NL1035342C2 - Creelsysteem, tuftmachine voorzien van een creelsysteem en werkwijze daarvoor. - Google Patents

Description

Creelsysteem, tuftmachine voorzien van een creelsysteem en werkwijze daarvoor

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een 5 creelsysteem voor het aanvoeren van draad of garen naar een verwerkende inrichting en meer in het bijzonder naar een tuftmachine.

Uit de praktijk bekende creelsystemen omvatten een gestel waarop een houder met een tweetal verende pennen is 10 voorzien. Op deze houders of pennen kunnen bobijnen, dat wil zeggen een rol of klos waarop vezelmateriaal in de vorm van een draad is gewikkeld, worden geplaatst. Het vezelmateriaal of de draad wordt vanaf deze bobijnen afgewikkeld en getransporteerd naar een verwerkende inrichting. Een 15 dergelijke verwerkende inrichting betreft bijvoorbeeld een zogeheten tuftmachine. Hierin wordt het vezelmateriaal aangebracht in een doek, zodanig dat bijvoorbeeld een tapijt of kunstgras wordt verkregen. De in de praktijk gehanteerde bobijnen hebben een gewicht van zo'n 6,5 kilogram. De 20 bobijnen dienen tijdig verwisseld te worden om stilstand van de machine zo veel mogelijk te voorkomen. In de praktijk wordt hiertoe veel gebruik gemaakt van dubbele houders zodat, net voor het opraken van het vezelmateriaal op een rol, een bobijn alvast op een naast gelegen houder geplaatst 25 kan worden. Gezien het grote aantal bobijnen dat in een relatief kort tijdsbestek verwisseld dient te worden gaat een dergelijke verwisseling in de praktijk veelal gepaard met een relatief lange stilstand van de installatie. Tevens dienen de bobijnen in een relatief kort tijdsbestek 30 geplaatst te worden. Deze plaatsing is gezien het gewicht van de bobijnen een vrij zware handeling wat leidt tot een fysieke belasting voor degene die deze wisseling uit dienen te voeren.

1035342 2

De onderhavige uitvinding heeft als doel te voorzien in een creelsysteem waarmee het productieproces op efficiënte wijze bedreven kan worden en waarbij de arbo-technische omstandigheden verbeterd kunnen worden.

5 Dit doel wordt bereikt met het creelsysteem voor het aanvoeren van draad of garen naar een verwerkende inrichting, zoals een tuftmachine, volgens de uitvinding, waarbij het creelsysteem omvattende: - een gestel voorzien van een ten opzichte van het 10 gestel verplaatsbaar draagelement; en - één of meer aan het draagelement voorziene houders voor het vasthouden van een voorraad draad.

Door de houders te voorzien op een draagelement, waarbij het draagelement verplaatsbaar is ten opzichte van 15 het gestel, is het mogelijk deze houders ten opzichte van het gestel te verplaatsen. Dit betekent dat bij een benodigde verwisseling van de bobijnen het mogelijk is het gestel enigszins te verplaatsen in met name de langsrichting van het gestel. Door deze verplaatsing kunnen de nieuwe 20 bobijnen eenvoudig geplaatst kunnen worden zonder bijvoorbeeld hinder te ondervinden van staanders van het gestel. Dit vermindert de hoeveelheid manoeuvres die uitgevoerd dienen te worden met een nieuwe bobijn. Hiermee wordt bewerkstelligd dat de benodigde werkzaamheden worden 25 verminderd. Bijkomend kan de plaatsing van de bobijnen in een breder tijdsbereik worden uitgevoerd. Door de nieuwe werkwijze kan stilstand van de installatie worden tegengegaan waardoor de efficiëntie van het gehele productieproces wordt vergroot. Een verder bijkomend 30 voordeel is dat door de eenvoudige plaatsing van de nieuwe bobijnen de fysieke belasting verminderd voor degene die de bobijnen verwisselt. Dit verbetert de werkomstandigheden.

