NL1016366C2 - Werkwijze en inrichting voor de behandeling van tijdens het pompen van vloeistoffen uitgestoten dampen, waarin vluchtige bestanddelen zijn bevat gedurende schoonmaakhandelingen of het vullen. - Google Patents

Description

WERKWIJZE EN INRICHTING VOOR DE BEHANDELING VAN TIJDENS HET POMPEN VAN VLOEISTOFFEN UITGESTOTEN DAMPEN, WAARIN VLUCHTIGE BESTANDDELEN ZIJN VERVAT GEDURENDE SCHOONMAAKHANDELINGEN OF HET VULLEN.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een werkwij ze voor het behandelen van uitgestoten dampen tijdens het pompen van afvalwater, zuivere producten of industrieel afval of huishoudvloeistoffen, die 5 samenstellingen bevatten, in het bijzonder organische vluchtige brandbare samenstellingen en/of stinkende en/of giftige in een reinigingsinrichting, en in het bijzonder een gecombineerd hydroreiniger zuiger als pompmiddel en transportmiddel voor zuivere producten.

10 Schoonmaakhandelingen, die het pompen vereisen van zuivere producten, afvalwater of vloeibaar afval, moeten herhaaldelijk gebruikt worden zowel in het kader van de industrie als gezamenlijk of bij particulieren (vullen en transport van zuivere producten, industriële 15 reiniging, het reinigen van geuren, van beerputten, reiniging van zuiveringsstations, van brandstoftanks, van tanks van pompstations...). Deze reinigingshandelingen of transporthandelingen worden in het algemeen uitgevoerd door dienstverleners met behulp van speciale voertuigen, 20 die aangepast zijn tot "gecombineerde zuig-water reinigers" of geheel ander rijdend transportmaterieel of dergelijke.

Deze reinigingsinstallaties zijn, in het algemeen, uitgerust met een tank voor het verzamelen van 25 afvalwater of afval enerzijds, dat samenwerkt met een pomp, in het bijzonder een vacuümpomp of een volumetrische pomp of nog door vulling door zwaartekracht en, anderzijds, verbonden met een flexibele slang als een afzuigkanaal in de atmosfeer van uitgestoten dampen door 30 het gepompte afvalwater of afval. Dit afvoerkanaal is bij 10 1 e;<! 2 voorkeur uitgerust met filterorganen, zoals een luchtbediende afsluiter.

Meer specifiek kunnen het afvalwater of zuivere producten of afval in een eerste fase overgebracht worden 5 door pompen in de tank met behulp van een vacuümpomp of eventueel met behulp van een volumetrische pomp of zwaartekracht, maar een vacuümpomp wordt in de regel veelvuldig gebruikt voor het doel van pompen; deze handeling wordt o.a. dikwijls vergezeld en/of opgevolgd 10 door een laatste reiniging onder druk van water aan de uitgang waarvan het verontreinigde reinigingswater gelijkelijk opnieuw gepompt wordt onder vacuüm om verzameld te worden in de tank.

Het gepompte afvalwater of afval bevat vanwege 15 de verschillende handelingen zeer veelvuldig samenstellingen, in het bijzonder organische vluchtige samenstellingen, die de bijzonderheid hebben brandbaar te zijn, d.w.z. het risico te ontsteken of eventueel te exploderen wanneer ze gemengd worden met lucht, zuurstof, 20 of een brandbaar gas in een geschikte verhouding, en in de aanwezigheid van een ontstekingsbron.

Om dit risico te kwantificeren hebben specialisten de gewoonte het begrip van de ondergrens te definiëren van ontbranding of de ondergrens van de 25 explosiviteit van een gas of van een damp in lucht; deze komt overeen met de minimale concentratie van de damp, waarboven het mengsel kan ontbranden of exploderen.

