NL1023788C2

NL1023788C2 - Systeem voor het tijdelijk opslaan van goederen.

Info

Publication number: NL1023788C2
Application number: NL1023788A
Authority: NL
Inventors: Marinus Adrianus Maria Potters; Gaston Joseph Anne Weijenberg
Original assignee: Vanderlande Ind Nederland
Priority date: 2003-07-01
Filing date: 2003-07-01
Publication date: 2005-01-04
Also published as: ATE394322T1; RU2006102859A; DK1638867T4; ES2305804T5; RU2381976C2; DK1638867T3; WO2005002999A1; ES2305804T3; DE602004013586D1; EP1638867B2; EP1638867B1; EP1638867A1

Description

»

Korte aanduiding: Systeem voor het tijdelijk opslaan van goederen.

BESCHRIJVING

De uitvinding heeft betrekking op een systeem voor het 5 tijdelijk opslaan van goederen, met name van bagagestukken, omvattende een aantal parallel ten opzichte van elkaar opgestelde stellages met ieder naast en boven elkaar gelegen opslagposities, aan weerslangszijden van ten minste een deel van de individuele stellages, langs verplaatsingstrajecten verplaatsbare liften voor het vanaf de 10 weerslangszijden zowel afleveren van goederen aan als het opnemen van goederen van opslagposities van de respectievelijke naburige stellages, toevoerstations en afvoerstations tussen verplaatsingstrajecten van naburige liften voor respectievelijk het toevoeren van goederen aan en het opnemen van goederen van de respectievelijke liften, een 15 toevoertransportsysteem voor het toevoeren van goederen naar de toevoerstations en een afvoertransportsysteem voor het afvoeren van goederen van de afvoerstations.

Om uiteenlopende redenen kan het gewenst zijn om goederen tijdelijk op te slaan. Zo ziet men bijvoorbeeld bij luchthavens dat 20 bagagestukken zoals met name koffers en tassen worden ingecheckt geruime tijd voordat de desbetreffende vlucht vertrekt en voordat het bijbehorende vliegtuig beschikbaar is voor belading. Tussen het inchecken van bagage en het beladen van een vliegtuig met de ingecheckte bagage kan typisch een tijdsperiode van enkele uren tot enkele dagen liggen. 25 Daarnaast ziet men ook dat bagagestukken voor overstapvluchten dusdanig veel eerder op een luchthaven aankomen dat zij niet direct kunnen worden beladen in het vliegtuig van de aansluitende vlucht.

Om te voorkomen dat bagagestukken als bovenstaand omschreven een (te) grote belasting vormen voor het bagage-30 verwerkingssysteem van een luchthaven is het bekend om dergelijke bagagestukken tijdelijk op te slaan. In dit verband wordt in eerste 1023788 I 2 I instantie gewezen op het Amerikaans octrooi US 5575375 waarin een systeem I wordt beschreven voor tijdelijke opslag van "vroege" bagage met een

