NL1028534C1 - Voertuig voor het verplaatsen van losse bagagestukken tussen een bagagedepot en een vliegtuig. - Google Patents

Voertuig voor het verplaatsen van losse bagagestukken tussen een bagagedepot en een vliegtuig. Download PDF

Info

Publication number
NL1028534C1
NL1028534C1 NL1028534A NL1028534A NL1028534C1 NL 1028534 C1 NL1028534 C1 NL 1028534C1 NL 1028534 A NL1028534 A NL 1028534A NL 1028534 A NL1028534 A NL 1028534A NL 1028534 C1 NL1028534 C1 NL 1028534C1
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
vehicle
transport
luggage
pieces
conveyor
Prior art date
Application number
NL1028534A
Other languages
German (de)
English (en)
Inventor
Jacobus Marie Van Den Goor
Harmannus Josephus Arn Bodewes
Original Assignee
Vanderlande Ind Nederland
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Vanderlande Ind Nederland filed Critical Vanderlande Ind Nederland
Priority to NL1028534A priority Critical patent/NL1028534C1/nl
Priority to NL1029175A priority patent/NL1029175C2/nl
Priority to DE602006008283T priority patent/DE602006008283D1/de
Priority to CA002601500A priority patent/CA2601500A1/en
Priority to EP06732946A priority patent/EP1858759B1/en
Priority to US11/908,546 priority patent/US20080232941A1/en
Priority to PCT/NL2006/000132 priority patent/WO2006098617A1/en
Priority to AT06732946T priority patent/ATE438567T1/de
Application granted granted Critical
Publication of NL1028534C1 publication Critical patent/NL1028534C1/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B60VEHICLES IN GENERAL
    • B60PVEHICLES ADAPTED FOR LOAD TRANSPORTATION OR TO TRANSPORT, TO CARRY, OR TO COMPRISE SPECIAL LOADS OR OBJECTS
    • B60P1/00Vehicles predominantly for transporting loads and modified to facilitate loading, consolidating the load, or unloading
    • B60P1/36Vehicles predominantly for transporting loads and modified to facilitate loading, consolidating the load, or unloading using endless chains or belts thereon
    • B60P1/38Vehicles predominantly for transporting loads and modified to facilitate loading, consolidating the load, or unloading using endless chains or belts thereon forming the main load-transporting element or part thereof
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B64AIRCRAFT; AVIATION; COSMONAUTICS
    • B64FGROUND OR AIRCRAFT-CARRIER-DECK INSTALLATIONS SPECIALLY ADAPTED FOR USE IN CONNECTION WITH AIRCRAFT; DESIGNING, MANUFACTURING, ASSEMBLING, CLEANING, MAINTAINING OR REPAIRING AIRCRAFT, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; HANDLING, TRANSPORTING, TESTING OR INSPECTING AIRCRAFT COMPONENTS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
    • B64F1/00Ground or aircraft-carrier-deck installations
    • B64F1/32Ground or aircraft-carrier-deck installations for handling freight
    • B64F1/324Luggage loaders specially adapted for loading individual luggage items into or out of the aircraft

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Aviation & Aerospace Engineering (AREA)
  • Transportation (AREA)
  • Intermediate Stations On Conveyors (AREA)
  • Radar Systems Or Details Thereof (AREA)
  • Escalators And Moving Walkways (AREA)

