NL1029175C2 - Voertuig voor het verplaatsen van losse bagagestukken tussen een bagagedepot en een vliegtuig. - Google Patents

Voertuig voor het verplaatsen van losse bagagestukken tussen een bagagedepot en een vliegtuig. Download PDF

Info

Publication number
NL1029175C2
NL1029175C2 NL1029175A NL1029175A NL1029175C2 NL 1029175 C2 NL1029175 C2 NL 1029175C2 NL 1029175 A NL1029175 A NL 1029175A NL 1029175 A NL1029175 A NL 1029175A NL 1029175 C2 NL1029175 C2 NL 1029175C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
vehicle
transport
luggage
pieces
conveyor
Prior art date
Application number
NL1029175A
Other languages
English (en)
Inventor
Jacobus Marie Van Den Goor
Harmannus Josephus Arn Bodewes
Original Assignee
Vanderlande Ind Nederland
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Vanderlande Ind Nederland filed Critical Vanderlande Ind Nederland
Priority to CA002601500A priority Critical patent/CA2601500A1/en
Priority to US11/908,546 priority patent/US20080232941A1/en
Priority to DE602006008283T priority patent/DE602006008283D1/de
Priority to AT06732946T priority patent/ATE438567T1/de
Priority to PCT/NL2006/000132 priority patent/WO2006098617A1/en
Priority to EP06732946A priority patent/EP1858759B1/en
Application granted granted Critical
Publication of NL1029175C2 publication Critical patent/NL1029175C2/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B60VEHICLES IN GENERAL
    • B60PVEHICLES ADAPTED FOR LOAD TRANSPORTATION OR TO TRANSPORT, TO CARRY, OR TO COMPRISE SPECIAL LOADS OR OBJECTS
    • B60P1/00Vehicles predominantly for transporting loads and modified to facilitate loading, consolidating the load, or unloading
    • B60P1/36Vehicles predominantly for transporting loads and modified to facilitate loading, consolidating the load, or unloading using endless chains or belts thereon
    • B60P1/38Vehicles predominantly for transporting loads and modified to facilitate loading, consolidating the load, or unloading using endless chains or belts thereon forming the main load-transporting element or part thereof
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B64AIRCRAFT; AVIATION; COSMONAUTICS
    • B64FGROUND OR AIRCRAFT-CARRIER-DECK INSTALLATIONS SPECIALLY ADAPTED FOR USE IN CONNECTION WITH AIRCRAFT; DESIGNING, MANUFACTURING, ASSEMBLING, CLEANING, MAINTAINING OR REPAIRING AIRCRAFT, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; HANDLING, TRANSPORTING, TESTING OR INSPECTING AIRCRAFT COMPONENTS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
    • B64F1/00Ground or aircraft-carrier-deck installations
    • B64F1/32Ground or aircraft-carrier-deck installations for handling freight
    • B64F1/324Luggage loaders specially adapted for loading individual luggage items into or out of the aircraft

