NL1013830C2 - Inrichting voor het oprichten van een houder met neerklapbare zijwanden. - Google Patents

Description

f

Korte aanduiding: Inrichting voor het oprichten van een houder met neerklapbare zijwanden.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het machinaal oprichten van meermalig bruikbare kunststof houders met neerklapbare zijwanden.

Dergelijke houders worden onder meer toegepast voor het op 5 industriële schaal vervoeren van losse goederen, bijvoorbeeld bij het transport van groente en fruit tussen de producent en het winkelbedrijf. De houders zijn geschikt om vele malen te worden gebruikt en worden meestal leeg retour gezonden naar de producent van de betreffende goederen. Om de lege houders op 10 economische wijze te kunnen transporteren zijn de zijwanden van de houders neerklapbaar.

Gezien het enorme aantal houders dat in een dergelijk distributiesysteem wordt gebruikt, is het onpraktisch en kostbaar om het oprichten van de houders met de hand te 15 verrichten. Zo is het bij het transport van groente en fruit bijvoorbeeld noodzakelijk de houders na elk transport door een wasinrichting te leiden. Daartoe moeten de houders worden opgericht, waarbij een capaciteit van meer dan duizend houders per uur wenselijk is om de wasinrichting volledig te benutten.

20 Uit JP 8058736, gepubliceerd op 5 maart 1996, is een inrichting voor het machinaal oprichten van houders met neerklapbare zijwanden bekend.

Deze bekende inrichting is speciaal bedoeld voor het oprichten van een bepaald type houder met neerklapbare 25 zijwanden, dat in JP 8058736 duidelijk is getoond. Dit type houder heeft een rechthoekige bodem en twee paar zijwanden, waarbij een paar eerste zijwanden tegenover elkaar zijn opgesteld waartussen een paar tweede zijwanden zijn gepositioneerd. Hierbij heeft elke eerste zijwand een onderste deel en een 30 bovenste deel, die onderling scharnierbaar gekoppeld zijn via een middelste scharnieras, die evenwijdig loopt aan de bodem, waarbij het onderste deel verder om een langs de zijrand van de bodem gelegen onderste scharnieras scharnierbaar is ten opzichte van de bodem. Deze houders omvatten verder een rechthoekige 1018830 β 2 lijst, waarbij het bovenste deel van elke eerste zijwand om een bovenste scharnieras, die evenwijdig is aan de onderste en middelste scharnieras, scharnierbaar is gekoppeld met die lijst. Verder is elke tweede zijwand via een scharnieras scharnierbaar 5 gekoppeld met de lijst.

In neergeklapte toestand van deze houder liggen de eerste zijwanden op de bodem, waarbij het bovenste deel van een eerste zijwand op het onderste deel van die eerste zijwand ligt. Verder liggen de tweede zijwanden op de eerste zijwanden.

10 In opgerichte toestand bevinden de tweede zijwanden zich tussen de eerste zijwanden. De houder is verder voorzien van vergrendelingsmiddelen voor het handhaven van de opgerichte toestand.

Bij de uit JP 8058736 bekende oprichtinrichting worden de 15 houders in neergeklapte toestand bij een oppakpositie gebracht, waarbij de bodem van elke houder zich aan de onderzijde bevindt. De inrichting omvat een beweegbare grijperinrichting die is ingericht om de lijst van een neergeklapte houder vast te grijpen. Vervolgens wordt de lijst omhoog bewogen, waarbij de 20 bodem achterblijft zodat met name de eerste zijwanden uitvouwen in de richting van hun vlakke toestand. In een daarop volgende fase komt een zwenkinrichting voor het doen zwenken van de tweede zijwanden in contact met die tweede zijwanden en klapt die tweede zijwanden naar hun opgerichte stand. Bij die beweging 25 drukken de tweede zijwanden de eerste zijwanden in hun vlakke en opgerichte stand. Indien de tweede zijwanden zich in hun opgerichte stand bevinden en daarin zijn vergrendeld, bijvoorbeeld middels een eenvoudige klemmende lip, wordt de zwenkinrichting uit de houder bewogen en wordt de 30 grijperinrichting ontkoppeld van de houder, zodat de opgerichte houder kan worden afgevoerd. De bekende inrichting omvat vier samenstellen van een grijperinrichting en een zwenkinrichting, zodat vier houders gelijktijdig kunnen worden opgericht.