Description

Korte aanduiding: Voertuig voor het verplaatsen van losse bagagestukken tussen een bagagedepot en een vliegtuig.
BESCHRIJVING
5 De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een voertuig voor het verplaatsen van losse bagagestukken tussen een bagagedepot en een vliegtuig omvattende tenminste één verrijdbaar gestel.
Ten behoeve van het beladen van een nog te vertrekken vliegtuig met bagagestukken behorende bij passagiers van het betreffend 10 vliegtuig dan wel voor het ontladen van een zojuist geland vliegtuig is het bekend om gebruik te maken van bagagetrailers waarop door luchthavenpersoneel bagagestukken worden geplaatst en vervolgens dezelfde bagagestukken weer worden weggenomen van de bagagetrailer nadat deze tussen een bagagedepot en het betreffend vliegtuig is verplaatst waarbij 15 veelal de bagagetrailers als een treintje worden getrokken door een trekkend voertuig. Aan deze manier van werken kleeft een aantal bezwaren waarvan een uitermate belangrijke wordt gevormd door de fysieke belasting die hiermee gemoeid is voor het luchthavenpersoneel, zelfs in die mate dat Arbo-regelgeving belangrijke beperkingen oplegt en bovendien 20 luchthavenpersoneel, vanwege de aard van de werkzaamheden tijdelijk of langdurig arbeidsongeschikt geraakt. Daarnaast hangt een belangrijk nadelig aspect van de omschreven bekende manier van bagageverwerking samen met het noodzakelijke fysieke contact tussen bagagestukken en luchthavenpersoneel waardoor kwaadwillend luchthavenpersoneel de 25 bagagestukken kan misbruiken voor het smokkelen van goederen, dan wel dat bagagestukken of althans een deel van de inhoud ervan, worden gestolen.
De onderhavige uitvinding beoogt nu voor de bovengenoemde problematiek een oplossing of verbetering te bieden door een voertuig te verschaffen dat een andere manier van bagageverwerking mogelijk maakt 30 waarbij de bovengenoemde problematiek niet of althans in beduidend mindere mate een rol speelt. Hiertoe kenmerkt het voertuig volgens de 1 028534_ _ 2 uitvinding zich doordat het tenminste ene verrijdbare gestel is voorzien van transportmiddelen met tenminste één transportorgaan voor het ten opzichte van het gestel volgens een transporttraject in een transportrichting transporteren van losse bagagestukken. Door gebruik te 5 maken van dergelijke transportmiddelen is het mogelijk om zowel het beladen als het ontladen van het voertuig gemechaniseerd te doen laten plaatsvinden zonder dat fysiek contact tussen luchthavenpersoneel en bagagestukken daarbij noodzakelijk is. Dit biedt grote voordelen ten aanzien van de arbeidsomstandigheden waaronder het luchthavenpersoneel 10 werkzaam is en bemoeilijkt tegelijkertijd de smokkel van goederen via de bagagestukken en/of de diefstal van deze bagagestukken dan wel van de inhoud daarvan. Overigens is binnen het kader van de onderhavige uitvinding ook een tussenoplossing mogelijk waarbij de aanvoer of afvoer van bagagestukken respectievelijk naar of vanaf het voertuig niet 15 gemechaniseerd plaatsvindt maar waarbij de transportmiddelen het in ieder geval mogelijk maken dat het luchthavenpersoneel aanwezig bij het voertuig zich zo min mogelijk hoeft te verplaatsen ten opzichte van het voertuig tijdens het beladen of ontladen daarvan doordat de transportmiddelen zorg dragen voor een continue toevoer van te ontladen 20 bagagestukken of voor afvoer naar een ander deel van het voertuig van op het voertuig geplaatste bagagestukken.
Bij voorkeur omvatten de transportmiddelen aandrijfmiddelen voor het aandrijven van het transportorgaan. Aldus kan een gecontroleerd transport van losse bagagestukken plaatsvinden zonder dat daarbij fysiek 25 contact tussen de bagagestukken, voor het onderling voortduwen daarvan, is vereist.
Volgens een uitermate volledige voorkeursuitvoeringsvorm heeft het transporttraject delen die tegengesteld aan elkaar verlopen.
Aldus kan een grote mate van efficiency worden bereikt met betrekking tot 30 de mate waarin het voertuig kan worden beladen met losse bagagestukken zonder dat daarvoor bijvoorbeeld het punt van (bij voorkeur 1 028534_ _ 3 geautomatiseerde/gemechaniseerde) belading van het voertuig tussentijds moet wijzigen.
Mede uit het oogpunt van constructieve eenvoud geniet het daarbij de voorkeur dat de tegengesteld aan elkaar verlopende 5 trajectdelen ieder een rechtlijnig verloop hebben.
Het is verder eveneens zeer voordelig indien de tegengesteld aan elkaar verlopende trajectdelen op verschillende verticale niveaus zijn gelegen waardoor de bagagestukken op het voertuig zich boven elkaar bevinden en het benodigd vloeroppervlak van het 10 voertuig dus beperkt kan blijven. Daarnaast geldt dat de toepassing van verschillende verticale niveaus binnen het transporttraject tevens voordelen biedt ten aanzien van de mogelijkheden die men heeft om het voertuig geautomatiseerd of althans gemechaniseerd te beladen en/of te ontladen waarbij gebruik kan worden gemaakt van de zwaartekracht.
15 Met name voor bagagestukken met afmetingen die afwijken van de gangbare afmetingen voor bagagestukken, zoals bijvoorbeeld ski's of een verpakte fiets is het voordelig indien tussen de tegengesteld aan elkaar verlopende trajectdelen een accommodatieruimte is voorzien voor bagagestukken.
20 Teneinde een continu beladings- en ontladingsproces te kunnen bereiken geniet het de verdere voorkeur dat het transporttraject eindloos is.
De toepassing van een eindloos transporttraject biedt de verdere mogelijkheid dat volgens een verdere voorkeursuitvoeringsvorm het 25 transportorgaan een eindloze transportband omvat met op afstand van elkaar gelegen schotorganen die zich, bij voorkeur loodrecht op de transportband en op de transportrichting, vanaf de transportband uitstrekken voor het tussen de schotten bepalen van accommodatieruimten voor individuele bagagestukken. Dit biedt het grote voordeel dat 30 bijvoorbeeld tijdens het beladen van een vliegtuig met losse bagagestukken, deze losse bagagestukken tot vlak voor dat zij 1028534 4 daadwerkelijk in het vliegtuig worden beladen of zelfs nog tot in het vliegtuig, kunnen worden getraceerd, hetgeen met name van belang is indien bepaalde bagagestukken bijvoorbeeld uiteindelijk niet moeten worden beladen in het vliegtuig omdat een passagier om wat voor reden dan 5 ook niet meevliegt. Normaliter is het met het zoeken naar de bagagestukken van een dergelijke passagier veel tijd gemoeid hetgeen zelfs kan leiden tot vertraging van het vliegtuig.
Aan de van de transportband afgekeerde zijde van de schotorganen is bij voorkeur een afschermorgaan voorzien dat zich over 10 tenminste een deel van de lengte van het eindloze transporttraject uitstrekt. Dit afschermorgaan fungeert enerzijds ter bescherming van de bagagestukken, bijvoorbeeld tegen weersinvloeden zoals sneeuw of regen, en is anderzijds van nut ter voorkoming dat losse bagagestukken op een ongewenst moment uit de accommodatieruimten gaan.
15 Om diezelfde reden geniet het de voorkeur dat loodrecht op het vlak van de transportband evenwijdig aan de transportrichting aan tenminste één zijde van de schotorganen een verder afschermorgaan is voorzien dat zich over tenminste een deel van de lengte van het eindloze transporttraject uitstrekt.
20 In het afschermorgaan en/of in het verdere afschermorgaan is bij voorkeur een toevoeropening en/of een afvoeropening voorzien voor het respectievelijk toevoeren van een individueel bagagestuk via de toevoeropening aan een accommodatieruimte en/of het afvoeren van een individueel bagagestuk via de afvoeropening uit de accommodatieruimte.
25 Aldus kan ondanks een goede afscherming van individuele bagagestukken in de accommodatieruimten tussen de schotorganen, toch toevoer van de bagagestukken naar de accommodatieruimten en afvoer daarvandaan plaatsvinden.
Bij verdere voorkeur zijn afsluitmiddelen voorzien voor het 30 afsluiten van de toevoeropening en/of afvoeropening. De combinatie van een afschermorgaan, tenminste één verder afschermorgaan en eventueel de 1 028534_ _ 5 afsluitmiddel en maken het tevens mogelijk dat bagage op het voertuig niet toegankelijk is voor kwaadwillende personen.
Een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding wordt gekenmerkt doordat het voertuig een aantal onderling 5 achter elkaar door koppel middel en gekoppelde karren omvat ieder met een verrijdbaar gestel en met transportmiddelen waarbij de respectievelijke transportmiddelen zijn ingericht voor het overdragen van bagagestukken tussen transportmiddelen behorende bij naburige karren. Aldus kan een trein van verrijdbare gestellen worden gecreëerd waarbij het toevoeren 10 van op het voertuig te beladen bagagestukken of het afvoeren van door het voertuig verplaatsen bagagestukken aan één uiteinde van deze trein kan plaatsvinden hetgeen de handmatige manipulatie van bagagestukken zoveel mogelijk beperkt of zelfs uitsluit. Bovendien kan de capaciteit van het voertuig eenvoudig worden bepaald door het aantal onderling gekoppelde 15 verrijdbare karren. Bij voorkeur zijn de karren losmaakbaar met elkaar verbonden zodat de beladingscapaciteit van het voertuig eenvoudig kan worden aangepast door het aanpassen van het aantal karren.
Om de overdracht van bagagestukken tussen de transportmiddelen van naburige karren zo eenvoudig mogelijk te kunnen 20 laten plaatsvinden geniet het de verdere voorkeur dat naar elkaar gerichte uiteinden van transportorganen van transportmiddelen behorende bij naburige karren op verschillende verticale niveaus zijn gelegen. Hierbij valt ieder bagagestuk vanaf het hoger gelegen uiteinde van een transportorgaan naar een lager gelegen uiteinde van een volgend 25 transportorgaan, waarbij bovendien de naburige transportorganen elkaar niet in de weg zitten tijdens het doorlopen door het voertuig van een bocht.
Bij verdere voorkeur geldt dat de op verschillende verticale niveaus gelegen naar elkaar gerichte uiteinden van 30 transportorganen van transportmiddelen behorende bij naburige karren recht boven elkaar zijn gelegen zodat er sprake is van een overlap tussen 1028534 6 de transportorganen waardoor de zekerheid waarmee bagagestukken worden overgedragen tussen transportmiddelen behorende bij naburige karren verder kan worden verhoogd, zelfs indien de achter elkaar gekoppelde karren in een (lichte) bocht zijn opgesteld.
5 Uit het oogpunt van constructieve eenvoud geniet het daarbij de voorkeur dat het transporttraject een hellend en/of een rechtlijnig verloop heeft.
Bij verdere voorkeur geldt dat het tenminste ene transportorgaan een eindloze transportband omvat die is geslagen om twee 10 op afstand van elkaar gelegen omlooporganen.
Ten behoeve van het doorlopen van bochten, waarbij achtereenvolgende gestellen een hoek met elkaar insluiten, is het noodzakelijk dat de gestellen een zekere onderlinge afstand hebben die overdracht van bagagestukken tussen transportmiddelen behorende bij 15 naburige gestellen tijdens beladen of ontladen van het voertuig bemoeilijkt. Ten behoeve van het oplossen van dit probleem omvatten de transportmiddelen bij voorkeur per kar een overbruggingsorgaan dat verplaatsbaar is tussen een werkzame stand tijdens overdracht van bagagestukken tussen transportmiddelen behorende bij naburige karren en 20 een niet-werkzame stand voor toepassing tijdens het verplaatsen van het voertuig tussen een bagagedepot en een vliegtuig waarbij de transportmiddelen van naburige karren niet op elkaar aansluiten.
Daarbij geldt bij voorkeur dat het overbruggingsorgaan een overbruggingstransporteur omvat.
25 Een verdere voorkeursuitvoeringsvorm kenmerkt zich doordat het overbruggingsorgaan zwenkbaar met het gestel is verbonden. Aldus kan het overbruggingsorgaan in niet-werkzame stand ook een afsluiting vormen voor bagagestukken die worden ondersteund door het desbetreffende gestel opdat deze bagagestukken niet ongewenst van het voertuig afvallen.
30 Alternatief of in combinatie kan het tevens voordelig zijn indien het overbruggingsorgaan in hoogte verstelbaar met het gestel is 1028534 7 verbonden, met name indien de transportmiddelen behorende bij het verrijdbaar gestel zijn voorzien van een aantal boven elkaar gelegen transportorganen volgens een nog te bespreken voorkeursuitvoeringsvorm.
Het bovengenoemde probleem ten aanzien van enerzijds de 5 wens om achtereenvolgende karren onder een hoek ten opzichte van elkaar te kunnen positioneren ten behoeve van het doorlopen van bochten en anderzijds de wens om bagagestukken tussen transportmiddelen behorende bij naburige karren te kunnen overdragen kan ook worden opgelost door de gestellen tijdens het verrijden daarvan op een grotere afstand van elkaar 10 te brengen dan tijdens het beladen ervan. Binnen dat kader zijn de koppelmiddel en bij voorkeur ingericht voor het in een verrijdbare toestand op afstand van elkaar positioneren van naburige gestellen voor het tijdens het doorlopen van een bocht door het voertuig onder een hoek ten opzichte van elkaar georiënteerd zijn van de karren en in een 15 laadtoestand dichter bij elkaar houden van de naburige karren zodat de transportmiddelen behorende bij de naburige gestellen op elkaar aansluiten voor overdracht van bagagestukken.
Hiertoe omvatten de koppelmiddel en bij voorkeur een in de verplaatsingsrichting en tegengesteld aan de verplaatsingsrichting van 20 het bijbehorende voertuig verplaatsbaar koppel orgaan waardoor door verplaatsing van het koppel orgaan naburige gestellen naar elkaar toe kunnen worden getrokken voor het bereiken van de laadtoestand. De verrijdbare toestand kan vervolgens weer eenvoudig worden bereikt door het koppel orgaan in de tegengestelde richting te verplaatsen en 25 vervolgens de naburige gestellen weer uit elkaar te trekken door eenvoudigweg de onderling gekoppelde verrijdbare gestellen te verrijden. Alternatief is het uiteraard ook mogelijk om door het achteruit rijden van het voertuig tijdens remmen van het achterste gestel, de achtereenvolgende gestellen in de laadtoestand te brengen.