Description

Korte aanduiding: Voertuig voor het verplaatsen van losse bagagestukken tussen een bagagedepot en een vliegtuig.
BESCHRIJVING
5 De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een voertuig voor het verplaatsen van losse bagagestukken tussen een bagagedepot en een vliegtuig omvattende tenminste één verrijdbaar gestel.
Ten behoeve van het beladen van een nog te vertrekken vliegtuig met bagagestukken behorende bij passagiers van het betreffend 10 vliegtuig dan wel voor het ontladen van een zojuist geland vliegtuig is het bekend om gebruik te maken van bagagetrailers waarop door luchthavenpersoneel bagagestukken worden geplaatst en vervolgens dezelfde bagagestukken weer worden weggenomen van de bagagetrailer nadat deze tussen een bagagedepot en het betreffend vliegtuig is verplaatst waarbij i 15 veelal de bagagetrailers als een treintje worden getrokken door een trekkend voertuig. Aan deze manier van werken kleeft een aantal bezwaren waarvan een uitermate belangrijke wordt gevormd door de fysieke belasting die hiermee gemoeid is voor het luchthavenpersoneel, zelfs in die mate dat Arbo-regelgeving belangrijke beperkingen oplegt en bovendien 20 luchthavenpersoneel, vanwege de aard van de werkzaamheden tijdelijk of langdurig arbeidsongeschikt geraakt. Daarnaast hangt een belangrijk nadelig aspect van de omschreven bekende manier van bagageverwerking samen met het noodzakelijke fysieke contact tussen bagagestukken en luchthavenpersoneel waardoor kwaadwillend luchthavenpersoneel de 25 bagagestukken kan misbruiken voor het smokkelen van goederen, dan wel dat bagagestukken of althans een deel van de inhoud ervan, worden gestolen.
De onderhavige uitvinding beoogt nu voor de bovengenoemde problematiek een oplossing of verbetering te bieden door een voertuig te verschaffen dat een andere manier van bagageverwerking mogelijk maakt 30 waarbij de bovengenoemde problematiek niet of althans in beduidend mindere mate een rol speelt. Hiertoe kenmerkt het voertuig volgens de 1029175 2 uitvinding zich doordat het tenminste ene verrijdbare gestel is voorzien van transportmiddelen met tenminste één transportorgaan voor het ten opzichte van het gestel volgens een transporttraject in een transportrichting transporteren van losse bagagestukken. Door gebruik te 5 maken van dergelijke transportmiddelen is het mogelijk om zowel het beladen als het ontladen van het voertuig gemechaniseerd te doen laten plaatsvinden zonder dat fysiek contact tussen luchthavenpersoneel en bagagestukken daarbij noodzakelijk is. Dit biedt grote voordelen ten aanzien van de arbeidsomstandigheden waaronder het luchthavenpersoneel 10 werkzaam is en bemoeilijkt tegelijkertijd de smokkel van goederen via de bagagestukken en/of de diefstal van deze bagagestukken dan wel van de inhoud daarvan. Overigens is binnen het kader van de onderhavige uitvinding ook een tussenoplossing mogelijk waarbij de aanvoer of afvoer van bagagestukken respectievelijk naar of vanaf het voertuig niet 15 gemechaniseerd plaatsvindt maar waarbij de transportmiddelen het in ieder geval mogelijk maken dat het luchthavenpersoneel aanwezig bij het voertuig zich zo min mogelijk hoeft te verplaatsen ten opzichte van het voertuig tijdens het beladen of ontladen daarvan doordat de transportmiddelen zorg dragen voor een continue toevoer van te ontladen 20 bagagestukken of voor afvoer naar een ander deel van het voertuig van op het voertuig geplaatste bagagestukken.
Ter verhoging van de capaciteit is het uitermate voordelig indien de transportmiddelen behorend bij een verrijdbaar gestel zijn voorzien van een aantal boven elkaar gelegen transportorganen.
25 Tenminste de bovenste van het aantal boven elkaar gelegen transportorganen is bij voorkeur in hoogte verstelbaar. Dit biedt de voordelige mogelijkheid om het beladen of ontladen van transportorganen op een vaste hoogte te doen laten plaatsvinden ongeacht de hoogte die de transportorganen in beladen toestand op een gestel innemen. Uit oogpunt 30 van constructieve eenvoud geniet het daarbij de verdere voorkeur dat tenminste de bovenste van het aantal boven elkaar gelegen I029175 3 transportorganen uitsluitend in hoogte verstelbaar is en bijvoorbeeld niet ook nog zijwaarts.
Ten behoeve van een optimale beladingsgraad van het voertuig geniet het de voorkeur dat detectiemiddelen zijn voorzien voor 5 het detecteren van de verticale positie van bagagestukken gelegen op een transportorgaan voor het in afhankelijkheid van de gedetecteerde verticale positie van bagagestukken in hoogte verstellen van het bijbehorend transportorgaan. Dergelijke detectiemiddelen kunnen bijvoorbeeld zijn uitgevoerd als lichtscherm en kunnen deel uitmaken van 10 het voertuig maar kunnen alternatief ook los van het voertuig daarnaast zijn opgesteld bijvoorbeeld ter plaatse van een bagagedepot.
Een alternatieve of aanvullende wijze voor het verhogen van de capaciteit wordt verkregen indien de transportmiddelen behorend bij een verrijdbaar gestel zijn voorzien van een aantal naast elkaar gelegen 15 transportorganen. Met name maar niet uitsluitend indien dergelijke transportorganen overeenkomstig een eerdere voorkeursuitvoeringsvorm in hoogte verstelbaar zijn, geniet het daarbij de verdere voorkeur dat dergelijke naast elkaar gelegen transportorganen mechanisch met elkaar zijn gekoppeld. Aldus is het niet noodzakelijk om voor ieder 20 transportorgaan afzonderlijke verplaatsingsmiddelen voor het in hoogte verstellen te voorzien maar kan worden volstaan met enkelvoudige verplaatsingsmiddelen die een volledige horizontale rij van naast elkaar gelegen transportorganen in hoogte kunnen verstellen, hetgeen de constructieve eenvoud en de kostprijs ten goede komt.
25 Bij voorkeur omvatten de transportmiddelen aandrijfmiddelen voor het aandrijven van het transportorgaan. Aldus kan een gecontroleerd transport van losse bagagestukken plaatsvinden zonder dat daarbij fysiek contact tussen de bagagestukken, voor het onderling voortduwen daarvan, is vereist.
30 Bij verdere voorkeur geldt dat het tenminste ene transportorgaan een eindloze transportband omvat die is geslagen om twee I029175 4 op afstand van elkaar gelegen omlooporganen.
Een alternatieve wijze om te bereiken dat bagagestukken worden beladen op transportmiddelen die boven elkaar zijn voorzien wordt verschaft indien tenminste de bovenste van het aantal boven elkaar 5 gelegen transportorganen zwenkbaar is tussen een scheve oriëntatie waarbij het desbetreffend transportorgaan met een onderste uiteinde aansluit op een daaronder gelegen transportorgaan en een horizontale oriëntatie waarbij het desbetreffend transportorgaan op afstand is gelegen van de daaronder gelegen transportorgaan. Daarbij kan toevoer of 10 af voer van bagagestukken naar het voertuig, ondanks het feit dat deze bagagestukken op het voertuig uiteindelijk op verschillende verticale posities wordt beladen, plaatsvinden op één en hetzelfde verticale niveau. Binnen de strekking van de onderhavige voorkeursuitvoeringsvorm dient ook de situatie te worden begrepen waarbij het onder het zwenkbare 15 transportorgaan gelegen transportorgaan wordt gevormd door een (extern) transportorgaan dat geen deel uitmaakt van het voertuig.
Een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding wordt gekenmerkt doordat het voertuig een aantal onderling achter elkaar door koppel middel en gekoppelde karren omvat 20 ieder met een verrijdbaar gestel en met transportmiddelen waarbij de respectievelijke transportmiddelen zijn ingericht voor het overdragen van bagagestukken tussen transportmiddelen behorende bij naburige karren.
Aldus kan een trein van verrijdbare gestellen worden gecreëerd waarbij het toevoeren van op het voertuig te beladen bagagestukken of het 25 afvoeren van door het voertuig verplaatsen bagagestukken aan één uiteinde i van deze trein kan plaatsvinden hetgeen de handmatige manipulatie van ! i bagagestukken zoveel mogelijk beperkt of zelfs uitsluit. Bovendien kan de ! capaciteit van het voertuig eenvoudig worden bepaald door het aantal onderling gekoppelde verrijdbare karren. Bij voorkeur zijn de karren j 30 losmaakbaar met elkaar verbonden zodat de beladingscapaciteit van het voertuig eenvoudig kan worden aangepast door het aanpassen van het aantal 1029175 5 karren.
Ten behoeve van het doorlopen van bochten, waarbij achtereenvolgende gestellen een hoek met elkaar insluiten, is het noodzakelijk dat de gestellen een zekere onderlinge afstand hebben die 5 overdracht van bagagestukken tussen transportmiddelen behorende bij naburige gestellen tijdens beladen of ontladen van het voertuig bemoeilijkt. Ten behoeve van het oplossen van dit probleem omvatten de transportmiddelen bij voorkeur per kar overbruggingsmiddelen met een overbruggingsorgaan dat verplaatsbaar is tussen een werkzame stand 10 tijdens overdracht van bagagestukken tussen transportmiddelen behorende bij naburige karren en een niet-werkzame stand voor toepassing tijdens het verplaatsen van het voertuig tussen een bagagedepot en een vliegtuig waarbij de transportmiddelen van naburige karren niet op elkaar aansluiten.
15 Daarbij geldt bij voorkeur dat het overbruggingsorgaan tenminste één overbruggingstransporteur omvat.
Een verdere voorkeursuitvoeringsvorm kenmerkt zich doordat het overbruggingsorgaan zwenkbaar met het gestel is verbonden. Aldus kan het overbruggingsorgaan in niet-werkzame stand ook een afsluiting vormen 20 voor bagagestukken die worden ondersteund door het desbetreffende gestel opdat deze bagagestukken niet ongewenst van het voertuig afvallen.
Bij grote voorkeur omvatten de overbruggingsmiddelen aan twee tegen over elkaar gelegen uiteinden van een kar een zwenkbare overbruggingstransporteur waarbij in de werkzame stand van de 25 overbruggingsmiddelen, de overbruggingstransporteurs horizontaal zijn georiënteerd en tussen twee naburige karren op elkaar aansluiten, en in de niet-werkzame stand de overbruggingstransporteurs verticaal zijn georiënteerd voor het opsluiten van bagagestukken op de karren. Aldus vervullen de overbruggingsmiddelen ook nog een opsluitende functie 30 tijdens het verrijden van de karren.
Alternatief of in combinatie kan het tevens voordelig zijn I 02 9175 6 indien het overbruggingsorgaan in hoogte verstelbaar met het gestel is verbonden, met name indien de transportmiddelen behorende bij het verrijdbaar gestel zijn voorzien van een aantal boven elkaar gelegen transportorganen volgens een nog te bespreken voorkeursuitvoeringsvorm.
5 Om de overdracht van bagagestukken tussen de transportmiddelen van naburige karren eenvoudig te kunnen laten plaatsvinden geniet het de verdere voorkeur dat naar elkaar gerichte uiteinden van transportorganen van transportmiddelen behorende bij naburige karren op verschillende verticale niveaus zijn gelegen. Hierbij 10 valt ieder bagagestuk vanaf het hoger gelegen uiteinde van een transportorgaan naar een lager gelegen uiteinde van een volgend transportorgaan, waarbij bovendien de naburige transportorganen elkaar niet in de weg zitten tijdens het doorlopen door het voertuig van een bocht.
15 Bij verdere voorkeur geldt dat de op verschillende verticale niveaus gelegen naar elkaar gerichte uiteinden van transportorganen van transportmiddelen behorende bij naburige karren recht boven elkaar zijn gelegen zodat er sprake is van een overlap tussen de transportorganen waardoor de zekerheid waarmee bagagestukken worden 20 overgedragen tussen transportmiddelen behorende bij naburige karren verder kan worden verhoogd, zelfs indien de achter elkaar gekoppelde karren in een (lichte) bocht zijn opgesteld.
Uit het oogpunt van constructieve eenvoud geniet het daarbij de voorkeur dat het transporttraject behorend bij tenminste één 25 transportorgaan een hellend en/of een rechtlijnig verloop heeft.
Het bovengenoemde probleem ten aanzien van enerzijds de wens om achtereenvolgende karren onder een hoek ten opzichte van elkaar te kunnen positioneren ten behoeve van het doorlopen van bochten en anderzijds de wens om bagagestukken tussen transportmiddelen behorende 30 bij naburige karren te kunnen overdragen kan ook worden opgelost door de gestellen tijdens het verrijden daarvan op een grotere afstand van elkaar 1 029175 7 te brengen dan tijdens het beladen ervan. Binnen dat kader zijn de koppel middel en bij voorkeur ingericht voor het in een verrijdbare toestand op afstand van elkaar positioneren van naburige gestellen voor het tijdens het doorlopen van een bocht door het voertuig onder een hoek 5 ten opzichte van elkaar georiënteerd zijn van de karren en in een laadtoestand dichter bij elkaar houden van de naburige karren zodat de transportmiddelen behorende bij de naburige gestellen op elkaar aansluiten voor overdracht van bagagestukken.
Hiertoe omvatten de koppelmiddelen bij voorkeur een in de 10 verplaatsingsrichting en tegengesteld aan de verplaatsingsrichting van het bijbehorende voertuig verplaatsbaar koppel orgaan waardoor door verplaatsing van het koppel orgaan naburige gestellen naar elkaar toe kunnen worden getrokken voor het bereiken van de laadtoestand. De verrijdbare toestand kan vervolgens weer eenvoudig worden bereikt door 15 het koppel orgaan in de tegengestelde richting te verplaatsen en vervolgens de naburige gestellen weer uit elkaar te trekken door eenvoudigweg de onderling gekoppelde verrijdbare gestellen te verrijden. Alternatief is het uiteraard ook mogelijk om door het achteruit rijden van het voertuig tijdens remmen van het achterste gestel, de 20 achtereenvolgende gestellen in de laadtoestand te brengen.
Ten behoeve van het doorlopen van bochten door het voertuig geniet het de voorkeur dat het transportorgaan in aanzicht loodrecht op de transportrichting flexibel is. Aldus kan het transportorgaan in hoofdzaak dezelfde vorm aannemen als de bocht die het voertuig doorloopt. 25 Een constructief voordelige voorkeursuitvoeringsvorm wordt hiertoe verschaft indien het transportorgaan is opgebouwd uit een reeks van transportorgaandelen die onderling zwenkbaar om zwenkassen die zich loodrecht op de transportrichting uitstrekken, met elkaar zijn verbonden. De transportorgaandelen kunnen als het ware worden beschouwd als de 30 schakels van een ketting.