3

Bij voorkeur wordt het creelsysteem voorzien van een transportsysteem voor het voeren van het garen van de houder naar een inrichting voor verwerking van het garen.

Bij de uit de praktijk bekende systemen voor het 5 voeren van garen vanaf een bobijn naar bijvoorbeeld een tuftmachine wordt gebruik gemaakt van ronde buizen waardoor het draad wordt geleid vanaf de rol of bobijn naar de tuftmachine. Doordat in het creelsysteem volgens de onderhavige uitvinding het draagelement waarop de bobijnen 10 zijn geplaatst beweegbaar is ten opzichte van het gestel kan een bobijn recht voor de opening van een dergelijke buis worden geplaatst. Na verwisseling van de bobijnen, waarbij een nieuwe bobijn wordt voorzien op de houder direct naast de houder met de bobijn die bijna leeg is, kan een relatief 15 kleine verplaatsing van het draagelement ten opzichte van het gestel volstaan. Ten opzichte van de bekende systemen waarbij de houders vast zijn georiënteerd ten opzichte van het gestel en de buisopening van het transportsysteem wordt een betere geleiding van het draad bewerkstelligd. Dit komt 20 doordat in het bekende systeem een compromis gevonden moet worden tussen de positie van twee naast gelegen houders en de opening van de buis. In het creelsysteem volgens de onderhavige uitvinding kan de positie van de houder met de bobijn ten opzichte van de buisopening van het 25 transportsysteem telkens optimaal worden ingesteld door middel van het ten opzichte van het gestel verplaatsbare draagelement. Hiermee wordt de geleiding van het garen vanaf de bobijn naar de tuftmachine sterk verbeterd. Dit leidt tot minder storingen, bijvoorbeeld ten gevolge van het stuk 30 trekken van de draad, waarmee de gehele efficiëntie van het productieproces wordt vergroot.

In een voordelige voorkeursuitvoeringsvorm volgens de onderhavige uitvinding zijn de houders van het 4 creelsysteem in hoofdzaak haaks voorzien op de lengterichting van het gestel.

Om in bekende creelsystemen een werkbaar compromis te realiseren tussen de positie van de buisopeningen in het 5 transportsysteem en de twee naast gelegen houders worden deze houders onder een hoek voorzien. Dit leidt tot extra spanningen aangezien de draad vanaf de bobijn onder een hoek in het transportsysteem moet worden geleid. Bijkomend kan deze draad aan de achterzijde van de bobijn, dat wil zeggen 10 de zijde het verst gelegen van de buisopening, als het ware vanaf de bobijn glijden. Hierdoor zullen haperingen optreden met veelal stilstand van de installatie tot gevolg. Door het voorzien van de houders in een richting in hoofdzaak loodrecht op de lengterichting van het gestel, kunnen de 15 bobijnen geplaatst worden in de afvoerrichting van de draad in het transportsysteem. Door het verplaatsbare draagelement is het derhalve mogelijk een dergelijke bobijn te plaatsen exact voor de opening van de buis van het transportsysteem, waardoor spanningen in de draad zo veel mogelijk worden 20 tegengegaan. Een bijkomend voordeel hierbij is dat door deze optimale plaatsing de draad aan de achterzijde van de bobijn niet van de rol zal lopen. Hiermee wordt stilstand van de installatie tegengegaan. Bij voorkeur worden per afnamepunt of buisopening van het transportsysteem ten minste twee 25 houders voorzien. Uiteraard zijn meerdere houders eveneens mogelijk. Door het voorzien van ten minste twee houders is het mogelijk om de bobijnen reeds te vervangen voordat de draad op de in gebruik zijnde bobijn opgeraakt. Hiermee wordt onnodige stilstand van de installatie ten gevolge van 30 het benodigde verwisselen van de bobijnen zo veel mogelijk tegengegaan. Een bijkomend voordeel hierbij is dat door de in hoofdzaak loodrechte plaatsing van de bobijnen ten opzichte van het draagelement uit het gestel de bobijnen reeds geplaatst kunnen worden terwijl de in gebruik zijnde 5 bobijn nog lang niet op is. Ter vergelijking, in bekende systemen waarbij de bobijnen onder een hoek zijn voorzien worden deze zo dicht mogelijk bij de buisopening geplaatst waardoor het plaatsen van een bobijn op de naast gelegen 5 houder slechts mogelijk is zodra een significant deel van de draad op de in gebruik zijnde bobijn is verwerkt. In het creelsysteem volgens de onderhavige uitvinding is derhalve een grotere tijdsperiode beschikbaar voor het plaatsen van nieuwe bobijnen. Dit spreidt niet alleen het fysiek zware 10 werk van het verwisselen, dit beperkt tevens de stilstandtijd van de installatie.