I eindloze opslagtransporteur waarop enerzijds een toevoertransporteur I

I aansluit voor het toevoeren van bagagestukken aan de opslagtransporteur I

I 5 en waarvandaan anderzijds een afvoertransporteur aftakt voor het afvoeren I

I van op de opslagtransporteur opgeslagen bagagestukken. De eindloze I

I opslagtransporteur volgt een slingerend patroon teneinde de I

opslagcapaciteit per benodigd vloeroppervlak te vergroten. De I

I opslagtransporteur omvat karretjes met een aantal boven elkaar gelegen I

I 10 kantelbare dragers voor de bagage. Een belangrijk nadeel van een I

I dergelijk tijdelijk opslagsysteem wordt gevormd door het feit dat I

I bagagestukken die zich op de opslagtransporteur bevinden niet individueel I

I kunnen worden verplaatst hetgeen inhoudt dat voor het ontladen van één I

I bagagestuk via de afvoertransporteur niet alleen dit bagagestuk maar ook I

I 15 de gehele opslagtransporteur met de overige bagagestukken moet worden I

verplaatst dusdanig dat het betreffende bagagestuk zich op de positie I

I bevindt alwaar de afvoertransporteur aftakt van de opslagtransporteur. I

I Bovendien geldt dat zodra de eindloze opslagtransporteur om wat voor I

I reden dan ook zou uitvallen, noch nieuwe bagage tijdelijk kan worden I

I 20 opgeslagen en erger noch, reeds opgeslagen bagage beschikbaar kan worden I

I gemaakt. I

Teneinde dergelijke nadelen te ondervangen ziet men ook wel I

dat er gebruik gemaakt wordt van een opslagsysteem waarbij er sprake is I

I van een aantal parallelle transportbanden waarop bagage tijdelijk wordt I

I 25 opgeslagen. In dit verband wordt bijvoorbeeld gewezen op de I

Internationale octrooiaanvrage WO 02/06141 Al. Hierbij kan men I

I bijvoorbeeld één of een aantal parallelle transportbanden toekennen aan I

I een bepaalde vlucht zodat zodra het desbetreffende vliegtuig gereed is I

I voor belading, de desbetreffende transportband(en) hun belading kunnen I

I 30 afgeven aan een transportsysteem voor transport naar het desbetreffende I

vliegtuig waarbij de overige parallelle transportbanden niet hoeven te I

I 1023788 3 worden geactiveerd. Een belangrijk nadeel echter van een dergelijk tijdelijk opslagsysteem is dat de in de praktijk te bereiken bezettingsgraad ervan beperkt is doordat bijvoorbeeld maar een deel van de lengte van een parallelle transportband kan worden benut. Daarnaast 5 geldt ook hierbij dat indien om wat voor reden dan ook een parallelle transportband zou uitvallen, tijdelijk opgeslagen bagage op deze transportband niet kan worden vrijgemaakt en dat ook geen nieuwe bagage op deze transportband tijdelijk kan worden opgeslagen.

Samenhangend met de bovenstaande nadelen van de stand van 10 de techniek wordt een gemeenschappelijk nadeel ervan gevormd door het feit dat de bekende tijdelijke opslagsystemen niet of althans minder geschikt zijn voor toepassing bij relatief grote luchthavens. In dit verband heeft het tijdelijk opslagsysteem zoals in juni 2001 in werking genomen door luchthaven Schiphol te Amsterdam een duidelijke verbetering 15 ten opzichte van de stand van de techniek geboden.

Figuur 1 geeft zeer schematisch in bovenaanzicht aan hoe dit tijdelijk opslagsysteem aangeduid met verwijzingscijfer 1 functioneert. Voor de tijdelijke opslag van bagagestukken wordt gebruik gemaakt van een aantal zich parallel aan elkaar uitstrekkende 20 stellagerekken 2. Ieder stellagerek 2 heeft op verschillende verticale niveaus een aantal opslagposities 3 waarvan in figuur 1 per stellagerek 2 een niveau zichtbaar is. Iedere opslagpositie 3 is ingericht voor het opnemen van een uniforme bak met daarin een bagagestuk in welke bak bagagestukken worden aangeboden aan het opslagsysteem 1. Tussen alle 25 naburige stellagerekken 2 strekt zich over de lengte van de 1 angsten ervan een langsgeleiding 4 uit waarlangs een lift 5 (in figuur 1 slechts zichtbaar voor één langsgeleiding 4) verplaatsbaar is. Per paar langsgeleidingen 4 oftewel per paar liften 5 is daartussen aan een uiteinde van de langsgeleidingen 4 een uitwissel station 6 voorzien.

30 Dergelijke uitwissel stations 6 zijn ieder voorzien van een enkel toevoerstation en twee afvoerstations, welke stations niet individueel 102378 8 I 4

