NL8602846A - Laadvloer en een van een dergelijk laadvloer voorzien voertuig. - Google Patents

Description

·, 4 t P HP/AB/Hee-1 - 1 -

Laadvloer en een van een dergelijke laadvloer voorzien voertuig

De huidige uitvinding heeft betrekking op een laadvloer met twee op afstand van elkaar gelegen rollenbanen en transportmiddelen voor het over de rollenbanen transporteren van lading.

5 Deze bekende laadvloer wordt beladen door de lading, bijvoorbeeld op pallets geplaatste produkten, in een rij op de rollenbaan te plaatsen. Indien de laadvloer deel uitmaakt van een voertuig, zijn de beide rollenbanen evenwijdig naast elkaar opgesteld en strekken zich in hoofdzaak over de ge-10 hele lengte en breedte uit. Bij het laden van een dergelijk voertuig moet de lading zodanig worden opgesteld in de rij, dat op de navolgende afleveradressen steeds vanaf het einde van de rij produkten af te leveren produkten kunnen worden weggenomen. Een conflict treedt echter op indien emballage 15 of andere produkten moeten worden meegenomen vanaf de diverse afleveradressen.

Indien overeenkomstig de uitvinding een dergelijke laadvloer wordt gekenmerkt door tenminste één dwars op de beide rollenbanen staande van lading transporterende midde-20 len voorziene rollendwarsbaan, en door bewegingsmiddelen waarmee enerzijds de beide rollenbanen gezamenlijk en anderzijds de rollendwarsbaan relatief ten opzichte van elkaar in en uit eikaars transportvlak beweegbaar zijn, kan via één rollenbaan rijvormig de volledige laadvloer worden beladen 25 en via de andere rollenbaan kunnen produkten worden verwijderd, terwijl emballage bijgeladen kan worden. Bovendien is het mogelijk om een betere ladingsverdeling te verkrijgen door produkten van de ene naar de andere rollenbaan over te brengen. Omdat in veel gevallen de rollendwarsbaan het 30 kleinste oppervlak inneemt en derhalve met een relatief gering vermogen beweegbaar is, verdient het voorkeur dat de rollendwarsbaan is gemonteerd aan een frame, waarop de bewe- .8602846

V

- 2 - gingsmiddelen aangrijpen en waarmee de rollendwarsbaan in en uit het gemeenschappelijke transportvlak beweegbaar is.

Indien de rollendwarsbaan met zijn frame vanuit een ten opzichte van het transportvlak van de beide rollenbanen 5 op een lager niveau gelegen ruststand tot in een ten opzichte van dit transportvlak op een hoger niveau gelegen dwars-transportvlak beweegbaar is, wordt eerst via een rollenbaan de lading tot boven de rollendwarsbaan gebracht welke vervolgens in het hoger gelegen transportvlak het dwarstran-10 sport uitvoert en de lading plaatst op de andere rollenbaan door terug te keren in de op een lager niveau gelegen ruststand. Aldus is elk conflict en elke wrijving tussen de dwars op elkaar werkende rollenbanen vermeden.

Indien het frame van de rollendwarsbaan bij de bewe-15 ging naar het dwarstransportvlak toe zich verplaatst over een afstand a en in dezelfde richting als de transportrich-ting van een lading aanvoerende rollenbaan, wordt een stuk lading uit de rij verwijderd en op afstand daarvan geplaatst alvorens dwarstransport kan plaatsvinden, zodat storingen of 20 belemmeringen tijdens het dwarstransport zoveel mogelijk zijn vermeden. Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm is de rollendwarsbaan gelegen aan kopse einden van de beide rollenbanen. Het is evenwel mogelijk dat de rollendwarsbaan op andere plaatsen de beide rollenbanen verbindt, zodat een sa-25 menstellend laadvloeremplacement kan worden gerealiseerd.

Een optimale belading en belading met een maximale vrijheid wordt verkregen indien de beide rollenbanen met twee rollendwarsbanen een transportlus vormen. Zodoende kan de lading over de laadvloer in de vorm van een gesloten lus 30 worden getransporteerd en kan de lading vanaf de laad- en losplaats naar believen in de rij worden toegevoegd of daaruit verwijderd worden.

Een snelle belading van de laadvloer wordt verkregen indien regelmiddelen het ladingtransport regelen over de 35 beide rollenbanen en over de rollendwarsbaan of -banen.