30 Ten behoeve van het doorlopen van bochten door het voertuig geniet het de voorkeur dat het transportorgaan in aanzicht loodrecht op 1028534 δ de transportnchting flexibel is. Aldus kan het transportorgaan in hoofdzaak dezelfde vorm aannemen als de bocht die het voertuig doorloopt.
Een constructief voordelige voorkeursuitvoeringsvorm wordt hiertoe verschaft indien het transportorgaan is opgebouwd uit een reeks 5 van transportorgaandelen die onderling zwenkbaar om zwenkassen die zich loodrecht op de transportrichting uitstrekken, met elkaar zijn verbonden. De transportorgaandelen kunnen als het ware worden beschouwd als de schakels van een ketting.
Teneinde een eenvoudige maar bovenal uitermate betrouwbare 10 overdracht van bagagestukken van de ene kar naar een aansluitende kar mogelijk te maken geniet het de grote voorkeur dat de transportorganen behorende bij de gekoppelde karren worden gevormd door een gemeenschappelijk doorlopend transportorgaan.
Een alternatieve wijze om transportmiddelen van 15 achtereenvolgende karren tijdens be-/ontladen op elkaar aan te laten sluiten en tijdens het rijden van het voertuig juist op een grotere afstand te houden kan worden verkregen indien de lengte van het transportorgaan behorende bij een kar instelbaar is. Tijdens be-/ontladen heeft het transportorgaan dan een lange lengte waarbij achtereenvolgende 20 transportorganen van achtereenvolgende karren op elkaar aansluiten terwijl tijdens rijden van het voertuig het transportorgaan een een korte lengte aanneemt waarbij achtereenvolgende transportorganen juist niet op elkaar aansluiten en dus niet in conflict met elkaar komen tijdens het doorlopen van bochten door het voertuig.
25 Ter verhoging van de capaciteit is het verder uitermate voordelig indien de transportmiddelen behorend bij een verrijdbaar gestel zijn voorzien van een aantal boven en/of naast elkaar gelegen transportorganen.
Bij toepassing van een aantal boven elkaar gelegen 30 transportorganen zijn deze bij voorkeur in hoogte verstelbaar. Dit biedt de voordelige mogelijkheid om het beladen of ontladen van 1028534 9 transportorganen op een vaste hoogte te doen laten plaatsvinden ongeacht de hoogte die de transportorganen in beladen toestand op een gestel i nnemen.
Ten behoeve van een optimale beladingsgraad van het 5 voertuig geniet het de voorkeur dat detectiemiddelen zijn voorzien voor het detecteren van de verticale positie van bagagestukken gelegen op een transportorgaan voor het in afhankelijkheid van de gedetecteerde verticale positie van bagagestukken in hoogte verstellen van het bijbehorend transportorgaan. Dergelijke detectiemiddelen kunnen 10 bijvoorbeeld zijn uitgevoerd als lichtscherm en kunnen deel uitmaken van het voertuig maar kunnen alternatief ook los van het voertuig daarnaast zijn opgesteld bijvoorbeeld ter plaatse van een bagagedepot.
Een alternatieve wijze om te bereiken dat bagagestukken worden beladen op transportmiddelen die boven elkaar zijn voorzien wordt 15 verschaft indien tenminste de bovenste van een aantal boven elkaar gelegen transportorganen zwenkbaar is tussen een scheve oriëntatie waarbij het desbetreffend transportorgaan met een onderste uiteinde aansluit op een daaronder gelegen transportorgaan en een horizontale oriëntatie waarbij het desbetreffend transportorgaan op afstand is 20 gelegen van de daaronder gelegen transportorgaan. Daarbij kan toevoer of af voer van bagagestukken naar het voertuig, ondanks het feit dat deze bagagestukken op het voertuig uiteindelijk op verschillende verticale posities wordt beladen, plaatsvinden op één en hetzelfde verticale niveau.
25 Een constructief, met name vanwege zijn eenvoud, uitermate voordelige voorkeursuitvoeringsvorm wordt verkregen indien de transportmiddelen tenminste één flexibel eindloos langwerpig overbrengorgaan omvatten dat verplaatsbaar is volgens een eindloos verplaatsingstraject gelegen in een verticaal vlak en langs een deel van 30 de lengte van welk overbrengorgaan zich dwars op de lengterichting van het overbrengorgaan uitstrekkende deeltransportorganen met het 1 ή 9 ft R 3 A_ _ _ 10 overbrengorgaan zijn verbonden, welke deeltransportorganen gezamenlijk het transportorgaan vormen. Bij verdere voorkeur strekt het eindloze verplaatsingstraject zich evenwijdig aan de lengterichting van het voertuig uit. De toepassing van deeltransportorganen verschaft de 5 mogelijkheid dat het transportorgaan ook bochten doorloopt, waarbij overigens de vorm van het transportorgaan niet constant is.
Met name bij toepassing van een aantal transportorganen per gestel geniet het de voorkeur dat langs maximaal de helft van de lengte van het tenminste ene overbrengorgaan de deeltransportorganen met het 10 overige orgaan zijn verbonden. Aldus zullen de verschillende transportorganen niet in de weg zitten van bagagestukken, tijdens het be-of ontladen van andere transportorganen.
Teneinde de deeltransportorganen licht te kunnen uitvoeren en verder de mechanische belasting op het tenminste ene overbrengorgaan 15 te beperken geniet het de voorkeur dat de transportmiddelen ondersteuningsmiddelen omvatten voor het direct ondersteunen van de deeltransportorganen in een bovenste deel van het eindeloos transporttraject. Dergelijke ondersteuningsmiddelen kunnen zeer eenvoudig als stationaire elementen op een gestel worden uitgevoerd, bijvoorbeeld 20 als onderste'uningsplaat of als zich evenwijdig aan het eindloos verplaatsingstraject uitstrekkende horizontale geleidingen, zoals bi jvoorbeeld ondersteuni ngsstangen.
Ter voorkoming dat bagagestukken tijdens verplaatsing van het voertuig op een ongewenst moment van het voertuig afvallen, geniet 25 het de voorkeur dat het transportorgaan een in dwarsdoorsnede scheve oriëntatie heeft en een aanslag is voorzien aan de onderste langszijde voor aanslag door bagagestukken op het transportorgaan.
Ten behoeve van het ontladen van het voertuig geniet het daarbij de verdere voorkeur dat het transportorgaan zwenkbaar is om een i 30 zich parallel aan de transportrichting uitstrekkende zwenkas voor het via j een horizontale oriëntatie van het transportorgaan zwenken van het 1 028534___ __ 11 transportorgaan naar een gespiegelde scheve oriëntatie van het transportorgaan waardoor onder andere de mogelijkheid wordt geboden om zijdelings te ontladen.
In zijn algemeenheid geldt verder dat het tenminste ene 5 verrijdbare gestel bij voorkeur van het aanhangwagen-type is.
Het is zeer voordelig indien een besturingssysteem is voorzien dat registreert op welke positie van het tenminste ene transportorgaan een bagagestuk wordt beladen zodat deze tenminste het moment dat de bagagestukken weer van het voertuig worden ontladen snel 10 kunnen worden getraceerd.
De uitvinding heeft tevens betrekking op een werkwijze voor het toepassen van een voertuig volgens de uitvinding zoals bovenstaand omschreven omvattende de stappen van het ter plaatse van een bagagedepot gemechaniseerd door een 15 toevoertransporteur die aansluit op het transportorgaan toevoeren en overdragen van bagagestukken op het voertuig aan een toevoerzijde daarvan tijdens werkzaamheid van de transportmiddelen, het verplaatsen van het voertuig met de bagagestukken van 20 het bagagedepot naar het vliegtuig.
Bij verdere voorkeur omvat de werkwijze volgens de uitvinding de stap van het ter plaatse van het vliegtuig gemechaniseerd door een afvoertransporteur die aansluit op het transportorgaan 25 vanaf het voertuig aan een afvoerzijde daarvan overnemen en afvoeren van bagagestukken tijdens werkzaamheid van de transportmiddelen.
De voordelen die aan dergelijke werkwijzen zijn verbonden zullen de vakman reeds duidelijk zijn aan de hand van de voorgaande 30 beschrijving van het voertuig volgens de uitvinding al dan niet in voorkeursui tvoeri ngsvormen daarvan.
1028534 12
De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de beschrijving van een aantal voorkeursuitvoeringsvormen van voertuigen volgens de uitvinding onder verwijzing naar de navolgende figuren:
Figuur 1 toont in isometrisch aanzicht een voertuig volgens 5 een eerste voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding;
Figuur 2 toont een inwendig deel van het voertuig volgens figuur 1;
Figuur 3 toont een tweede voorkeursuitvoeringsvorm van een voertuig volgens de uitvinding; 10 Figuur 4 toont schematisch in zijaanzicht een derde voorkeursuitvoeringsvorm van een voertuig volgens de uitvinding tijdens belading ervan;
Figuur 5 toont figuur 4 in bovenaanzicht;
Figuur 6 toont het voertuig volgens figuur 4 in 15 achteraanzicht tijdens (een alternatieve vorm van) be-/ontladen;
Figuur 7 toont een achteraanzicht van een vierde voorkeursuitvoeringsvorm van een voertuig volgens de uitvinding;
Figuur 8 toont schematisch in zijaanzicht een vijfde voorkeursuitvoeringsvorm van een voertuig volgens de uitvinding; 20 Figuur 9 toont schematisch in zijaanzicht een zesde voorkeursuitvoeringsvorm van een voertuig volgens de uitvinding;
Figuur 10 toont schematisch in zijaanzicht een zevende voorkeursuitvoeringsvorm van een voertuig volgens de uitvinding;
Figuur 11 toont een vooraanzicht van figuur 10; 25 Figuur 12 toont schematisch in zijaanzicht een achtste voorkeursuitvoeringsvorm van een voertuig volgens de uitvinding;
Figuur 13 toont schematisch in zijaanzicht een kar deel uitmakend van een voertuig volgens figuur 12 meer in detail;
Figuur 14 toont een kar deel uitmakend van een voertuig 30 volgens figuur 12 schematisch in dwarsdoorsnede;
Figuur 15 toont detail XV in figuur 14; I
| 1028534 ! 13
Figuur 16 toont schematisch in zijaanzicht een negende voorkeursuitvoeringsvorm van een voertuig volgens de uitvinding in laadtoestand;
Figuur 17 toont figuur 16 in onderaanzicht; 5 Figuur 18 toont schematisch in zijaanzicht het voertuig volgens figuur 16 in verrijdbare toestand;
Figuur 19 toont figuur 18 in onderaanzicht; en
Figuur 20 toont in bovenaanzicht de omgeving van een vliegtuig tijdens be-/ontladen daarvan.
10 Figuur 1 toont een voertuig 1 van het aanhanger-type met een gestel oftewel chassis met vier wielen 2 (waarvan er in figuur 1 slechts twee zichtbaar zijn) en aan de voorzijde van voertuig 1 een trekarm 3 dat aan zijn voorste uiteinde is voorzien van een oog 4 voor aangrijpende samenwerking met een verticale pen met een bovenste vrij 15 uiteinde van een trekkend voertuig of van een ander voertuig 1 van het aanhanger-type, in het geval bijvoorbeeld dat voertuig 1 deel uitmaakt van een trein van voertuigen 1 met helemaal aan de voorzijde daarvan een trekkend voertuig. Voor het doorlopen van bochten zijn de voorste twee wielen 2 (waarvan er in figuur 1 slechts één zichtbaar is) gezamenlijk 20 met trekarm 3 zwenkbaar om een verticale as ten opzichte van het chassis.
Het chassis draagt een behuizing 5 voor bagagestukken. De behuizing 5 heeft een in de langsrichting van het voertuig 1 langwerpige hoofdvorm. Aan de buitenzijde is de behuizing 5 voorzien van een plaatvormige schil 6 met twee tegenover elkaar gelegen gespiegelde 25 halfcirkelvormige schil del en 6a, 6b met tussen de naar elkaar gerichte uiteinden van de halfcirkelvormige delen 6a, 6b, respectievelijke rechtlijnige delen 6c, 6d. De beide zijkanten van de behuizing 5 worden met uitzondering van opening 7 afgesloten door een rondgaande afscheidingswand 8 waarvan er in figuur 1 slechts één zichtbaar is.
30 Figuur 2 toont het inwendige 9 van de behuizing 5. Het inwendige 9 omvat in het midden van de breedte van voertuig 1 een 1 028534_ _ 14 verdelingswand 10, die net als de beide afscheidingswanden 8 kan zijn voorzien van een opening in lijn met opening 7. Overigens wordt opgemerkt dat het binnen het kader van de uitvinding tevens mogelijk is dat één van beide afscheidingswanden 8 volledig gesloten is en derhalve niet is 5 voorzien van een opening 7.
Aan beide zijden van verdelingswand 10 die het inwendige 9 van behuizing 5 in twee (gelijke) delen verdeelt is een eindloze transportband 11, 12 voorzien die al dan niet onafhankelijk van elkaar kunnen worden aangedreven in de richting van pijl 13 door niet nader 10 getoonde aandrijfmiddelen. Voor het geleiden van de transportbanden 11, 12 kunnen niet nader getoonde geleidingen zijn voorzien die zijn opgehangen aan enerzijds verdelingswand 10 en/of anderzijds één van beide afscheidingswanden 8 of bijvoorbeeld aan een niet nader getoond frame.
Loodrecht op de transportbanden 11, 12 en tevens loodrecht 15 op de transportrichting 13 zijn schotten 14, 15 op de respectievelijke transportbanden 11, 12 bevestigd waardoor tussen de respectievelijke schotten 14, 15 accommodatieruimten 16, 17 aanwezig zijn die in de twee rechte delen van de respectievelijke banen van de transportbanden 11, 12 in zijaanzicht rechthoekig van vorm en in de gebogen delen van de banen 20 van de respectievelijke transportbanden 11, 12 driehoekvormig zijn (zij het met een afgeknotte punt). De accommodatieruimten 16, 17 die behalve door de schotten 14, 15 ook worden begrensd door de respectievelijke transportbanden 11, 12, schil 6, afscheidingswanden 8 en verdelingswand 10 zijn bestemd voor het opnemen van een individueel bagagestuk 28, 25 bijvoorbeeld een koffer, zoals dat in figuur 1 vanwege de min of meer transparante weergave van de zichtbare afscheidingswand 8 zichtbaar is.
Teneinde een optimale omhulling van behuizing 5 met bagagestukken 28 te kunnen verkrijgen bevinden de schotten 14 zich op een kleinere afstand van elkaar dan schotten 15 waardoor de 30 accommodatieruimten 17 grotere bagagestukken kunnen opnemen dan de accommodatieruimten 16.
1028534 15