I zijn weergegeven in figuur 1. Iedere toevoerstation is enerzijds I

I ingericht om al dan niet gevulde bagagebakken op te nemen van I

I toevoertransporteur 7 of 8 via respectievelijk aftakkingen 7' of 8' I

I daarvan om deze al dan niet gevulde bagagebakken vervolgens weer af te I

I 5 staan aan één van de bijbehorende liften 5 die vervolgens de I

desbetreffende bakken naar een gewenste opslagpositie 3 verplaatst om I

I deze aldaar aan de opslagpositie 3 over te dragen. Anderzijds zijn de I

I afvoerstations in staat om uit stellageposities 3 afkomstige, al dan niet I

I gevulde, bagagebakken van een lift 5 weer op te nemen om deze weer af te I

I 10 staan aan een afvoertransporteur 9, 10 waarop vanaf de diverse I

I uitwissel stations 6 een aantal sub-transporteurs 9', 10' uitmonden. I

I Zoals in figuur 1 zichtbaar, vindt toevoer van I

I verzamelbakken aan één helft van de rij stellagerekken 2 plaats via I

I toevoertransporteur 7, terwijl toevoer van bagagebakken aan de andere I

I 15 helft van de rij stellagerekken 2 via toevoertransporteur 8 plaatsvindt. I

I Afvoertransporteurs 9 en 10 zijn echter ingericht om ieder afzonderlijk I

I bagage afkomstig van alle uitwissel stations 6 (meer specifiek van de I

I afvoerstations daarvan) oftewel van alle stellagerekken 2 af te kunnen I

I voeren. Deze vorm van redundantie ten aanzien van het afvoeren van bagage I

I 20 vanuit de stellagerekken 2 is gebaseerd op het feit dat juist in I

I luchthavenomgevingen het vereist is dat met een zeer grote mate van I

I zekerheid bagage die tijdelijk wordt opgeslagen in één van de I

I stellagerekken 2 ook beschikbaar moet zijn voor belading in een vliegtuig I

I aangezien vertraging daarbij in een uiterste geval er toe zou kunnen I

I 25 leiden dat hetzij een vliegtuig met passagiers vertrekt zonder de bij I

I deze passagiers betreffende bagage dan wel dat een vliegtuig vertraging I

I oploopt. Een en ander kan tot financiële consequenties voor de luchthaven I

I leiden los van het persoonlijk ongemak voor de passagiers dat ermee I

I gemoeid kan zijn. I

I 30 Alhoewel in figuur 1 de toevoertransporteurs 7, 8 en de I

I afvoertransporteurs 9, 10 naast elkaar zijn weergegeven is het feitelijk I

I 1023788 5 zo dat de toevoertransporteurs 7, 8 en de afvoertransporteurs 9, 10 ieder deel uitmaken van een al dan niet gesloten lus, welke lussen boven elkaar zijn gelegen. Dit houdt dus in dat op vier verschillende verticale niveaus er sprake is van boven elkaar gelegen transporteurs. Daarnaast 5 zijn ook de aftakkingen 7', 8' en de sub-transporteurs 9', 10' op vier overeenkomstige verticale niveaus gelegen. Hetzelfde geldt voor de bijbehorende toevoerstations en afvoerstations. Door toepassing van de verschillende verticale niveau's zoals omschreven zijn veel systeemcomponenten vereist waarmee verhoogde kosten zijn gemoeid.

10 Alhoewel het aan de hand van figuur 1 beschreven opslagsysteem volgens de stand van de techniek ontegenzeggelijk vele voordelen biedt ten opzichte van de eveneens besproken stand van de techniek volgens US 5575375 en WO 02/06141 Al, beoogt de onderhavige uitvinding een verdere verbetering van het tijdelijke opslagsysteem te 15 verschaffen. Meer specifiek beoogt de uitvinding al dan niet in voorkeursuitvoeringsvormen daarvan een tijdelijk opslagsysteem te verschaffen waarbij nog steeds met een zeer grote mate van betrouwbaarheid opgeslagen goederen weer beschikbaar kunnen worden gemaakt voor verdere verwerking. Tevens beoogt de uitvinding een 20 tijdelijk opslagsysteem te verschaffen waarbij de benodigde lengte van de toevoertransporteurs en de afvoertransporteurs kan worden beperkt waardoor tevens de kostprijs van het tijdelijk opslagsysteem afneemt. Hiertoe kenmerkt het tijdelijke opslagsysteem volgens de uitvinding zich in eerste instantie doordat het toevoertransportsysteem en het 25 afvoertransportsysteem een gemeenschappelijke transporteur omvatten met toevoervertakkingen vanaf de gemeenschappelijke transporteur naar toevoerstations en afvoervertakkingen vanaf afvoerstations naar de gemeenschappelijke transporteur. Aldus kan de noodzakelijke lengte van de transporteurs behorende bij het toevoertransportsysteem en het 30 afvoertransportsysteem worden gereduceerd doordat de toegepaste gemeenschappelijke transporteur zowel de functie van het toevoeren van

'*’ ii ·: ''J ’7 O

' f O ö

I I

I goederen naar een opslagpositie als het afvoeren van goederen vanaf de I

I opslagposities heeft hetgeen eveneens inhoudt dat op deze I

I gemeenschappelijke transporteur zich in beginsel door elkaar heen zowel I

I goederen bestemd voor opslag in een opslagpositie bevinden als goederen I

I 5 die vanuit een opslagpositie juist weer beschikbaar zijn gemaakt. I

I Om redundantie te verkrijgen ten aanzien van het I

I toevoertransportsysteem en het afvoertransportsysteem geniet het de I

I voorkeur dat twee gemeenschappelijke transporteurs zijn voorzien. Deze I

I bevinden zich bij voorkeur boven elkaar zodat op twee verschillende I

10 verticale niveaus volledig onafhankelijk van elkaar toevoer en afvoer van I

I goederen naar en vanaf opslagposities kan plaatsvinden en het gevergde I

I ruimtebeslag desondanks relatief klein is. I

I Een verdere zeer voordelige voorkeursuitvoeringsvorm van I

I het systeem volgens de uitvinding kenmerkt zich doordat de I

I 15 toevoervertakkingen en de afvoervertakkingen per bijbehorende I

I gemeenschappelijke transporteur om en om zijn voorzien. Aldus wordt een I

I zo homogeen mogelijke verdeling van de toevoercapaciteit en de I

afvoercapaciteit verkregen. Daarnaast biedt deze voorkeursuitvoeringsvorm I

I de mogelijkheid dat tijdens dezelfde beweging van een (bij voorkeur I

I 20 eindloze) lifttransporteur die een liftplateau vormt een goed vanaf het I

I liftplateau wordt overgedragen aan een afvoerstation terwijl gelijktijdig I

I vanaf de andere zijde van de lift een goed vanaf een toevoerstation wordt I

I overgedragen aan het liftplateau om vervolgens weer te worden opgeslagen I

I in een opslagpositie. I

I 25 Voor het bereiken van een maximale capaciteit en optimale I

I redundantie is bij voorkeur het aantal toevoerstations en/of het aantal I

I afvoerstations tenminste gelijk aan het aantal liften. I

I Bij verdere voorkeur geldt dat het aantal toevoerstations I

I en/of het aantal afvoerstations tenminste één groter is dan het aantal I

I 30 stellages. Aldus kan worden bereikt dat alle opslagposities van het I

I systeem vanaf het toevoertransportsysteem kunnen worden bereikt via ten I

I 10237ft o I

7 minste twee toevoerstations en/of dat goederen vanuit alle opslagposities weer beschikbaar kunnen worden gemaakt op het afvoertransportsysteem via twee afvoerstations zodat uitval van één toevoerstation en/of één afvoerstation er op zich niet toe kan leiden dat een opslagpositie niet 5 kan worden bereikt door een goed op het toevoertransportsysteem en/of dat een goed op een willekeurige opslagpositie niet beschikbaar kan worden gemaakt op het afvoertransportsysteem.