Indien de laadvloer is aangebracht in een voertuig dient bij een transport over de rollenbaan de lading te .8602846 % * - 3 - worden geleid alsook tijdens het rijden van het voertuig een verschuiving van de lading verhinderd te worden en het verdient daartoe voorkeur dat de rollenbanen die zich evenwijdig naast elkaar uitstrekken zijn gescheiden door een schei-5 dingswand. Zeker in het geval dat de lading een redelijke hoogte bezit, verdient het voorkeur dat het frame van de rollendwarsbaan is voorzien van een aanslagwand, zodat voer-tuigwanden en andere begrenzingen van de laadvloer niet in kontakt kunnen komen met de aanwezige lading.

10 Genoemde en andere kenmerken zullen worden verduide lijkt aan de hand van twee uitvoeringsvoorbeelden van een laadvloer overeenkomstig de uitvinding die voor beide uitvoeringsvoorbeelden is opgenomen in een voertuig. Het zal· echter duidelijk zijn dat de laadvloer overeenkomstig de 15 uitvinding op meerdere plaatsen kan worden toegepast en zeker niet is beperkt tot een voertuigvloer.

In de tekening iss

Pig. 1 en 3 een perspektivisch deels weggebroken aanzicht van een voertuig dat is voorzien van een laadvloer 20 overeenkomstig de uitvinding? en

Fig. 2 is op een grotere schaal een deels weggebroken perspektivisch aanzicht van detail II uit fig. 1.

Fig. 1 toont een voertuig 1 dat is voorzien van een laadvloer 2 overeenkomstig de uitvinding. De laadvloer 2 is 25 voorzien van twee over de gehele lengte van de laadvloer 2 evenwijdig aan elkaar zich uitstrekkende rollenbanen 5 en 6 en een dwars daarop zich uitstrekkende rollendwarsbaan 7. De lengte van de rollendwarsbaan is in hoofdzaak gelijk aan de breedte van het voertuig 1 en de breedte van de rollenbanen 30 5 en 6 tezamen.

De rollenbanen 5 en 6 zijn elk opgebouwd uit twee rijen 8,9 , 10,11 van in een profiel 12 verzonken en draaibaar gelagerde rollen 13. Elk profiel 12 rust op een niet-getoon-de luchtslang en is zodanig geleid aangebracht in de laad-35 vloer 14 dat bij het volblazen van de niet-getoonde luchtslang de rollen 13 tot boven de laadvloer 14 uitsteken en bij het drukloos maken van de luchtslang verzonken liggen in .8602846 r - 4 - de laadvloer 14. De transportmiddelen 15 voor het over de rollenbanen 5 en 6 transporteren van op een pallet 16 geplaatste produkten 17 omvatten een eindloze rondgaande ketting 18 waarvan het bovenpart loopt over een door een lucht-5 slang ondersteunde plaat, zodat bij het toevoeren van lucht aan de luchtslang de ketting 18 boven de laadvloer 14 uitsteekt en aangrijpt op het ondervlak 19 van de pallet 16 en bij het aandrijven van de ketting 18 de pallet 16 met pro-dukt 17 over de rollen 13 verplaatst.

10 Zoals fig. 2 meer in detail toont, bestaat de rollen- dwarsbaan 7 uit een aantal langwerpige rollen 20 die met asstompen 21 respektievelijk 22 roteerbaar zijn gelagerd in een hoekprofiel 23 respektievelijk een H-profiel 24. Tussen de rollen 20 strekken zich steggen 25 uit, die star zijn 15 verbonden met de profielen 23 en 24. Elke steg is aan zijn onderzijde voorzien van een indentatie 26 die in hoofdzaak complementair is aan een aan een verzonken laadvloerdeel 27 bevestigde wig 28. Een naar boven toe hellende zijkant 29 van de indentatie 26 rust op het zijvlak 30 van de steg 25. 20 De zijkant 29 en het zijvlak 30 hellen bovenwaarts in de richting van een wand 31 van het voertuig 1. Het frame 32 van de rollendwarsbaan 7 wordt gevormd door de profielen 23 en 24 en de deze profielen verbindende steggen 25. Het frame 32 rust op de wiggen 28 die zijdelings zijn ingesloten door 25 aan weerszijde van de wig 28 aan de steg 25 bevestigde steg-platen 33 en 34. Verder is het frame 32 via hydraulische cilinders 35 gekoppeld met het vloerdeel 27. De hydraulische cilinders 35 en de wiggen 28 vormen de bewegingsmiddelen voor de in het frame 32 gelagerde rollen 20. De transport-30 middelen 36 voor de rollendwarsbaan 7 omvatten een aan elke asstomp 22 bevestigd tandwiel 37 dat aangrijpt op een ketting 38 die wordt aangedreven met een tandwiel 39 van de motor 40.