Alhoewel de bekende oprichtinrichting een aanmerkelijke 35 capaciteit heeft om houders van dit specifieke type op te richten zijn daarmee een aantal problemen nog niet opgelost.

In de praktijk wordt namelijk ook op grote schaal gebruik T013830 3 gemaakt van een ander type neerklapbare kunststof houder voor meermalig gebruik. Dit andere type laat zich omschrijven als een kunststof houder met een rechthoekige bodem en twee paar zijwanden, waarbij een paar eerste zijwanden tegenover elkaar 5 zijn opgesteld waartussen een paar tweede zijwanden zijn gepositioneerd. Hierbij zijn zowel de eerste zijwanden als de tweede zijwanden elk om een langs de naburige zijrand van de bodem geplaatste scharnieras scharnierbaar tussen een opgerichte en een neergeklapte stand. Tevens zijn bij deze houders vergren-10 delingsmiddelen voorzien die een tweede zijwand in de opgerichte stand vergrendelen. Een voorbeeld van een houder volgens dit andere type is beschreven in EP 0 786 412 van Berolina.

Voor het laatstgenoemde type houder is geen inrichting bekend om die houders machinaal op te richten. Hierbij wordt 15 opgemerkt dat de uit JP 8058736 bekende inrichting daartoe niet instaat is en alleen voor het eerstgenoemde type houder geschikt is.

De onderhavige uitvinding beoogt ten eerste een inrichting te verschaffen waarmee een houder volgens het laatstgenoemde 20 type machinaal kan worden opgericht.

In de praktijk komt het echter ook voor dat bij de distributie van goederen gebruik wordt gemaakt van beide hiervoor beschreven typen houders. De onderhavige uitvinding beoogt dan ook ten tweede een universele inrichting te 25 verschaffen, waarmee in beginsel houders van beide hiervoor beschreven typen kunnen worden opgericht.

Opgemerkt wordt dat beide type houders in de praktijk zijn voorzien van handgrepen, in het bijzonder handgreepopeningen in de zijwanden, om de houders in de hand te kunnen dragen. Verder 30 zijn uitvoeringen bekend waarbij de houder is voorzien van een deksel, in het bijzonder met twee dekseldelen die elk scharnierbaar zijn aangebracht.

De onderhavige uitvinding verschaft volgens een eerste aspect een inrichting voor het oprichten van neerklapbare 35 houders zoals gedefinieerd in conclusie 1.

De onderhavige uitvinding heeft volgens een tweede aspect daarvan betrekking op een installatie zoals omschreven in 1013830 4 conclusie 15. Deze installatie omvat een inrichting voor het oprichten van houders met neerklapbare houders, bijvoorbeeld een inrichting zoals bekend uit JP 8058736 of een inrichting volgens het eerste aspect van de uitvinding, en verder omvat de 5 installatie een inspectie-inrichting voor het inspecteren van de opgerichte houders. Zolang de zijwanden van een houder zijn neergeklapt is bijzonder moeilijk waar te nemen of de houder een defect vertoont. Tevens kan door een defect van de houder of van de oprichtinrichting het oprichten niet volledig zijn voltooid. 10 Door een automatische inspectie van de opgerichte houders kan een defecte houder worden verwijderd en kan bijvoorbeeld worden voorkomen dat een defecte houder wordt toegevoerd aan een wasinrichting.

Verdere voordelige uitvoeringsvormen van de inrichting 15 volgens de uitvinding zijn beschreven in de conclusies en zullen hierna aan de hand van de tekening nader worden toegelicht. Daarbij toont: fig. 1 in bovenaanzicht een installatie waarin een uitvoeringsvoorbeeld van een inrichting volgens de uitvinding is 20 opgenomen voor het oprichten van neerklapbare kunststof houders, fig. 2 een zijaanzicht van de installatie over de lijn II-II in figuur 1, figuren 3 - 12 in aanzicht over de lijn A - A in figuur 1 opeenvolgende stadia van het oprichten van neerklapbare houders 25 met de oprichtinrichting volgens de figuren 1,2.