In een voordelige voorkeursuitvoerings volgens de onderhavige uitvinding omvat de houder een pen-vormig lichaam, waarover een bobijn aanbrengbaar is.

15 Door bobijnen te voorzien direct op een pen-vormig lichaam of staaf wordt het plaatsen van nieuwe bobijnen op de houder sterk vereenvoudigd. Uit de praktijk bekende systemen maken gebruik van verende pennen of klemmen waardoor plaatsing van de bobijn een extra handeling 20 vereist. Gezien het gewicht van een nieuwe bobijn reduceert het creelsysteem volgens de onderhavige uitvinding een vermindering van de fysieke belasting van degene die verwisseling uit dient te voeren. Als bijkomend voordeel geldt dat door de reductie in handelingen het verwisselen 25 sneller kan worden uitgevoerd, wat de algehele efficiëntie van het productieproces bevordert. Een verder bijkomend voordeel is dat door het niet benodigd zijn van de verende organen of verende pennen de aanwezige spanningen in de draad verder worden gereduceerd wat leidt tot een kleinere 30 kans op bijvoorbeeld draadbreuk. Tevens zijn minder onderdelen nodig voor de houders in het creelsysteem.

In een voordelige voorkeursuitvoeringsvorm volgens de onderhavige uitvinding is het draagelement voorzien van 6 lagers voor het verplaatsen van het draagelement ten opzichte van het gestel.

Door lagers of wielen te voorzien aan het draagelement dat verplaatsbaar is ten opzichte van het 5 gestel is het mogelijk om zonder een onnodig, zware, fysieke belasting het draagelement met daarop de houders en de bobijnen te verplaatsen. Bij voorkeur wordt hierbij het gestel aan de onderzijde voorzien van een geleider. Door het draagelement te voorzien van een wiel of rol wordt het 10 draagelement door de geleider in de gewenste, nagenoeg verticale positie gehouden ook tijdens de verplaatsing. Bij voorkeur is het gestel aan de bovenzijde voorzien van een geleider voor het geleiden van een draagelement, waarbij het draagelement is voorzien van een wiel of rol. Hiermee hangt 15 het draagelement als het ware in het gestel. Het aantal wielen of rollen aan het draagelement wordt afgestemd op onder meer de grootte van het draagelement en de te plaatsen bobijnen. Bij voorkeur zijn de onderste en/of bovenste geleider van een zodanig open constructie voorzien dat geen 20 vuilophoping zal optreden in de geleider. Hiermee worden de benodigde krachten voor de verplaatsing van het draagelement met de bobijnen beperkt. Tevens worden storingen aan het systeem vermeden.

De uitvinding heeft verder betrekking op een 25 tuftmachine voorzien van een creelsysteem zoals bovenstaand beschreven en een werkwijze voor het aanvoeren van garen of draad naar de verwerkende inrichting, zoals een dergelijke tuftmachine. Een dergelijke tuftmachine of werkwijze bieden gelijke effecten en voordelen als die beschreven zijn voor 30 het creelsysteem.

