NL8204411A - Installatie voor het ontladen respectievelijk laden van meerdekslaadwagens. - Google Patents

Description

' ‘ν' ·ν - "-". >.

: . -¾ -: - ¾. :λ-: ν ;ΐρ * .· 825148/Tlmmers

Korte aanduiding: Installatie voor het ontladen respectievelijk laden van meerdekslaadwagens.

De uitvinding heeft betrekking op een installatie voor het ontladen van met geleegde flessen aangevoerde meerdekslaadwagens en het laden van dergelijke laadwagens met gevulde flessen.

5 In de zuiverindusirie wordt het probleem gesteld op eenvoudige wijze en volautomatisch met grote capaciteit meerdekslaadwagens welke met lege flessen beladen worden aangevoerd te ontladen en lege wagens van deze soort met volle flessen te betalen. Daarbij moet het aantal te ver- --¾ · ' r.

10 richten handelingen# zowel bij het ontladen als beladen evenals |>ij hei aan- en afvoeren en positioneren van laadwagens eb flessen zo beperkt mogelijk blijven terwijl het uiteraard ook van groof belang is dat het voor het laden en ontleen te gebruiken vermogen zo klein mogelijk is.

15 Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt door een installatie als bovenomschreven, uit te voeren met een baan voor in baanlangsrichting achter elkaar geplaatste wagens leidend naar resp. komend van een los- resp. laadstation welk station is uitgevoerd met een ondersteuning voor een 20 groep van een aantal naast elkaar staande wagens welke trapsgewijs over een afstand corresponderend met de laad-dekafstand in vertikale richting ten opzichte van het baan-niveau verplaatsbaar is, een en ander zodanig dat de laad-dekken van de respectievelijke wagens in een groep succes-25 sievelijk aansluiten op een ontlaad- resp. laadplatform dat samenwerkt met een afvoerbaan voor lege respectievelijk een toevoerbaan voor gevulde flessen en waarop respectievelijk waarvan de flessen uit respectievelijk in de laaddekken van de wagens van een groep worden geschoven.

30 De opstelling van het los- resp. laadstation in de lengterichting aansluitend op toe- en afvoerbaan der laadwagens maakt het mogelijk dat gelijktijdig met de afvoer van reeds behandeldelaadwagens de toevoer van nog te be-^ handelen laadwagens kan geschieden wat resulteert in een 35 belangrijke tijdwinst bij toe- en afvoer zodat een maximale verwerkingscapaciteit wordt verkregen.

8204411 t» 4 -2-

Bij voorkeur ligt het laadplatformniveau lager dan dat van de flessenaanvoerbaan, in het laatste gedeelte waarvan de aangevoerde flessen worden gegroepeerd waarbij tussen dit baangedeelte en het laatplatform een overzetinrichting 5 is aangebracht. Hierdoor wordt het voordeel bereikt dat de op het laadplatform neergezette flessen in de laadwagens kunnen worden geschoven, terwijl de overzetinrichting in een terug- en heengaande beweging werkzaam is voor het opnieuw overzetten van een aantal flessen. Het is duidelijk 10 dat hiermee de verwerkingssnelheid aanzienlijk kan worden opgevoerd.

Een niet onbelangrijke energiebesparing kan worden verkregen door een zodanige aandrijving van de laadwagenonder-steuning en het laadstation dat een aangevoerde, te laden 15 laadwagen eerst wordt geheven totdat het onderste laaddek aansluit op het laadplatform en vervolgens trapsgewijs onder het vullen van de respectievelijke laaddekken neerwaarts wordt verplaatst.

De flessen kunnen los op de verschillende laaddekken 20 worden geladen doch het is ook mogelijk dat de flessen rustend op laadborden in de wagens worden gezet. Dergelijke laadborden kunnen aan het laadstation worden aangeboden door een op het laadplatform aansluitende laadbordaanvoer-baan.

25 Daar de wagens in het los- resp. laadstation moeten worden verwerkt met een open voordeur helt bij voorkeur de baan in het op het station aansluitend gedeelte over een kleine dwarshbek in de richting van de gesloten wagenachter-wand en is de in het station aanwezige wagenondersteuning 30 over een gelijke hoek in tegengestelde richting kantelbaar. Door het hellend in- resp. uitvoeren van de wagens in resp. uit het station wordt voorkomen dat de voorste flessen uit de wagens vallen, tijdens het ontladen resp. laden worden door het kantelen van de wagenondersteuning de wagens in 35 de normale stand voor behandeling gebracht. Om te voorkomen dat in die stand flessen uit de wagens vallen is bij voorkeur elk station voorzien van een zich op een vaste hoogte bevindende, met de wagenondersteuning meekantelbare af- ' 8204411 ' £ -3- scherming voor de open voorzijde der wagens waarvan de bovenrand ligt nabij of op het niveau van het los- resp. laadplateau.