In de hiernavolgende beschrijving wordt in het bijzonder uitgegaan van het oprichten van houders van het type zoals getoond in EP 0 786 412. Overigens wordt de uitvoering van een 30 dergelijke houder algemeen bekend verondersteld. De inrichting zal echter ook geschikt zijn, eventueel met een geringe en voor de vakman eenvoudig uitvoerbare modificatie, voor het oprichten van de houders van het type zoals getoond in JP 8058736. Eventueel kan zijn voorzien in een automatische modificatie van 35 de inrichting in afhankelijkheid van het op te richten type houder.

In algemene zin is de nog te beschrijven inrichting 1018830 5 geschikt voor het oprichten van neerklapbare houders met de hiernavolgende omschrijving, aan welke omschrijving ten minste beide specifiek genoemde typen houders voldoen. De omschrijving luidt: 5 "Een kunststof houder voor meermalig gebruik omvattende een in hoofdzaak rechthoekige bodem en twee paar zijwanden, waarbij: een paar eerste zijwanden tegenover elkaar zijn opgesteld waartussen een paar tweede zijwanden zijn gepositioneerd, 10 - waarbij de eerste en de tweede zijwanden elk scharnierbaar zijn om een bijbehorende scharnieras, zodanig dat de houder in neergeklapte toestand zodanig is dat de eerste zijwanden en de tweede zijwanden boven elkaar liggen op de bodem van de houder, en waarbij in opgerichte toestand de tweede zijwanden zich 15 tussen de eerste zijwanden bevinden, - en waarbij verder vergrendelingsmiddelen zijn voorzien voor het handhaven van de opgerichte toestand."

De installatie omvat een magazijn 1 voor een stapel 20 neergeklapte houders 2, alsmede een bij het magazijn 1 behorende afgifte-inrichting 3, die telkens een houder 2 uit het magazijn 1 afgeeft en op een oppakpositie 4 plaats. Daarbij bevindt de bodem van een op de oppakpositie 4 aanwezige houder 2 zich aan de onderzijde van de houder 2. De bodem van de houder 2 is hier 25 aangeduid met verwijzingscijfer 7.

Aan weerszijden van de oppakpositie 4 bevindt zich een oprichtinrichting 10, 10'. Deze oprichtinrichtingen 10 en 10' zijn in hoofdzaak identiek uitgevoerd, zodat alleen de opbouw en werking van inrichting 10 hierna zal worden toegelicht.

30 De inrichtingen 10 en 10' zijn instaat om een houder 2 op te richten, dat wil zeggen de zijwanden vanuit de neergeklapte stand op te richten en eventueel te vergrendelen, en plaatsen de opgerichte houder 2 vervolgens weer terug op de oppakpositie 4.

De installatie omvat verder een afvoersysteem voor 35 opgerichte houders 2 met hier een rollenbaan 12.

Nadat een houder 2 is opgericht, wordt de houder 2 onderworpen aan een nog verderop te beschrijven inspectie bij T018830 6 inspectiestation 14. Indien een houder 2 om de een of andere reden is afgekeurd, is voorzien in een uitwerpen van de afgekeurde houder middels een uitwerpmechanisme 15. De afgekeurde houder verlaat dan de rollenbaan 12 en komt op een 5 afvoervoorziening 16 voor afgekeurde houders terecht.

Het inspectiestation 14 omvat een frame 18, dat op de bovenzijde van een opgerichte houder 2 past. Het inspectiestation 14 omvat hier niet weergegeven middelen om het frame 18 op een houder 2 te plaatsen.

10 Op het frame 18 is een laserafstandmeetinrichting aangebracht, waarmee op contactloze wijze de contour van de binnenzijde van de opgerichte houder 2 kan worden waargenomen. Dit geschiedt bijvoorbeeld door de afstand tot van tevoren bepaalde punten van de houder 2 te meten. Die meting geeft 15 enerzijds inzicht in het feit op de houder volledig is opgericht, bijvoorbeeld of de tweede zijwanden wel volledig in hun opgerichte stand zijn gedrukt, maar geeft bijvoorbeeld ook een beeld van de intactheid van de wanden en de bodem van de houder. Zo kan bijvoorbeeld worden vastgesteld of er een 20 beschadiging in de bodem of de zijwanden zit.