Verdere voordelen, kenmerken en details van de uitvinding worden toegelicht aan de hand van voorkeursuitvoeringsvormen daarvan, waarbij verwezen wordt naar de bijgevoegde tekening, waarin tonen: 7 - Figuur 1 een schematische weergave van een installatie met een tuftmachine volgens de uitvinding; - Figuur 2 een aanzicht van een detail uit een bekend 5 creelsysteem; - Figuur 3 een aanzicht van een creelsysteem volgens de uitvinding; - Figuur 4 een zijaanzicht van het creelsysteem uit figuur 3; 10 - Figuur 5 een verder zijaanzicht van het creelsysteem uit figuur 3; en - Figuur 6 een vooraanzicht van het creelsysteem uit figuur 3.

15 Een procesinstallatie 2 (figuur 1) omvat een tuftmachine 4. Tuftmachine 4 beschikt over naalden 6 die voor een rechtlijnige beweging worden aangedreven door een aandrijfmechanisme 8. Naalden 6 ponsen door vezeldoek 10. In dit tuftdoek 10 kan ondermeer polypropyleen zijn verwerkt.

20 Naalden 6 ponsen vezelmateriaal, dat wordt aangevoerd als vezeldraad 12, in doek 10. De vezeldraad 12 bestaat uit kunststof materiaal en kan als een zogeheten mono-filament, eventueel getwijnd, of als een gefibrilleerde strook worden voorzien. Zodra de naalden 6 met draad 12 door het doek 10 25 zijn geponst wordt de vezeldraad 12 op de juiste lengte afgesneden door mes 14. Doek 10 wordt aangevoerd met doekaanvoersysteem 16 waarin doek 10 wordt aangeleverd door een rol 18. Via geleidingsrollen 20, 22, 24 wordt het doek 10 geleid naar de aandrijfas 26. Draad 12 wordt aangevoerd 30 vanaf creelsysteem 28 waarin bobines met draad geplaatst kunnen worden. Vanaf deze klossen 30 wordt de draad via een buizensysteem 32 en geleidingsrollen 34, 36 gevoerd naar tuftmachine 4. De klossen of bobijnen 30 zoals weergegeven wegen zo'n 6,5 kg. Zodra de voorraad draad 12 op een 8 dergelijke bobijn 30 op dreigt te raken, dient deze bobijn 30 vervangen te worden zodat de tuftmachine 4 verder kan draaien. Draad 12 wordt van een bobijn 30 getrokken of gezogen en via buizensysteem 32 geleid naar tuftmachine 4.

5 In tuftmachine 4 wordt draad 12 verwerkt tot de vezels of polen van het eindproduct.

Zodra doek 10 in de tuftmachine is voorzien van vezels van draad 12 wordt het doek afgevoerd via het doekafvoersysteem 38. Doek 10 wordt hierbij door tuftmachine 10 4 getrokken via aandrijfas 40. Door middel van geleidingsrollen 41, 42, 44, 46, 48, 50, 52 en 54 wordt het eindproduct via een soort walsen 56, 58 opgerold op rol 60. Rol 60 met het eindproduct kan worden opgeslagen en/of worden getransporteerd naar de locatie waar het product 15 geplaatst zal worden.

Een bekend creelsysteem 62 omvat een aantal staanders 64. Aan deze staanders zijn een aantal pennen 66 voorzien. Bij elke pen 66 zijn twee verende pennen 68 aangebracht om de bobijn 70 goed te kunnen positioneren op 20 pen 66. Per twee in horizontale richting naast gelegen pennen 66 is één buis (niet getoond) voorzien van buizensysteem 32 waarmee de draad 12 van bobijn 70 afgenomen kan worden. Om draad 12 zo recht mogelijk in buis 32 te geleiden zijn pennen 66 onder een hoek ten opzichte van 25 elkaar aangebracht.