De specialisten hebben evenzo het begrip gedefinieerd van het bliksempunt van een damp in de 30 aanwezigheid van vloeistof, waaruit het afkomstig is: deze komt overeen met de minimale temperatuur, waarop een mengsel van deze damp en de lucht ontbrandbaar kan zijn in normale druktoestanden. Het moet opgemerkt worden, dat het bliksempunt grenst aan de verzadigingsdampspanning, 35 die het mogelijk maakt de concentratie te bereiken in zijn menging met lucht, die overeenkomt met de ondergrens van de explosiviteit.

j ^ . *·. ' I ^ i' ^.· 3

Welnu, bij schoonmaakhandelingen en bij vullen volgens de hierboven genoemde soort, brengt het pompen van afvalwater of zuivere producten of afval de uitstoot van dampen met zich mee, die afgevoerd worden in de 5 atmosfeer, door het afvoerkanaal. In het bijzondere geval van het toepassen van een vacuümpomp, kan een dergelijk pompen onderverdeeld worden in twee onderscheidelijke stappen, t.w. een eerste stap gedurende welke de gepompte vloeistofstroom in de flexibele zuigbuis homogeen is en 10 geen lucht bevat, en de concentratie van de damp bij de uitlaat van de pomp maximaal is, en een tweede stap gedurende welke het gepompte afvalwater of afval niet zo'n belangrijk volume meer heeft om een homogene vloeistofstroom te verzekeren, en de gepompte stroom 15 bevat een gasvormige fase, in principe gevormd uit meer of minder bedorven lucht; deze tweede stap brengt een belangrijke ontgassing met zich mee van het afvalwater of afval met een uitstoot van dampen, waarvan de concentratie verdund kan zijn.

20 Tijdens deze twee pompstappen kan de ondergrens van ontvlamming of explosie bereikt worden, welke een gevaar vormt voor het personeel, dat bezig is met deze handelingen evenals al het personeel, dat aanwezig zou kunnen zijn rondom of in de invloedsfeer van het gas, dat 25 uitgestoten is evenals de omgeving.

Anderzijds kunnen de uitgestoten dampen vanwege de hierboven genoemde pomp of vul handelingen evenzo het ontstaan van reuk creëren, zoals gezien bij het zeer veelvuldig opsluiten van slecht ruikende samenstellingen 30 (ammoniak, zwavelzuur, mercaptanen, azijnzuren of boterzuren..) waarvan de aanwezigheid hinder kan veroorzaken bij een concentratie in de orde van 0,001 mg/Nm3.

Bovendien kunnen de uitgestoten dampen bij de 35 hierboven genoemde pomp of vul handelingen evenzo giftig zijn voor levende wezens en medische ongemakken creëren aangezien ze veelvuldig kankerverwekkende samenstellingen, carcinogenen... bevatten. Dit begrip van 4 giftigheid wordt uitgedrukt door de grens VLE (grenswaarde voor blootstelling) die vastgesteld is door officiële medische organen.

Het is goed om op te merken, dat de 5 autoriteiten normen hebben vastgesteld met betrekking tot de uitstoot in de atmosfeer, die volgens alle waarschijnlijkheid steeds zwaarder worden in de toekomst; dit heeft als resultaat, dat het pompen onder vacuüm verboden kan worden in het kader van bepaalde 10 activiteiten in het bijzonder industriële.

De onderhavige uitvinding heeft tot doel deze ongemakken te verhelpen door het voorstellen van een behandelingswerkwijze van uitgestoten dampen tijdens het pompen van afvalwater, zuivere producten of industrieel 15 afval of huisafval met een reinigingsinrichting van de hierboven genoemde soort, met het kenmerk reukongemakken te onderdrukken evenals het ontbrandings- en explosiegevaar op zodanige wijze, dat het mogelijk is de pomphandelingen onder vacuüm uit te voeren in het kader 20 van bepaalde activiteiten waar ze tot op heden verboden zijn, waarbij rekening gehouden wordt met de strenge wetgeving waar het de uitstoot van geuren betreft en van vluchtige organische samenstellingen in de atmosfeer.

Hiertoe betreft de uitvinding een werkwijze van 25 de hierboven genoemde soort, met het kenmerk, dat voor afvoer in de atmosfeer men de te behandelen stroom tenminste door één reinigingsinrichting laat gaan op een niveau, waar de vluchtige samenstellingen, in het bijzonder brandbare, giftige en/of slecht ruikende, die 30 aanwezig zijn, geabsorbeerd worden op een draagvlak van vezels van actieve kool.