Volgens een bijzondere voorkeursuitvoeringsvorm is aan weerslangszijden van ieder verplaatsingstraject respectievelijk een 10 toevoerstation en een afvoerstation voorzien voor het vanaf de weerslangszijde waar het toevoerstation is gelegen kunnen toevoeren van goederen aan de langs het verplaatsingstraject verplaatsbare lift door het toevoerstation en voor het vanaf de weerslangszijde waar het afvoerstation is gelegen kunnen opnemen van goederen van de langs het 15 verplaatsingstraject verplaatsbare lift door het afvoerstation. Hierdoor kan eenvoudig aansluiting tussen het toevoerstation en afvoerstation enerzijds en een gemeenschappelijke transporteur anderzijds via respectievelijk een toevoervertakking en een afvoervertakking constructief eenvoudig worden bereikt.

20 Dit voordeel is met name van toepassing indien het toevoerstation en het afvoerstation zijn gelegen op dezelfde langspositie langs het verplaatsingstraject en/of het toevoerstation en het afvoerstation zijn gelegen op dezelfde hoogtepositie langs het verplaatsingstraject. Indien deze beide voorkeursuitvoeringsvormen worden 25 gecombineerd is het bovendien eenvoudig mogelijk om gelijktijdig een lift te ontladen als te beladen.

Volgens een nog verdere voorkeursuitvoeringsvorm zijn aan weerslangszijden van de verplaatsingstrajecten van liften toevoerstations en/of afvoerstations voorzien voor het vanaf beide weerslangszijden 30 respectievelijk kunnen toevoeren van goederen aan een lift en/of het kunnen opnemen van goederen van een lift. Doordat aan weerslangszijden 1 023788 '_' _

I δ I

I van de verplaatste trajecten van liften toevoerstations en/of I

afvoerstations zijn voorzien wordt bereikt dat een lift niet slechts van I

I één toevoerstation bagage kan opnemen en/of niet slechts aan één I

I afvoerstation bagage kan afstaan maar respectievelijk van twee I

I 5 toevoerstations bagage kan opnemen en aan twee afvoerstations bagage kan I

I afstaan. Dit houdt in dat ondanks eventuele uitval van een toevoerstation I

of een afvoerstation nog steeds alle opslagposities vanaf een I

I toevoertransporteur bereikbaar zijn en/of tijdelijk opgeslagen bagage in I

I een willekeurige opslagpositie het afvoertransportsysteem kan bereiken. I

I 10 Dit verhoogt de bedrijfszekerheid verder. I

I Bij voorkeur zijn aan weerslangszijden van de I

I verplaatsingstrajecten van liften zowel toevoerstations als I

I afvoerstations voorzien. Hierdoor beperken de voordelen ten aanzien van I

I de betrouwbaarheid zich niet alleen tot hetzij het toevoeren van goederen I

I 15 voor tijdelijke opslag in de opslagposities hetzij voor het beschikbaar I

I maken van tijdelijk opgeslagen goederen voor het afvoertransportsysteem I

I maar strekken de voordelen zich uit tot beide aspecten. Hierbij wordt I

I verder opgemerkt dat alhoewel men in eerste instantie zou kunnen denken I

I dat het slechts van belang is dat goederen met een grote mate van I

I 20 betrouwbaarheid beschikbaar kunnen worden gemaakt na tijdelijke opslag I

I ervan in een opslagsysteem, het tevens van groot belang kan zijn dat ook I

I voor het toevoeren van goederen aan het tijdelijk opslagsysteem het van I

I groot belang is dat dit met een grote mate van zekerheid kan geschieden. I

I Indien deze grote mate van zekerheid namelijk ontbreekt, kan het I

I 25 ongewenste risico bestaan dat het transportsysteem waarvan het tijdelijk I

I opslagsysteem deel uitmaakt volloopt met goederen aangezien deze niet in I

I het tijdelijk opslagsysteem zouden kunnen worden opgeslagen. Meer I

I specifiek kan men hierbij denken aan de toepassing op luchthavens waarbij I

I er sprake is van bagagebakken waarin zich bagage bevindt. Indien deze I

I 30 bagagebakken gevuld met bagage snel beschikbaar kunnen worden gemaakt I

I voor het beladen van een vliegtuig met de bagage in de bagagebakken I

I 1 H9Q7 fl fl ' I

9 zullen deze bagagebakken na belading van het vliegtuig met de bagage hun weg in het totale transportsysteem vervolgen. Indien het aantal lege bagagebakken aanmerkelijk groter wordt dan het aantal aangeboden bagagestukken, vormt dit overschot aan lege bagagebakken een zware 5 logistieke belasting voor het complete bagageverwerkingssysteem waardoor ook de werking daarvan negatief kan worden beïnvloed. In verband daarmee is het ook van groot belang dat de lege bagagebakken met een grote mate van betrouwbaarheid weer opgeslagen kunnen worden in een opslagpositie.