Een creelsysteem 72 (figuur 3) volgens de uitvinding omvat een gestel 74 dat geplaatst kan worden op een ondergrond. In gestel 74 is een verplaatsbaar draagelement 76 voorzien. Aan dit draagelement 76 kunnen de 30 bobijnen 30 worden opgehangen. Vanaf deze bobijnen 30 kan draad 12 verder worden gevoerd naar tuftmachine 4 .

De bobijnen 30 zijn in het creelsysteem 72 volgens de uitvinding (figuur 4) gerangschikt in evenwijdige rijen. De pennen 78 zijn geplaatst nagenoeg haaks op de 9 lengterichting van het gestel 74. Twee in horizontale richting naastgelegen pennen 78 maken gebruik van dezelfde buis 32 waarmee draad 12 van bobijn 30 wordt afgenomen en gevoerd naar tuftmachine 4. Draagelement 76 is voorzien van 5 een aantal schuimrubberen kussens 80. Kussens 80 dienen voor de juiste positionering van de bobijnen op het draagelement 76. Tevens absorberen deze eventuele schokken bij het plaatsen van de bobijn 30 op pen 78. Gestel 74 omvat een aantal staanders 82 die onderling zijn verbonden door 10 liggers 84 in dwarsrichting en liggers 86 in lengterichting van het creelsysteem 72. Aan de onderzijde is gestel 74 voorzien van een geleider 88 die is geplaatst op dwarsliggers 84. Geleider 88 wordt gevormd door twee hoekprofielen die met hun ruggen naar elkaar toe zijn 15 geplaatst. Aan de bovenzijde van gestel 74 is een geleider 90 voorzien gevormd door twee U-profielen die met de opening naar elkaar toe zijn gericht.

Draagelement 76 (figuur 5) is aan de onderzijde voorzien van een geleidingswiel 92. Dit wiel loopt tegen de 20 opstaande randen van de beide hoekprofielen die samen geleider 88 vormen. Aan de bovenzijde is draagelement 76 voorzien van een aantal paren van wielen 94. Wielen 94 lopen over een rand van het zijwaarts geplaatste U-profiel die samen de bovengeleider 90 vormen. Het aantal wielen 92, 94 25 is afhankelijk van de lengte van creelsysteem 72. Daarnaast hangt het aantal onder meer af van het aantal bobijnen 30 dat in verticale richting boven elkaar geplaatst kan worden en of er, zoals in de getoonde uitvoeringsvorm, aan weerszijden van het draagelement bobijnen geplaatst kunnen 30 worden. Dit aan weerszijden plaatsen heeft als bijkomend voordeel dat een grotere stabiliteit voor het draagelement wordt verkregen. In de getoonde uitvoeringsvorm hangt het draagelement 76 aan de bovengeleider 90 met behulp van wielparen 94. De ondergeleider 88 dient ter voorkoming van 10 het uitzwenken van draagelement 76 tijdens bijvoorbeeld het verplaatsen van draagelement 76 ten opzichte van het gestel 74. Beide geleiders 88, 90 zijn van een open constructie om vuilophoping tegen te gaan. Zo is bijvoorbeeld aan de 5 ondergeleider 88 geen verbinding voorzien tussen de beide hoekprofielen. In plaats van de hoekprofielen in ondergeleider 88 kunnen eventueel strips worden toegepast.