Teneinde een eenvoudige maar bovenal uitermate betrouwbare 1 0291 75 8 overdracht van bagagestukken van de ene kar naar een aansluitende kar mogelijk te maken geniet het de grote voorkeur dat de transportorganen behorende bij de gekoppelde karren worden gevormd door een gemeenschappelijk doorlopend transportorgaan.
5 Een alternatieve wijze om transportmiddelen van achtereenvolgende karren tijdens be-/ontladen op elkaar aan te laten sluiten en tijdens het rijden van het voertuig juist op een grotere afstand te houden kan worden verkregen indien de lengte van het transportorgaan behorende bij een kar instelbaar is. Tijdens be-/ontladen 10 heeft het transportorgaan dan een lange lengte waarbij achtereenvolgende transportorganen van achtereenvolgende karren op elkaar aansluiten terwijl tijdens rijden van het voertuig het transportorgaan een korte lengte aanneemt waarbij achtereenvolgende transportorganen juist niet op elkaar aansluiten en dus niet in conflict met elkaar komen tijdens het 15 doorlopen van bochten door het voertuig.
Een constructief, met name vanwege zijn eenvoud, uitermate voordelige voorkeursuitvoeringsvorm wordt verkregen indien de transportmiddelen tenminste één flexibel eindloos langwerpig overbrengorgaan omvatten dat verplaatsbaar is volgens een eindloos 20 verplaatsingstraject gelegen in een verticaal vlak en langs een deel van de lengte van welk overbrengorgaan zich dwars op de lengterichting van het overbrengorgaan uitstrekkende deeltransportorganen met het overbrengorgaan zijn verbonden, welke deeltransportorganen gezamenlijk het transportorgaan vormen. Bij verdere voorkeur strekt het eindloze 25 verplaatsingstraject zich evenwijdig aan de lengterichting van het voertuig uit. De toepassing van deeltransportorganen verschaft de mogelijkheid dat het transportorgaan ook bochten doorloopt, waarbij overigens de vorm van het transportorgaan niet constant is.
Met name bij toepassing van een aantal transportorganen per 30 gestel geniet het de voorkeur dat langs maximaal de helft van de lengte van het tenminste ene overbrengorgaan de deeltransportorganen met het 1029f 75 9 overige orgaan zijn verbonden. Aldus zullen de verschillende transportorganen niet in de weg zitten van bagagestukken, tijdens het be-of ontladen van andere transportorganen.
Teneinde de deeltransportorganen licht te kunnen uitvoeren 5 en verder de mechanische belasting op het tenminste ene overbrengorgaan te beperken geniet het de voorkeur dat de transportmiddelen ondersteuningsmiddelen omvatten voor het direct ondersteunen van de deeltransportorganen in een bovenste deel van het eindeloos transporttraject. Dergelijke ondersteuningsmiddelen kunnen zeer eenvoudig 10 als stationaire elementen op een gestel worden uitgevoerd, bijvoorbeeld als ondersteuningsplaat of als zich evenwijdig aan het eindloos verplaatsingstraject uitstrekkende horizontale geleidingen, zoals bijvoorbeeld ondersteuni ngsstangen.
Ter voorkoming dat bagagestukken tijdens verplaatsing van 15 het voertuig op een ongewenst moment van het voertuig afvallen, geniet het de voorkeur dat het transportorgaan een in dwarsdoorsnede scheve oriëntatie heeft en een aanslag is voorzien aan de onderste langszijde voor aanslag door bagagestukken op het transportorgaan.
Ten behoeve van het ontladen van het voertuig geniet het 20 daarbij de verdere voorkeur dat het transportorgaan zwenkbaar is om een zich parallel aan de transportrichting uitstrekkende zwenkas voor het via een horizontale oriëntatie van het transportorgaan zwenken van het transportorgaan naar een gespiegelde scheve oriëntatie van het transportorgaan waardoor onder andere de mogelijkheid wordt geboden om 25 zijdelings te ontladen.
In zijn algemeenheid geldt verder dat het tenminste ene verrijdbare gestel bij voorkeur van het aanhangwagen-type is.
Het is zeer voordelig indien een besturingssysteem is voorzien dat registreert op welke positie van het tenminste ene 30 transportorgaan een bagagestuk wordt beladen zodat deze tenminste het moment dat de bagagestukken weer van het voertuig worden ontladen snel 1029175 10 kunnen worden getraceerd.
Met name ten behoeve van de overdracht van bagagestukken tussen het voertuig en een vliegtuig, geniet het de grote voorkeur dat het voertuig is voorzien van een transporteur die tot buiten het voertuig 5 kan worden verplaatst en bij voorkeur is opgebouwd uit scharnierbaar ten opzichte van elkaar uitgevoerde transporteurdelen, waardoor de baan van de transporteur niet noodzakelijkerwijs rechtlijnig hoeft te zijn. Voor overdracht van bagagestukken tussen de transportorganen van het voertuig en de tot buiten het voertuig verplaatsbare transporteur, met name indien 10 de transportorganen van het voertuig boven elkaar zijn gelegen geniet het de voorkeur dat een aparte overdrachtstransporteur is voorzien die dusdanig manipuleerbaar, bijvoorbeeld zwenkbaar en/of transleerbaar, is dat deze aan één zijde aansluit op tenminste één van de transportorganen en aan een tegenovergelegen zijde aansluit op de tot buiten het voertuig 15 verplaatsbare transporteur.
Volgens een uitermate volledige voorkeursuitvoeringsvorm heeft het transporttraject delen die tegengesteld aan elkaar verlopen. Aldus kan een grote mate van efficiency worden bereikt met betrekking tot de mate waarin het voertuig kan worden beladen met losse bagagestukken 20 zonder dat daarvoor bijvoorbeeld het punt van (bij voorkeur geautomatiseerde/gemechaniseerde) belading van het voertuig tussentijds moet wijzigen.
Mede uit het oogpunt van constructieve eenvoud geniet het daarbij de voorkeur dat de tegengesteld aan elkaar verlopende 25 trajectdelen ieder een rechtlijnig verloop hebben.
Het is verder eveneens zeer voordelig indien de tegengesteld aan elkaar verlopende trajectdelen op verschillende verticale niveaus zijn gelegen waardoor de bagagestukken op het voertuig zich boven elkaar bevinden en het benodigd vloeroppervlak van het 30 voertuig dus beperkt kan blijven. Daarnaast geldt dat de toepassing van verschillende verticale niveaus binnen het transporttraject tevens 1029175 11 voordelen biedt ten aanzien van de mogelijkheden die men heeft om het voertuig geautomatiseerd of althans gemechaniseerd te beladen en/of te ontladen waarbij gebruik kan worden gemaakt van de zwaartekracht.
Met name voor bagagestukken met afmetingen die afwijken van 5 de gangbare afmetingen voor bagagestukken, zoals bijvoorbeeld ski's of een verpakte fiets is het voordelig indien tussen de tegengesteld aan elkaar verlopende trajectdelen een accommodatieruimte is voorzien voor bagagestukken.
Teneinde een continu beladings- en ontladingsproces te 10 kunnen bereiken geniet het de verdere voorkeur dat het transporttraject eindloos is.
De toepassing van een eindloos transporttraject biedt de verdere mogelijkheid dat volgens een verdere voorkeursuitvoeringsvorm het transportorgaan een eindloze transportband omvat met op afstand van 15 elkaar gelegen schotorganen die zich, bij voorkeur loodrecht op de transportband en op de transportrichting, vanaf de transportband uitstrekken voor het tussen de schotten bepalen van accommodatieruimten voor individuele bagagestukken. Dit biedt het grote voordeel dat bijvoorbeeld tijdens het beladen van een vliegtuig met losse 20 bagagestukken, deze losse bagagestukken tot vlak voor dat zij daadwerkelijk in het vliegtuig worden beladen of zelfs nog tot in het vliegtuig, kunnen worden getraceerd, hetgeen met name van belang is indien bepaalde bagagestukken bijvoorbeeld uiteindelijk niet moeten worden beladen in het vliegtuig omdat een passagier om wat voor reden dan 25 ook niet meevliegt. Normaliter is het met het zoeken naar de bagagestukken van een dergelijke passagier veel tijd gemoeid hetgeen zelfs kan leiden tot vertraging van het vliegtuig.
Aan de van de transportband afgekeerde zijde van de schotorganen is bij voorkeur een afschermorgaan voorzien dat zich over 30 tenminste een deel van de lengte van het eindloze transporttraject uitstrekt. Dit afschermorgaan fungeert enerzijds ter bescherming van de 1029175 12 bagagestukken, bijvoorbeeld tegen weersinvloeden zoals sneeuw of regen, en is anderzijds van nut ter voorkoming dat losse bagagestukken op een ongewenst moment uit de accommodatieruimten gaan.
Om diezelfde reden geniet het de voorkeur dat loodrecht op 5 het vlak van de transportband evenwijdig aan de transportrichting aan tenminste één zijde van de schotorganen een verder afschermorgaan is voorzien dat zich over tenminste een deel van de lengte van het eindloze transporttraject uitstrekt.
In het afschermorgaan en/of in het verdere afschermorgaan 10 is bij voorkeur een toevoeropening en/of een afvoeropening voorzien voor het respectievelijk toevoeren van een individueel bagagestuk via de toevoeropening aan een accommodatieruimte en/of het afvoeren van een individueel bagagestuk via de afvoeropening uit de accommodatieruimte. Aldus kan ondanks een goede afscherming van individuele bagagestukken in 15 de accommodatieruimten tussen de schotorganen, toch toevoer van de bagagestukken naar de accommodatieruimten en afvoer daarvandaan plaatsvinden.
Bij verdere voorkeur zijn afsluitmiddel en voorzien voor het afsluiten van de toevoeropening en/of afvoeropening. De combinatie van 20 een afschermorgaan, tenminste één verder afschermorgaan en eventueel de afsluitmiddel en maken het tevens mogelijk dat bagage op het voertuig niet toegankelijk is voor kwaadwillende personen.
De onderhavige uitvinding heeft verder betrekking op een container plaatsbaar op een gestel van een voertuig, de container 25 omvattende transportmiddelen in het inwendige van de container met ten minste één transportorgaan voor het volgens een transporttraject in een transportrichting transporteren van losse bagagestukken in de container. Aldus kan de container in combinatie met het voertuig fungeren als een voertuig volgens de uitvinding zoals bovenstaand omschreven. De diverse 30 voorkeursuitvoeringsvormen van het voertuig volgens de uitvinding zoals bovenstaand omschreven die betrekking hebben op specifieke 1029175 13 uitvoeringsvormen van de transportmiddelen, kunnen ook worden toegepast bij de container volgens de uitvinding zoals de vakman duidelijk zal zijn. Belangrijk voordeel van de toepassing van een losse container is gelegen in het feit dat deze ook beladen kan worden zonder dat de 5 container rust op een gestel van een voertuig, zodat het betreffend voertuig efficiënter inzetbaar is.
De uitvinding heeft tevens betrekking op een werkwijze voor het toepassen van een voertuig volgens de uitvinding zoals bovenstaand omschreven omvattende de stappen van 10 - het ter plaatse van een bagagedepot gemechaniseerd door een toevoertransporteur die aansluit op het transportorgaan toevoeren en overdragen van bagagestukken op het voertuig aan een toevoerzijde daarvan tijdens werkzaamheid van de transportmiddelen, 15 - het verplaatsen van het voertuig met de bagagestukken van het bagagedepot naar het vliegtuig.
Bij verdere voorkeur omvat de werkwijze volgens de uitvinding de stap van het ter plaatse van het vliegtuig gemechaniseerd door een 20 afvoertransporteur die aansluit op het transportorgaan vanaf het voertuig aan een afvoerzijde daarvan overnemen en afvoeren van bagagestukken tijdens werkzaamheid van de transportmi ddel en.
De voordelen die aan dergelijke werkwijzen zijn verbonden 25 zullen de vakman reeds duidelijk zijn aan de hand van de voorgaande beschrijving van het voertuig volgens de uitvinding al dan niet in voorkeursui tvoeri ngsvormen daarvan.
De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de beschrijving van een aantal voorkeursuitvoeringsvormen van voertuigen 30 volgens de uitvinding onder verwijzing naar de navolgende figuren:
Figuur 1 toont in isometrisch aanzicht een voertuig volgens 1029175 14 een eerste voorkeursin'tvoeringsvorm van de uitvinding;
Figuur 2 toont een inwendig deel van het voertuig volgens figuur 1;
Figuur 3 toont een tweede voorkeursuitvoeringsvorm van een 5 voertuig volgens de uitvinding;
Figuur 4 toont schematisch in zijaanzicht een derde voorkeursuitvoeringsvorm van een voertuig volgens de uitvinding tijdens belading ervan;
Figuur 5 toont figuur 4 in bovenaanzicht; 10 Figuur 6 toont het voertuig volgens figuur 4 in achteraanzicht tijdens (een alternatieve vorm van) be-/ontladen;
Figuur 7 toont een achteraanzicht van een vierde voorkeursuitvoeringsvorm van een voertuig volgens de uitvinding;
Figuur 8 toont schematisch in zijaanzicht een vijfde 15 voorkeursuitvoeringsvorm van een voertuig volgens de uitvinding;
Figuur 9 toont schematisch in zijaanzicht een zesde voorkeursuitvoeringsvorm van een voertuig volgens de uitvinding;
Figuur 10 toont schematisch in zijaanzicht een zevende voorkeursuitvoeringsvorm van een voertuig volgens de uitvinding; 20 Figuur 11 toont een vooraanzicht van figuur 10;
Figuur 12 toont schematisch in zijaanzicht een achtste voorkeursuitvoeringsvorm van een voertuig volgens de uitvinding;
Figuur 13 toont schematisch in zijaanzicht een kar deel uitmakend van een voertuig volgens figuur 12 meer in detail; 25 Figuur 14 toont een kar deel uitmakend van een voertuig volgens figuur 12 schematisch in dwarsdoorsnede;
Figuur 15 toont detail XV in figuur 14;
Figuur 16 toont schematisch in zijaanzicht een negende voorkeursuitvoeringsvorm van een voertuig volgens de uitvinding in 30 laadtoestand;
Figuur 17 toont figuur 16 in onderaanzicht; 1029175 15
Figuur 18 toont schematisch in zijaanzicht het voertuig volgens figuur 16 in verrijdbare toestand;
Figuur 19 toont figuur 18 in onderaanzicht; en