Voor de toevoer van bagagestukken 28 aan één van de accommodatieruimten 16, 17 is in de bovenste helft van cirkel vormig deel 6b van schil 6 voor beide weerszijden van verdelingswand 10 een toevoeropening 18, 19 aangebracht die met deksels 20, 21 kunnen worden 5 afgesloten. Voor het toevoeren van bagagestukken aan het inwendige van behuizing 5 kan een toevoertransporteur worden toegepast waarvan het vrije uiteinde uitmondt bij één van de beide toevoeropeningen 18, 19 waarna het betreffend bagagestuk 28 onder invloed van de zwaartekracht via één van beide toevoeropeningen 18, 19 in één van de 10 accommodatieruimten 16, 17 valt. Vanwege de aandrijving van transportband 11, 12 zal vervolgens een volgende lege accommodatieruimte 16, 17 beschikbaar komen voor een volgend bagagestuk 28.
Voor de afvoer van bagagestukken uit het inwendige van behuizing 5 is in de onderste helft van het half cirkel vormige deel 6b 15 van schil 6 een afvoeropening 22, 23 voorzien die afsluitbaar zijn via deksels 24, 25. Voor het af voeren van bagagestukken 28 uit behuizing 5 dient een afvoertransporteur te worden gepositioneerd ter plaatse van één van beide afvoeropeningen 22, 23, waarna de betreffende deksel 24, 25 wordt geopend en het bagagestuk 28 in de accommodatieruimte 16, 17 die 20 zich ter plaatse van de betreffende afvoeropening 22, 23 bevindt uit de accommodatieruimte 16, 17 schuift waarbij het schuin neerwaarts gerichte schot 14, 15 als glijvlak voor het bagagestuk 28 fungeert. Het spreekt voor zich dat één of beide afvoeropeningen 22, 23 ook voorzien zouden kunnen zijn ter plaatse van het halfcirkelvormige deel 6a aan de 25 achterzijde van voertuig 1. Voor bagagestukken 26 waarvan de afmetingen dusdanig zijn dat deze niet in één van de accommodatieruimten 16, 17 passen, kan de ruimte aan de binnenzijde van de eindloze transportbanden 11, 12 worden benut, welke toegankelijk is via opening 7.
Figuur 3 toont een tweede voorkeursuitvoeringsvorm van een 30 voertuig volgens de uitvinding. Het voertuig 31 omvat een vijftal identieke aanhangers 32 met wielen, een gestel en een trekarm die 1028534 16 volstrekt vergelijkbaar zijn met die volgens figuur 1. Op ieder aanhangwagentje 32 zijn boven elkaar en naast elkaar in totaal vier transporteurs 33 voorzien, die binnen het kader van de onderhavige uitvinding bij voorkeur individueel aandrijfbaar zijn door niet nader 5 getoonde aandrijfmiddelen maar alternatief ook gezamenlijk of althans paarsgewijs aandrijfbaar kunnen zijn. De transporteurs 33 omvatten ieder een eindloze transportband 34 die geslagen is om twee omlooprollen 35, 36 waarbij de transportband 34 tussen de omlooprollen 35, 36 een rechtlijnig, schuin omhoog hellend verloop heeft. De lengte van de 10 transportbanden 34 is daarbij langer gekozen dan de lengte van het chassis inclusief trekarm van ieder voertuig 31 waardoor er sprake is in horizontale richting gezien van enige overlap tussen transportbanden 34 van verschillende aanhangwagens 32. Vanwege het hoogteverschil tussen naar elkaar gerichte uiteinden van de transportbanden 34 van naburige 15 aanhangwagens 32 vormt ook het doorlopen van bochten, zoals mooi zichtbaar in figuur 3, geen probleem.
Aan de achterzijde van de trein van aanhangwagens 32 bevindt zich de toevoerzijde 38 voor het beladen van voertuig 31 waarbij handmatig of bij voorkeur gemechaniseerd/geautomatiseerd bagagestukken op 20 het laagst gelegen uiteinde van één van de vier transportbanden 34 van de achterste aanhangwagen 32 worden geplaatst. Door aandrijving van de betreffende transportband 34 komt een volgende lege positie op de transportband 34 beschikbaar voor een volgend bagagestuk. Zodra een transportband 34 van een aanhangwagen 32 volledig is gevuld, zal het 25 bagagestuk dat als eerste op de betreffende transportband 34 is geplaatst neerwaarts vallen op een transportband 34 van een volgende aanhangwagen 32. Het is hierbij wel wenselijk dat de aanhangwagens 32 rechter achter elkaar zijn gepositioneerd dan is weergegeven in figuur 3 zodat de overdracht tussen opeenvolgende transportbanden 34 op een zo betrouwbaar 30 mogelijke wijze kan plaatsvinden. Het aldus beladen van voertuig 31 kan net zo lang plaatsvinden totdat alle transportbanden 34 volledig zijn 1028534 17 gevuld met bagagestukken in een enkele laag (dus niet onderling gestapeld). Door het niet op elkaar stapelen van bagagestukken wordt in zijn algemeenheid bereikt dat de bagagestukken zeer stabiel liggen en elkaar niet zullen beschadigen.
5 Vervolgens kan het voertuig 31, getrokken door een niet nader getoond trekkend voertuig, naar een nog te vertrekken en met de betreffende bagagestukken te beladen vliegtuig worden verplaatst waarna op een volstrekt vergelijkbare wijze als bij het beladen, het ontladen van het voertuig 31 kan worden uitgevoerd waarbij aan de afvoerzijde 37 10 de bagagestukken worden opgévangen al dan niet op een volgende transportband die de bagagestukken naar het ruim van het vliegtuig transporteert.
Zoals het de vakman duidelijk zal zijn is het bij het beladen en ontladen van voertuig 31 van belang dat de toevoer 15 respectievelijk afvoer van bagagestukken naar en vanaf het voertuig 31 afgestemd dient te worden op de snelheid waarmee de diverse transportbanden 34 worden aangedreven. Daarbij is het ook van belang dat transportbanden 34 die in lijn met elkaar zijn gelegen altijd gezamenlijk worden aangedreven waardoor het noodzakelijk is om een 20 besturingskoppeling tussen de diverse aanhangwagens 32 te realiseren die een dergelijke gemeenschappelijke aandrijving van de achtereenvolgende transportbanden 34 mogelijk maakt. Bovendien is het van belang dat bij een stokkende toevoer of afvoer de transportbanden 34 snel kunnen worden stilgezet zodat geen gaten ontstaan op de transportband 34 dan wel dat 25 bagagestukken op elkaar vallen en bijvoorbeeld beschadigd zouden kunnen raken.
Figuren 4, 5 en 6 hebben betrekking op een voertuig volgens een derde uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding. Voertuig 41 is een kar van het aanhangwagentype met een middels wielen 42 verrijdbaar 30 gestel 43. Kar 41 omvat een aantal boven elkaar gelegen bandtransporteurs 44. Zoals in figuur 6 zichtbaar, zijn de bandtransporteurs 44 aan de 1028534 18 linkerzijde van schot 45 op een kleinere afstand boven elkaar gepositioneerd dan aan de rechterzijde, waardoor de tussenruimten tussen de bandtransporteurs logischerwijs aan de linkerzijde kleiner zijn dan aan de rechterzijde en de bandtransporteurs 44 aan de rechterzijde van 5 schot 45 met name bestemd zijn voor het verwerken van relatief grote bagagestukken 46 die niet tussen de bandtransporteurs 44 aan de linkerzijde van schot 45 zouden passen. Bandtransporteurs 44 zijn in staat om bagagestukken 46 in de richting van dubbele pijl 47 te transporteren ten opzichte van gestel 43.
10 In figuur 4 en 5 is zichtbaar hoe kar 41 aan het stroomafwaartse uiteinde van een volgens dubbele pijl 48 om zwenkas 49 zwenkbare, dubbel uitgevoerde (zowel voor de transporteurs 44 aan de linkerzijde van schot 45 in figuur 6 als voor de transporteurs 44 aan de rechterzijde van schot 45 in figuur 6) toevoertransporteur 50 is 15 gepositioneerd. Bagagestukken 46 worden door stationaire toevoertransporteur 51 vanuit een bagagedepot toegevoerd aan de toevoertransporteur 50. In de figuren 4 en 5 is een operator 52 weergegeven die op basis van de afmetingen van bagagestuk 46 bepaalt of bagagestuk 46 uiteindelijk dient te worden verwerkt via/opgeslagen op de 20 linker transporteurs 44 of de rechter transporteurs 44 en het betreffende bagagestuk 46 naar de overeenkomstige zijde van stationaire toevoertransporteur 51 schuift. Het zal de vakman duidelijk zijn dat operator 52 ook vervangen zou kunnen worden door een geautomatiseerd systeem dat met behulp van detectiemiddelen de hoogte van bagagestuk 46 25 bepaalt en vervolgens het bagagestuk 46 naar de linker of rechter zijde van de stationaire toevoertransporteur 51 verschuift. Een dergelijke geautomatiseerde gang van zaken zou operator 52 meer gelegenheid bieden om het zwenken van toevoertransporteur 50 te bedienen. Zodra de operator 52 namelijk constateert dat een transporteur 44 volledig is gevuld met 30 bagagestukken 46 kan operator 52 de toevoertransporteur 50 naar een andere zwenkstand doen zwenken waarbij de toevoertransporteur 50 aansluit 1028534 19 op een transporteur 44 die nog niet (volledig) is gevuld met bagagestukken 46. Aldus zal het de vakman duidelijk zijn dat het op relatief eenvoudige wijze mogelijk is om alle transporteurs 44 volledig te vullen met bagagestukken 46 waarna kar 41 naar een te beladen 5 vliegtuig wordt verplaatst met behulp van een trekkend voertuig.
Terzijde wordt opgemerkt dat ook het bedienen van de zwenkbare toevoertransporteur 50 geautomatiseerd kan plaatsvinden op basis van waarnemingen door niet nader getoonde detectiemiddelen (zoals bijvoorbeeld een lichtscherm of camera's) omtrent de afmetingen van 10 bagagestukken 46. De besturingsmiddelen die een dergelijke geautomatiseerde voortgang zouden bewerkstelligen, zouden daarbij tevens bij voorkeur geschikt zijn voor het aansturen van de individuele transporteurs 44 die door niet nader getoonde aandrijfmiddelen worden aangedreven. Het is daarbij tenminste zeer voordelig indien de 15 besturingsmiddelen zijn ingericht om, zodra een bagagestuk 46 op het naar toevoertransporteur 50 gekeerde uiteinde van een toevoertransporteur 44 is beland, deze toevoertransporteur 44 niet eerder verder te doen transporteren totdat een volgend bagagestuk 46 wordt toegevoerd aan de desbetreffende transporteur 44 zodat een optimale vulling van de 20 transporteur 44 wordt bereikt.
Ten behoeve van het ontladen van kar 41 kan in feite de omgekeerde situatie zoals bovenstaand omschreven worden toegepast waarbij de transporteurs 50, 51 als afvoertransporteurs worden ingezet en uiteraard in de tegengestelde richting worden aangedreven.
25 Figuur 6 toont hoe kar 41 op een alternatieve wijze kan worden beladen. In plaats van een toevoertransporteur 50 die aansluit op een kopse zijde van kar 41, zijn in figuur 6 voor ieder van de transporteurs 44 aan de zijkanten van kar 41 dwarse toevoertransporteurs 53 voorzien. Transporteurs 53 worden aangedreven in de richting van kar 30 41 voor het beladen van kar 41, meer specifiek van de transporteurs 44 daarvan. Alternatief is het ook denkbaar dat het aantal dwarse 1028S34 20 toevoertransporteurs 53 in hoogte verstelbaar langs de zijkanten van kar 41 wordt uitgevoerd zodat aan ieder van de twee zijkanten van kar 41 één dwarse toevoertransporteur 53 volstaat. Toevoertransporteur 53 hoeft overigens niet een breedte te hebben die gelijk is aan de lengte van de 5 transporteurs 44 aangezien door geschikte aandrijving van de individuele transporteurs 44 continu een plaats vrijgemaakt kan worden op deze transporteurs 44 voor een volgend bagagestuk 46 totdat uiteraard de desbetreffende transporteur 44 volledig is gevuld. Het moge duidelijk zijn dat het ontladen van kar 41 in figuur 6 nog steeds plaats zou vinden 10 via een kops uiteinde van kar 41.
Figuur 7 toont een vierde voorkeursuitvoeringsvorm van een voertuig volgens de onderhavige uitvinding in combinatie met dezelfde dwarse toevoertransporteurs 53 als in figuur 6. Kar 61 heeft naast wielen 62 en gestel 63 een aantal transporteurs 64 die zich aan weerszijden van 15 schot 65 uitstrekken. Transporteurs 64 zijn ingericht om producten in plaats van in de langsrichting van kar 61 in de dwarsrichting van kar 61 te verplaatsen. De breedte van transporteurs 64 zal daarbij overeenkomen met de lengte van transporteurs 44. Het is bij kar 61 niet mogelijk om de kar 61 vanaf een kopse zijde te beladen of via een kopse zijde te 20 ontladen, maar dit zal geschieden via een zijkant van kar 61. Met name ten behoeve van het ontladen zal het daarbij noodzakelijk zijn dat de toevoertransporteurs 53, die dan als afvoertransporteur fungeren, dezelfde breedte hebben als transporteurs 64, terwijl het voor het toevoeren van bagagestukken 46 aan transporteurs 64 alternatief ook 25 denkbaar is dat transporteurs 53 een kleinere breedte hebben dan transporteurs 64 maar loodrecht op het vlak van tekening verplaatsbaar zijn ten opzichte van kar 61.
Figuur 8 toont een voertuig 71 bestaande uit een aantal onderling gekoppelde karren 72. Iedere kar 72 heeft een onderste 30 transporteur 73 die tevens de bodem van iedere kar 72 vormt. Daarnaast heeft iedere kar 72 een bovenste transporteur 74 die zwenkbaar zijn 1028534 21 tussen een scheve oriëntatie 74' en een horizontale oriëntatie 74". Daarnaast heeft iedere kar 72 een overbruggingstransporteur 75 die zwenkbaar is tussen een verticale stand 75' die wordt toegepast tijdens het verrijden van voertuig 71 en een horizontale stand 75" die wordt 5 toegepast tijdens het be-/ontladen van de trein van karren 72, waarbij de overbruggingstransporteur 75 met één uiteinde aansluit op de onderste transporteur 73 van de bijbehorende kar 72 en met het tegenover gelegen uiteinde aansluit op de onderste transporteur 73 van een naburige kar 72.
Het beladen van voertuig 71 met bagagestukken vindt als 10 volgt plaats: al dan niet op gemechaniseerde wijze worden, uitgaande van een volledig leeg voertuig 71 bagagestukken overgedragen aan de overbruggingstransporteur 75" van de meest stroomopwaarts gepositioneerde kar 76 waarbij alle bovenste transporteurs 74 zich in de horizontale toestand 74" bevinden met uitzondering van de bovenste transporteur 74 15 van de meest stroomafwaarts gelegen kar 77 die zich in de scheve oriëntatie 74' bevindt. Alle overbruggingstransporteurs 75 bevinden zich in de horizontale stand 75". De betreffende bagagestukken worden via de in lijn met elkaar gelegen overbruggingstransporteurs 75" en onderste transporteurs 73 van de diverse karren 72 doorgetransporteerd naar de 20 meest stroomafwaarts gelegen kar 77 alwaar de bagagestukken vanaf de overbruggingstransporteur 75" van kar 77 naar het stroomafwaarts gelegen uiteinde van bovenste transporteur 74' wordt getransporteerd. Zodra deze bovenste transporteur 74' volledig gevuld is met bagagestukken, waartoe het overigens noodzakelijk kan zijn om deze bovenste transporteur 74' 25 tijdelijk stop te zetten totdat zich een volgend bagagestuk aandient, wordt de scheef georiënteerde bovenste transporteur 74' gezwenkt naar de horizontale oriëntatie 74". Hierna wordt de onderste transporteur 73 van de stroomafwaartse kar 77, die door het zwenken van de bovenste transporteur naar de horizontale oriëntatie 74" toegankelijk is geworden, 30 op een vergelijkbare wijze gevuld waarna de overbruggingstransporteur 75 van de stroomafwaartse kar 77 van de horizontale stand 75" wordt gezwenkt 1 028534__ _ 22 naar de verticale stand 75'.