Met name uit oogpunt van ruimtebesparing geniet het de 10 voorkeur dat toevoerstations en afvoerstations boven elkaar zijn gelegen. Bovendien is het aldus op snelle wijze mogelijk om goederen uit te wisselen tussen een lift enerzijds en een toevoerstation en een afvoerstation anderzijds. Hierbij kan men zich voorstellen dat bij toepassing van een lift met slechts één liftplateau (bij voorkeur in de 15 vorm van een lifttransporteur) eerst goederen vanaf het liftplateau worden overgedragen aan het afvoerstation waarna het liftplateau zich snel in verticale richting zal verplaatsen tot het niveau van het toevoerstation om aldaar een nieuw tijdelijk op te slaan product op te nemen vanaf het toevoerstation. Het verticaal verplaatsen van een lift 20 zal in zijn algemeenheid sneller plaats kunnen vinden dan het horizontaal verplaatsen van de lift langs het bijbehorende verplaatsingstraject.

De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de beschrijving van een aantal voorkeursuitvoeringsvormen van een systeem volgens de uitvinding onder verwijzing naar de navolgende figuren: 25 figuur 1 toont schematisch in bovenaanzicht een systeem voor tijdelijk opslag van goederen volgens de stand van de techniek en zoals bovenstaand reeds omschreven figuur 2 toont schematisch in bovenaanzicht een eerste voorkeursuitvoeringsvorm van een tijdelijk opslagsysteem volgens de 30 uitvinding figuur 3 toont in perspectivisch aanzicht een deel van de 1023788

I 10 I

I eerste voorkeursuitvoeringsvorm I

I figuur 4 toont schematisch in perspectivisch bovenaanzicht I

I een tweede voorkeursuitvoeringsvorm van een tijdelijk opslagsysteem I

volgens de uitvinding. I

I 5 Het tijdelijk opslagsysteem 20 zoals schematisch I

I weergegeven in de figuren 2 en 3 omvat een aantal zich parallel aan I

I elkaar uitstrekkende stellagerekken 21 ieder met naast en boven elkaar I

I gelegen opslagposities 22, in casu al dan niet gevuld met een bak 40 met I

I daarin al dan niet een bagagestuk 23. In figuur 2 zijn geen bakken 40 I

I 10 weergegeven, terwijl in figuur 3 de bagagestukken niet zijn weergegeven. I

I Per stellagerek 21 zijn aan de kopse zijden daarvan respectievelijk een I

I toevoerstation 24 en een afvoerstation 25 voorzien ieder met een breedte I

I van die van twee opslagposities 22. Tussen naburige stellagerekken 21 I

I alsmede aan de buitenzijde van buitenste stellagerekken 21 zijn I

I 15 individuele geleidingen 26 aanwezig waarlangs bijbehorende liften 27 met I

I ieder een liftplateau 41 verplaatsbaar zijn. De geleidingen 26 strekken I

I zich uit tussen de van elkaar afgekeerde uiteinden van een bij hetzelfde I

I stellagerek behorende toevoerstation 24 en afvoerstation 25 waardoor de I

I lift 27 die langs de desbetreffende geleiding 26 verplaatsbaar is, zowel I

I 20 tegenover het desbetreffende toevoerstation 24 als tegenover het I

I desbetreffende afvoerstation 25 positioneerbaar is. De breedte van het I

I liftplateau 41 van de lift 27 komt overeen met die van toevoerstation 24 I

I en die van afvoerstation 25. I

I Toevoerstations 24, afvoerstations 25 en liften 27 zijn I

I 25 ieder voorzien van twee naast elkaar gelegen paren eindloze I

riemt ransporteurs 42 die heen en weer aandrijf baar zijn in een I

I verplaatsingsrichting zich loodrecht uitstrekkende op de lengterichting I

I van stellagerekken 21 en telescopisch uitschuifbaar zijn in de richting I

I van de naburige stellagerekken tot in opslagposities 22 voor het afgeven I

I 30 van bakken 40 in opslagposities 22 dan wel het opnemen van bakken 40 uit I

I opslagposities 22. Door geschikte aandrijving van de riemtransporteurs 42 I

I 1023788 11 is het mogelijk om enerzijds vanaf een toevoerstation 24 gelijktijdig twee bakken 40 al dan niet gevuld met twee bagagestukken 23 over te dragen aan lift 27 (mits deze zich op dat moment tegenover het desbetreffende toevoerstation 24 bevindt) waarna de lift 27 zich langs 5 geleiding 26 alsmede eventueel in hoogte verplaatst zodat lift 27 of althans de riemtransporteurs 42 daarvan tegenover geschikte opslagposities 22 worden gepositioneerd voor overdracht van de bakken 40 vanaf de lift 27 naar de opslagposities 22 waartoe de riemtransporteurs 42 telescopische worden uitgeschoven naar deze opslagposities 22 toe. 10 Voor ondersteuning van de bakken 40 zijn de opslagposities voorzien van twee parallelle draagstangen 43 waartussen de riemtransporteurs 42 telescopisch verplaatsbaar zijn.