Figuur 20 toont in bovenaanzicht de omgeving van een 5 vliegtuig tijdens be-/ontladen daarvan;
Figuren 21 en 22 tonen schetsmatig in perspectivisch aanzicht een container, deel uitmakend van een tiende voorkeursuitvoeringsvorm van een voertuig volgens de uitvinding tijdens twee achtereenvolgende toestanden tijdens beladen ervan; 10 Figuur 23 toont het voertuig volgens de tiende voorkeursuitvoeringsvorm toe te passen in combinatie met de container volgens de figuren 21 en 22;
Figuur 24 toont het voertuig volgens figuur 23 met daarop de container volgens figuren 21 en 22; 15 Figuren 25 en 26 tonen respectievelijk in perspectivisch en zijaanzicht het voertuig volgens figuur 24 tijdens het opladen van bagagestukken in een vliegtuig.
Figuur 1 toont een voertuig 1 van het aanhanger-type met een gestel oftewel chassis met vier wielen 2 (waarvan er in figuur 1 20 slechts twee zichtbaar zijn) en aan de voorzijde van voertuig 1 een trekarm 3 dat aan zijn voorste uiteinde is voorzien van een oog 4 voor aangrijpende samenwerking met een verticale pen met een bovenste vrij uiteinde van een trekkend voertuig of van een ander voertuig 1 van het aanhanger-type, in het geval bijvoorbeeld dat voertuig 1 deel uitmaakt 25 van een trein van voertuigen 1 met helemaal aan de voorzijde daarvan een trekkend voertuig. Voor het doorlopen van bochten zijn de voorste twee wielen 2 (waarvan er in figuur 1 slechts één zichtbaar is) gezamenlijk met trekarm 3 zwenkbaar om een verticale as ten opzichte van het chassis.
Het chassis draagt een behuizing 5 voor bagagestukken. De 30 behuizing 5 heeft een in de langsrichting van het voertuig 1 langwerpige hoofdvorm. Aan de buitenzijde is de behuizing 5 voorzien van een 1029175 16 plaatvormige schil 6 met twee tegenover elkaar gelegen gespiegelde halfcirkelvormige schil del en 6a, 6b met tussen de naar elkaar gerichte uiteinden van de halfcirkelvormige delen 6a, 6b, respectievelijke rechtlijnige delen 6c, 6d. De beide zijkanten van de behuizing 5 worden 5 met uitzondering van opening 7 afgesloten door een rondgaande afscheidingswand 8 waarvan er in figuur 1 slechts één zichtbaar is.
Figuur 2 toont het inwendige 9 van de behuizing 5. Het inwendige 9 omvat in het midden van de breedte van voertuig 1 een verdelingswand 10, die net als de beide afscheidingswanden 8 kan zijn 10 voorzien van een opening in lijn met opening 7. Overigens wordt opgemerkt dat het binnen het kader van de uitvinding tevens mogelijk is dat één van beide afscheidingswanden 8 volledig gesloten is en derhalve niet is voorzien van een opening 7.
Aan beide zijden van verdelingswand 10 die het inwendige 9 15 van behuizing 5 in twee (gelijke) delen verdeelt is een eindloze transportband 11, 12 voorzien die al dan niet onafhankelijk van elkaar kunnen worden aangedreven in de richting van pijl 13 door niet nader getoonde aandrijfmiddelen. Voor het geleiden van de transportbanden 11, 12 kunnen niet nader getoonde geleidingen zijn voorzien die zijn 20 opgehangen aan enerzijds verdelingswand 10 en/of anderzijds één van beide afscheidingswanden 8 of bijvoorbeeld aan een niet nader getoond frame.
Loodrecht op de transportbanden 11, 12 en tevens loodrecht op de transportrichting 13 zijn schotten 14, 15 op de respectievelijke transportbanden 11, 12 bevestigd waardoor tussen de respectievelijke 25 schotten 14, 15 accommodatieruimten 16, 17 aanwezig zijn die in de twee rechte delen van de respectievelijke banen van de transportbanden 11, 12 in zijaanzicht rechthoekig van vorm en in de gebogen delen van de banen van de respectievelijke transportbanden 11, 12 driehoekvormig zijn (zij het met een afgeknotte punt). De accommodatieruimten 16, 17 die behalve 30 door de schotten 14, 15 ook worden begrensd door de respectievelijke transportbanden 11, 12, schil 6, afscheidingswanden 8 en verdelingswand 1029175 17 10 zijn bestemd voor het opnemen van een individueel bagagestuk 28, bijvoorbeeld een koffer, zoals dat in figuur 1 vanwege de min of meer transparante weergave van de zichtbare afscheidingswand 8 zichtbaar is.
Teneinde een optimale omhulling van behuizing 5 met 5 bagagestukken 28 te kunnen verkrijgen bevinden de schotten 14 zich op een kleinere afstand van elkaar dan schotten 15 waardoor de accommodatieruimten 17 grotere bagagestukken kunnen opnemen dan de accommodatieruimten 16.
Voor de toevoer van bagagestukken 28 aan één van de 10 accommodatieruimten 16, 17 is in de bovenste helft van cirkelvormig deel 6b van schil 6 voor beide weerszijden van verdelingswand 10 een toevoeropening 18, 19 aangebracht die met deksels 20, 21 kunnen worden afgesloten. Voor het toevoeren van bagagestukken aan het inwendige van behuizing 5 kan een toevoertransporteur worden toegepast waarvan het 15 vrije uiteinde uitmondt bij één van de beide toevoeropeningen 18, 19 waarna het betreffend bagagestuk 28 onder invloed van de zwaartekracht via één van beide toevoeropeningen 18, 19 in één van de accommodatieruimten 16, 17 valt. Vanwege de aandrijving van transportband 11, 12 zal vervolgens een volgende lege accommodatieruimte 16, 17 20 beschikbaar komen voor een volgend bagagestuk 28.
Voor de afvoer van bagagestukken uit het inwendige van behuizing 5 is in de onderste helft van het half cirkel vormige deel 6b van schil 6 een afvoeropening 22, 23 voorzien die afsluitbaar zijn via deksels 24, 25. Voor het afvoeren van bagagestukken 28 uit behuizing 5 25 dient een afvoertransporteur te worden gepositioneerd ter plaatse van één van beide afvoeropeningen 22, 23, waarna de betreffende deksel 24, 25 wordt geopend en het bagagestuk 28 in de accommodatieruimte 16, 17 die zich ter plaatse van de betreffende afvoeropening 22, 23 bevindt uit de accommodatieruimte 16, 17 schuift waarbij het schuin neerwaarts gerichte 30 schot 14, 15 als glijvlak voor het bagagestuk 28 fungeert. Het spreekt voor zich dat één of beide afvoeropeningen 22, 23 ook voorzien zouden 1029175 18 kunnen zijn ter plaatse van het halfcirkelvormige deel 6a aan de achterzijde van voertuig 1. Voor bagagestukken 26 waarvan de afmetingen dusdanig zijn dat deze niet in één van de accommodatieruimten 16, 17 passen, kan de ruimte aan de binnenzijde van de eindloze transportbanden 5 11, 12 worden benut, welke toegankelijk is via opening 7.
Figuur 3 toont een tweede voorkeursuitvoeringsvorm van een voertuig volgens de uitvinding. Het voertuig 31 omvat een vijftal identieke aanhangers 32 met wielen, een gestel en een trekarm die volstrekt vergelijkbaar zijn met die volgens figuur 1. Op ieder 10 aanhangwagentje 32 zijn boven elkaar en naast elkaar in totaal vier transporteurs 33 voorzien, die binnen het kader van de onderhavige uitvinding bij voorkeur individueel aandrijfbaar zijn door niet nader getoonde aandrijfmiddelen maar alternatief ook gezamenlijk of althans paarsgewijs aandrijfbaar kunnen zijn. De transporteurs 33 omvatten ieder 15 een eindloze transportband 34 die geslagen is om twee omlooprollen 35, 36 waarbij de transportband 34 tussen de omlooprollen 35, 36 een rechtlijnig, schuin omhoog hellend verloop heeft. De lengte van de transportbanden 34 is daarbij langer gekozen dan de lengte van het chassis inclusief trekarm van ieder voertuig 31 waardoor er sprake is in 20 horizontale richting gezien van enige overlap tussen transportbanden 34 van verschillende aanhangwagens 32. Vanwege het hoogteverschil tussen naar elkaar gerichte uiteinden van de transportbanden 34 van naburige aanhangwagens 32 vormt ook het doorlopen van bochten, zoals mooi zichtbaar in figuur 3, geen probleem.
25 Aan de achterzijde van de trein van aanhangwagens 32 bevindt zich de toevoerzijde 38 voor het beladen van voertuig 31 waarbij handmatig of bij voorkeur gemechaniseerd/geautomatiseerd bagagestukken op het laagst gelegen uiteinde van één van de vier transportbanden 34 van de achterste aanhangwagen 32 worden geplaatst. Door aandrijving van de 30 betreffende transportband 34 komt een volgende lege positie op de transportband 34 beschikbaar voor een volgend bagagestuk. Zodra een 1029175 19 transportband 34 van een aanhangwagen 32 volledig is gevuld, zal het bagagestuk dat als eerste op de betreffende transportband 34 is geplaatst neerwaarts vallen op een transportband 34 van een volgende aanhangwagen 32. Het is hierbij wel wenselijk dat de aanhangwagens 32 rechter achter 5 elkaar zijn gepositioneerd dan is weergegeven in figuur 3 zodat de overdracht tussen opeenvolgende transportbanden 34 op een zo betrouwbaar mogelijke wijze kan plaatsvinden. Het aldus beladen van voertuig 31 kan net zo lang plaatsvinden totdat alle transportbanden 34 volledig zijn gevuld met bagagestukken in een enkele laag (dus niet onderling 10 gestapeld). Door het niet op elkaar stapelen van bagagestukken wordt in zijn algemeenheid bereikt dat de bagagestukken zeer stabiel liggen en elkaar niet zullen beschadigen.
Vervolgens kan het voertuig 31, getrokken door een niet nader getoond trekkend voertuig, naar een nog te vertrekken en met de 15 betreffende bagagestukken te beladen vliegtuig worden verplaatst waarna op een volstrekt vergelijkbare wijze als bij het beladen, het ontladen van het voertuig 31 kan worden uitgevoerd waarbij aan de afvoerzijde 37 de bagagestukken worden opgevangen al dan niet op een volgende transportband die de bagagestukken naar het ruim van het vliegtuig 20 transporteert.
Zoals het de vakman duidelijk zal zijn is het bij het beladen en ontladen van voertuig 31 van belang dat de toevoer respectievelijk afvoer van bagagestukken naar en vanaf het voertuig 31 afgestemd dient te worden op de snelheid waarmee de diverse 25 transportbanden 34 worden aangedreven. Daarbij is het ook van belang dat transportbanden 34 die in lijn met elkaar zijn gelegen altijd gezamenlijk worden aangedreven waardoor het noodzakelijk is om een besturingskoppeling tussen de diverse aanhangwagens 32 te realiseren die een dergelijke gemeenschappelijke aandrijving van de achtereenvolgende 30 transportbanden 34 mogelijk maakt. Bovendien is het van belang dat bij een stokkende toevoer of afvoer de transportbanden 34 snel kunnen worden 1029175 20 stilgezet zodat geen gaten ontstaan op de transportband 34 dan wel dat bagagestukken op elkaar vallen en bijvoorbeeld beschadigd zouden kunnen raken.
Figuren 4, 5 en 6 hebben betrekking op een voertuig volgens 5 een derde uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding. Voertuig 41 is een kar van het aanhangwagentype met een middels wielen 42 verrijdbaar gestel 43. Kar 41 omvat een aantal boven elkaar gelegen bandtransporteurs 44. Zoals in figuur 6 zichtbaar, zijn de bandtransporteurs 44 aan de linkerzijde van schot 45 op een kleinere afstand boven elkaar 10 gepositioneerd dan aan de rechterzijde, waardoor de tussenruimten tussen de bandtransporteurs logischerwijs aan de linkerzijde kleiner zijn dan aan de rechterzijde en de bandtransporteurs 44 aan de rechterzijde van schot 45 met name bestemd zijn voor het verwerken van relatief grote bagagestukken 46 die niet tussen de bandtransporteurs 44 aan de 15 linkerzijde van schot 45 zouden passen. Bandtransporteurs 44 zijn in staat om bagagestukken 46 in de richting van dubbele pijl 47 te transporteren ten opzichte van gestel 43.
In figuur 4 en 5 is zichtbaar hoe kar 41 aan het stroomafwaartse uiteinde van een volgens dubbele pijl 48 om zwenkas 49 20 zwenkbare, dubbel uitgevoerde (zowel voor de transporteurs 44 aan de linkerzijde van schot 45 in figuur 6 als voor de transporteurs 44 aan de rechterzijde van schot 45 in figuur 6) toevoertransporteur 50 is gepositioneerd. Bagagestukken 46 worden door stationaire toevoertransporteur 51 vanuit een bagagedepot toegevoerd aan de 25 toevoertransporteur 50. In de figuren 4 en 5 is een operator 52 weergegeven die op basis van de afmetingen van bagagestuk 46 bepaalt of bagagestuk 46 uiteindelijk dient te worden verwerkt via/opgeslagen op de linker transporteurs 44 of de rechter transporteurs 44 en het betreffende bagagestuk 46 naar de overeenkomstige zijde, van stationaire 30 toevoertransporteur 51 schuift. Het zal de vakman duidelijk zijn dat operator 52 ook vervangen zou kunnen worden door een geautomatiseerd 1029175 21 systeem dat met behulp van detectiemiddelen de hoogte van bagagestuk 46 bepaalt en vervolgens het bagagestuk 46 naar de linker of rechter zijde van de stationaire toevoertransporteur 51 verschuift. Een dergelijke geautomatiseerde gang van zaken zou operator 52 meer gelegenheid bieden 5 om het zwenken van toevoertransporteur 50 te bedienen. Zodra de operator 52 namelijk constateert dat een transporteur 44 volledig is gevuld met bagagestukken 46 kan operator 52 de toevoertransporteur 50 naar een andere zwenkstand doen zwenken waarbij de toevoertransporteur 50 aansluit op een transporteur 44 dié nog niet (volledig) is gevuld met 10 bagagestukken 46. Aldus zal het de vakman duidelijk zijn dat het op relatief eenvoudige wijze mogelijk is om alle transporteurs 44 volledig te vullen met bagagestukken 46 waarna kar 41 naar een te beladen vliegtuig wordt verplaatst met behulp van een trekkend voertuig.
Terzijde wordt opgemerkt dat ook het bedienen van de 15 zwenkbare toevoertransporteur 50 geautomatiseerd kan plaatsvinden op basis van waarnemingen door niet nader getoonde detectiemiddelen (zoals bijvoorbeeld een lichtscherm of camera's) omtrent de afmetingen van bagagestukken 46. De besturingsmiddelen die een dergelijke geautomatiseerde voortgang zouden bewerkstelligen, zouden daarbij tevens 20 bij voorkeur geschikt zijn voor het aansturen van de individuele transporteurs 44 die door niet nader getoonde aandrijfmiddelen worden aangedreven. Het is daarbij tenminste zeer voordelig indien de besturingsmiddelen zijn ingericht om, zodra een bagagestuk 46 op het naar toevoertransporteur 50 gekeerde uiteinde van een toevoertransporteur 44 25 is beland, deze toevoertransporteur 44 niet eerder verder te doen transporteren totdat een volgend bagagestuk 46 wordt toegevoerd aan de desbetreffende transporteur 44 zodat een optimale vulling van de transporteur 44 wordt bereikt. !