In het geval van een reinigingsinrichting, die een tank omvat verbonden met een afvoerkanaal, die uitgerust is met een vacuümpomp, kan de 35 zuiveringsinrichting op voordelige wijze gemonteerd zijn op het afvoerkanaal, stroomopwaarts van de pomp voor het vermijden van verzadiging door een mist van olie of water, die hierdoor gevormd kan zijn. Een 5 reinigingsinrichting kan in ieder geval geplaatst zijn stroomafwaarts van de vacuümpomp en men kan eveneens voorzien twee reinigingsinrichtingen te monteren op het afvoerkanaal, één stroomopwaarts, de andere 5 stroomafwaarts van de reinigingspomp.

In het geval van een reinigingsinrichting uitgerust met een gemeenschappelijke tank, enerzijds met een flexibele buis waarop een volumetrische pomp is gemonteerd en daarmee verbonden, en anderzijds een 10 afvoerkanaal uitgerust met een pneumatische afsluiter, is de reinigingsinrichting noodzakelijkerwijs gemonteerd op het afvoerkanaal en stroomopwaarts van de afsluiter.

In het geval van een reinigingsinstallatie uitgerust met een gemeenschappelijke tank, enerzijds met 15 een flexibele buis voor vullen onder zwaartekracht en anderzijds een afvoerkanaal uitgerust met een pneumatische afsluiter, is de reinigingsinrichting noodzakelijkerwijs gemonteerd op het afvoerkanaal en stroomopwaarts van de afsluiter.

20 De onderhavige uitvinding heeft evenzo betrekking op een reinigingsinrichting, die het mogelijk maakt een hierboven genoemde werkwijze uit te voeren.

Volgens de uitvinding wordt deze inrichting gevormd door een tank afgesloten door een deksel, die een 25 ingangsopening en een uitgangsopening voor de te behandelen gasstroom omvat, en aan de binnenzijde uitgerust is met tenminste een verwijderbare cartridge, die een adsorberende ondersteuning draagt op basis van actieve koolvezels en zodanig ontworpen zijn, om verbrand 30 te kunnen worden na gebruik zonder afval te genereren.

Volgens een voorkeurskenmerk van de uitvinding wordt de adsorberende ondersteuning gevormd door tenminste een weefsellaag van actieve kool of door een ander adsorberend materiaal, die een overeenkomstige 35 kinetische adsorptie heeft - in het bijzonder door actief koolstofpoeder - die gehouden wordt tussen tenminste één laag van een draagweefsel, in het bijzonder op basis van een thermoplastisch materiaal (polypropeen, polyamide, 5 I 3 * ?'···: · · ·-

* v i ‘v,- O

6 polyester, polyetheen....) of een ander materiaal of een mengsel van materialen, die vatbaar zijn om verbrand te worden zonder afval achter te laten.

Deze draaglaag is hetzij vormgegeven door 5 compacte vezels, hetzij als een rooster, hetzij als een weefsel.

Volgens een ander bijzonder voordelig kenmerk volgens de uitvinding is de adsorberende cartridge gevormd door een buisvormig element afgesloten door een 10 vlakke plaat aan de betreffende uiteinden en die een inwendige buis omvat en/of een uitwendige buis in hoofdzaak coaxiaal aan elkaar, vervaardigd uit een synthetisch roostermateriaal en waartussen de adsorberende ondersteuning is geplaatst op basis van 15 actieve koolvezels.

De inwendige buis en de uitwendige buis maken het mogelijk de stijfheid van de adsorberende cartridge te behouden en de hantering hiervan te vereenvoudigen; zij kunnen vervaardigd zijn van geëxtrudeerd 20 polypropyleen of ander materiaal waarvan de destructie door verbranding geen afval genereert (polyetheen, polyamide...) .

De zijplaten zijn wat deze betreft bij voorkeur vervaardigd uit een thermoplast op basis van polyolefine 25 of een ander materiaal waarvan de vernietiging door verbranding geen afvalstoffen genereert, zoals as, slakken, giftige gassen, als voorbeeld een epoxyhars, polyester, thermoplastisch polyamide....

Het moet opgemerkt worden, dat een dergelijke 30 adsorberend patroon doorstroomd kan worden voor de te behandelen gasstroom, onverschillig van buiten naar binnen of van binnen naar buiten.