Verder is aan het H-profiel 24 een aanslagwand 41 be-35 vestigd.

Fig. 2 toont voor de rollendwarsbaan 7 de ruststand, waarbij een denkbeeldig op de rollen 20 rustend transport- .8602846 4 - 5 - vlak op een lager niveau is gelegen dan een denkbeeldig op de boven de laadvloer 14 uitstekende rollen 13 rustend transportvlak. Bij het bekrachtigen van de cilinders 35 komen eerst de transportvlakken van de rollendwarsbaan 7 en van de 5 rollenbanen 5 en 6 in één vlak te liggen# en vervolgens komt het transportvlak van de rollendwarsbaan 7 op een daarboven gelegen niveau uit. Aldus kan een pallet 16 van de rollen-baan 5 worden afgenomen en op een hoger gelegen niveau in dwarsrichting worden verplaatst naar de andere rollenbaan 6» 10 zonder dat enig kontakt optreedt met de beide rollenbanen 5 en 6. Dit kontakt wordt eerst hersteld nadat de rollendwarsbaan 7 is teruggekeerd in de in fig. 2 getoonde stand.

Het zal duidelijk zijn dat het hier gaat om een relatieve beweging tussen enerzijds de rollendwarsbaan 7 en an-15 derzijds de beide rollenbanen 5 en 6# zodat in plaats van de getoonde situatie in de andere situatie de rollendwarsbaan 7 stationair kan zijn en de beide rollenbanen 5 en 6 mobiel. Essentieel is slechts dat tijdens transport het actuele transportvlak op een hoger niveau is gelegen dan het andere 20 transportvlak.

In de hierna te beschrijven werking van de laadvloer 2 overeenkomstig de uitvinding# worden tevens de regelmiddelen beschreven.

Met behulp van een niet-getoonde heftruck wordt een op 25 een pallet geplaatst produkt geplaatst op de met streeplij-nen aangegeven laadplaats 42 op de rollenbaan 5. De aanwezigheid van het produkt op de laadplaats 42 wordt gedetecteerd door de detector 43, omdat de lichtweg is onderbroken tussen de detector 43 en de samenwerkende reflector 44 die 30 de plaats inneemt van een rol 13. De regelmiddelen worden bekrachtigd door het vanuit een handbediende zender 45 toevoeren van een signaal naar de ontvanger 46. Nadat de luchtslangen voor de beide rollenbanen 5 en 6 en de kettingen 18 zijn volgepompt, worden de kettingen 18 aangedreven totdat 35 de laadplaats 42 vrij is. Bij het herhalen van de hiervoor beschreven laadbewerking (waarbij de hechtslangen onder druk blijven), verplaatsen de produkten 17 zich in de rich- .8602846 * - 6 - ting van de pijl 47, totdat een produkt dat over de rollen-baan 5 tot boven de rollendwarsbaan 7 is verplaatst, een rolschakelaar 48 bekrachtigt. De aandrijving van de kettingen 18 wordt stopgezet en vervolgens worden de cilinders 35 5 bekrachtigd, zodat de rollendwarsbaan 7 zich verplaatst vanuit de ruststand uit fig. 2 naar de transportstand, waarin het transportvlak van de rollendwarsbaan 7 op een hoger niveau is gelegen dan dat van de rollenbanen 5 en 6. De ruststand van de rollendwarsbaan 7 wordt geïndiceerd met de 10 benaderingsschakelaar 49 en de transportstand met de bena-deringsschakelaar 50. Wanneer de transportstand is bereikt, wordt de motor 40 bekrachtigd, waardoor de rollen 20 gaan roteren en de op de rollendwarsbaan 7 rustende pallet van boven de rollenbaan 5 tot boven de rollenbaan 6 wordt ge-15 transporteerd. Het dwarstransport of het bekrachtigen van de motor 40 wordt onderbroken, indien de lichtweg tussen de detector 51 en de reflector 52 wordt onderbroken. Vervolgens wordt met behulp van de cilinders 35 de rollendwarsbaan 7 verplaatst tot in de in fig. 2 getoonde ruststand, waarbij 20 de pallet wordt overgedragen en rust op de rollen 13 van de rollenbaan 6. Vervolgens wordt de ketting 18 van de rollenbaan 6 zolang aangedreven, totdat de pallet zich niet meer boven de rollendwarsbaan 7 bevindt, een stand die wordt gedetecteerd met de detector 53 en zijn samenwerkende reflec-25 tor 54.