Op volstrekt vergelijkbare wijze worden ook de overige karren 72 beladen waarbij men van de stroomafwaartse kar 77 toewerkt naar de stroomopwaartse kar 76. Hierbij is het uiteraard noodzakelijk dat de 5 bovenste transporteur 74 van de kar 72 die wordt beladen eerst neerwaarts zwenkt naar de scheve oriëntatie 74' om vervolgens na volledig beladen te zijn weer terug te zwenken naar de horizontale oriëntatie 74".
Voor het ontladen van de achtereenvolgende karren 72 van voertuig 71 zal men precies tegenovergesteld als bij het beladen te werk 10 kunnen gaan daarbij startend bij het volledig ontladen van kar 76 en eindigend bij het volledig ontladen van kar 77. Alternatief zou men er ook voor kunnen kiezen om eerst alle onderste transporteurs 73 te ontladen via de op elkaar aansluitende onderste transporteurs 73 en de diverse overbruggingstransporteurs 75". Vervolgens zou men startend bij 15 kar 77 de bovenste transporteur 74' daarvan neerwaarts kunnen zwenken naar scheve oriëntatie 74' om de bagagestukken daarop af te voeren via de daarop aansluitende overbruggingstransporteurs 75" en onderste transporteurs 73 om aldus als laatste de bovenste transporteur 74' van kar 76 te ontladen.
20 Figuur 9 toont een voertuig uitgevoerd als aanhangkar 81 als zesde voorkeursuitvoeringsvorm van voertuig volgens onderhavige uitvinding. Kar 81 omvat een aantal horizontale draagplateaus 82, 83, 84 die individueel in hoogte verstelbaar zijn volgens dubbele pijl 85. In te beladen (dus nog onbeladen) toestand bevinden alle draagplateaus 82, 83, 25 84 zich in een onderste stand. Toevoertransporteur 86 sluit daarbij aan op het bovenste draagplateau 82. Hierbij wordt opgemerkt dat draagplateaus 82, 83, 84 bijvoorbeeld ieder als één of een aantal naast elkaar gelegen transporteurs kan zijn uitgevoerd voor het in de lengterichting van kar 81 transporteren van bagagestukken 87. Zodra het 30 bovenste draagplateau 82 volledig is beladen met bagagestukken 87, zal het draagplateau 82 omhoog worden verplaatst. Optioneel kan daarbij 1028534 23 gebruik worden gemaakt van een lichtscherm 88 dat waarneemt zodra een bovenste punt van de bagagestukken 87 op het bovenste draagplateau 82 een bepaald verticaal niveau bereikt en de besturing in reactie daarop de opwaartse beweging van het bovenste draagplateau 82 stopt. Op een 5 vergelijkbare wijze kunnen de draagplateaus 83 en 84 achtereenvolgens worden beladen en omhoog worden bewogen tot een gewenst niveau, waarna tenslotte ook de vaste vloer 89 van kar 81 kan worden beladen met bagagestukken 87. Bij het ontladen kan uiteraard op precies de omgekeerde wijze te werk worden gegaan waarbij lichtscherm 88 niet meer functioneel 10 is.
Figuren 10 en 11 tonen een aanhangkar 91 als zijnde een voertuig volgens een zevende voorkeursuitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding. Kar 91 is voorzien van een schot 92. Aan de rechter zijde van schot 92 bevinden zich boven elkaar drie bandtransporteurs 93 die in 15 dwarsdoorsnede (zie figuur 11) een dusdanig scheve oriëntatie hebben dat de onderste langsranden 94 van de bandtransporteurs 93 nabij schot 92 zijn gelegen. Pijlen 95, 96 tonen respectievelijk hoe de bandtransporteurs 93 respectievelijk vanaf de zijkant van kar 91 als vanaf een kopse zijde van kar 91 kunnen worden beladen met bagagestukken.
20 Pijl 97 geeft aan dat het ontladen van transporteurs 93 plaatsvindt via een kops uiteinde van kar 91. Vanwege de scheve oriëntatie van de transporteurs 93 zullen bagagestukken daarop schuiven tegen schot 92 en is er dus een beduidend verminderd risico dat deze bagagestukken op een ongewenst moment van kar 91 zullen afvallen.
25 Aan de linkerzijde van schot 92 in figuur 11 is aan de onderzijde een bandtransporteur 98 voorzien die, zij het gespiegeld, volstrekt vergelijkbaar is met bandtransporteurs 93 aan de rechterzijde van schot 92 en dus vanaf de zijkant als aangegeven met pijl 99 kan worden beladen alsmede via een kops uiteinde van kar 91. Boven 30 bandtransporteur 98 is bandtransporteur 100 voorzien die zwenkbaar is om zwenkas 101 die zich uitstrekt loodrecht op het vlak van tekeningen in 1028534 24 figuur 11. Het zwenken van transporteur 100 om zwenkas 101 naar de gestippelde stand 100' biedt het de mogelijkheid dat, onder invloed van de zwaartekracht, bagagestukken op bandtransporteur 100 zijdelings volgens pijl 102 worden afgevoerd, naast uiteraard de mogelijkheid om 5 bagagestukken op bandtransporteur 100 via een kops uiteinde te voeren. Het is daarbij eveneens mogelijk om bandtransporteur 100 te vervangen door een stationair draagvlak zonder specifieke transporterende voorzieningen.
Het voertuig 110 met drie onderling gekoppelde karren 111 10 betreft een achtste voorkeursuitvoeringsvorm van een voertuig volgens de onderhavige uitvinding. Figuur 13 toont een deel van een kar 111 meer in detail. Iedere kar 111 omvat een viertal lamellen transporteurs 112-115. Navolgend zal een omschrijving worden gegeven van lamellen transporteur 113 waarbij direct wordt opgemerkt dat lamellen transporteurs 112, 114 en 15 115 volstrekt vergelijkbaar zijn. Lamellen transporteur 113 omvat een tweetal eindloze kettingen 116, 117 die een in hoofdzaak rechthoekig transporttraject volgen in een verticaal vlak evenwijdig aan de langsrichting van voertuig 110. Zoals met name in figuur 13 duidelijk zichtbaar zijn de transporttrajecten behorende bij de diverse lamellen 20 transporteurs 112-115 binnen elkaar gelegen.
Tussen kettingen 116 en 117, over een deel van de lengte van kettingen 116, 117 welke ongeveer overeenkomt met de lengte van kar 111 zijn lamellen 118 met schakels van kettingen 116, 117 verbonden. Naburige lamellen 118 vormen tezamen een draagvlak 126 voor bagagestukken 25 119. Op de bovenste hoeken van het rechthoekig verplaatsingstraject van kettingen 116, 117 zijn kettingwielen voorzien waarvan in figuren 13, 14, 15 slechts de kettingwielen 120, 121 aan één kops uiteinde van kar 111 zichtbaar zijn. Kettingwielen 120, 121 kunnen worden aangedreven door niet nader getoonde aandrijfmiddelen. Ter plaatse van de onderste 30 hoekpunten van het rechthoekig transporttraject voor kettingen 116, 117 zijn eveneens geleidingen voorzien, bijvoorbeeld eveneens in de vorm van 1028534 25 (niet nader getoonde) kettingwielen. Direct onder het bovenste horizontale trajectdeel van het rechthoekige transporttraject is een geleidingsvlak 122 voorzien dat lamellen 118 ondersteunt indien zij daarboven langs passeren met name indien het draagvlak 126 dat zij vormen 5 een bagagestuk draagt.
In figuur 12 wordt getoond hoe een in hoogte verstelbare toevoertransporteur 123 die in lijn is gebracht met het bovenste trajectdeel behorende bij lamellentransporteur 113, bagagestukken 119 toevoert aan de achterste kar 124. Door geschikte aandrijving van 10 kettingwielen 120, 121 kan nu worden bereikt dat de voorste koffer 125 aan de voorzijde van het (flexibele) draagvlak 126 dat wordt gevormd door naburige lamellen 118 die zijn gekoppeld met kettingen 116, 117, komt te liggen waarna vervolgens het complete draagvlak 126 aldus kan worden beladen. Zodra het voorste uiteinde van draagvlak 126 kettingwielen 120, 15 121 heeft bereikt, stoppen deze kettingwielen 120, 121 met roteren zodat ook draagvlak 126 stil blijft staan. Aan de stijfheid van de lamellen 118 die het draagvlak 126 vormen, worden geen hoge eisen gesteld aangezien deze slechts schuiven over geleidingsvlak 122, welke de belasting van het gewicht van de diverse bagagestukken 119, 125 opneemt. Net zal de lezer 20 duidelijk zijn dat op een vergelijkbare wijze alle vier de draagplateaus 126 behorende bij de respectievelijke lamellen transporteurs 112-115 aldus kunnen worden beladen waarbij uiteraard de toevoertransporteur 123 op een geschikte hoogte moet worden gebracht.
In figuur 12 is getoond dat de karren 111 dicht tegen 25 elkaar aan zijn gepositioneerd hetgeen nog nader zal worden toegelicht aan de hand van de beschrijving van de negende voorkeursuitvoeringsvorm van een voertuig volgens de uitvinding weergegeven in de figuren 16 tot en met 19. Deze tegen elkaar aan gepositioneerde toestand biedt de mogelijkheid dat bagagestukken 119 direct worden overgedragen tussen 30 dezelfde lamellen transporteurs 112-115 van naburige karren 111. In figuur 12 is dit bijvoorbeeld weergegeven voor de lamellen transporteurs 1028534 26 114 van de achterste kar 124 en de middelste kar 127. Hierbij is het van belang dat de aandrijving van draagvlak 128 behorende bij lamellentransporteur 114 van de achterste kar 124 en van draagvlak 129 behorende bij lamellentransporteur 114 van middelste kar 127 op elkaar 5 dienen te worden afgestemd. Een zelfde soort overdracht is in figuur 12 weergegeven van bagagestukken 119 gelegen op draagvlak 130 behorende bij lamellentransporteur 115 van de middelste kar 127 naar het draagvlak 131 behorende bij lamellentransporteur 115 van de voorste kar 132.
Het ontladen van de diverse karren 111 kan plaatsvinden op 10 een wijze die volstrekt vergelijkbaar is met het beladen van karren 111 maar dan in omgekeerde richting. Alternatief kan er ook voor worden gekozen om het ontladen plaats te doen laten vinden aan de voorzijde van voertuig 110.
Figuren 16 en 17 tonen twee karren 141, 142 die tezamen een 15 voertuig 150 volgens een negende voorkeursuitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding vormen, in tegen elkaar aan gepositioneerde toestand, terwijl diezelfde kar 141, 142 in de figuren 18 en 19 zich op enige afstand van elkaar bevinden zodat zij in bovenaanzicht onderling een hoek kunnen insluiten voor het kunnen doorlopen van bochten. Karren 20 141, 142 zijn onderling gekoppeld met koppel middel en 143 die deels deel uitmaken van de achterste kar 141 en deels van de voorste kar 142.
Achterste kar 141 heeft een dissel arm 144 die aan zijn uiteinde is voorzien van een verticaal gat waardoorheen zich een koppel pen 145 uitstrekt. Koppel pen 145 is voorzien aan het naar achter gerichte 25 uiteinde van een zuigerstang 146 die in en uit zuiger 147 verschuifbaar is en welke zuiger 147 vast is verbonden met de voorste kar 142.
In figuren 18 en 19 is de zuigerstang 146 zover mogelijk uit zuiger 147 geschoven. De verbinding die tot stand wordt gebracht doordat pen 145 zich uitstrekt door het gat aan het uiteinde van 30 dissel arm 144 staat toe dat in bovenaanzicht de karren 141 en 142 een hoek met elkaar insluiten.
1 028534_ _ 27
Door het intrekken van zuigerstang 146 in zuiger 147 worden de karren 141 en 142 naar elkaar toe getrokken totdat deze tegen elkaar aan komen te liggen zoals is weergegeven in de figuren 16 en 17. Daarbij wordt een correcte onderlinge positionering van karren 141 en 142 5 bevorderd doordat zoeklichamen 148 op de voorste kar 142 vallen in uitsparingen 149 in achterste kar 141. Het zal duidelijk zijn dat in de situatie volgens de figuren 16 en 17 karren 141 en 142 geen hoekstand in bovenaanzicht ten opzichte van elkaar kunnen innemen ten behoeve van het doorlopen van bochten. Daardoor is deze situatie minder geschikt om de 10 karren 141, 142 voort te doen bewegen. Anderzijds is deze situatie wel uitermate geschikt voor het overdragen van bagagestukken tussen de karren 141, 142. Hiertoe zouden de karren 141, 142 bijvoorbeeld kunnen zijn uitgevoerd als kar 41 in figuur 4, kar 72 in figuur 8 maar dan uitgevoerd zonder overbruggingstransporteurs 75, kar 81 volgens figuur 9, kar 91 15 volgens figuur 10 of kar 111 volgens figuur 12.
Figuur 20 tenslotte toont hoe een voertuig 161 volgens de principes zoals bovenstaand toegelicht aan de hand van de figuren 16 tot en met 19 zou kunnen worden toegepast bij het beladen of eventueel ontladen van een vliegtuig 162. Voertuig 161 omvat een trein van 20 onderling gekoppelde karren 163 die in eerste instantie vliegtuig 162 volgens 180 graden bocht 164 naderen daarbij getrokken wordende door een niet nader getoond voertuig. Zodra de karren 162 een rechte lijn vormen in lijn met een transporteur 165 die aansluit op een bagageruimte van vliegtuig 162 rijdt het voertuig achteruit waardoor de karren elkaar 25 dichter zullen naderen zodat de niet nader getoonde transporteurs op de karren (bijvoorbeeld uitgevoerd als kar 41 in figuur 4, kar 72 in figuur 8 maar dan uitgevoerd zonder overbruggingstransporteurs 75, kar 81 volgens figuur 9, kar 91 volgens figuur 10 of kar 111 volgens figuur 12) op elkaar aansluiten en overdracht van bagagestukken tussen de karren 163 30 betrouwbaar kan plaatsvinden. Het achteruitrijden geschiedt totdat de achterste kar 163 in lijn is gelegen met een transporteur 165 en daarop 1028534 __ 28 aansluit. Alvorens het voertuig 161 naar achteren rijdt, is het binnen het kader van de onderhavige uitvinding alternatief denkbaar, dat de karren 162 naar elkaar toe worden getrokken zoals is toegelicht aan de hand van de figuren 16 tot en met 19. Dit voorkomt dat de karren tijdens 5 achteruitrijden alsnog een scheve oriëntatie ten opzichte van elkaar zullen aannemen, via transporteurs 165 kan zowel worden beladen als ontladen.
10 1028534