Een adsorberend patroon zoals voorgesteld heeft het voordeel zeer licht te zijn, eenvoudig hanteerbaar, 35 verbrandbaar zonder afval en heeft een zeer grote onafhankelijkheid en een zeer goede efficiëntie. De ervaring heeft aangetoond, dat een dergelijk patroon is gelijk bij het onderdrukken van geuren en het adsorberen 1 v·. _ 7 van de nagenoeg gehele samengestelde organische vluchtige stoffen, die men gewoonlijk vindt in het kader van schoonmaakhandelingen of het vullen van het hierboven genoemde soort.

5 Let wel bij functionering van het toegepaste werkingssoort en zijn belangrijkheid kan de bak met een enkele of verschillende adsorberende patronen zijn uitgerust in serie of parallel geplaatst.

Volgens een ander kenmerk van de uitvinding is 10 de zuiveringskuip onderverdeeld door een scheidingswand in twee compartimenten, waarvan de een, of eerste, compartiment, de toevoer van te behandelen gasstroom omvat, terwijl de andere, of tweede compartiment, de afvoer van deze stroom omvat.

15 Volgens de uitvinding is de scheidingswand bij voorkeur voorzien van tenminste één opening, die zich uitstrekt in het eerste compartiment via een geperforeerde verdelerbuis, waarop tenminste één adsorberend patroon gestoken is van het soort, waarbij de 20 te behandelen gasstroom noodgedwongen langs deze of die patronen moet gaan voordat het het tweede compartiment binnengaat.

Om een dergelijke positionering van adsorberende patronen mogelijk te maken, is het 25 noodzakelijk dat tenminste een van de zijwanden uitgerust is met een opening naar het centrale deel.

Een uitvoeringsvorm van de uitvinding bestaat uit het behandelen van de gasstroom, die turbulent aankomt in de zuiveringskuip door radiale adsorptie, 30 waarbij het laminair door het patroon gaat en vervolgens turbulent tangentieel uitstroomt door middel van de verdelerbuis.

Volgens een ander kenmerk van de uitvinding worden de adsorberende patro(o)n(en) op de plaats 35 gehouden door het deksel van de kuip, bij voorkeur door tussenliggende bevestigingsveren.

De kenmerken van de werkwijze zoals volgens de inrichting die het onderwerp van de uitvinding vormt, 101".:' t 8 zullen in meer detail worden beschreven onder verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin:

Fig.l een schematische weergave is van een reinigingsinrichting of vulinrichting uitgerust met een 5 vacuümpomp,

Fig.2 een schematische weergave is van een reinigings- of vulinrichting met een volumetrische pomp,

Fig.3 een schematisch weergave is van een reinigings- of vulinrichting onder zwaartekracht,-10 Fig.4 een doorsnede aanzicht is van een zuiveringskuip,

Fig.4a een bovenaanzicht is van de scheidingswand,

Fig.5 een perspectief aanzicht is van een 15 adsorberend patroon,

Fig.6 een doorsnede aanzicht is van een adsorberend patroon gestoken op een verdeelbuis.

Volgens fig.l kan de reinigingsinrichting, die in het bijzonder overeenkomt met een gecombineerde 20 zuigerhydroreiniger met als functie het pompen van afvalvloeistoffen, van zuivere producten of van vloeibaar afval 1, met een inhoud 2 om het over te brengen in een reservoir 3.

Hiertoe is het reservoir 3 uitgerust met 25 enerzijds een flexibele buis 4, die ondergedompeld kan worden in de inhoud 2 om het pompen van afvalwater, zuivere producten of van afvalstoffen 1 mogelijk te maken, die bevat zijn in de pijl a en, anderzijds leidingen 5, die afvoer in de atmosfeer mogelijk maakt 30 van dampen uitgestoten uit het afvalwater, zuivere producten of afvalstoffen 1, tijdens hun verpompen volgens de pijl b.

De afvoerleiding 5 is uitgerust met een vacuümpomp 6 alsook filterorganen 8, die het mogelijk 35 maken de te behandelen gasstroom een fysieke transformatie te laten ondergaan.