Ook kan eventueel worden vastgesteld of een of meer van de zijwanden van de houder niet in ongewenste mate verbogen zijn, hetgeen in de praktijk bij dergelijke houders wel eens voorkomt en met name nadelig is voor de stapelbaarheid van de houders.

25 Zoals eerder genoemd worden de opgerichte houders 2 met hun bodem 7 teruggezet op de oppakpositie 4. Het kan echter gewenst zijn om de houder 2 uit de installatie af te voeren met zijn bodem aan de bovenzijde, zoals de rechter houder 2 in figuur 2 toont. Daartoe kan zijn voorzien in een 30 omkeerinrichting voor reeds opgerichte houders 2, welke omkeerinrichting zeer schematisch in de met streeplijnen weergegeven cirkel in figuur 2 is aangeduid. Deze omkering kan bijvoorbeeld gewenst zijn als de installatie voor een wasinrichting voor het wassen van houders is opgesteld.

35 Aan de hand van de figuren 3 -12 zal nu de constructie van de inrichting 10 (en dus ook van de inrichting 10'), alsmede de werking ervan worden toegelicht.

1013830 7

De inrichting 10 omvat een stationair gestel 20 met een horizontale zwenkas 21. Een arm 22 is zwenkbaar om de zwenkas 21. De arm 22 draagt een grijperinrichting 23 die is ingericht voor het vastgrijpen van de bodem 7 van houder 2, die zich in 5 figuur 3 op de oppakpositie bevindt.

De grijperinrichting 23 omvat hier een U-vormige drager 24 met een opening enigszins groter dan de omtreksafmetingen van de houder 2. Aan tegenover elkaar gelegen zijden van de drager 24 zijn grijperbalken 25, 26 aangebracht, die zijn ingericht om aan 10 te grijpen op een zijrand van de bodem 7 van de houder 2. Ten minste een van de grijperbalken 25, 26 is bedienbaar zodanig dat de grijperbalken 25, 26 de bodem 7 tussen hen in kunnen klemmen.

De inrichting 10 omvat hier niet getoonde rotatiemiddelen, bijvoorbeeld in de vorm van een elektrische stappenmotor, voor 15 het zwenken van de arm 22 om de as 21.

De inrichting 10 omvat verder een zwenkinrichting 30, die is ingericht voor het naar de opgerichte stand zwenken van de tweede zijwanden 32 (zie fig. 8) van de houder 2.

De zwenkinrichting 30 omvat twee zwenkorganen 33, 34, die 20 elk om een bijbehorende as 35, 36 zwenkbaar middels niet weergegeven rotatiemiddelen. De zwenkorganen 33, 34 zijn zodanig zwenkbaar dat zij in een omgekeerde en reeds gedeeltelijk opgerichte houder 2 kunnen komen en dan de tweede zijwanden 32 nog verder naar hun volledig opgerichte stand kunnen drukken.

25 In figuur 4 is te herkennen dat de grijperinrichting 23 zich in zijn oppakstand bevindt, waarin de grijperbalken 25, 26 de bodem 7 tussen hen in kunnen klemmen. Hierbij bevindt de bodem 7 zich aan de onderzijde van de neergeklapte houder 2. Verder is in figuur 4 te herkennen dat de inrichting 10' zich met zijn 30 grijperinrichting 23' in de omgekeerde stand bevindt.

In figuur 5 zwenkt de arm 22 in de richting van de omgekeerde stand, zodat de houder 2 de oppakpositie 4 verlaat. Hierbij wordt de houder 2 aan zijn bodem 7 wordt vastgehouden.

In figuur 6 bevindt de houder 2 zich in een stand, waarin 35 de bodem 7 vrijwel verticaal staat.

Door het verder zwenken van de arm 22 doorloopt de houder 2 die verticale stand en komt geleidelijk in zijn omgekeerde 1013830 8 stand. Onder invloed van hun gewicht beginnen de zijwanden van de houder 2 van de bodem 7 vandaan te scharnier in de richting van hun opgerichte stand. Deze toestand is in figuur 7 te zien. In figuur 7 is verder te zien dat de grijperinrichting 23' in de 5 richting van de oppakpositie 4 beweegt, waar reeds een volgende houder 2 ligt.