Voor het op een later tijdstip weer beschikbaar maken van bagagestukken 23 in een opslagpositie 22 wordt de lift 27 tegenover de 15 desbetreffende opslagpositie 22 gepositioneerd waarna door geschikte aandrijving en telescoperen van de riemtransporteurs 42 van de lift 27, het bagagestuk 23 in een bak 40 wordt overgedragen vanuit de opslagpositie 22 naar de lift 27. Vervolgens verplaatst lift 27 zich langs langsgeleiding 26 naar een afvoerstation 25 alwaar door geschikte 20 aandrijving van de riemtransporteurs 42 van de lift 27 en het afvoerstation 25 overdracht van bak 40 met daarin het bagagestuk 23 vanaf lift 27 naar afvoerstation 25 kan plaatsvinden.

Teneinde de capaciteit te verhogen, is het zeer voordelig indien lift 27 voorzien van een kort daarvoor uit een opslagpositie 22 25 genomen bak 40 wordt gepositioneerd tussen een zich aan weerslangszijden van de bijbehorende geleiding 26 bevindende toevoerstation 24 en afvoerstation 25 waardoor het door gelijktijdige aandrijving van de eindloze transporteurs van het toevoerstation 24, lift 27 en afvoerstation 25 mogelijk is om gelijktijdig zowel vanaf lift 27 een bak 30 40 over te dragen aan afvoerstation 25 als vanaf toevoerstation 24 een bak 40 bestemd voor opslag in een opslagpositie 22 over te dragen aan 1023788

I 12 I

I lift 27. I

I Aan de beide kopse uiteinden van ieder stellagerek 21 zijn I

I aan de buitenzijde van het bijbehorende toevoerstation 24 en het I

I afvoerstation 25 hoofdtransporteurs 28 voorzien die zich op hetzelfde I

I 5 verticale niveau bevinden, hetgeen overigens niet wezenlijk is voor de I

I onderhavige uitvinding. De hoofdtransporteurs 28 zijn zowel bestemd voor I

I toevoer van bakken 40 al dan niet gevuld met bagagestukken 23 aan I

I toevoerstations 24 als voor het opnemen van eerder in een stellagerek 21 I

I opgeslagen bakken 40 al dan niet gevuld met bagagestukken 23 van een I

I 10 afvoerstation 25. Hiertoe strekken zich vanaf de hoofdtransporteurs 28 I

I toevoervertakkingen 29 uit naar toevoerstations 24 en strekken zich vanaf I

I afvoerstations 25 afvoervertakkingen 30 uit naar hoofdtransporteurs 28. I

I Toevoervertakkingen 29 en afvoervertakkingen 30 zijn ieder voorzien van I

I een aantal evenwijdig aan elkaar uitstrekkende transportrollen 47, 48 met I

I 15 een rotatie-as die zich uitstrekt loodrecht op de lengterichting van het I

I bijbehorend stellagerek 21. I

I Hoofdtransporteurs 28 omvatten in hoofdzaak twee eindloze I

I parallelle transportriemen 44. Tussen deze transportriemen 44 bevinden I

I zich ter plaatse van de toevoervertakkingen 29 en afvoervertakkingen 30 I

I 20 respectievelijk in verticaal verplaatsbare framedelen draaibaar opgenomen I

I aangedreven rollen 46, 45. In een onderste stand van een dergelijk I

I framedeel kunnen bakken 40 op hoofdtransporteur 28 rollen 45, 46 I

I ongemoeid passeren. Indien echter tijdens dergelijke passage het I

I framedeel naar een bovenste stand verplaatst komen bijbehorende rollen 46 I

I 25 in contact met de onderzijde van bak 40 waardoor deze de desbetreffende I

I bak 40 in de richting van toevoervertakking 29 doet bewegen die I

I vervolgens voor verder transport naar toevoerstation 24 zorg draagt. Op I

I een vergelijkbare wijze kunnen bakken 40 afkomstig van een afvoerstation I

I 25 weer op de hoofdtransporteur 28 worden gebracht waartoe rollen 45 in I

I 30 een bovenste stand bakken 40 van afvoervertakking 30 overnemen, een I

I snel heidscomponent geven in de verplaatsingsrichting van I

I 1023788 13 hoofdtransporteur 28 en vervolgens bewegen naar een onderste stand. Tijdens de bovenbeschreven overdracht kan hoofdtransporteur 28 continu door blijven lopen terwijl bovendien de oriëntatie van de bakken 40 niet wijzigt.

