt en de nuttige lengte met L vergroot wordt.
In figuren 5A en 5B is de beugel voorzien van een opsluiter 15, die de draden 11 die horizontaal doorlopen naar een van de volgende steunen scheiden van de draad 11 die van die steun 4 af neerwaarts reikt. Om het omleggen van een draad 11 naar de andere (op de tekening rechter) zijde van opsluiter 15 te vergemakkelijken is de opsluiter gebogen.
In figuur 5A is de tegenhouder 13 met bus 14 losneembaar bevestigd op het uiteinde van poot. 8. De tegenhouder 13 kan met niet weergegeven middelen automatisch afgenomen en weer aangebracht worden. De opsluiter 15 kan ook losneembaar/ontkoppelbaar zijn, eventueel ook op automatische wijze, dan synchroon met de tegenhouders.
4 />. o ft
Claims (31)
1. Stelsel voor geleiding van gewassen tijdens de groei daarvan, omvattend een reeks geleidingsdraden voor individuele geleiding van de planten, welke geleidingsdraden voorzien zijn van een boveneind, een 5 reeks boven de planten geplaatste en in een eerste horizontale richting op afstand van elkaar gelegen houders voor de boveneinden van de geleidingsdraden en een reeks boven de planten geplaatste en in de eerste horizontale richting op afstand van elkaar geplaatste steunen voor 10 ondersteuning van de geleidingsdraden op een plaats langs hun lengte.
2. Stelsel volgens conclusie 1, waarbij de steunen een omlegpunt voor de geleidingsdraden vormen.
3. Stelsel volgens conclusie 1 of 2, waarbij 15 de steunen een schuifoplegging voor de geleidingsdraden _ vormen.
4. Stelsel volgens conclusie 1, 2 of 3, waarbij de onderlinge afstand van de houders in hoofdzaak gelijk is aan de onderlinge afstand van de steunen.
5. Stelsel volgens een der voorgaande conclusies, waarbij elke houder en elke steun paarsgewijs een geheel met elkaar vormen.
6. Stelsel volgens conclusie 5, waarbij de houder en de steun op afstand van elkaar gelegen zijn, in 25 het bijzonder althans een vlak dwars op de eerste horizontale richting.
7. Stelsel volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de reeksen houders en steunen een geheel met elkaar vormen.
8. Stelsel volgens een der voorgaande conclusies, voorts omvattend zich tussen de steunen uitstrekkende draadgeleidingen.
9. Stelsel volgens conclusie 8, waarbij de draadgeleidingen aflopend zijn van de ene steun naar de opvolgende steun.
10. Stelsel volgens conclusie 8 of 9, waarbij de draadgeleidingen nabij de volgende, ontvangende steun gevormd zijn met een de daarlangs plaatsvindende. draadbe- 5 weging afremmend gedeelte.
11. Stelsel volgens conclusie 11, waarbij de draadgeleidingen vloeiend gevormd zijn tussen beide steunen.
12. Stelsel volgens een der voorgaande 10 conclusies, waarbij de steunen voorzien zijn van middelen voor het in een tweede, dwars op de eerste horizontale richting staande tweede horizontale richting tegenhouden van de geleidingsdraad op de betreffende steun.
13. Stelsel volgens conclusie 12, waarbij de te-15 genhoudmiddelen losneembaar of ontkoppelbaar zijn.
14. Stelsel volgens conclusie 13, voorzien van middelen voor het losnemen en weer plaatsen van de tegen-houdmidde1en.
15. Stelsel volgens conclusie 14, voorts voor-20 zien van een centrale bedieningseenheid met besturing voor het aansturen van de voornoemde losneemmiddelen.
16. Stelsel volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de boveneinden van de geleidingsdraden voorzien zijn van een oog.
17. Kas of warenhuis, voorzien van een of meer stelsels volgens een der voorgaande conclusies.
18. Draad voor geleiding van gewassen, in het bijzonder kennelijk geschikt en bestemd voor toepassing in een stelsel volgens een der conclusies 1-16.
19. Draad volgens conclusie 18, waarbij een uiteinde voorzien is van een oog.
20. Inrichting voor geleiding van gewassen tijdens de groei daarvan met behulp van geleidingsdraden, omvattend tenminste een houder voor een boveneind van een 35 geleidingsdraad en een daarmee een geheel vormende steun voor ondersteuning van een volgende geleidingsdraad op een plaats langs zijn lengte. 4 ;>·· ·'·
21. Inrichting volgens conclusie 20, omvattend een reeks stellen houders en steunen, die in een eerste richting op afstand van elkaar gelegen zijn.
22. Inrichting volgens conclusie 20 of 22, 5 waarbij de steunen een omlegpunt voor geleidingsdraden vormen, bij voorkeur een schuifoplegging.
23. Inrichting volgens conclusie 22,. voorts omvattend zich tussen de steunen uitstrekkende draadgeleidingen.
24. Inrichting volgens conclusie 23, waarbij de draadgeleidingen aflopend zijn van de ene steun naar de opvolgende steun.
25. Inrichting volgens een der conclusies 20-24, waarbij de steunen voorzien zijn van middelen voor het in 15 een tweede, dwars op de eerste richting staande tweede richting tegenhouden van de geleidingsdraad op de betreffende steun.
