NL1019158C2

NL1019158C2 - Transportvoertuig, in het bijzonder voor het vervoeren van kippen, alsmede werkwijze voor het beladen van het transportvoertuig.

Info

Publication number: NL1019158C2
Application number: NL1019158A
Authority: NL
Inventors: Peter Johannes Van Eijk
Original assignee: Mte Holding B V
Priority date: 2001-10-11
Filing date: 2001-10-11
Publication date: 2003-04-14
Also published as: WO2003035430A1; CA2463587A1; EP1436165A1

Description

Transportvoertuig, in het bij zonder voor het vervoeren van kippen, alsmede werkwij ze voor het beladen van het transportvoertuig.

5 BESCHRIJVING:

Gebied van de uitvinding.

De uitvinding heeft betrekking op een transportvoertuig, in het bijzonder 10 voor het vervoeren van kippen, omvattende een compartiment met een aantal boven elkaar aanwezige horizontale vloeren erin, waartussen verdiepingen gevormd zijn, waarbij de vloeren van de verdiepingen gevormd zijn door eindloze transportelementen, die aan de voorzijde en achterzijde van het compartiment door omleidwielen omgeleid zijn, en waarbij elk transportelement een omloopelement omvat, bij voorkeur een ketting, die aan de 15 voorzijde en aan de achterzijde van het compartiment door omleidwielen geleid worden.

Stand van de techniek.

Een dergelijke transportvoertuig is bekend uit GB 1 487 409. Het bekende 20 voertuig heeft slechts één transportelement dat gevormd is door een transportband en een ketting. De ketting is, gezien in breedterichting, in het midden aan de transportband bevestigd en de transportband wordt aan de zijden geleidt door geleidingen.

Samenvatting van de uitvinding.

25

Een doel van de uitvinding is het bekende transportvoertuig te verbeteren. Hiertoe is het transportvoertuig volgens de uitvinding gekenmerkt, doordat elk transportelement naast het genoemde omloopelement een verder omloopelement omvat, welke oploopelementen evenwijdig aan elkaar zijn en in dwarsrichting op afstand van elkaar 30 aanwezig zijn, waarbij zowel aan de voorzijde als aan de achterzijde van het compartiment naast één van de genoemde omleidwielen een verder omleidwiel aanwezig is, welke omleidwielen op een denkbeeldige as aanwezig zijn en in de richting van de as op afstand 2 van elkaar aanwezig zijn.

Bij voorkeur omvat elk transportelement een aantal tussen de omloopelementen aanwezige strippen, die zich in lengterichting dwars op de omloopelementen uitstrekken en aan hun uiteinden met de omloopelementen verbonden zijn.

5 Een uitvoeringsvorm van het transportvoertuig is gekenmerkt, doordat de strippen twee lange zijden omvatten en slechts nabij één van de lange zijden met de omloopelementen verbonden zijn. Hierdoor kan het transportelementen om een kleinere radius buigen dan ingeval de strippen nabij beide lange zijden met de omloopelementen verbonden zijn. Dit heeft als voordeel dat omleidwielen met een kleine diameter toegepast 10 kunnen worden waardoor minder inbouwruimte nodig is.

Een verdere uitvoeringsvorm van het transportvoertuig is gekenmerkt, doordat de strippen slechts over de helft van de lengte van de omloopelementen aanwezig zijn en zich in onbeladen toestand aan de onderste helft van de omloopelementen bevinden en in beladen toestand zich aan de bovenste helft van de omloopelementen bevinden. Bij 15 voorkeur is hierbij de ruimte tussen de andere helft van de lengte van de omloopelementen vrij. Dit heeft als voordeel dat indien eenmaal een vloer gevormd is, doordat de strippen zich allemaal aan de bovenste helft van de omloopelementen bevinden, de onderzijde van de strippen het plafond van de verdieping eronder vormt. Indien de strippen over de gehele lengte van de omloopelementen aanwezig zouden zijn, zouden de strippen aan de onderste 20 helft van de omloopelementen het plafond van de verdieping eronder vormden dat zich dan lager bevindt. Hierdoor wordt dus ruimte gewonnen en bovendien zijn er minder strippen nodig. Dit verklaart tevens waarom toepassing van deze transportelementen gunstiger is dat toepassing van een transportband.

Om te voorkomen dat kippen aan de voor- en achterzijde van de vloer 25 kunnen vallen, is bij voorkeur aan de voorste en achterste strip over een lange zijde een opstaande wand aanwezig is.

De uitvinding heeft tevens betrekking op een werkwijze voor het beladen van een transportvoertuig volgens de uitvinding. Voor wat betreft de werkwijze is de uitvinding gekenmerkt, doordat de werkwijze de stappen omvat van het aan voeren van kippen op een 30 niveau gelijk aan de te vormen vloer van de bovenste verdieping, het tijdens het aanvoeren van kippen aandrijven van de omleidelementen waardoor de strippen vanaf de onderste helft van de omleidelementen naar de bovenste helft verplaatst worden waar zij de vloer van de 1 Π λ r\ j ___ 3 verdieping vormen, en het, na het vullen van de bovenste verdieping, van boven naar beneden vullen van de eronder aanwezige verdiepingen.