Het verplaatsen van de wagens in resp. uit een station 5 wordt bi| voorkeur teweeggebracht door een door de kantelbare ondersteuning gedragen, in zich gesloten op de wagenbaatt aansluitende transporteur.

De nitending wordt toegelicht aan de hand van de tekening» 10 Fig· 1 is een perspektivisch vooraanzicht van een meerdskslaadwagen zoals deze in de installatie volgens de uitvinding wordt gelost en geladen; fig. 2 is een schematisch overzicht van een installatie volgens de uitvinding; 15 fig. 3 is een schematische dwarsdoorsnede door een ontlaadstation volgens de uitvinding; fig. 4 is een schematisch bovenaanzicht van een der-gelijk ontlaadstation; fig. 5 is een schematische dwarsdoorsnede door een 20 laadstation toegepast bij de installatie volgens de uitvinding; fig. 6 is een schematisch bovenaanzicht van een dergelijk laadstation.

In fig. 1 is met het verwijzingscijfer 1 aangegeven 25 een laadwageh omvattende o.a. een gestel 2 met wielen 3, een aantal landdekken 1 t/m 7, en aan de voorzijde een af-sluitdeur 8 die draait om een vertikale as 9. Dergelijke laadwagejts worden in het bijzonder gebruik voor het transport van flessen melk; zij worden gevuld met volle flessen 30 melk afgeleverd en komen gevuld met lege melkflessen weer . ' terug.

Fig. 2 toont schematisch de opzet van een installatie voor het behandelen, in het bijzonder ontladen en laden, van dergslijke meerdekslaadwagens. De figuur toont rechts-35 onder een aanvoerbaan 10 waarlangs wagens, zoals de wagens la, lb, je, in lijn met lege melkflessen gevuld worden aangevoerd. De wagens komen in een ontlaadstation 11 waarvan 8204411 ’ .ÉSL . >ν·Γ:·: - ffl.· . . .·. · « i -4- de opbouw in detail in het hiernavolgende zal worden beschreven en worden daar groepsgewijs ontladen. De figuur toont een dergelijke groep van vier wagens ld...lg, die gezamenlijk worden ontladen. De lege wagens worden als groep 5 uit het ontlaadstation afgevoerd; een dergelijke groep wagens is aangegeven met de verwijzingscijfers lh t/m lk. Tijdens het afvoeren van een groep geleegde wagens wordt een groep met nog lege flessen gevulde wagens in het ontlaadstation ingevoerd.

10 Links in fig. 2 is met het verwijzingscijfer 12 aange geven een ladstation waarin de wagens groepsgewijs met ' volle flessen worden gevuld. De figuur toont voor dit laadstation een groep van vier laadwagens 1_1 t/m lo die met volle melkflessen wordt gevuld. Ook hier worden de laadwa-15 gens na het vullen als groep afgevoerd naar de afvoerbaan 13 en aansluitend vervangen door een groep nieuwe, te vullen, laadwagens.

De figuur toont tussen het ontlaadstation 11 en het laadstation 12 een haandeel 14 en een wagenreinigingssta-20 tion 15 zodat bij de in de figuur afgebeelde installatie de in het ontlaadstation 11 geleegde wagens na reiniging in het station 15 naar het laadstation 12 worden gevoerd om daar te worden gevuld. Uiteraard kan de installatie ook anders zijn opgezet, dus zonder direkte verbinding tussen 25 ontlaadstation 11 en laadstation 12.

Het kan gewenst zijn dat de volle melkflessen niet los doch op laadborden op de laaddekken worden geplaatst; hiertoe is een laadbordaanvoerbaan 16 aanwezig waarmee laadborden 17 naar het laadstation 12 worden gevoerd.

30 De op het ontlaadplatform 1 aankomende lege melk flessen worden via de transporteur 18 naar een flessen-reinigingsstation 19 gevoerd; de transporteur 20 voert de gereinigde flessen naar twee flessenvulstations 21 resp.

22 vanwaar de flessen via de transporteur 23 aan het 35 laadstation 12 arriveren. Uiteraard is de afgebeelde opbouw van de installatie slechts bij wijze van voorbeeld gegeven: iedere andere opzet is mogelijk. Het flessenreini- 8204411 ·;* 'W*£ ·: ·· "a' -5- gingsstation en de flessenvulinrichtingen kunnen van elke geschikte, op zich bekende soort zijn.