Ten behoeve van het ontladen van kar 41 kan in feite de 30 omgekeerde situatie zoals bovenstaand omschreven worden toegepast waarbij de transporteurs 50, 51 als afvoertransporteurs worden ingezet en 1 029 J 75 22 uiteraard in de tegengestelde richting worden aangedreven.
Figuur 6 toont hoe kar 41 op een alternatieve wijze kan worden beladen. In plaats van een toevoertransporteur 50 die aansluit op een kopse zijde van kar 41, zijn in figuur 6 voor ieder van de 5 transporteurs 44 aan de zijkanten van kar 41 dwarse toevoertransporteurs 53 voorzien. Transporteurs 53 worden aangedreven in de richting van kar 41 voor het beladen van kar 41, meer specifiek van de transporteurs 44 daarvan. Alternatief is het ook denkbaar dat het aantal dwarse toevoertransporteurs 53 in hoogte verstelbaar langs de zijkanten van kar 10 41 wordt uitgevoerd zodat aan ieder van de twee zijkanten van kar 41 één dwarse toevoertransporteur 53 volstaat. Toevoertransporteur 53 hoeft overigens niet een breedte te hebben die gelijk is aan de lengte van de transporteurs 44 aangezien door geschikte aandrijving van de individuele transporteurs 44 continu een plaats vrijgemaakt kan worden op deze 15 transporteurs 44 voor een volgend bagagestuk 46 totdat uiteraard de desbetreffende transporteur 44 volledig is gevuld. Het moge duidelijk zijn dat het ontladen van kar 41 in figuur 6 nog steeds plaats zou vinden via een kops uiteinde van kar 41.
Figuur 7 toont een vierde voorkeursuitvoeringsvorm van een 20 voertuig volgens de onderhavige uitvinding in combinatie met dezelfde dwarse toevoertransporteurs 53 als in figuur 6. Kar 61 heeft naast wielen 62 en gestel 63 een aantal transporteurs 64 die zich aan weerszijden van schot 65 uitstrekken. Transporteurs 64 zijn ingericht om producten in plaats van in de langsrichting van kar 61 in de dwarsrichting van kar 61 25 te verplaatsen. De breedte van transporteurs 64 zal daarbij overeenkomen met de lengte van transporteurs 44. Het is bij kar 61 niet mogelijk om de kar 61 vanaf een kopse zijde te beladen of via een kopse zijde te ontladen, maar dit zal geschieden via een zijkant van kar 61. Met name ten behoeve van het ontladen zal het daarbij noodzakelijk zijn dat de 30 toevoertransporteurs 53, die dan als afvoertransporteur fungeren, dezelfde breedte hebben als transporteurs 64, terwijl het voor het 1029 J75 23 toevoeren van bagagestukken 46 aan transporteurs 64 alternatief ook denkbaar is dat transporteurs 53 een kleinere breedte hebben dan transporteurs 64 maar loodrecht op het vlak van tekening verplaatsbaar zijn ten opzichte van kar 61.
5 Figuur 8 toont een voertuig 71 bestaande uit een aantal onderling gekoppelde karren 72. Iedere kar 72 heeft een onderste transporteur 73 die tevens de bodem van iedere kar 72 vormt. Daarnaast heeft iedere kar 72 een bovenste transporteur 74 die zwenkbaar zijn tussen een scheve oriëntatie 74' en een horizontale oriëntatie 74". 10 Daarnaast heeft iedere kar 72 een overbruggingstransporteur 75 die zwenkbaar is tussen een verticale stand 75' die wordt toegepast tijdens het verrijden van voertuig 71 en een horizontale stand 75" die wordt toegepast tijdens het be-/ontladen van de trein van karren 72, waarbij de overbruggingstransporteur 75 met één uiteinde aansluit op de onderste 15 transporteur 73 van de bijbehorende kar 72 en met het tegenover gelegen uiteinde aansluit op de onderste transporteur 73 van een naburige kar 72.
Het beladen van voertuig 71 met bagagestukken vindt als volgt plaats: al dan niet op gemechaniseerde wijze worden, uitgaande van een volledig leeg voertuig 71 bagagestukken overgedragen aan de 20 overbruggingstransporteur 75" van de meest stroomopwaarts gepositioneerde kar 76 waarbij alle bovenste transporteurs 74 zich in de horizontale toestand 74" bevinden met uitzondering van de bovenste transporteur 74 van de meest stroomafwaarts gelegen kar 77 die zich in de scheve oriëntatie 74' bevindt. Alle overbruggingstransporteurs 75 bevinden zich 25 in de horizontale stand 75". De betreffende bagagestukken worden via de in lijn met elkaar gelegen overbruggingstransporteurs 75" en onderste transporteurs 73 van de diverse karren 72 doorgetransporteerd naar de meest stroomafwaarts gelegen kar 77 alwaar de bagagestukken vanaf de overbruggingstransporteur 75" van kar 77 naar het stroomafwaarts gelegen 30 uiteinde van bovenste transporteur 74' wordt getransporteerd. Zodra deze bovenste transporteur 74' volledig gevuld is met bagagestukken, waartoe 1029175 I - i s i j 24 het overigens noodzakelijk kan zijn om deze bovenste transporteur 74' tijdelijk stop te zetten totdat zich een volgend bagagestuk aandient, wordt de scheef georiënteerde bovenste transporteur 74' gezwenkt naar de horizontale oriëntatie 74". Hierna wordt de onderste transporteur 73 van i 5 de stroomafwaartse kar 77, die door het zwenken van de bovenste transporteur naar de horizontale oriëntatie 74" toegankelijk is geworden, i op een vergelijkbare wijze gevuld waarna de overbruggingstransporteur 75 van de stroomafwaartse kar 77 van de horizontale stand 75" wordt gezwenkt naar de verticale stand 75'.
10 Op volstrekt vergelijkbare wijze worden ook de overige karren 72 beladen waarbij men van de stroomafwaartse kar 77 toewerkt naar de stroomopwaartse kar 76. Hierbij is het uiteraard noodzakelijk dat de bovenste transporteur 74 van de kar 72 die wordt beladen eerst neerwaarts zwenkt naar de scheve oriëntatie 74' om vervolgens na volledig beladen te 15 zijn weer terug te zwenken naar de horizontale oriëntatie 74".
Voor het ontladen van de achtereenvolgende karren 72 van voertuig 71 zal men precies tegenovergesteld als bij het beladen te werk kunnen gaan daarbij startend bij het volledig ontladen van kar 76 en eindigend bij het volledig ontladen van kar 77. Alternatief zou men er 20 ook voor kunnen kiezen om eerst alle onderste transporteurs 73 te ontladen via de op elkaar aansluitende onderste transporteurs 73 en de diverse overbruggingstransporteurs 75". Vervolgens zou men startend bij kar 77 de bovenste transporteur 74' daarvan neerwaarts kunnen zwenken naar scheve oriëntatie 74' om de bagagestukken daarop af te voeren via de 25 daarop aansluitende overbruggingstransporteurs 75" en onderste transporteurs 73 om aldus als laatste de bovenste transporteur 74' van kar 76 te ontladen.
Figuur 9 toont een voertuig uitgevoerd als aanhangkar 81 ! als zesde voorkeursuitvoeringsvorm van voertuig volgens onderhavige 30 uitvinding. Kar 81 omvat een aantal horizontale draagplateaus 82, 83, 84 die individueel in hoogte verstelbaar zijn volgens dubbele pijl 85. In te 1029175 i i ^_,__ ] 25 beladen (dus nog onbeladen) toestand bevinden alle draagplateaus 82, 83, 84 zich in een onderste stand. Toevoertransporteur 86 sluit daarbij aan op het bovenste draagplateau 82. Hierbij wordt opgemerkt dat draagplateaus 82, 83, 84 bijvoorbeeld ieder als één of een aantal naast 5 elkaar gelegen transporteurs kan zijn uitgevoerd voor het in de lengterichting van kar 81 transporteren van bagagestukken 87. Zodra het bovenste draagplateau 82 volledig is beladen met bagagestukken 87, zal het draagplateau 82 omhoog worden verplaatst. Optioneel kan daarbij gebruik worden gemaakt van een lichtscherm 88 dat waarneemt zodra een 10 bovenste punt van de bagagestukken 87 op het bovenste draagplateau 82 een bepaald verticaal niveau bereikt en de besturing in reactie daarop de opwaartse beweging van het bovenste draagplateau 82 stopt. Op een vergelijkbare wijze kunnen de draagplateaus 83 en 84 achtereenvolgens worden beladen en omhoog worden bewogen tot een gewenst niveau, waarna 15 tenslotte ook de vaste vloer 89 van kar 81 kan worden beladen met bagagestukken 87. Bij het ontladen kan uiteraard op precies de omgekeerde wijze te werk worden gegaan waarbij lichtscherm 88 niet meer functioneel is.
Figuren 10 en 11 tonen een aanhangkar 91 als zijnde een 20 voertuig volgens een zevende voorkeursuitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding. Kar 91 is voorzien van een schot 92. Aan de rechter zijde van schot 92 bevinden zich boven elkaar drie bandtransporteurs 93 die in dwarsdoorsnede (zie figuur 11) een dusdanig scheve oriëntatie hebben dat de onderste langsranden 94 van de bandtransporteurs 93 nabij schot 92 25 zijn gelegen. Pijlen 95, 96 tonen respectievelijk hoe de bandtransporteurs 93 respectievelijk vanaf de zijkant van kar 91 als vanaf een kopse zijde van kar 91 kunnen worden beladen met bagagestukken. Pijl 97 geeft aan dat het ontladen van transporteurs 93 plaatsvindt via een kops uiteinde van kar 91. Vanwege de scheve oriëntatie van de 30 transporteurs 93 zullen bagagestukken daarop schuiven tegen schot 92 en is er dus een beduidend verminderd risico dat deze bagagestukken op een 1029175 26 ongewenst moment van kar 91 zullen afvallen.
Aan de linkerzijde van schot 92 in figuur 11 is aan de onderzijde een bandtransporteur 98 voorzien die, zij het gespiegeld, volstrekt vergelijkbaar is met bandtransporteurs 93 aan de rechterzijde 5 van schot 92 en dus vanaf de zijkant als aangegeven met pijl 99 kan worden beladen alsmede via een kops uiteinde van kar 91. Boven bandtransporteur 98 is bandtransporteur 100 voorzien die zwenkbaar is om zwenkas 101 die zich uitstrekt loodrecht op het vlak van tekeningen in figuur 11. Het zwenken van transporteur 100 om zwenkas 101 naar de 10 gestippelde stand 100' biedt het de mogelijkheid dat, onder invloed van de zwaartekracht, bagagestukken op bandtransporteur 100 zijdelings volgens pijl 102 worden afgevoerd, naast uiteraard de mogelijkheid om bagagestukken op bandtransporteur 100 via een kops uiteinde te voeren. Het is daarbij eveneens mogelijk om bandtransporteur 100 te vervangen 15 door een stationair draagvlak zonder specifieke transporterende voorzieningen.
Het voertuig 110 met drie onderling gekoppelde karren 111 betreft een achtste voorkeursuitvoeringsvorm van een voertuig volgens de onderhavige uitvinding. Figuur 13 toont een deel van een kar 111 meer in 20 detail. Iedere kar 111 omvat een viertal lamellen transporteurs 112-115. Navolgend zal een omschrijving worden gegeven van lamellen transporteur 113 waarbij direct wordt opgemerkt dat lamellen transporteurs 112, 114 en 115 volstrekt vergelijkbaar zijn. Lamellen transporteur 113 omvat een tweetal eindloze kettingen 116, 117 die een in hoofdzaak rechthoekig 25 transporttraject volgen in een verticaal vlak evenwijdig aan de langsrichting van voertuig 110. Zoals met name in figuur 13 duidelijk zichtbaar zijn de transporttrajecten behorende bij de diverse lamellen transporteurs 112-115 binnen elkaar gelegen.
Tussen kettingen 116 en 117, over een deel van de lengte 30 van kettingen 116, 117 welke ongeveer overeenkomt met de lengte van kar 111 zijn lamellen 118 met schakels van kettingen 116, 117 verbonden.
1029175 27
Naburige lamellen 118 vormen tezamen een draagvlak 126 voor bagagestukken 119. Op de bovenste hoeken van het rechthoekig verplaatsingstraject van kettingen 116, 117 zijn kettingwielen voorzien waarvan in figuren 13, 14, 15 slechts de kettingwielen 120, 121 aan één kops uiteinde van kar 111 5 zichtbaar zijn. Kettingwielen 120, 121 kunnen worden aangedreven door niet nader getoonde aandrijfmiddelen. Ter plaatse van de onderste hoekpunten van het rechthoekig transporttraject voor kettingen 116, 117 zijn eveneens geleidingen voorzien, bijvoorbeeld eveneens in de vorm van (niet nader getoonde) kettingwielen. Direct onder het bovenste 10 horizontale trajectdeel van het rechthoekige transporttraject is een geleidingsvlak 122 voorzien dat lamellen 118 ondersteunt indien zij daarboven langs passeren met name indien het draagvlak 126 dat zij vormen een bagagestuk draagt.
In figuur 12 wordt getoond hoe een in hoogte verstelbare 15 toevoertransporteur 123 die in lijn is gebracht met het bovenste trajectdeel behorende bij lamellentransporteur 113, bagagestukken 119 toevoert aan de achterste kar 124. Door geschikte aandrijving van kettingwielen 120, 121 kan nu worden bereikt dat de voorste koffer 125 aan de voorzijde van het (flexibele) draagvlak 126 dat wordt gevormd door 20 naburige lamellen 118 die zijn gekoppeld met kettingen 116, 117, komt te liggen waarna vervolgens het complete draagvlak 126 aldus kan worden beladen. Zodra het voorste uiteinde van draagvlak 126 kettingwielen 120, 121 heeft bereikt, stoppen deze kettingwielen 120, 121 met roteren zodat ook draagvlak 126 stil blijft staan. Aan de stijfheid van de lamellen 118 25 die het draagvlak 126 vormen, worden geen hoge eisen gesteld aangezien deze slechts schuiven over geleidingsvlak 122, welke de belasting van het gewicht van de diverse bagagestukken 119, 125 opneemt. Het zal de lezer duidelijk zijn dat op een vergelijkbare wijze alle vier de draagplateaus 126 behorende bij de respectievelijke lamellen transporteurs 112-115 30 aldus kunnen worden beladen waarbij uiteraard de toevoertransporteur 123 op een geschikte hoogte moet worden gebracht.
1029175 28
In figuur 12 is getoond dat de karren 111 dicht tegen elkaar aan zijn gepositioneerd hetgeen nog nader zal worden toegelicht aan de hand van de beschrijving van de negende voorkeursuitvoeringsvorm van een voertuig volgens de uitvinding weergegeven in de figuren 16 tot 5 en met 19. Deze tegen elkaar aan gepositioneerde toestand biedt de mogelijkheid dat bagagestukken 119 direct worden overgedragen tussen dezelfde lamellen transporteurs 112-115 van naburige karren 111. In figuur 12 is dit bijvoorbeeld weergegeven voor de lamellen transporteurs 114 van de achterste kar 124 en de middelste kar 127. Hierbij is het van 10 belang dat de aandrijving van draagvlak 128 behorende bij lamellentransporteur 114 van de achterste kar 124 en van draagvlak 129 behorende bij lamellentransporteur 114 van middelste kar 127 op elkaar dienen te worden afgestemd. Een zelfde soort overdracht is in figuur 12 weergegeven van bagagestukken 119 gelegen op draagvlak 130 behorende bij 15 lamellentransporteur 115 van de middelste kar 127 naar het draagvlak 131 behorende bij lamellentransporteur 115 van de voorste kar 132.