Beknopte omschrijving van de tekeningen.

5

Hieronder zal de uitvinding nader worden toegelicht aan de hand van een in de tekeningen weergegeven uitvoeringsvoorbeeld van het transportvoertuig volgens de uitvinding. Hierbij toont:

Figuur 1 een uitvoeringsvorm van het transportvoertuig in zijaanzicht; 1 o Figuur 2 een zij aanzicht van een transportelement van het transportvoertuig;

Figuur 3 een bovenaanzicht van het transportelement; en

Figuur 4 en 5 het transportelement in dwarsdoorsnede in beladen respectievelijk onbeladen toestand.

15 Gedetailleerde omschrijving van de tekeningen.

In figuur 1 is een uitvoeringsvorm van het transportvoertuig 1 volgens de uitvinding in zijaanzicht weergegeven. Het transportvoertuig 1 heeft een compartiment 3 met een aantal boven elkaar aanwezige horizontale vloeren erin, waartussen verdiepingen 20 5 gevormd zijn. De vloeren zijn gevormd door eindloze transportelementen 7, die aan de voorzijde en achterzijde van het compartiment door omleidwielen 9, 11 omgeleid zijn.

In figuur 2 is een transportelement 7 in zijaanzicht weergegeven. Het transportelement 7 heeft twee evenwijdige, in dwarsrichting op afstand van elkaar aanwezige, omloopelementen 13, die in deze uitvoeringsvorm uitgevoerd zijn als kettingen.

25 Elk omleidelement 13 is aan de voorzijde en aan de achterzijde van het compartiment door een omleidwiel 9,11 geleid. De beide omleidwielen 9 aan de voorzijde van het compartiment en de beide omleidwielen 11 aan de achterzijde van het compartiment zijn op een denkbeeldige as 15 aanwezige en bevinden zich in de richting van de as op afstand van elkaar, zie ook figuren 4 en 5.

30 Elk transportelement 7 heeft een aantal tussen de omloopelementen 13 aanwezige strippen 17. De strippen 17 strekken zich in lengterichting dwars op de omloopelementen 13 uit en zijn aan hun uiteinden met de omloopelementen 13 verbonden.

4

Elke strip 17 heeft twee lange zijden 19, 21 en is slechts nabij één van de lange zijden 19, die in omlooprichting 23 aan de voorzijde aanwezig is, met de omloopelementen 13 verbonden.

De strippen 17 zijn slechts over de helft van de lengte van de 5 omloopelementen 13 aanwezig. In onbeladen toestand bevinden de trippen 17 zich aan de onderste helft 25 van de omloopelementen 13. Met de onderste helft 25 wordt het gedeelte van het omloopelement 13 bedoeld dat onder een denkbeeldig vlak 27 door de denkbeeldige assen 15 aanwezig is. In beladen toestand bevinden de strippen 17 zich aan de bovenste helft 29 van de omloopelementen 13. De bovenste helft 29 is het gedeelte boven het denkbeeldige 10 vlak 27. De strippen 17 worden aan de uiteinden ondersteund en geleid door planten 3 0 die tegen de zijwanden van het compartiment zijn bevestigd, zie ook figuur 4. Aan de voorste en achterste strip is een opstaande wand 31 over een lange zijde aanwezig om te voorkomen dat kippen van de strippen 17 af kunnen vallen.

In figuur 3 is een strip 17 van het transportelement 7 in bovenaanzicht 15 weergegeven. De strip 17 is met bouten 33 en moeren 35 aan de schalmen van de kettingen die de omloopelementen 13 vormen bevestigd. Duidelijk is hier te zien dat de strip 17 enkel nabij, de in omlooprichting 23 aan de voorzijde aanwezige, lange zijden 19 van de strip met de ketting is verbonden.

In de figuren 4 en 5 is het transportelement 7 in dwarsdoorsnede 20 weergegeven aan de bovenste helft 29 respectievelijk de onderste helft 25 van het omloopelementen 13. In dwarsrichting strekt het transportelement 7 zich uit tussen de beide zijwanden 37 van het compartiment. Aan één helft (29 in figuur 4 en 25 in figuur 5) van de lengte van de omloopelementen 13 bevinden de strippen 17 zich en de ruimte tussen de andere helft (25 in figuur 4 en 29 in figuur 5) van de lengte van de omloopelementen is vrij, 25 waardoor de onderzijden van de strippen in beladen positie het plafond vormen van de eronder aanwezige verdieping.