Volgens het uitvoeringsvoorbeeld, weergegeven in fig.l, is de afvoerleiding 5 evenzo uitgerust met twee 9 reinigingsinrichtingen 9, 9', die meer in detail beschreven zullen worden in het volgende verhaal en hebben als functie het mogelijk maken van adsorptie op een steunvlak van actieve kool van onbrandbare 5 samenstellingen en/of slechte geuren en/of giften, die aanwezig zijn in de gasstroom voor afvoer van de stroom in de atmosfeer. Een van deze reinigingsinrichtingen 9 is gemonteerd stroomopwaarts van de vacuümpomp 6 in de stromingsrichting b van de te behandelen gasstroom, 10 terwijl de andere reinigingsinrichting 9' gemonteerd is stroomafwaarts van deze pomp.

Het wordt opgemerkt, dat het afvoerkanaal geen enkele reinigingsinrichting 9 of 9' zou kunnen bevatten zonder de omvang van de uitvinding te verlaten.

15 Volgens fig.2 worden de afvalstoffen, zuivere producten of vloeistoffen 1 bevat in de inhoud 2 volume-trisch gepompt in het reservoir 3; hiertoe is een volumetrische pomp 10 gemonteerd op de flexibele buis 41 die ondergedompeld wordt in de inhoud 2 om zo de 20 afvalstoffen, zuivere producten of afvalvloeistoffen te pompen, die bevat zijn volgens de pijl a.

Volgens een uitvoeringsvoorbeeld weergegeven in fig.l, is met het reservoir 3 een afvoerleiding verbonden in de atmosfeer volgens de pijlen b van de dampen, die 25 uitgestoten worden door de afvalstoffen, zuivere producten of afvalvloeistoffen 1 tijdens hun verpomping. Dit afvoerkanaal 5 is uitgerust met een pneumatische afsluiter 7 in de stromingsrichting b van de te behandelen gasstroom.

30 Volgens fig.3 worden de afvalstoffen, zuivere producten of afvalvloeistoffen 1, bevat in de inhoud 2 door zwaartekracht in het reservoir 3 toegevoerd; hiertoe is het reservoir 3 verbonden met de inhoud 2 door een flexibele buis 4.2 die het mogelijk maakt om de 35 afvalstoffen, zuivere producten of afvalvloeistoffen volgens de pijl a over te brengen.

Volgens een uitvoeringsvoorbeeld weergegeven in fig.2 is het reservoir 3 uitgerust met een afvoerleiding 10 in de atmosfeer volgens de pijlen b van de dampen, die uitgestoten worden door de afvalstoffen, zuivere producten of afvalvloeistoffen 1 tijdens hun overdracht. Deze afvoerleiding 5 is uitgerust met een pneumatische 5 afsluiter 7, zodat één reinigingsinrichting 9 gemonteerd is stroomopwaarts van de afsluiter 7 in de stromingsrichting b van de te behandelen gasstroom.

Volgens de uitvoeringsvoorbeelden weergegeven in de figuren 1,2 en 3 ongeacht het of de syste(e)m(en) 10 voor het vullen verbonden zijn, de reinigingsinrichting 9 en/of 9' is steeds hetzelfde vanwege het gegeven, dat het afvoerkanaal 5 identiek is tussen het reservoir 3 en de reinigingsinrichting.

Volgens fig.4 is de reinigingsinrichting 9 15 gevormd door een kuip 11 afgesloten door een deksel 12 en die een toevoer 13 en een afvoer 14 voor het te behandelen gas omvat; deze openingen zijn verlengd door verbindingsbuizen 13', 14' die het mogelijk maken de kuip 11 uit te rusten met de afvoerleiding 5 van de 20 reinigingsinstallatie (fig.l en 3). De te behandelen stroom circuleert aldus in de kuip 11 volgens de pijlen b.

De reinigingskuip 11 is o.a. onderverdeeld in twee compartimenten 15, 16 door een scheidingswand 17, 25 die, in het uitvoeringsvoorbeeld weergegeven in figuur 4a, drie openingen 18 draagt.

Het eerste compartiment 15 heeft de toevoeropening 13, terwijl het tweede compartiment 16 de afvoeropening 14 heeft.