De figuren 3 en 4 tonen schematisch de opbouw van een ontlaadstation, waarin de op de baan 10 aangevoerde met 5 lege flessen gevulde wagens worden ontladen. Het station omvat een ontlaadplateau 25 dat aansluit op de transporteur 18 en waarop de lege flessen uit de, erop aansluitende en op één niveau gelegen laaddekken van een viertal laadwagens worden g$deponerd. De laadwagens worden in het laadstation 10 11 gebraóht door middel van een bandtransporteur 25 met aandrijving 26, gedragen door een ondersteuning 27 die is opgenomen in een frame 28 dat door middel van een geschikte hef inrichting, waarvan in de figuur schematisch een voobeeld|s aangegeven met de hefketting 29 die gaat over de 15 rollen 30 en 31, stapsgewijs in hoogte verstelbaar is. Door middel v$n de pneumatische of hydraulische cilinder 32 die is opgenomen tussen het frame 28 en de ondersteuning 27 kan deze laatste over een kleine dwarshoek in de richting van de achterwand 33 van de wagen ld worden verplaatst tot 20 in de met het verwijzingscijfer l'd aangegeven stand. Het is in deze stand dat de wagens, met open voordeur 8, (zie fig. 4) worden aangevoerd en deze stand wordt verkregen doordat de baan 10 in het laatste gedeelte 10a ervan, dat aansluit op het station 11, enigszins dwars hellend is uit-25 gevoerd. In het ontlaadstation zelf worden de wagens weer » recht gezet door het heffen van de ondersteuning 27 middels de werkcilinder 32. Teneinde te-voorkomen dat in deze stand de voorste flessen uit de wagens vallen is een tot nabij de bovenrand van het ontlaadplatform 25 reikende afscher-30 ming 34 aangebracht.

Het ontladen geschiedt door middel van de duwers 35 , t/m 38 elk aangedreven door een hydraulische cilinder 39 t/m 42. Eerst wordt van alle laadwagens het bovenste flessenpakket 43 op het ontlaadplatform 25 geschoven; daarna 35 worden de duwers teruggetrokken en de wagens over een afstand overeenkomend met de afstand tussen de laadborden 4 en 5 geheven en vervolgens wordt het tweede flessenpakket 44 uitgeschoven. Nadat het derde en vierde flessenpakket 8204411

% V

-6- * '>· .

45 resp. 46 uit de wagens is geschoven wordt de ondersteuning 27 der wagens teruggebracht naar het oorspronkelijke niveau, wordt de ondersteuning en daarmee de groep wagens weer in de schuine stand gezet, en worden de wagens via de 5 transporteur 25 uit het ontlaadstation gebracht. Tegelijk wordt een nieuwe groep van vier wagens ingevoerd.

Het laadstation is schematisch afgebeeld in de figuren 5 en 6. Ook hier worden de wagens per groep van bijv. vier wagens tegelijk geladen. De wagens staan daarbij op een 10 transporteur 50 met aandrijving 51 die wordt gedragen door een ondersteuning 52 opgenomen in‘het frame 53 en over een kleine dwarshoek in de richting van de achterwand 54 van de wagens kantelbaar door middel van de hydraulische of pneumatische werkcilinder 55. Ook hier is er een schematisch 15 aangegeven hef- en daalinrichting met de ketting 56 geleid over de rollen 57 en 58? de aandrijving daarvan is een-voudigheidshalve niet getekend. Voorts is ook hier aanwezig de vaste afscherming 59 die reikt tot nabij het niveau van de individuele laadplatforms 60-63.

20 De via de aanvoerbaan 23 aangevoerde gevulde flessen komen op het uit vier compartimenten 64a, 64b, 64c en 64d, die van elkaar zijn gescheiden door de lijsten 65a, 65b en 65c, bestaande bufferplatform 66. Het niveau daarvan ligt hoger dan dat van de laadplatforms 60 zodat onder dit buf-25 ferplatform plaats is voor de vier werkcilinders 67a...67d die de duwers 68a...68d aandrijven waarmee de flessenpakketten 69 (die duidelijkheidshalve slechts gedeeltelijk zijn getekend) op de laaddekken worden geschoven. De flessenpakketten 69 worden gevormd in de compartimenten 64a... 30 64d uit de via de transporteur 23 ongeordend aangevoerde stroom flessen 70. Een viertal overzetinrichting 71 van op zich bekende soort grijpen elk uit de compartimenten 64a...64d een flessenpakket en deponeren dit via de baan 72 op het laadplatform 60. De flessen kunnen los op het laad-35 -platform 60 worden gezet, doch het is, zoals in het voorgaande toegelicht, ook mogelijk de flessen te plaatsen op laadborden 17 zodat de flessen met laadbord in de gereedstaande wagens worden geschoven.