Bij het laden van een transportvoertuig worden kippen aangevoerd op een niveau dat gelijk is aan het niveau van de te vormen vloer (zie figuur 4) van de bovenste verdieping. Tijdens het aanvoeren van de kippen worden de achterste omleidelementen 9 3 0 aangedreven, waardoor de strippen 17 vanaf de onderste helft van de omleidelementen, zie figuur 5, naar de bovenste helft, zie figuur 4, verplaatst worden (zie ook figuur 3) waar zij de vloer van de verdieping vormen. Na het vullen van de bovenste verdieping wordt de 5 verdieping eronder op dezelfde wijze gevuld en daarna de daaronder aanwezige verdieping etc.

Hoewel in het voorgaande de uitvinding is toegelicht aan de hand van de tekeningen, dient te worden vastgesteld dat de uitvinding geenszins tot de in de tekeningen 5 getoonde uitvoeringsvorm is beperkt. De uitvinding strekt zich mede uit tot alle van de in de tekeningen getoonde uitvoeringsvorm afwijkende uitvoeringsvormen binnen het door de conclusies gedefinieerde kader.

Claims

1. Transportvoertuig (1), in het bijzonder voor het vervoeren van kippen, omvattende een compartiment (3) met een aantal boven elkaar aanwezige horizontale vloeren erin, waartussen verdiepingen (5) gevormd zijn, waarbij de vloeren van de 5 verdiepingen (5) gevormd zijn door eindloze transportelementen (7), die aan de voorzijde en achterzijde van het compartiment (3) door omleidwielen (9,11) omgeleid zijn, en waarbij elk transportelement (7) een omloopelement (13) omvat, bij voorkeur een ketting, die aan de voorzijde en aan de achterzijde van het compartiment (3) door omleidwielen (9, 11) geleid worden, met het kenmerk, dat elk transportelement (7) naast het genoemde 10 omloopelement een verder omloopelement omvat, welke oploopelementen (13) evenwijdig aan elkaar zijn en in dwarsrichting op afstand van elkaar aanwezig zijn, waarbij zowel aan de voorzijde als aan de achterzijde van het compartiment (3) naast één van de genoemde omleidwielen een verder omleidwiel aanwezig is, welke omleidwielen (9, 11) op een denkbeeldige as (15) aanwezig zijn en in de richting van de as op afstand van elkaar 15 aanwezig zijn.

2. Transportvoertuig (1) volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat elk transportelement (7) een aantal tussen de omloopelementen (13) aanwezige strippen (17) omvat, die zich in lengterichting dwars op de omloopelementen (13) uitstrekken en aan hun uiteinden met de omloopelementen (13) verbonden zijn.

3. Transportvoertuig (1) volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de strippen (17) twee lange zijden (19,21) omvatten en slechts nabij één van de lange zijden (19) met de omloopelementen (13) verbonden zijn.

4. Transportvoertuig (1) volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk, dat de strippen (17) slechts over de helft van de lengte van de omloopelementen (13) aanwezig zijn 25 en zich in onbeladen toestand aan de onderste helft (25) van de omloopelementen bevinden en in beladen toestand zich aan de bovenste helft (29) van de omloopelementen bevinden.

5. Transportvoertuig (1) volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de ruimte tussen de andere helft van de lengte van de omloopelementen (13) vrij is.

6. Transportvoertuig (1) volgens één der conclusies 2 tot en met 5, met het 30 kenmerk, dat aan de voorste en achterste strip over een lange zijde (19,21) een opstaande wand (31) aanwezig is.

7. Werkwijze voor het beladen van een transportvoertuig (1) volgens één der voorgaande conclusies, welk transportvoertuig (1) een compartiment (3) met daarin een aantal verdiepingen (5) omvat, die door vloeren van elkaar gescheiden worden, welke vloeren gevormd worden door eindloze transportelementen (7), die aan de voorzijde en achterzijde van het compartiment (3) door omleidwielen (9,11) omgeleid worden, waarbij 5 elk transportelement (7) twee evenwijdige omloopelementen (13) omvat met daartussen een aantal strippen (17), die slechts over de helft van de lengte van de omloopelementen (13) aanwezig zijn en zich in onbeladen toestand aan de onderste helft (25) van de omloopelementen bevinden en in beladen toestand zich aan de bovenste helft (29) van de omloopelementen bevinden, met het kenmerk, dat de werkwijze de stappen omvat van het 10 aanvoeren van kippen op een niveau gelijk aan de te vormen vloer van de bovenste verdieping, het tijdens het aanvoeren van kippen aandrijven van de omleidelementen (9) waardoor de strippen (17) vanaf de onderste helft (25) van de omleidelementen (13) naar de bovenste helft (29) verplaatst worden waar zij de vloer van de verdieping (5) vormen, en het, na het vullen van de bovenste verdieping, van boven naar beneden vullen van de eronder 15 aanwezige verdiepingen.