30 Zoals weergegeven in fig.4 steken de openingen 18 van de scheidingswand 17 elk in het eerste compartiment 15 door een geperforeerde verdeelbuis 19, waarop een adsorberend patroon 20 is gestoken, die hieronder in meer detail beschreven wordt en wordt op 35 zijn plaats gehouden door het deksel 12 door tussenliggende veren, niet weergegeven in de figuren.

Rekening houdend met deze configuratie moet de te behandelen gasstroom, die vloeit uit het eerste 11 compartiment 15 (pijl b) noodgedwongen overgebracht worden naar het inwendige deel van de verdeelbuis 19 dwars op de adsorberende patronen 20 voordat zij het tweede compartiment 16 binnengaan.

5 Het moet opgemerkt worden, dat de scheidingswand 17 een aantal openingen 18 kan dragen anders dan de drie zonder hiervoor de geest van de uitvinding te verlaten; het moet opgemerkt worden, dat men, op niet weergegeven wijze, evenzo een scheidingswand 10 kan toepassen, die geen enkele opening omvat, die zich uitstrekt over een verdeelbuis van grote lengte, waarop een reeks adsorberende patronen gestoken kunnen zijn.

Volgens fig.5 en 6 is elk van de adsorberende patronen 20 gevormd door een buisvormig element ontworpen 15 om na gebruik te verbranden zonder afvalstoffen te genereren. Dit element is aan zijn uiteinde gesloten door resp. twee zijwanden 21,22, waarvan de een 21 vlak is, terwijl de andere 22 een centrale opening 23 draagt, maar die het mogelijk maakt de patroon 20 op een verdeelbuis 20 19 te plaatsen, zoals weergegeven in fig.6.

Het buisvormige element 20 wordt begrensd door twee coaxiale buizen vervaardigd van een synthetisch roostermateriaal, t.w. een externe buis 24 en een interne buis 25, waartussen een adsorberende draaglaag 26 is 25 gebaseerd op basis van actieve koolvezels, die niet in detail zijn weergegeven in fig.6.

Claims (11)

1. Werkwijze voor het behandelen van dampen, die uitgestoten worden tijdens het verpompen van afvalwater, zuivere producten of industrieel afval of huisvloeistoffen, die vluchtige samenstellingen omvatten, 5 die in hoofdzaak ontvlambaar, giftig en/of slecht ruikend zijn in een reinigingsinrichting of bij een vulhandeling, in het bijzonder een gecombineerd zuighydroreiniger, of een pompmiddel en het transport van zuivere producten uitgerust met een verzamelreservoir (3) voor afvalstoffen 10 of afvalvloeistoffen (1), enerzijds samenwerkend met een pomp, in het bijzonder een vacuümpomp (6) of een volumetrische pomp (10), of nog een vulling onder zwaartekracht en, anderzijds verbonden met een flexibele buis (4,41# 42) met een afvoerleiding (5) in de atmosfeer 15 van dampen, die uitgestoten worden door het afval, zuivere producten of verpompte afvalvloeistoffen, die bij voorkeur uitgerust is met filterorganen (8) alsook een pneumatische afsluiter (7), met het kenmerk, dat voor de afvoer in de atmosfeer men de te behandelen gasstroom 20 laat gaan langs tenminste één reinigingsinrichting (9,9') op welk niveau de vluchtige bestanddelen, die er aanwezig zijn, geadsorbeerd worden op een ondersteuningslaag (26) van actieve koolvezels.

2. Werkwijze voor het behandelen van dampen in 25 een reinigingsinrichting of vulinrichting uitgerust met een reservoir (3) verbonden met een afvoerleiding (5) uitgerust met een vacuümpomp (6) volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de afvoerleiding (5) uitgerust is met een reinigingsinrichting (9) stroomopwaarts geplaatst van 30 de vacuümpomp (6).

3. Werkwijze voor het behandelen van dampen in een reinigingsinstallatie of vulinstallatie uitgerust met een reservoir (3) verbonden met een afvoerkanaal (5) en 1016335 uitgerust met een vacuümpomp (6) volgens een van de conclusies 1 en 2, met het kenmerk, dat de afvoerleiding (5) uitgerust is met een reinigingsinrichting (9') gemonteerd stroomafwaarts van de vacuümpomp (6).