Het laden en dwarstransporteren kan zolang worden herhaald, totdat een produkt de losplaats 75 bereikt, hetgeen gedetecteerd wordt door de detector 55 en de samenwerkende reflector 56. Nokken 77 versperren een onverhoopt en onge-30 wenst transport over de rollenbanen 5 en 6 naar buiten toe.

Uit het bovenstaande valt af te leiden dat via de rollendwarsbaan 7 de lading van de ene op de andere rollenbaan 5 of 6 kan worden overgedragen langs een haarspeldvormige baan die aan de binnenzijde is begrensd door een scheidings-35 wand 57.

Fig. 3 toont een voertuig 3 overeenkomstig de uitvinding dat is voorzien van een laadvloer 4 overeenkomstig de .8602846 - 7 - 1 uitvinding. Identieke elementen of elementen met dezelfde werking hebben hetzelfde verwijzingscijfer gekregen, terwijl nu dubbel uitgevoerde elementen zijn voorzien van een accentteken. De rollendwarsbaan 7' onderscheidt zich van de 5 rollenbaan 7 door het in dit geval afwezig zijn van de rol-schakelaars 48 en 48', omdat deze funkties overbodig zijn en worden overgenomen door de detectoren 43 en 55 alsook de aan de detectoren 53 en 53' equivalente detectoren 58 en 59 die een verlaten van de rollendwarsbaan 7' door een produkt re-10 gistreren.

Bij het voertuig 3 wordt dus een transportlus 60 gevormd door de rollenbanen 5 en 6 en de op de kopse einden daarvan geplaatste rollendwarsbanen 7 resp. 7'.

Opgemerkt wordt dat bij de beide uitvoeringsvormen 15 tijdens het rondgaande transport ten opzichte van de invoer-plaat er geen eigen rotatie van de lading heeft plaatsgevonden, zodat dit aan de laadplaats respektievelijk losplaats kan worden aangevat met de lepels van de vorkheftruck.

.8602846

Claims (10)

1. Laadvloer met twee op afstand van elkaar gelegen rollenbanen en transportmiddelen voor het over de rollen-banen transporteren van lading, gekenmerkt door tenminste één dwars op de beide rollenbanen staande van lading tran- 5 sporterende middelen voorziene rollendwarsbaan, en door be-wegingsmiddelen waarmee enerzijds de beide rollenbanen gezamenlijk en anderzijds de rollendwarsbaan relatief ten opzichte van elkaar in en uit eikaars transportvlak beweegbaar zijn.

2. Laadvloer volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de rollendwarsbaan is gemonteerd aan een frame, waarop de bewegingsmiddelen aangrijpen en waarmee de rollendwarsbaan in en uit het gemeenschappelijke transportvlak beweegbaar is.

3. Laadvloer volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk dat de rollendwarsbaan met zijn frame vanuit een ten opzichte van het transportvlak van de beide rollenbanen op een lager niveau gelegen ruststand tot in een ten opzichte van dit transportvlak op een hoger niveau gelegen dwarstran- 20 sportvlak beweegbaar is.

4. Laadvloer volgens conclusie 3, met het kenmerk dat het frame van de rollendwarsbaan bij de beweging naar het dwarstransportvlak toe zich verplaatst over een afstand a en in dezelfde richting als de transportrichting van een lading 25 aanvoerende rollenbaan.

5. Laadvloer volgens conclusie 1-4, met het kenmerk dat de rollendwarsbaan is gelegen aan kopse einden van de beide rollenbanen.

6. Laadvloer volgens conclusie 1-4, met het kenmerk 30 dat de beide rollenbanen met twee rollendwarsbanen een tran-sportlus vormen.

7. Laadvloer volgens conclusie 1-6, gekenmerkt door regelmiddelen voor het regelen van het ladingtransport over de beide rollenbanen en over de rollendwarsbaan of -banen. .6602846 - 9 -

8. Laadvloer volgens conclusie 1-7 die is aangebracht op een voertuig.

9. Laadvloer volgens conclusie 1-8/ met het kenmerk dat de rollenbanen die zich evenwijdig naast elkaar uit- 5 strekken zijn gescheiden door een scheidingswand.

10. Laadvloer volgens conclusie 1-9, met het kenmerk dat het frame van de rollendwarsbaan is voorzien van een aanslagwand. 10 .8602846