Het ontladen van de diverse karren 111 kan plaatsvinden op een wijze die volstrekt vergelijkbaar is met het beladen van karren 111 maar dan in omgekeerde richting. Alternatief kan er ook voor worden 20 gekozen om het ontladen plaats te doen laten vinden aan de voorzijde van voertuig 110. !
Figuren 16 en 17 tonen twee karren 141, 142 die tezamen een voertuig 150 volgens een negende voorkeursuitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding vormen, in tegen elkaar aan gepositioneerde 25 toestand, terwijl diezelfde kar 141, 142 in de figuren 18 en 19 zich op enige afstand van elkaar bevinden zodat zij in bovenaanzicht onderling een hoek kunnen insluiten voor het kunnen doorlopen van bochten. Karren 141, 142 zijn onderling gekoppeld met koppel middel en 143 die deels deel uitmaken van de achterste kar 141 en deels van de voorste kar 142.
30 Achterste kar 141 heeft een dissel arm 144 die aan zijn uiteinde is voorzien van een verticaal gat waardoorheen zich een koppel pen 145 1029175 29 uitstrekt. Koppel pen 145 is voorzien aan het naar achter gerichte uiteinde van een zuigerstang 146 die in en uit zuiger 147 verschuifbaar is en welke zuiger 147 vast is verbonden met de voorste kar 142.
In figuren 18 en 19 is de zuigerstang 146 zover mogelijk 5 uit zuiger 147 geschoven. De verbinding die tot stand wordt gebracht doordat pen 145 zich uitstrekt door het gat aan het uiteinde van dissel arm 144 staat toe dat in bovenaanzicht de karren 141 en 142 een hoek met elkaar insluiten.
Door het intrekken van zuigerstang 146 in zuiger 147 worden 10 de karren 141 en 142 naar elkaar toe getrokken totdat deze tegen elkaar aan komen te liggen zoals is weergegeven in de figuren 16 en 17. Daarbij wordt een correcte onderlinge positionering van karren 141 en 142 bevorderd doordat zoeklichamen 148 op de voorste kar 142 vallen in uitsparingen 149 in achterste kar 141. Het zal duidelijk zijn dat in de 15 situatie volgens de figuren 16 en 17 karren 141 en 142 geen hoekstand in bovenaanzicht ten opzichte van elkaar kunnen innemen ten behoeve van het doorlopen van bochten. Daardoor is deze situatie minder geschikt om de karren 141, 142 voort te doen bewegen. Anderzijds is deze situatie wel uitermate geschikt voor het overdragen van bagagestukken tussen de karren 20 141, 142. Hiertoe zouden de karren 141, 142 bijvoorbeeld kunnen zijn uitgevoerd als kar 41 in figuur 4, kar 72 in figuur 8 maar dan uitgevoerd zonder overbruggingstransporteurs 75, kar 81 volgens figuur 9, kar 91 volgens figuur 10 of kar 111 volgens figuur 12.
Figuur 20 tenslotte toont hoe een voertuig 161 volgens de 25 principes zoals bovenstaand toegelicht aan de hand van de figuren 16 tot en met 19 zou kunnen worden toegepast bij het beladen of eventueel ontladen van een vliegtuig 162. Voertuig 161 omvat een trein van onderling gekoppelde karren 163 die in eerste instantie vliegtuig 162 volgens 180 graden bocht 164 naderen daarbij getrokken wordende door een 30 niet nader getoond voertuig. Zodra de karren 162 een rechte lijn vormen in lijn met een transporteur 165 die aansluit op een bagageruimte van 1029175 30 vliegtuig 162 rijdt het voertuig achteruit waardoor de karren elkaar dichter zullen naderen zodat de niet nader getoonde transporteurs op de karren (bijvoorbeeld uitgevoerd als kar 41 in figuur 4, kar 72 in figuur 8 maar dan uitgevoerd zonder overbruggingstransporteurs 75, kar 81 5 volgens figuur 9, kar 91 volgens figuur 10 of kar 111 volgens figuur 12) op elkaar aansluiten en overdracht van bagagestukken tussen de karren 163 betrouwbaar kan plaatsvinden. Het achteruitrijden geschiedt totdat de achterste kar 163 in lijn is gelegen met een transporteur 165 en daarop aansluit. Alvorens het voertuig 161 naar achteren rijdt, is het binnen 10 het kader van de onderhavige uitvinding alternatief denkbaar, dat de karren 162 naar elkaar toe worden getrokken zoals is toegelicht aan de hand van de figuren 16 tot en met 19. Dit voorkomt dat de karren tijdens achteruitrijden alsnog een scheve oriëntatie ten opzichte van elkaar zullen aannemen, via transporteurs 165 kan zowel worden beladen als 15 ontladen.
Figuur 21 toont een container 201 waarvan de onderzijde zich op enige afstand boven de ondergrond bevindt met behulp van wegklapbare poten 202. In het inwendige van de container 201 is boven elkaar een viertal horizontale rijen van ieder drie transporteurs 203 20 voorzien. Per rij zijn de drie bijbehorende transporteurs 203 mechanisch met elkaar gekoppeld, hetgeen overigens binnen het kader van de onderhavige uitvinding niet strikt noodzakelijk is, maar wel voordelig. De bovenste drie rijen transporteurs 203 zijn in hoogte verstelbaar, vergelijkbaar met de situatie bij kar 81 volgens figuur 9. In figuur 21 25 bevinden de in hoogte verstelbare rijen transporteurs 203 zich nog in hun onderste stand.
Voor het beladen van containers 201 met bagagestukken 204 wordt gebruik gemaakt van een toevoertransporteur 205 die dusdanig manipuleerbaar (transleerbaar en/of zwenkbaar) is dat het stroomafwaartse 30 uiteinde 206 ervan op iedere transporteur 203 in de onderste standen ervan kan aansluiten voor overdracht van de bagagestukken 204 van de 1029175 31 toevoertransporteur 205 op de gewenste transporteur 203 van container 201. Teneinde te bewerkstelligen dat iedere transporteur 203 over zijn volledige lengte wordt beladen met bagagestukken 204 is de toevoertransporteur 205 voorzien van een sensor 207 die de aanwezigheid 5 van een bagagestuk 204 aan het stroomafwaartse uiteinde 206 van toevoertransporteur 205 kan waarnemen en de transporteur 203 waar de toevoertransporteur 205 op aansluit kan aansturen via een daartoe voorzien besturingssysteem om uitsluitend bij overdracht van een bagagestuk 204 vanaf toevoertransporteur 205 naar de betreffende 10 transporteur 203 laatsgenoemde aan te drijven. Om nu te voorkomen dat het beladen van een bepaalde transporteur 203 te lang doorgaat en derhalve bagagestukken 204 aan het stroomafwaartse uiteinde van de transporteur 203 zouden afvallen, is iedere transporteur 203 aan zijn stroomafwaartse uiteinde voorzien van een sensor 208 die de aanwezigheid van een 15 bagagestuk 204 aldaar kan waarnemen en een signaal kan afgeven dat de betreffende transporteur 203 niet verder kan worden beladen.
Het beladen van transporteur 201 vindt plaats door eerst de transporteurs 203 van de bovenste rij transporteurs 203 te beladen waarna deze rij in zijn geheel omhoog wordt verplaatst door niet nader getoonde 20 verplaatsingsmiddelen naar de stand volgens figuur 22. Tevens wordt de toevoertransporteur 205 dusdanig gemanipuleerd dat het stroomafwaartse uiteinde 206 ervan aansluit op de (van bovenaf gezien) volgende rij transporteurs 203, zodat ook de volgende rij transporteurs 203 volledig kan worden beladen met bagagestukken 204.
25 Figuur 23 toont voertuig 211 dat speciaal is bestemd voor toepassing in combinatie met container 201. Voertuig 211 omvat aan de voorzijde een cabine 212 met aan de voorzijde en zijkant daarvan een versmald besturingscompartiment 213 waarvan de breedte circa 1/3 deel is van de breedte van de cabine 212. Het chassis 214 strekt zich uit tot 30 achter cabine 212 en heeft onder andere twee langsbalken 215, 216 waarboven container 201 kan rusten (zie ook figuur 24).
1029175 32
Voertuig 211 is voorzien van een uitschuifbare flexibele overbruggingstransporteur 217 met voorste uiteinde 218 en achterste uiteinde 219. De lengte van overbruggingstransporteur 217 zou kunnen worden vergroot door de overbruggingstransporteur 217 zich aan de 5 achterzijde van het voertuig 211 over 180° neerwaarts te laten afbuigen en zich vervolgens weer in de richting van de voorzijde van voertuig 211 te laten uitstrekken, zodat de overbruggingstransporteur 217 aldaar de vorm heeft van een liggende U waarvan de open zijde naar cabine 212 is gericht. De overbruggingstransporteur 217 omvat een aantal 10 subtransporteurs 220 die onderling in twee loodrecht op elkaar staande richtingen scharnierbaar met elkaar zijn verbonden via scharnieren 221. Iedere subtransporteur 220 heeft een bovenvlak 222 dat wordt gevormd door een transportband die in de lengterichting van de overbruggingstransporteur 217 aandrijfbaar is. Voor een gedetailleerdere 15 beschrijving van een dergelijke overbruggingstransporteur 217 wordt verwezen naar de Internationale octrooiaanvrage W0-A1-01/51356. De breedte van de subtransporteurs 220 is in hoofdzaak gelijk aan de die van transporteurs 203 van container 201. De overbruggingstransporteur 217 is gelegen in het midden van de breedte van voertuig 211 en dus op dezelfde 20 breedtepositie als de middelste transporteurs 203 van ieder van de vier rijen transporteurs 203 wanneer een container 201 op het voertuig 211 rust (figuur 24). Aan de achterzijde van nog nader te bespreken knik 222 in de geleiding voor overbruggingstransporteur 217 bevindt overbruggingstransporteur 217 zich tussen de langsbalken 215, 216.
25 De overbruggingstransporteur 217 rust binnen voertuig 211 op een geleiding die vlak achter het besturingscompartiment 213 een opwaartse knik 222 bezit. Aan de bovenzijde van deze knik 222 is scharnierbaar om horizontale scharnieras 223 een tweede overbruggingstransporteur 224 met de geleiding verbonden. De tweede 30 overbruggingstransporteur 224 strekt zich achter het bestuurderscompartiment 213, vrijwel volledig binnen cabine 212, uit en 1029175 33 heeft een breedte die overeenkomt met de breedte van ieder van de rijen van transporteurs 203 in container 201. Boven transportband 225 zijn twee om loodrecht op transportband 225 georiënteerde scharnierassen scharnierbare geleidingen 226, 227 voorzien die taps toelopen naar het 5 midden van de breedte ervan alwaar tussen de geleidingen 226, 227 in figuur 23 een fuikopening 228 daardoor ontstaat die aansluit op de overbruggingstransporteur 217 voorbij knik 222.
Voor het ontladen van container 201 zal deze eerst worden opgehaald door voertuig 211 waarbij het voertuig 211 achteruit tussen de 10 poten 202 van container 201 wordt gereden, waarna althans het chassis 214 omhoog wordt bewogen waardoor container 201 op het voertuig 211 komt te rusten en poten 202 kunnen worden weggeklapt. Het voertuig 211 wordt vervolgens met container 201 naar een vliegtuig 231 gereden alwaar overbruggingstransporteur 217 uit voertuig 211 wordt geschoven tot in het 15 vliegtuig 231 (figuur 25). Daarbij kan de bestuurder in bestuurderscompartiment 213 continu zicht houden op de situatie. Voor zover nodig, dient daarbij de overbruggingstransporteur 217 tussen het voertuig 211 en het vliegtuig 231 verder te worden ondersteund. Een dergelijke ondersteuning zou ook als een soort ladder uit het voertuig 20 211 kunnen worden geschoven. Voor het goed richten van de overbruggingstransporteur 217 in de richting van vliegtuig 231 is het voorste uiteinde 229 scharnierbaar om horizontale scharnieras 230 verbonden met de bovenzijde van knik 230. Met behulp van zuiger-cilindersamenstel 232 kan ervoor worden zorggedragen dat het voorste 25 geleidingsdeel 229 de meest geschikte hoekstand aanneemt.
Ten behoeve van het ontladen van container 201 wordt overbruggingstransporteur 224 dusdanig om scharnieras 223 gescharnierd dat deze aansluit op één van de rijen transporteurs 203. Door het aandrijven van één van de transporteurs 203 van de betreffende rij en het 30 gelijktijdig aandrijven van transportband 225 van overbruggingstransporteur 224 en van de overbruggingstransporteur 217 1 029175 34 worden bagagestukken 204 vanaf de betreffende transporteur 203 getransporteerd tot in het vliegtuig 231. Zodra een transporteur 203 volledig is geleegd, wordt een volgende volle transporteur 203 van de betreffende rij geactiveerd. Zodra alle transporteurs 203 van een 5 bepaalde rij zijn geleegd, wordt overbruggingstransporteur 224 naar een andere rij transporteurs 203 gezwenkt om ook deze te ontladen. Het moge duidelijk zijn dat bagagestukken 204 die gelegen zijn op één van beide buitenste transporteurs 203 van hun rij transporteurs 203 door geleidingen 226, 227 naar de overbruggingstransporteur 217 worden 10 geforceerd.
Het bereik waarbinnen overbruggingstransporteur 224 om scharnieras 223 moet kunnen scharnieren, kan worden beperkt door het ontladen plaats laten vinden vanaf de onderste rij transporteurs 203. Zodra een rij transporteurs 203 volledig is ontladen, kan de daarboven 15 gelegen rij transporteurs 203 naar beneden toe worden verplaatst, zodat overbruggingstransporteur 224 minder ver naar boven toe moet worden gescharnierd.
Het ontladen van een (zojuist geland) vliegtuig 231 zal op precies omgekeerde wijze plaatsvinden als het beladen van een (te 20 vertrekken) vliegtuig 231, zoals bovenstaand uitgebreid omschreven.
Bagagestukken 204 worden vanuit het vliegtuig 231 via de uitgeschoven overbruggingstransporteur 217 en overbruggingstransporteur 224 beladen op de respectievelijke transporteurs 203 van container 201. Daarbij is het wel van belang dat de geleidingen 226, 227 voor de buitenste 25 transporteurs 203 in een andere hoekstand worden gepositioneerd, zodat de bagagestukken 204 in de richting van de betreffende buitenste transporteurs 203 worden geforceerd. Deze alternatieve standen zijn in figuur 23 aangegeven met verwijzingscijfers 226' en 227'.
Alternatief is het overigens ook mogelijk om in plaats van 30 de relatief brede overbruggingstransporteur 224 met geleidingen 226, 227 gebruik te maken van een transporteur die in hoofdzaak de breedte heeft 1029175 35 van de overbruggingstransporteur 227 en zowel naar links als naar rechts als naar boven als naar onderen scharnierbaar is.
5 1029175