4. Werkwij ze voor het behandelen van dampen in een reinigingsinrichting of vulinrichting uitgerust met een reservoir (3), dat samenwerkt met een flexibele buis (4,,) waarop een volumetrische pomp (10) is gemonteerd en verbonden met een afvoerkanaal (5) voorzien van een 10 pneumatische afsluiter (7) volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de leiding (5) uitgerust is met een reinigingsinrichting (9) gemonteerd stroomopwaarts van de pneumatische afsluiter (7).

5. Werkwijze voor het behandelen van dampen in 15 een reinigingsinrichting of vulinrichting uitgerust met een reservoir (3), dat samenwerkt met een flexibele buis (42) die het mogelijk maakt onder zwaartekracht afvalstoffen, zuivere producten of afvalvloeistoffen over te brengen en verbonden is met een afvoerleiding (5) 20 voorzien van een pneumatische afsluiter (7) volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de leiding (5) uitgerust is met een reinigingsinrichting (9) stroomopwaarts gemonteerd van de afsluiter (7).

6. Reinigingsinrichting voor het uitvoeren van 25 de werkwijze volgens een van de conclusies 1-4, met het kenmerk, dat het gevormd wordt door een kuip (11) afgesloten door een deksel (12), die een toevoer (13) en een afvoer (14) voor de te behandelen gasstroom heeft en aan de binnenzijde is uitgerust met tenminste een 30 verwijderbaar patroon (20), dat is uitgerust met een adsorberende draaglaag (26) op basis van actieve koolvezels en ontworpen is om verbrand te kunnen worden na gebruik zonder afvalstoffen te genereren.

7. Inrichting volgens conclusie 6, met het 35 kenmerk, dat de adsorberende draaglaag (26) gevormd wordt door tenminste een laag weefsel van actieve kool of door een ander adsorberend materiaal, dat een soortgelijke adsorptie kinetica heeft - in het bijzonder door het 1016 3 B ff # actieve koolpoeder - die gevouwen gehouden wordt met tenminste één laag draagdoek, in het bijzonder op basis van een thermoplastisch materiaal (polypropyleen, polyamide, polyester, polyetheen...) of van een ander 5 materiaal of een mengsel van materialen die gevormd zijn om verbrand te worden zonder afvalstoffen achter te laten.

8. Inrichting volgens een van de conclusies 6 en 7, met het kenmerk, dat het adsorberende patroon (20) 10 gevormd wordt door een buisvormig element gesloten door een zijwand (21,22) op de respectieve uiteinden en die een inwendige buis (25) en/of een uitwendige buis (24) draagt, die in hoofdzaak coaxiaal zijn, vervaardigd uit een synthetisch roostermateriaal of geperforeerd en 15 waartussen de adsorberende laag (26) op basis van actieve koolvezels is geplaatst.

9. Inrichting volgens een van de conclusies 6 tot en met 8, met het kenmerk, dat de reinigingskuip (11) uitgerust met een of meer adsorberende patronen (20) 20 geplaatst in serie of parallel.

10. Inrichting volgens een van de conclusies 8 en 9, met het kenmerk, dat de reinigingskuip (11) onder verdeeld is door een scheidingswand (17) in twee compartimenten, waarvan de één, of eerste compartiment 25 (15), de toevoer (13) draagt voor de te behandelen gasstroom terwijl de andere, of tweede compartiment (16), de afvoer (14) draagt voor de stroom, waarbij de scheidingswand (17) uitgerust is met tenminste één opening (18) , die zich uitstrekt in het eerste 30 compartiment (15) door een geperforeerde verdeelbuis (19) waarop tenminste één adsorberend patroon (20) gestoken is, zodanig, dat de te behandelen gasstroom noodgedwongen dwars door deze patro(o)n(en) (20) moet gaan voordat het het tweede compartiment (16) binnengaat.

11. Inrichting volgens een van de conclusies 6 tot en met 10, met het kenmerk, dat de adsorberende patronen (20) op hun plaats gehouden worden door het deksel (12) van de kuip (11), bij voorkeur door * tussengeplaatst veren. - -· 'w r-v.'