Claims (40)

1. Voertuig voor het verplaatsen van losse bagagestukken tussen een bagagedepot en een vliegtuig omvattende tenminste één 5 verrijdbaar gestel, met het kenmerk, dat het tenminste ene verrijdbare gestel is voorzien van transportmiddelen met tenminste één transportorgaan voor het ten opzichte van het gestel volgens een transporttraject in een transportrichting transporteren van losse bagagestukken.
2. Voertuig volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de transportmiddelen aandrijfmiddelen omvatten voor het aandrijven van het transportorgaan.
3. Voertuig volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het transporttraject trajectdelen heeft die tegengesteld aan elkaar verlopen. 15
4. Voertuig volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de tegengesteld aan elkaar verlopende trajectdelen ieder een rechtlijnig verloop hebben.
5. Voertuig volgens conclusie 3 of 4, met het kenmerk, dat de tegengesteld aan elkaar verlopende trajectdelen op verschillende 20 verticale niveaus zijn gelegen.
6. Voertuig volgens conclusie 3, 4 of 5, met het kenmerk, dat tussen de tegengesteld aan elkaar verlopende trajectdelen een accommodatieruimte is voorzien voor bagagestukken.
7. Voertuig volgens één van de voorgaande conclusies, met het 25 kenmerk, dat het transporttraject eindloos is.
8. Voertuig volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat het transportorgaan een eindloze transportband omvat met op afstand van elkaar gelegen schotorganen die zich, bij voorkeur loodrecht op de transportband en op de transportrichting, vanaf de transportband 30 uitstrekken voor het tussen de schotten bepalen van accommodatieruimten voor individuele bagagestukken. 1028534
9. Voertuig volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat aan de van de transportband afgekeerde zijde van de schotorganen een afschermorgaan is voorzien dat zich over tenminste een deel van de lengte van het eindloze transporttraject uitstrekt.
10. Voertuig volgens conclusie 8 of 9, met het kenmerk, dat loodrecht op het vlak van de transportband evenwijdig aan de transportrichting aan tenminste één zijde van de schotorganen een verder afschermorgaan is voorzien dat zich over tenminste een deel van de lengte van het eindloze transporttraject uitstrekt.
11. Voertuig volgens conclusies 9 of 10, met het kenmerk, dat in het afschermorgaan en/of in het verdere afschermorgaan een toevoeropening en/of een afvoeropening is voorzien voor het respectievelijk toevoeren van een individueel bagagestuk via de toevoeropening aan een accommodatieruimte en/of het afvoeren van een 15 individueel bagagestuk via de afvoeropening uit de accommodatieruimte.
12. Voertuig volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat afsluitmiddelen zijn voorzien voor het afsluiten van de toevoeropening en/of de afvoeropening.
13. Voertuig volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het 20 voertuig een aantal onderling, bij voorkeur losmaakbaar, achter elkaar door koppel middel en gekoppelde karren omvat ieder met een verrijdbaar gestel en met transportmiddelen waarbij de respectievelijke transportmiddelen zijn ingericht voor het overdragen van bagagestukken tussen transportmiddelen behorende bij naburige karren.
14. Voertuig volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat naar elkaar gerichte uiteinden van transportorganen van transportmiddelen behorende bij naburige karren op verschillende verticale niveaus zijn gelegen.
15. Voertuig volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat de op 30 verschillende verticale niveaus gelegen naar elkaar gerichte uiteinden van transportorganen van transportmiddelen behorende bij naburige karren 1 028534___ recht boven elkaar zijn gelegen zodat er sprake is van een overlap tussen de transportorganen.
16. Voertuig volgens één van de conclusies 13 tot en met 15, met het kenmerk, dat het transporttraject een hellend verloop heeft.
17. Voertuig volgens één van de conclusies 13 tot en met 16, met het kenmerk, dat het transporttraject een rechtlijnig verloop heeft.
18. Voertuig volgens één van de conclusies 13 tot en met 17, met het kenmerk, dat het tenminste ene transportorgaan een eindloze transportband omvat die is geslagen om twee op afstand van elkaar gelegen 10 omlooporganen.
19. Voertuig volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat de transportmiddelen per kar een overbruggingsorgaan omvatten dat verplaatsbaar is tussen een werkzame stand tijdens overdracht van bagagestukken tussen transportmiddelen behorende bij naburige karren en 15 een niet-werkzame stand voor toepassing tijdens het verplaatsen van het voertuig tussen een bagagedepot en een vliegtuig waarbij de transportmiddelen van naburige karren niet op elkaar aansluiten.
20. Voertuig volgens conclusie 19, met het kenmerk, dat het overbruggingsorgaan een overbruggingstransporteur omvat.
21. Voertuig volgens conclusie 19 of 20, met het kenmerk, dat het overbruggingsorgaan zwenkbaar met het gestel is verbonden.
22. Voertuig volgens conclusie 19, 20 of 21, met het kenmerk, dat het overbruggingsorgaan in hoogte verstelbaar met het gestel is verbonden.
23. Voertuig volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat de koppelmiddel en zijn ingericht voor het in een verrijdbare toestand op afstand van elkaar positioneren van naburige gestellen voor het tijdens het doorlopen van een bocht door het voertuig onder een hoek ten opzichte van elkaar georiënteerd zijn van de karren en in een laadtoestand dichter 30 bij elkaar houden van de naburige gestellen zodat de transportmiddelen behorende bij de naburige karren op elkaar aansluiten voor overdracht van 1 028534___ bagagestukken.
24. Voertuig volgens conclusie 23, met het kenmerk, dat de koppel middel en een in de verplaatsingsrichting en tegengesteld aan de verplaatsingsrichting van het bijbehorend voertuig verplaatsbaar 5 koppel orgaan omvatten.
25. Voertuig volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat het transportorgaan in aanzicht loodrecht op de transportrichting flexibel is.
26. Voertuig volgens conclusie 25, met het kenmerk, dat het 10 transportorgaan is opgebouwd uit een reeks van transportorgaandelen die onderling zwenkbaar om zwenkassen die zich loodrecht op de transportrichting uitstrekken, met elkaar zijn verbonden.
27. Voertuig volgens conclusie 25 of 26, met het kenmerk, dat de transportorganen behorende bij de gekoppelde karren worden gevormd 15 door een gemeenschappelijk doorlopend transportorgaan.
28. Voertuig volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat de lengte van het transportorgaan behorende bij een kar instelbaar is.
29. Voertuig volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de' transportmiddelen behorend bij een verrijdbaar gestel 20 zijn voorzien van een aantal boven en/of naast elkaar gelegen transportorganen.
30. Voertuig volgens conclusie 29, met het kenmerk, dat tenminste de bovenste van een aantal boven elkaar gelegen transportorganen in hoogte verstelbaar is.
31. Voertuig volgens conclusie 30, met het kenmerk, dat detectiemiddelen zijn voorzien voor het detecteren van de verticale positie van bagagestukken gelegen op een transportorgaan voor het in afhankelijkheid van de gedetecteerde verticale positie van bagagestukken in hoogte verstellen van het bijbehorend transportorgaan.
32. Voertuig volgens conclusie 29, met het kenmerk, dat tenminste de bovenste van een aantal boven elkaar gelegen 1 02 8534________ transportorganen zwenkbaar is tussen een scheve oriëntatie waarbij het desbetreffend transportorgaan met een onderste uiteinde aansluit op een daaronder gelegen transportorgaan en een horizontale oriëntatie waarbij het desbetreffend transportorgaan op afstand is gelegen van de daaronder 5 gelegen transportorgaan.
33. Voertuig volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de transportmiddelen tenminste één flexibel eindloos langwerpig overbrengorgaan omvatten dat verplaatsbaar is volgens een eindloos verplaatsingstraject gelegen in een verticaal vlak en langs een 10 deel van de lengte van welk overbrengorgaan zich dwars op de lengterichting van het overbrengorgaan uitstrekkende deeltransportorganen met het overbrengorgaan zijn verbonden, welke deeltransportorganen gezamenlijk het transportorgaan vormen.
34. Voertuig volgens conclusie 33, met het kenmerk, dat langs 15 maximaal de helft van de lengte van het tenminste ene overbrengorgaan de deeltransportorganen met het overbrengorgaan zijn verbonden.
35. Voertuig volgens conclusie 33 of 34, met het kenmerk, dat de transportmiddelen ondersteun!ngsmiddelen omvatten voor het direct ondersteunen van de deeltransportorganen in een bovenste deel van het 20 eindloos verplaatsingstraject.
36. Voertuig volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het transportorgaan een in dwarsdoorsnede scheve oriëntatie heeft en een aanslag is voorzien aan de onderste langszijde voor aanslag door bagagestukken op het transportorgaan.
37. Voertuig volgens conclusie 36, met het kenmerk, dat het transportorgaan zwenkbaar is om een zich parallel aan de transportrichting uitstrekkende zwenkas voor het via een horizontale oriëntatie van het transportorgaan zwenken van het transportorgaan naar een gespiegelde scheve oriëntatie van het transportorgaan.
38. Voertuig volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het tenminste ene verrijdbaar gestel van het aanhangwagen 1028534_ _ _ type is.
39. Voertuig volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een besturingssysteem is voorzien dat registreert op welke positie van het tenminste ene transportorgaan een bagagestuk wordt 5 beladen.
40· Werkwijze voor het toepassen van een voertuig volgens één van de voorgaande conclusies omvattende de stappen van het ter plaatse van een bagagedepot gemechaniseerd door een toevoertransporteur die aansluit op het transportorgaan toevoeren en overdragen van bagagestukken op het voertuig aan een toevoerzijde daarvan tijdens werkzaamheid van de transportmiddelen, het verplaatsen van het voertuig met de bagagestukken van het bagagedepot naar het vliegtuig. ^ Werkwijze volgens conclusie 40 omvattende de stap van het ter plaatse van het vliegtuig gemechaniseerd door een afvoertransporteur die aansluit op het transportorgaan vanaf het voertuig aan een afvoerzijde daarvan overnemen en afvoeren van bagagestukken tijdens werkzaamheid van de 20 transportmiddelen. 1028534
NL1028534A 2005-03-14 2005-03-14 Voertuig voor het verplaatsen van losse bagagestukken tussen een bagagedepot en een vliegtuig. NL1028534C1 (nl)