Claims (45)

1. Voertuig voor het verplaatsen van losse bagagestukken tussen een bagagedepot en een vliegtuig omvattende tenminste één 5 verrijdbaar gestel, met het kenmerk, dat het tenminste ene verrijdbare gestel is voorzien van transportmiddelen met tenminste één transportorgaan voor het ten opzichte van het gestel volgens een transporttraject in een transportrichting transporteren van losse bagagestukken.
2. Voertuig volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de transportmiddelen behorend bij een verrijdbaar gestel zijn voorzien van een aantal boven elkaar gelegen transportorganen.
3. Voertuig volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat tenminste de bovenste van het aantal boven elkaar gelegen 15 transportorganen in hoogte verstelbaar is.
4. Voertuig volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat detectiemiddelen zijn voorzien voor het detecteren van de verticale positie van bagagestukken gelegen op een transportorgaan voor het in afhankelijkheid van de gedetecteerde verticale positie van bagagestukken 20 in hoogte verstellen van het bijbehorend transportorgaan.
5. Voertuig volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de transportmiddelen behorend bij een verrijdbaar gestel zijn voorzien van een aantal naast elkaar gelegen transportorganen.
6. Voertuig volgens één van de voorgaande conclusies, met het 25 kenmerk, dat de transportmiddelen aandrijfmiddelen omvatten voor het aandrijven van het transportorgaan.
7. Voertuig volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het tenminste ene transportorgaan een eindloze transportband omvat die is geslagen om twee op afstand van elkaar gelegen 30 omlooporganen.
8. Voertuig volgens één van de voorgaande conclusies, met het 1029175 kenmerk, dat tenminste de bovenste van het aantal boven elkaar gelegen transportorganen zwenkbaar is tussen een scheve oriëntatie waarbij het desbetreffend transportorgaan met een onderste uiteinde aansluit op een daaronder gelegen transportorgaan en een horizontale oriëntatie waarbij 5 het desbetreffend transportorgaan op afstand is gelegen van het daaronder gelegen transportorgaan.
9. Voertuig volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het voertuig een aantal onderling, bij voorkeur losmaakbaar, achter elkaar door koppelmiddelen gekoppelde karren omvat ieder met een 10 verrijdbaar gestel en met transportmiddelen waarbij de respectievelijke transportmiddelen zijn ingericht voor het overdragen van bagagestukken tussen transportmiddelen behorende bij naburige karren.
10. Voertuig volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de transportmiddelen per kar een overbruggingsmiddelen met een 15 overbruggingsorgaan omvatten dat verplaatsbaar is tussen een werkzame stand tijdens overdracht van bagagestukken tussen transportmiddelen behorende bij naburige karren en een niet-werkzame stand voor toepassing tijdens het verplaatsen van het voertuig tussen een bagagedepot en een vliegtuig waarbij de transportmiddelen van naburige karren niet op elkaar 20 aansluiten.
11. Voertuig volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat het overbruggingsorgaan tenminste één een overbruggingstransporteur omvat.
12. Voertuig volgens conclusie 10 of 11, met het kenmerk, dat het overbruggingsorgaan zwenkbaar met het gestel is verbonden.
13. Voertuig volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat de overbruggingsmiddelen aan twee tegenover elkaar gelegen uiteinden van een kar een zwenkbare overbruggingstransporteur omvatten waarbij in de werkzame stand van de overbruggingsmiddelen, de overbruggingstransporteurs horizontaal zijn georiënteerd en tussen twee 30 naburige karren op elkaar aansluiten, en in de niet-werkzame stand de overbruggingstransporteur verticaal zijn georiënteerd voor het opsluiten 1029175 van bagagestukken op de karren.
14. Voertuig volgens één van de conclusies 10 tot en met 13, met het kenmerk, dat het overbruggingsorgaan in hoogte verstelbaar met het gestel is verbonden.
15. Voertuig volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat naar elkaar gerichte uiteinden van transportorganen van transportmiddelen behorende bij naburige karren op verschillende verticale niveaus zijn gelegen.
16. Voertuig volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat de op 10 verschillende verticale niveaus gelegen naar elkaar gerichte uiteinden van transportorganen van transportmiddelen behorende bij naburige karren recht boven elkaar zijn gelegen zodat er sprake is van een overlap tussen de transportorganen.
17. Voertuig volgens één van de voorgaande conclusies, met het 15 kenmerk, dat het transporttraject behorend bij tenminste één transportorgaan een hellend verloop heeft.
18. Voertuig volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het transporttraject behorend bij tenminste één transportorgaan een rechtlijnig verloop heeft.
19. Voertuig volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de koppel middel en zijn ingericht voor het in een verrijdbare toestand op afstand van elkaar positioneren van naburige gestellen voor het tijdens het doorlopen van een bocht door het voertuig onder een hoek ten opzichte van elkaar georiënteerd zijn van de karren en in een laadtoestand dichter 25 bij elkaar houden van de naburige gestellen zodat de transportmiddelen behorende bij de naburige karren op elkaar aansluiten voor overdracht van bagagestukken.
20. Voertuig volgens conclusie 19, met het kenmerk, dat de koppelmiddelen een in de verplaatsingsrichting en tegengesteld aan de 30 verplaatsingsrichting van het bijbehorend voertuig verplaatsbaar koppel orgaan omvatten. 1029175
21. Voertuig volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat het transportorgaan in aanzicht loodrecht op de transportrichting flexibel is.
22. Voertuig volgens conclusie 21, met het kenmerk, dat het 5 transportorgaan is opgebouwd uit een reeks van transportorgaandelen die onderling zwenkbaar om zwenkassen die zich loodrecht op de transportrichting uitstrekken, met elkaar zijn verbonden.
23. Voertuig volgens conclusie 21 of 22, met het kenmerk, dat de transportorganen behorende bij de gekoppelde karren worden gevormd 10 door een gemeenschappelijk doorlopend transportorgaan.
24. Voertuig volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de lengte van het transportorgaan behorende bij een kar instelbaar is.
25. Voertuig volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de transportmiddelen tenminste één flexibel eindloos 15 langwerpig overbrengorgaan omvatten dat verplaatsbaar is volgens een eindloos verplaats!ngstraject gelegen in een verticaal vlak en langs een deel van de lengte van welk overbrengorgaan zich dwars op de lengterichting van het overbrengorgaan uitstrekkende deeltransportorganen met het overbrengorgaan zijn verbonden, welke deeltransportorganen 20 gezamenlijk het transportorgaan vormen.
26. Voertuig volgens conclusie 25, met het kenmerk, dat langs maximaal de helft van de lengte van het tenminste ene overbrengorgaan de deel transportorganen met het overbrengorgaan zijn verbonden.
27. Voertuig volgens conclusie 25 of 26, met het kenmerk, dat 25 de transportmiddelen ondersteuningsmiddelen omvatten voor het direct ondersteunen van de deeltransportorganen in een bovenste deel van het eindloos verplaatsingstraject.
28. Voertuig volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het transportorgaan een in dwarsdoorsnede scheve oriëntatie 30 heeft en een aanslag is voorzien aan de onderste langszijde voor aanslag door bagagestukken op het transportorgaan. 1029175
29. Voertuig volgens conclusie 28, met het kenmerk, dat het transportorgaan zwenkbaar is om een zich parallel aan de transportrichting uitstrekkende zwenkas voor het via een horizontale oriëntatie van het transportorgaan zwenken van het transportorgaan naar 5 een gespiegelde scheve oriëntatie van het transportorgaan.
30. Voertuig volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het tenminste ene verrijdbaar gestel van het aanhangwagentype is.
31. Voertuig volgens één van de voorgaande conclusies, met het 10 kenmerk, dat een besturingssysteem is voorzien dat registreert op welke positie van het tenminste ene transportorgaan een bagagestuk wordt beladen.
32. Voertuig volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat deze is voorzien van een transporteur die uit het voertuig 15 kan worden geschoven en bij voorkeur is opgebouwd uit scharnierbaar ten opzichte van elkaar uitgevoerde transporteurdelen.
33. Voertuig volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het transporttraject trajectdelen heeft die tegengesteld aan elkaar verlopen.
34. Voertuig volgens conclusie 33, met het kenmerk, dat de 20 tegengesteld aan elkaar verlopende trajectdelen ieder een rechtlijnig verloop hebben.
35. Voertuig volgens conclusie 33 of 34, met het kenmerk, dat de tegengesteld aan elkaar verlopende trajectdelen op verschillende verticale niveaus zijn gelegen.
36. Voertuig volgens conclusie 33, 34 of 35, met het kenmerk, dat tussen de tegengesteld aan elkaar verlopende trajectdelen een accommodatieruimte is voorzien voor bagagestukken.
37. Voertuig volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het transporttraject eindloos is.
38. Voertuig volgens conclusie 37, met het kenmerk, dat het transportorgaan een eindloze transportband omvat met op afstand van 1029175 elkaar gelegen schotorganen die zich, bij voorkeur loodrecht op de transportband en op de transportrichting, vanaf de transportband uitstrekken voor het tussen de schotten bepalen van accommodatieruimten voor individuele bagagestukken.
39. Voertuig volgens conclusie 38, met het kenmerk, dat aan de van de transportband afgekeerde zijde van de schotorganen een afschermorgaan is voorzien dat zich over tenminste een deel van de lengte van het eindloze transporttraject uitstrekt.
40. Voertuig volgens conclusie 38 of 39, met het kenmerk, dat 10 loodrecht op het vlak van de transportband evenwijdig aan de transportrichting aan tenminste één zijde van de schotorganen een verder afschermorgaan is voorzien dat zich over tenminste een deel van de lengte van het eindloze transporttraject uitstrekt.
41. Voertuig volgens conclusies 39 of 40, met het kenmerk, dat 15 in het afschermorgaan en/of in het verdere afschermorgaan een toevoeropening en/of een afvoeropening is voorzien voor het respectievelijk toevoeren van een individueel bagagestuk via de toevoeropening aan een accommodatieruimte en/of het afvoeren van een individueel bagagestuk via de afvoeropening uit de accommodatieruimte.
42. Voertuig volgens conclusie 41, met het kenmerk, dat afsluitmiddel en zijn voorzien voor het afsluiten van de toevoeropening en/of de afvoeropening.
43. Container plaatsbaar op een gestel van een voertuig, de container omvattende transportmiddelen in het inwendige van de container 25 met tenminste één transportorgaan voor het volgens een transporttraject in een transportrichting transporteren van losse bagagestukken in de container.
44. Werkwijze voor het toepassen van een voertuig volgens één van de voorgaande conclusies omvattende de stappen van 30. het ter plaatse van een bagagedepot gemechaniseerd door een toevoertransporteur die aansluit op het transportorgaan 1029175 toevoeren en overdragen van bagagestukken op het voertuig aan een toevoerzijde daarvan tijdens werkzaamheid van de transportmiddelen, het verplaatsen van het voertuig met de bagagestukken van 5 het bagagedepot naar het vliegtuig.
45. Werkwijze volgens conclusie 44 omvattende de stap van het ter plaatse van het vliegtuig gemechaniseerd door een afvoertransporteur die aansluit op het transportorgaan vanaf het voertuig aan een afvoerzijde daarvan overnemen en 10 afvoeren van bagagestukken tijdens werkzaamheid van de transportmiddelen. 15 1029175
NL1029175A 2005-03-14 2005-06-02 Voertuig voor het verplaatsen van losse bagagestukken tussen een bagagedepot en een vliegtuig. NL1029175C2 (nl)