26. Werkwijze voor geleiding van gewassen tij- — dens de' groei daarvan-,- waarbij voor elke plantteen ~ 20 geleidingsdraad wordt voorzien, elke geleidingsdraad met een eind wordt vastgelegd en op een in horizontale richting op afstand van het genoemde draadeind langs zijn lengte wordt ondersteund op een geselecteerde van een reeks in horizontale richting op afstand van elkaar 25 gelegen, en boven de planten gelegen steunplaatsen om van daaraf neerwaarts te reiken naar een betreffende plant voor het bieden van een geleiding tijdens de groei daarvan, waarbij wanneer de betreffende plant de geselecteerde steunplaats tot een bepaalde mate is genaderd de betref-30 fende draad wordt afgenomen van de geselecteerde steunplaats en naar een volgende, dichter bij het betreffende draadeind gelegen steunplaats wordt verplaatst.
27. Werkwijze volgens conclusie 26, waarbij de einden van de geleidingsdraden op geselecteerde, in de 35 horizontale richting op afstand van elkaar gelegen plaat sen worden vastgelegd.
28. Werkwijze volgens conclusie 26 of 27, waar- ί i '· ' : ; ' bij de geleidingsdraden na het afnemen van hun steunplaats door een geleiding geleid worden naar een volgende steunplaats.
29. Stelsel voorzien van een of meer van de in 5 de bijgevoegde beschrijving omschreven en/of in de bij- gevoegde tekeningen getoonde kenmerkende maatregelen.
30. Inrichting voorzien van een of meer van de in de bijgevoegde beschrijving omschreven en/of in de bij-gevoegde tekeningen getoonde kenmerkende maatregelen.
31. Werkwijze omvattend een of meer van de in de bijgevoegde beschrijving omschreven en/of in de bij-gevoegde tekeningen getoonde kenmerkende stappen. -o-o-o-o-o-o-o-o-
Priority Applications (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL1020998A NL1020998C1 (nl) | 2002-07-04 | 2002-07-04 | Stelsel voor geleiding van gewassen. |
NL1021423A NL1021423C1 (nl) | 2002-07-04 | 2002-09-10 | Stelsel voor geleiding van gewassen. |
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL1020998A NL1020998C1 (nl) | 2002-07-04 | 2002-07-04 | Stelsel voor geleiding van gewassen. |
NL1020998 | 2002-07-04 |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL1020998C1 true NL1020998C1 (nl) | 2004-01-06 |
Family
ID=31885085
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL1020998A NL1020998C1 (nl) | 2002-07-04 | 2002-07-04 | Stelsel voor geleiding van gewassen. |
Country Status (1)
Country | Link |
---|---|
NL (1) | NL1020998C1 (nl) |
-
2002
- 2002-07-04 NL NL1020998A patent/NL1020998C1/nl not_active IP Right Cessation
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
NL1029401C2 (nl) | Plantdrager alsmede werkwijze voor het telen van een gewas. | |
NL1014338C2 (nl) | Werkwijze en inrichting voor het oogsten van agrarische producten, in het bijzonder vruchten. | |
RU2620000C2 (ru) | Разматывающийся крючок для подвязки растений | |
JP2007282558A (ja) | 蔓植物栽培装置及びこれを用いた蔓植物栽培方法 | |
NL1020998C1 (nl) | Stelsel voor geleiding van gewassen. | |
NL1016265C2 (nl) | Teeltsysteem. | |
MX2007011384A (es) | Porta ganchos para colgar ropa y estante para su almacenaje. | |
NL1021423C1 (nl) | Stelsel voor geleiding van gewassen. | |
JP4900774B2 (ja) | 植物栽培用誘引装置 | |
NL1006410C1 (nl) | Werkwijze voor het oogsten, transporteren en sorteren van rozen, en transportstelsel voor rozen. | |
NL1027513C2 (nl) | Stelsel en werkwijze voor het kweken van gewassen. | |
NL2018237B1 (nl) | Mobiele bandtransporteursystemen voor planthouders en werkwijzen | |
NL2014713B1 (en) | Growing system, for example for mushrooms, and method. | |
NL1026753C2 (nl) | Oogstinrichting. | |
NL1006029C2 (nl) | Transportstelsel voor het transporteren van rozen naar een sorteermachine. | |
NL1016960C2 (nl) | Systeem voor het kweken van planten. | |
NL1017406C2 (nl) | Ophangorgaan voor een gewas alsmede een werkwijze voor het telen daarvan. | |
NL2010654C2 (nl) | Oogstsysteem voor het oogsten van langstelige gewassen. | |
NL2028358B1 (en) | Plant growing system, plant carrier and method of growing vertically grown plants | |
NL1028170C2 (nl) | Kas. | |
NL2031568B1 (nl) | Teeltsysteem en werkwijze voor het produceren van gewassen | |
NL1035342C2 (nl) | Creelsysteem, tuftmachine voorzien van een creelsysteem en werkwijze daarvoor. | |
NL9201324A (nl) | Takhouder. | |
BE1026890B1 (nl) | Een draagraam geschikt voor het ondersteunen van stengels | |
NL8702251A (nl) | Automatisch tomatentouwhaspel. |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
VD1 | Lapsed due to non-payment of the annual fee |
Effective date: 20070201 |