In figuur 8 bevindt de door de grijperinrichting 23 vastgehouden houder 2 zich in zijn omgekeerde stand met de bodem 7 aan de bovenzijde. Bij voorkeur is de zwenkbeweging van de arm 10 22 sterk vertraagd vlak voor het bereiken van de omgekeerde stand. Als gevolg van de massatraagheid van de zijwanden 32, 38 van de houder 2 zullen deze volledig an wel nagenoeg volledig in de richting van hun opgerichte stand scharnieren.

Om te bereiken dat de zijwanden 32, 38 zeker in hun 15 volledig opgerichte stand komen en om de vergrendelingsmiddelen van de houder te activeren, is erin voorzien dat de zwenkorganen 33, 34 van onderen in de houder 2 komen en dan zwenken zodat de tweede zijwanden 32 naar buiten worden gedrukt. De houder 2 is dan volledig opgericht en de zijwanden zijn in hun opgerichte 20 stand vergrendeld. Ondertussen pakt de grijperinrichting 23’ de andere houder 2 bij de oppakpositie vast.

In figuur 9 is te zien dat de opgerichte houder 2 door de arm 22 terug wordt gezwenkt naar de oppakpositie, zoals in figuur 10 is getoond. Ondertussen wordt door de inrichting 10’ 25 een andere houder 2 opgericht.

In figuur 11 is de opgerichte houder 2 bij de oppakpositie 4 afgevoerd en kan een nieuwe houder worden aangevoerd, hetgeen in figuur 12 is te zien. De hiervoor beschreven cyclus kan dan opnieuw worden uitgevoerd.

30 Niet weergegeven in de figuren 3-12 is een opvangvoorziening bij de zwenkinrichting 30 voor het opvangen van resten en dergelijke die uit de omgekeerde houder 2 vallen.

Door het gebruik van twee inrichtingen 10 en 10' is gewaarborgd dat bij een storing van een van beide inrichtingen 35 10 en 10' altijd de andere nog kan worden benut. Verder zijn de getoonde inrichtingen 10 en 10' ongevoelig voor storingen veroorzaakt door zwaar beschadigde houders, waarbij bijvoorbeeld 1013830 9 een zijwand slechts op een einde aan de bodem is bevestigd en dus scheef komt te hangen.

Met de getoonde inrichtingen 10 en 10' kan een capaciteit van meer dan 1000 opgerichte en geïnspecteerde houders per uur 5 worden bereikt.

In een variant kan er bijvoorbeeld in zijn voorzien dat de opgerichte houders niet worden teruggeplaatst op de oppakpositie maar op een andere positie. Dit kan bijvoorbeeld worden bereikt door de arm 22 tevens om een verticale as zwenkbaar uit te 10 voeren.

In een voordelige uitvoering wordt verder bewerkstelligd dat de zijwanden van de houder bij het oprichten even iets naar buiten worden gebogen om een eventuele ongewenste kromming in de zijwanden op te heffen. Dit kan bijvoorbeeld geschieden met 15 behulp van de zwenkinrichtingen 30, die dan eventueel ook zijn voorzien van zwenkorganen die op de lange zijwanden van de houder aangrijpen.

1013830

Claims (21)

1. Inrichting (10,10')voor het oprichten van meermalig bruikbare kunststof houders (2) met neerklapbare zijwanden, welke houders een in hoofdzaak rechthoekige bodem (7) en twee paar zijwanden (32,38) omvatten, waarbij: 5. een paar eerste zijwanden (38) tegenover elkaar zijn opge steld waartussen een paar tweede zijwanden (32) zijn gepositioneerd, waarbij de eerste en de tweede zijwanden elk scharnierbaar zijn om een bijbehorende scharnieras, zodanig dat de houder in 10 neergeklapte toestand zodanig is dat de eerste zijwanden en de tweede zijwanden boven elkaar liggen op de bodem van de houder, en waarbij in opgerichte toestand de tweede zijwanden (32) zich tussen de eerste zijwanden (38) bevinden, - en waarbij verder vergrendelingsmiddelen zijn voorzien voor 15 het handhaven van de opgerichte toestand, waarbij de inrichting een beweegbare grijperinrichting (23) en bijbehorende verplaatsingsmiddelen (22) voor het verschaffen van de beweging van de grijperinrichting omvat, welke grijperinrichting is ingericht om een onderdeel (7) van een zich 20 op een oppakpositie (4) bevindende houder (2) te grijpen en vervolgens een zodanige beweging uit te voeren dat de houder (2) ten minste gedeeltelijk wordt opgericht vanuit de neergeklapte toestand, waarbij de inrichting verder een zwenkinrichting (30) omvat voor het doen zwenken van de tweede zijwanden (32) naar 25 hun opgerichte toestand, waarbij de tweede zijwanden de eerste zijwanden in hun opgerichte stand drukken, met het kenmerk, dat de grijperinrichting (23) is ingericht voor het grijpen van de bodem (7) van een zich in neergeklapte toestand op de oppakpositie (4) bevindende houder (2), en 30 dat de verplaatsingsmiddelen (22) zijn ingericht voor het verschaffen van omkering van de houder (2) zodanig dat de houder zich in een Omgekeerde stand bevindt en de bodem (7) van de houder zich aan de bovenzijde bevindt en zodanig dat ten minste de eerste zijwanden (38) onder invloed van hun massa in de 1013830 richting van hun opgerichte stand bewegen.