5 Het zal duidelijk zijn dat een bij het opslagsysteem 20 behorend besturingssysteem in staat is om selectief ervoor zorg te dragen dat bagagestukken 23 bestemd voor tijdelijke opslag via een gewenste toevoervertakking 29, een gewenst toevoerstation 24 en een gewenste lift 27 een gewenste opslagpositie 22 bereikt. Anderzijds is dit 10 besturingssysteem in staat om transport van een beschikbaar te maken bagagestuk 23 vanaf afvoerstation 25 naar een hoofdtransporteur 28 pas plaats laat vinden via afvoervertakking 30 zodra ruimte op de hoofdtransporteur 28 beschikbaar is. Daarnaast zal het besturingssysteem er voor zorg dragen dat geen botsingen tussen bakken op de 15 hoofdtransporteur 28 optreden.

Stroomopwaarts vormen hoofdtransporteurs 28 een gemeenschappelijke toevoertransporteur 31, terwijl stroomafwaarts de hoofdtransporteurs 28 zich samenvoegen tot een gemeenschappelijke afvoertransporteur 32. Het besturingssysteem zal er tevens voor zorg 20 dragen dat er een geschikte verdeling vanaf toevoertransporteur 31 naar de beide hoofdtransporteurs 28 plaatsvindt en dat bij het samenkomen van de hoofdtransporteurs 32 er eveneens geen botsingen zullen optreden. Het is van belang dat men zich realiseert dat alle opslagposities 22 via beide hoofdtransporteurs 28 kunnen worden bereikt. Daarnaast kunnen 25 bagagestukken 23 vanuit alle opslagposities 22 weer beschikbaar worden gemaakt op de gemeenschappelijke afvoertransporteur 32 via ieder van de hoofdtransporteurs 28 afzonderlijk. Dit houdt in dat uitval van een van beide hoofdtransporteurs 28 er op zich niet toe zal leiden dat het niet meer mogelijk is om bakken 40 al dan niet gevuld met bagagestukken 23 30 vanaf de gemeenschappelijke toevoertransporteur 31 op te slaan in een willekeurige opslagpositie 22 en dat bakken 40 al dan niet gevuld met 1QE3788 I bagagestukken 23 die zijn opgeslagen in een willekeurige opslagpositie I 22, ondanks uitval van een van beide hoofdtransporteurs 28, de I gemeenschappelijke afvoertransporteur 32 kunnen bereiken. Daarnaast is I het zo dat uitval van een toevoerstation 24 en/of een afvoerstation 25 er I 5 niet toe kan leiden dat een opslagpositie 22 niet bereikbaar is voor een I bak 40 op een hoofdtransporteur 28, noch dat een bak 40 in een I opslagpositie 22 niet beschikbaar kan worden gemaakt op de I gemeenschappelijke afvoertransporteur 32. Daarnaast geldt dat ook uitval van een lift 27 niet tot de bovenbeschreven ongewenste gevolgen kan 10 leiden.

I Figuur 4 geeft in schematisch perspectivisch bovenaanzicht I een tweede voorkeursuitvoeringsvorm van een opslagsysteem 120 volgens de I uitvinding weer. Aangezien opslagsysteem 120 in wezen grote overeenkomsten vertoont met opslagsysteem 20, zijn overeenkomstige I 15 verwijzingscijfers vermeerderd met 100 gehanteerd in figuur 3. Het enige

I van belang zijnde verschil tussen opslagsysteem 20 en opslagsysteem 120 I

is gelegen in het feit dat de hoofdtransporteurs 128 zich aan één (in I plaats van twee) kopse zijde van de stellagerekken 121 bevinden, net als alle toevoerstations 24 en afvoerstations 25. Hierbij bevinden de I 20 hoofdtransporteurs 128 alsmede de bijbehorende toevoerstations 24 en afvoerstations 25 zich boven elkaar op verschillende verticale niveaus.

Een belangrijk voordeel van opslagsysteem 120 ten opzichte van I opslagsysteem 20 is het kleinere vloeroppervlak dat noodzakelijk is voor het accommoderen van het opslagsysteem 120 ten opzichte van opslagsysteem I 25 20. Daarnaast is het bij opslagssysteem 120 eerder aantrekkelijk om