Tijdens productie met een tuftmachine 4 bevindt zich een verticale rij pennen 78 met daarop geplaatst 10 bobijnen 30 met draad 12 zich voor de openingen van het buissysteem 32. Hierdoor kan draad 12 onder een minimale trekspanning worden gevoerd in buissysteem 32 en vervolgens worden gevoerd naar tuftmachine 4. Buizen 32 zijn aangebracht langs de staanders 82. Aangezien een pen 78 met 15 bobijn 30 die op dat moment gebruikt wordt voor de productie met tuftmachine 4 zich recht achter een staander 82 bevindt zal naastgelegen pen 78, die op dat moment niet wordt gebruikt, zich bevinden tussen twee naastgelegen staanders 82. Hierdoor is deze pen 78 vrij toegankelijk om een nieuwe 20 bobijn 30 te plaatsen. Deze plaatsing kan relatief eenvoudig worden uitgevoerd doordat de pen 78 nagenoeg haaks is geplaatst op de langsrichting van het draagelement 76. Door deze configuratie van pennen 78 is het verder mogelijk om te allen tijde de niet in gebruik zijnde pennen 78 te voorzien 25 van een nieuwe bobijn 30. Hiermee kunnen diverse efficiëntie-voordelen worden behaald. Na de plaatsing van een nieuwe bobijn 30 en het opraken van de draad 12 op een in gebruik zijnde bobijn 30 zal het draagelement enigszins worden verplaatst ten opzichte van het gestel 74, zodanig 30 dat de nieuwe bobijn zich gaat bevinden recht voor de opening van het buissysteem. Vervolgens kan op een gewenst ogenblik de gebruikte bobijn 30 worden verwisseld voor een nieuwe bobijn 30.

11

De onderhavige uitvinding is geenszins beperkt tot de bovenbeschreven voorkeursuitvoeringsvormen. De gevraagde rechten worden bepaald door de navolgende conclusies, binnen de strekking waarvan velerlei modificaties denkbaar zijn. zo 5 is het bijvoorbeeld denkbaar om naast toepassing van het creelsysteem ten behoeve van een tuftmachines een soortgelijk systeem te gebruiken voor andere productieprocessen waarbij draad wordt gevoerd naar een verwerkende inrichting.

10 3 5 3 A 2

Claims (11)

1. Creel systeem voor het aanvoeren van draad of garen naar een verwerkende inrichting, zoals een 5 tuftmachine, omvattende: - een gestel voorzien van een ten opzichte van het gestel verplaatsbaar draagelement; en - één of meer aan het draagelement voorziene houders voor het vasthouden van een voorraad draad. 10

2. Creelsysteem volgens conclusie 1, waarin het creelsysteem is voorzien van een transportsysteem voor het voeren van het garen van de houder naar een inrichting voor verwerking van het garen, zoals een tuftmachine. 15

3. Creelsysteem volgens conclusie 1 of 2, waarin de houders in hoofdzaak haaks op de lengterichting van het gestel zijn voorzien.

4. Creelsysteem volgens conclusie 1, 2 of 3, waarin per afnamepunt van het transportsysteem ten minste twee houders zijn voorzien.

5. Creelsysteem volgens één of meer van de conclusie 1- 25 4, waarin de houder een penvormig-lichaam omvat waarover een bobijn aanbrengbaar is.

6. Creelsysteem volgens één of meer van de conclusies 1-5, waarin het draagelement is voorzien van 30 lagers voor het verplaatsen zijn van het draagelement ten opzichte van het gestel. 1035342

7. Creelsysteem volgens één of meer van de conclusies 1-6, waarin het gestel aan de onderzijde een onderste geleider omvat.

8. Creelsysteem volgens één of meer van de conclusies 1-7, waarin het gestel aan de bovenzijde is voorzien van een geleider voor het geleiden van het draagelement.

9. Creelsysteem volgens conclusie 7 of 8, waarin de onderste en/of bovenste geleider van een zodanige open constructie is voorzien dat geen vuilophoping op zal treden in de geleider.

10. Tuftmachine voorzien van een creelsysteem volgens één of meer van de conclusies 1-9.

11. Werkwijze voor het aanvoeren van garen of draad naar een verwerkende inrichting, zoals een 20 tuftmachine, omvattende de stappen: - het voorzien van draad op één of meer houders voorzien aan een draagelement in een creelsysteem, waarbij het draagelement verplaatsbaar is ten opzichte van een gestel voor het voorzien van draad; en 25 - het voeren van draad van de houders naar de verwerkende inrichting. 1 0 3 ü 3 4 2