Priority Applications (8)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1028534A NL1028534C1 (nl) 2005-03-14 2005-03-14 Voertuig voor het verplaatsen van losse bagagestukken tussen een bagagedepot en een vliegtuig.
NL1029175A NL1029175C2 (nl) 2005-03-14 2005-06-02 Voertuig voor het verplaatsen van losse bagagestukken tussen een bagagedepot en een vliegtuig.
DE602006008283T DE602006008283D1 (de) 2005-03-14 2006-03-13 Fahrzeug zur bewegung einzelner gepäckstücke zwischen einem gepäckdepot und einem flugzeug
CA002601500A CA2601500A1 (en) 2005-03-14 2006-03-13 Vehicle for moving separate pieces of luggage between a luggage depot and an aeroplane
EP06732946A EP1858759B1 (en) 2005-03-14 2006-03-13 Vehicle for moving separate pieces of luggage between a luggage depot and an aeroplane
US11/908,546 US20080232941A1 (en) 2005-03-14 2006-03-13 Vehicle For Moving Separate Pieces of Luggage Between a Luggage Depot and an Aeroplane
PCT/NL2006/000132 WO2006098617A1 (en) 2005-03-14 2006-03-13 Vehicle for moving separate pieces of luggage between a luggage depot and an aeroplane
AT06732946T ATE438567T1 (de) 2005-03-14 2006-03-13 Fahrzeug zur bewegung einzelner gepäckstücke zwischen einem gepäckdepot und einem flugzeug