Priority Applications (6)

Application Number Priority Date Filing Date Title
CA002601500A CA2601500A1 (en) 2005-03-14 2006-03-13 Vehicle for moving separate pieces of luggage between a luggage depot and an aeroplane
US11/908,546 US20080232941A1 (en) 2005-03-14 2006-03-13 Vehicle For Moving Separate Pieces of Luggage Between a Luggage Depot and an Aeroplane
DE602006008283T DE602006008283D1 (de) 2005-03-14 2006-03-13 Fahrzeug zur bewegung einzelner gepäckstücke zwischen einem gepäckdepot und einem flugzeug
AT06732946T ATE438567T1 (de) 2005-03-14 2006-03-13 Fahrzeug zur bewegung einzelner gepäckstücke zwischen einem gepäckdepot und einem flugzeug
PCT/NL2006/000132 WO2006098617A1 (en) 2005-03-14 2006-03-13 Vehicle for moving separate pieces of luggage between a luggage depot and an aeroplane
EP06732946A EP1858759B1 (en) 2005-03-14 2006-03-13 Vehicle for moving separate pieces of luggage between a luggage depot and an aeroplane

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1028534A NL1028534C1 (nl) 2005-03-14 2005-03-14 Voertuig voor het verplaatsen van losse bagagestukken tussen een bagagedepot en een vliegtuig.
NL1028534 2005-03-14

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1029175C2 true NL1029175C2 (nl) 2006-09-18

Family

ID=35705226

Family Applications (2)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1028534A NL1028534C1 (nl) 2005-03-14 2005-03-14 Voertuig voor het verplaatsen van losse bagagestukken tussen een bagagedepot en een vliegtuig.
NL1029175A NL1029175C2 (nl) 2005-03-14 2005-06-02 Voertuig voor het verplaatsen van losse bagagestukken tussen een bagagedepot en een vliegtuig.

Family Applications Before (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1028534A NL1028534C1 (nl) 2005-03-14 2005-03-14 Voertuig voor het verplaatsen van losse bagagestukken tussen een bagagedepot en een vliegtuig.

Country Status (4)

Country Link
US (1) US20080232941A1 (nl)
AT (1) ATE438567T1 (nl)
DE (1) DE602006008283D1 (nl)
NL (2) NL1028534C1 (nl)

Families Citing this family (11)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL1033273C2 (nl) * 2007-01-23 2008-07-24 Quintech Engineering Innovatio Werkwijze voor het transporteren van bagagestukken alsmede cassette en laadinrichting, in het bijzonder toepasbaar bij een dergelijke werkwijze.
EP1953086A1 (de) * 2007-01-30 2008-08-06 Kratzmaier - Konstruktionen GmbH Be- und Entladen von Flugfracht
MX2008014903A (es) * 2008-11-24 2010-05-24 Juan Vazquez Lombrera Aparato para el almacenamiento temporal y/o transporte de articulos.
GB201010997D0 (en) * 2010-06-30 2010-08-18 Mallaghan Engineering Ltd Conveyor apparatus for loading and unloading an aircraft
US8556084B1 (en) * 2011-04-29 2013-10-15 American Airlines, Inc. Baggage cart handling system
EP3208198B1 (de) * 2016-02-16 2018-08-22 Technische Universität Graz Vorrichtung zum transportieren von gepäckstücken
EP3712093A1 (de) * 2019-03-20 2020-09-23 Siemens Aktiengesellschaft Automatische be- und entladung von transportwagen
US11102860B2 (en) 2019-08-01 2021-08-24 Rockwell Collins, Inc. Backlit display dimming system and method
AU2020342647A1 (en) 2019-09-05 2022-03-24 Efficient Technologies, Inc. Autonomous baggage device
DE102022211392A1 (de) 2022-10-27 2024-05-02 Stellantis Auto Sas Transportbehälter und Kraftfahrzeug
CN115892472B (zh) * 2022-11-09 2023-06-30 吉林化工学院 一种航空行李收放装置

Citations (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB814714A (en) * 1954-08-13 1959-06-10 Alfd Miles Ltd Improvements in or relating to storage compartments
US3066817A (en) * 1959-11-13 1962-12-04 Cochran Equipment Company Cargo transporting vehicle with extendible conveyor
EP0099280A1 (fr) * 1982-06-11 1984-01-25 Generale De Transport Et D'industrie Enceinte pour le stockage et la manutention rapide de charges unitaires, et en particulier cabine de chargement pour véhicule routier
FR2716069A1 (fr) * 1994-02-16 1995-08-18 Baudet Bernard Véhicule automoteur pour le transport et la manutention de produits d'horticulture.
WO2004071868A1 (en) * 2003-02-11 2004-08-26 Technische Universiteit Delft Luggage truck
WO2004096642A1 (en) * 2003-04-28 2004-11-11 Tld (Canada) Inc. Aircraft loader

Family Cites Families (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US5902089A (en) * 1997-02-21 1999-05-11 Sinn; Steven C. Poultry loading apparatus
DK173750B1 (da) * 2000-01-11 2001-09-10 Scandinavian Airlines System Apparat til lastning og losning af fly
US6454510B1 (en) * 2000-06-17 2002-09-24 Turkey Scope, Llc Livestock unloading system
WO2005051813A1 (en) * 2003-11-26 2005-06-09 Sjoerd Meijer Loading device comprising an auxiliary transport means
US6905095B1 (en) * 2004-01-08 2005-06-14 Fmc Technologies, Inc. Multiple platform aircraft cargo loader
US7819363B2 (en) * 2006-12-07 2010-10-26 The Boeing Company Mobile cargo loader with a thermal curtain enclosure

Patent Citations (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB814714A (en) * 1954-08-13 1959-06-10 Alfd Miles Ltd Improvements in or relating to storage compartments
US3066817A (en) * 1959-11-13 1962-12-04 Cochran Equipment Company Cargo transporting vehicle with extendible conveyor
EP0099280A1 (fr) * 1982-06-11 1984-01-25 Generale De Transport Et D'industrie Enceinte pour le stockage et la manutention rapide de charges unitaires, et en particulier cabine de chargement pour véhicule routier
FR2716069A1 (fr) * 1994-02-16 1995-08-18 Baudet Bernard Véhicule automoteur pour le transport et la manutention de produits d'horticulture.
WO2004071868A1 (en) * 2003-02-11 2004-08-26 Technische Universiteit Delft Luggage truck
WO2004096642A1 (en) * 2003-04-28 2004-11-11 Tld (Canada) Inc. Aircraft loader

Also Published As

Publication number Publication date
DE602006008283D1 (de) 2009-09-17
NL1028534C1 (nl) 2006-09-18
US20080232941A1 (en) 2008-09-25
ATE438567T1 (de) 2009-08-15

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL1029175C2 (nl) Voertuig voor het verplaatsen van losse bagagestukken tussen een bagagedepot en een vliegtuig.
CN109720893B (zh) 一种投放装置、装车机头和袋装物装车方法
CN111936400B (zh) 卸载站和对装载有运输货物的运输货物容器进行卸载的方法
US9061719B2 (en) Transport trailer and method
US4780041A (en) Extendable conveyor system
US6702542B1 (en) Luggage transporter and loader and method therefor
EP1858759B1 (en) Vehicle for moving separate pieces of luggage between a luggage depot and an aeroplane
CA2690009C (en) Conveyor device intended in particular for luggage in an aircraft hold
EP3072838B1 (en) An apparatus for unloading baggage from a baggage cart and a method of operating the apparatus
NL1023788C2 (nl) Systeem voor het tijdelijk opslaan van goederen.
NL1033273C2 (nl) Werkwijze voor het transporteren van bagagestukken alsmede cassette en laadinrichting, in het bijzonder toepasbaar bij een dergelijke werkwijze.
WO2009126109A1 (en) Method and device for unloading of a container with an aperture
US3543917A (en) Inclined elevator conveyor
AU2054899A (en) Loading and unloading system for cargo trucks, their trailers, transport containers and the like
CN103963687B (zh) 重力馈送的路边侧分配器
CN108779610B (zh) 用于装卸的方法和运输车辆
EP2353932B1 (en) Transport vehicle having a movable loading platform
WO2008012778A2 (en) Arrangement for transporting material on a vehicle in a sideways tippable manner
NL8204411A (nl) Installatie voor het ontladen respectievelijk laden van meerdekslaadwagens.
NL8503062A (nl) Portaal voor het laden van stortgoed in schepen.
NL1016070C2 (nl) Werkwijze voor het transporteren en ten verkoop aanbieden van verpakkingen, in het bijzonder flessen, alsmede daarbij gebruikte rolcontainer en inrichting.
NL8702398A (nl) Transportinrichting voor het laden en lossen van goederen, in het bijzonder voor toepassing bij schepen.
NL1023472C1 (nl) Vrachtschip met geïntegreerde opslagstelling.
CN109131010A (zh) 一种散货半挂车
NL1019158C2 (nl) Transportvoertuig, in het bijzonder voor het vervoeren van kippen, alsmede werkwijze voor het beladen van het transportvoertuig.

Legal Events

Date Code Title Description
PD2B A search report has been drawn up
V1 Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20140101