8204411 -7-

Het direkt aan hef: laadstation 12 grenzend deel 14a van de baan 14 is, evenals dit het geval is met het deel 10a van de baan 10, enigszins dwarshellend uitgevoerd zodat de wagens naar achteren hellend, dus in de stand zoals 5 aangegeven met de stippellijn 75, en met geopende voordeur 8 in het laadstation komen. Door middel van de werkcilinder 55 wordt de ondersteuning 52 horizontaal gezet zodat ook de wage£^s r^cht staan en vervolgens wordt het frame 53 geheven totdat uiteindelijk de wagens de met de stippellijn 76 aan-10 geven st§nd hebben bereikt. Dan worden door middel van de vier duwsèrs 68a...68d|le flessenpakketten die zich bevinden op het laadplatform 60 op het onderste laaddek 77ge-schoven.De groep wagens daalt vervolgens over een afstand gelijk aÉn de laaddekalstand terwijl door middel van de 15 overzetinrichtingen 72 nieuwe flessenpakketten op de laadplatforms 60 worden gedeponeerd die worden geschoven op het tweede laaddek 78. Deze bewerking wordt herhaald totdat de wagens geheel zijn gevuld; de figuur toont de toestand juist voordat het bovenste laaddek 79 met het fles-20 senpakket 80 wordt gevuld.

Tijdens deze bewerking voorkomt de afscherming 59 dat de voorste flessen uit de wagens vallen.

Wanneer de bewerking is voltooid worden de wagens weer in de met de stippellijn 75 aangegeven, schuine stand ge-25 bracht en uit het laadstation op de baan 13, waarvan het eerste gedeelte 13a enigszins dwarshellend is uitgevoerd, gebracht, worden de deuren gesloten en de gevulde wagens afgevoerd.

- Conclusies - 8204411

Claims (7)

1. Installatie voor het ontladen van met geleegde flessen aangevoerde meerdekslaadwagens en het laden van dergelijke laadwagens met gevulde flessen, gekenmerkt door een baan voor in baanlangsrichting achter elkaar 5 geplaatste wagens leidend naar resp. komend van een los-resp. laadstation welk station is uitgevoerd met een ondersteuning voor een groep van een aantal naast elkaar staande wagens welke trapsgewijs over een afstand corresponderend met de laaddekafstand in vertikale richting ten opzichte van 10 het baanniveau verplaatsbaar is, een en ander zodanig dat de laaddekken van de respectievelijke wagens in een groep successievelijk aansluiten op een ontlaad- resp. laadplatform dat samenwerkt met een afvoerbaan voor lege respectievelijk een toevoerbaan voor gevulde flessen en waarop 15 respectievelijk waarvan de flessen uit respectievelijk in de laaddekken van de wagens van een groep worden geschoven.

2. Installatie volgens conclusie 1, m e t het kenmerk , dat het laadplatformniveau lager ligt dan dat van de flessenaanvoerbaan, in het laatste gedeelte 20 waarvan de aangevoerde flessen worden gegroepeerd en tussen dit baangedeelte en het laadplatform een overzetinrichting is aangebracht.

3. Installatie volgens conclusies 1-2, gekenmerkt door een zodanige aandrijving van de 25 laadwagenondersteuning en het laadstation dat een aangevoerde, te laden laadwagen eerst wordt geheven totdat het onderste laaddek aansluit op het laadplatform en vervolgens trapsgewijs onder het vullen van de respectievelijke laaddekken neerwaarts wordt verplaatst. 30

4 .Installatie volgens conclusie 2 of 3, gekenmerkt door een op het laadplatform aansluitende laadbord-aanvoerbaan. 8204411 ι;. i.' Ί.ι . -9-

5. Installatie volgens conclusies 1-4, met het k e n m er k, dat de baan in het op een station aansluitend gedeelte over een kléine dwarshoek helt in de richting van de gesloten wagenachterwand en de in het station 5 aanwezige wagenondersteuning over een gelijke hoek in tegengestelde richting kantelbaar is.

6. Installatie volgens conclusie 5, m e t het k e n m e r k, dat elk station is voorzien van een zich op een vaste höogte bevindende, met de wagenondersteuning 10 meekante^bar# afscherming voor de open voorzijde der wagens waarvan de bovenrand ligt nabij of op het niveau van test los- rêsp. laadplateau.

7. Installatie volgens conclusie 1-6, met het kenmerk, dat elk station is uitgevoerd met een door 15 de kantelbare ondersteuning gedragen in zich gesloten, op de wagenbaan aansluitende en de wagens uit respectievelijk in het station brengende transporteur. 8204411