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1028534 2005-03-14
NL1028534A NL1028534C1 (nl) 2005-03-14 2005-03-14 Voertuig voor het verplaatsen van losse bagagestukken tussen een bagagedepot en een vliegtuig.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1028534C1 true NL1028534C1 (nl) 2006-09-18

Family

ID=35705226

Family Applications (2)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1028534A NL1028534C1 (nl) 2005-03-14 2005-03-14 Voertuig voor het verplaatsen van losse bagagestukken tussen een bagagedepot en een vliegtuig.
NL1029175A NL1029175C2 (nl) 2005-03-14 2005-06-02 Voertuig voor het verplaatsen van losse bagagestukken tussen een bagagedepot en een vliegtuig.

Family Applications After (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1029175A NL1029175C2 (nl) 2005-03-14 2005-06-02 Voertuig voor het verplaatsen van losse bagagestukken tussen een bagagedepot en een vliegtuig.

Country Status (4)

Country Link
US (1) US20080232941A1 (nl)
AT (1) ATE438567T1 (nl)
DE (1) DE602006008283D1 (nl)
NL (2) NL1028534C1 (nl)

Cited By (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL1033273C2 (nl) * 2007-01-23 2008-07-24 Quintech Engineering Innovatio Werkwijze voor het transporteren van bagagestukken alsmede cassette en laadinrichting, in het bijzonder toepasbaar bij een dergelijke werkwijze.
EP1953086A1 (de) * 2007-01-30 2008-08-06 Kratzmaier - Konstruktionen GmbH Be- und Entladen von Flugfracht

Families Citing this family (9)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
MX2008014903A (es) * 2008-11-24 2010-05-24 Juan Vazquez Lombrera Aparato para el almacenamiento temporal y/o transporte de articulos.
GB201010997D0 (en) * 2010-06-30 2010-08-18 Mallaghan Engineering Ltd Conveyor apparatus for loading and unloading an aircraft
US8556084B1 (en) 2011-04-29 2013-10-15 American Airlines, Inc. Baggage cart handling system
ES2697498T3 (es) * 2016-02-16 2019-01-24 Univ Graz Tech Dispositivo para transportar piezas de equipaje
EP3712093A1 (de) * 2019-03-20 2020-09-23 Siemens Aktiengesellschaft Automatische be- und entladung von transportwagen
US11102860B2 (en) 2019-08-01 2021-08-24 Rockwell Collins, Inc. Backlit display dimming system and method
AU2020342647A1 (en) 2019-09-05 2022-03-24 Efficient Technologies, Inc. Autonomous baggage device
DE102022211392A1 (de) 2022-10-27 2024-05-02 Stellantis Auto Sas Transportbehälter und Kraftfahrzeug
CN115892472B (zh) * 2022-11-09 2023-06-30 吉林化工学院 一种航空行李收放装置

Family Cites Families (12)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB814714A (en) * 1954-08-13 1959-06-10 Alfd Miles Ltd Improvements in or relating to storage compartments
US3066817A (en) * 1959-11-13 1962-12-04 Cochran Equipment Company Cargo transporting vehicle with extendible conveyor
FR2528398B1 (fr) * 1982-06-11 1985-09-20 Sedis Transmissions Mec Enceinte pour le stockage et la manutention rapide de charges unitaires, et en particulier cabine de chargement pour vehicule routier
FR2716069B1 (fr) * 1994-02-16 1996-05-10 Bernard Baudet Véhicule automoteur pour le transport et la manutention de produits d'horticulture.
US5902089A (en) * 1997-02-21 1999-05-11 Sinn; Steven C. Poultry loading apparatus
DK173750B1 (da) * 2000-01-11 2001-09-10 Scandinavian Airlines System Apparat til lastning og losning af fly
US6454510B1 (en) * 2000-06-17 2002-09-24 Turkey Scope, Llc Livestock unloading system
NL1022640C2 (nl) * 2003-02-11 2004-08-12 Univ Delft Tech Bagagetruck en gebruik van een dergelijke bagagetruck.
CA2426365A1 (fr) * 2003-04-28 2004-10-28 Tld-Canada Inc. Chargeur de fret pour avions
EP1704106A1 (en) * 2003-11-26 2006-09-27 Sjoerd Meijer Loading device comprising an auxiliary transport means
US6905095B1 (en) * 2004-01-08 2005-06-14 Fmc Technologies, Inc. Multiple platform aircraft cargo loader
US7819363B2 (en) * 2006-12-07 2010-10-26 The Boeing Company Mobile cargo loader with a thermal curtain enclosure

Cited By (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL1033273C2 (nl) * 2007-01-23 2008-07-24 Quintech Engineering Innovatio Werkwijze voor het transporteren van bagagestukken alsmede cassette en laadinrichting, in het bijzonder toepasbaar bij een dergelijke werkwijze.
EP1953086A1 (de) * 2007-01-30 2008-08-06 Kratzmaier - Konstruktionen GmbH Be- und Entladen von Flugfracht
WO2008092632A2 (de) * 2007-01-30 2008-08-07 Kratzmaier Konstruktionen Gmbh Be- und entladen von flugfracht
WO2008092632A3 (de) * 2007-01-30 2008-10-16 Kratzmaier Konstruktionen Gmbh Be- und entladen von flugfracht

Also Published As

Publication number Publication date
US20080232941A1 (en) 2008-09-25
NL1029175C2 (nl) 2006-09-18
DE602006008283D1 (de) 2009-09-17
ATE438567T1 (de) 2009-08-15

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL1028534C1 (nl) Voertuig voor het verplaatsen van losse bagagestukken tussen een bagagedepot en een vliegtuig.
CN109879078B (zh) 一种袋装物自动装车设备
US6659704B2 (en) Loading bridge for air cargo loading
US3595407A (en) Transloading installation for air freight containers
US10077120B2 (en) System for handling of luggage or parcel items
NL1009222C2 (nl) Werkwijze en installatie voor het transporteren van goederen alsmede combinatie van een bak en van een door wielen ondersteund frame voor het transporteren van goederen.
NL2012528B1 (nl) Systeem voor het verzamelen van producten alsmede werkwijze voor toepassing daarvan.
US8596947B1 (en) Airport baggage accumulation rack having rotatable shelves, and method for handling baggage
NL2005893C2 (nl) Systeem en werkwijze voor het bufferen van bagagestukken.
RU2151075C1 (ru) Грузовая платформа для сыпучих грузов
EP3564164B1 (fr) Cellule de stockage/destockage pour plate-forme logistique de traitement de colis
NL1033273C2 (nl) Werkwijze voor het transporteren van bagagestukken alsmede cassette en laadinrichting, in het bijzonder toepasbaar bij een dergelijke werkwijze.
CA2690009C (en) Conveyor device intended in particular for luggage in an aircraft hold
US6702542B1 (en) Luggage transporter and loader and method therefor
NL1023788C2 (nl) Systeem voor het tijdelijk opslaan van goederen.
EP3072838B1 (en) An apparatus for unloading baggage from a baggage cart and a method of operating the apparatus
EP1858759B1 (en) Vehicle for moving separate pieces of luggage between a luggage depot and an aeroplane
EP2276687A1 (en) Method and device for unloading of a container with an aperture
FR2988738A1 (fr) Wagon de transport de granulats double flux et rame de wagons double flux.
NO128859B (nl)
US1711820A (en) Tray loader
EP2353932B1 (en) Transport vehicle having a movable loading platform
NL8204411A (nl) Installatie voor het ontladen respectievelijk laden van meerdekslaadwagens.
CN221069757U (zh) 配送柜和配送车
NL1023472C1 (nl) Vrachtschip met geïntegreerde opslagstelling.

Legal Events

Date Code Title Description
V4 Discontinued because of reaching the maximum lifetime of a patent

Effective date: 20110314