I liften 127 uit te voeren als een viervoudig systeem (2x2), waarbij I

I gelijktijdig niet alleen naast elkaar maar ook boven elkaar bagagestukken I

I kunnen worden uitgewisseld tussen liften 127 enerzijds en toevoerstations I

I 124 en afvoerstations 125 anderzijds. I

I 30 Alhoewel bij de bovenstaand beschreven voorkeurs- I

uitvoeringsvormen van een tijdelijk opslagsysteem volgens de uitvinding I

I m237ftfl 15 aan de buitenzijde van de buitenste stellagerekken een langs de buitenzijden van de buitenste stellagerekken verplaatsbare lift is voorzien, is dit binnen het kader van de onderhavige uitvinding niet noodzakelijk. Het is denkbaar dat dergelijke buitenste liften ontbreken, 5 waardoor de buitenste stellagerekken slechts vanaf ëên zijde bereikbaar zijn, namelijk door de lift die aan de andere zijde is gelegen van de buitenste steilagerekken. Hierdoor bespaart men zich (één of) twee verplaatsbare liften met de bijbehorende kosten en ruimte. De buitenste steilagerekken zouden bijvoorbeeld kunnen worden benut voor het tijdelijk 10 opslaan van producten waarvan niet vereist is dat zij met een grote mate van zekerheid op korte termijn beschikbaar moeten kunnen worden gemaakt. Hierbij kan men bijvoorbeeld denken aan opslagbekken zoals bak 40 uit figuur 3, of uit bagagestukken die relatief lang moeten worden opgeslagen, bijvoorbeeld gedurende een paar dagen. Het is daarbij 15 denkbaar dat dergelijke bagagestukken op een gegeven moment, bijvoorbeeld zes uur vóór vertrek, worden verplaatst naar een stellagepositie in een stellagerek dat wel wordt omgeven door twee liften, zodat vanaf dat moment ook dit bagagestuk met een hoge mate van zekerheid beschikbaar kan worden gemaakt op een gewenst moment.

1023788_

Claims

1. Systeem voor het tijdelijk opslaan van goederen, met name I I van bagagestukken, omvattende een aantal parallel ten opzichte van elkaar I I 5 opgestelde rijen stellages met ieder naast en boven elkaar gelegen I I opslagposities, aan weerslangszijden van ten minste een deel van de I I individuele stellages langs verplaatsingstrajecten verplaatsbare liften I I voor het vanaf de weerslangszijden zowel afleveren van goederen aan als I I het opnemen van goederen van opslagposities van de stellages, I I 10 toevoerstations en afvoerstations tussen verplaatsingstrajecten van I I naburige liften voor respectievelijk het toevoeren van goederen aan en I I het opnemen van goederen van de respectievelijke liften, een I I toevoertransportsysteem voor het toevoeren van goederen naar de I I toevoerstations en een afvoertransportsysteem voor het afvoeren van I I 15 goederen van de afvoerstations, met het kenmerk, dat het I I toevoertransportsysteem en het afvoertransportsysteem een I I gemeenschappelijke transporteur omvatten met toevoervertakkingen vanaf de I I gemeenschappelijke transporteur naar toevoerstations en I I afvoervertakkingen vanaf afvoerstations naar de gemeenschappelijke I I 20 transporteur. I

2. Systeem volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat twee I gemeenschappelijke transporteurs zijn voorzien. I

3. Systeem volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de I I toevoervertakkingen en de afvoervertakkingen per bijbehorende I I 25 gemeenschappelijke transporteur om en om zijn voorzien. I

4. Systeem volgens één van de voorgaande conclusies, met het I I kenmerk, dat het aantal toevoerstations tenminste gelijk is aan het I I aantal liften. I

5. Systeem volgens één van de voorgaande conclusies, met het I I 30 kenmerk, dat het aantal afvoerstations tenminste gelijk is aan het aantal I I liften. I I 1023738 ' »

6. Systeem volgens conclusie 4 of 5, met het kenmerk, dat het aantal toevoerstations en/of het aantal afvoerstations tenminste één groter is dan het aantal stellages.

7. Systeem volgens één van de voorgaande conclusies, met het 5 kenmerk, dat aan weerslangszijden van ieder verplaatsingstraject respectievelijk een toevoerstation en een afvoerstation is voorzien voor het vanaf de weerslangszijde waar het toevoerstation is gelegen kunnen toevoeren van goederen aan de langs het verplaatsingstraject verplaatsbare lift door het toevoerstation en voor het vanaf de 10 weerslangszijde waar het afvoerstation is gelegen kunnen opnemen van goederen van de langs het verplaatsingstraject verplaatsbare lift door het afvoerstation.

8. Systeem volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat het toevoerstation en het afvoerstation zijn gelegen op dezelfde langspositie 15 langs het verplaatsingstraject.

9. Systeem volgens conclusie 7 of 8, met het kenmerk, dat het toevoerstation en het afvoerstation zijn gelegen op dezelfde hoogtepositie langs het verplaatsingstraject.

10. Systeem volgens één van de conclusies 7, 8 of 9, met het 20 kenmerk, dat aan weerslangszijden van de verplaatsingstrajecten van liften toevoerstations en/of afvoerstations zijn voorzien voor het vanaf beide weerslangszijden respectievelijk kunnen toevoeren van goederen aan een lift door een toevoerstation en/of het kunnen opnemen van goederen van een lift door een afvoerstation.

11. Systeem volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat aan weerslangszijden van de verplaatsingstrajecten van liften zowel toevoerstations als afvoerstations zijn voorzien.

12. Systeem volgens conclusie 10 of 11, met het kenmerk, dat toevoerstations en afvoerstations boven elkaar zijn gelegen.