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij de zwenkinrichting (30) is ingericht om van onderen in de zich in zijn omgekeerde 5 stand bevindende houder te komen en de tweede zijwanden (32) naar hun opgerichte stand te zwenken.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, waarbij de grijperinrichting (23) is ingericht om de bodem van de houder 10 vast te houden tijdens het met de zwenkinrichting (30) naar de opgerichte stand zwenken van de tweede zijwanden.

4. Inrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de verplaatsingsmiddelen (22) zijn ingericht 15 om - na het oprichten van de houder - de houder (7) wederom om te keren, zodat de opgerichte houder met de bodem aan de onderzijde aan een afvoersysteem (12) kan worden aangeboden.

5. Inrichting volgens conclusie 4, waarbij de 20 verplaatsingsmiddelen (22) zijn ingericht om de opgerichte houder terug te plaatsen op de oppakpositie (4) .

6. Inrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de grijperinrichting (23) zwenkbaar is om 25 een bijbehorende in hoofdzaak horizontale zwenkas (21).

7. Inrichting volgens conclusie 6, waarbij de verplaatsingsmiddelen rotatiemiddelen voor het roteren van de grijperinrichting om de zwenkas (21) omvatten. 30

8. Inrichting volgens conclusie 6 of 7, waarbij de inrichting een stationair gestel (20) omvat en de zwenkas (21) stationair in het gestel is aangebracht.

9. Inrichting volgens een of meer van de conclusies 6-8, waarbij de verplaatsingsmiddelen een om de zwenkas (21) zwenkbare arm (22) omvatten, waarbij de grijperinrichting (23) 1013830 aan de arm is aangebracht en de arm een zwenkbeweging kan uitvoeren tussen een oppakstand, waarin de grijperinrichting een met zijn bodem (7) aan de onderzijde bevindende houder (2) kan grijpen, en een omgekeerde stand, waarin de grijperinrichting de 5 houder (7) omgekeerd houdt met de bodem aan de bovenzijde.

10. Inrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de inrichting een opvangvoorziening omvat, die zodanig is opgesteld dat deze zich onder een omgekeerde 10 houder bevindt voor het opvangen van eventueel in de houder aanwezige resten, afval en dergelijke.

11. Inrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de verplaatsingsraiddelen zijn ingericht voor 15 het verschaffen van een aanmerkelijke vertraging van de beweging van de grijperinrichting nabij de omgekeerde stand van de houder, zodanig dat de massatraagheid het naar de opgerichte stand bewegen van ten minste de eerste zijwanden bevordert.

12. Inrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de grijperinrichting (23) is ingericht om de bodem van de houder vast te grijpen in een positie waarin scharnierassen van de tweede zijden van de houder evenwijdig zijn aan de zwenkas van de arm. 25

13. Inrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de grijperinrichting twee grijporganen (25,26) omvat, die zijn ingericht om op twee tegenover elkaar gelegen zijden van de bodem (7) van een houder aan te grijpen en 30 de bodem (7) tussen hen in te klemmen.

14. Inrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij aan weerszijden van de oppakpositie (4) een inrichting voor het oprichten van houders is opgesteld, zodanig 35 dat de ene inrichting een houder bij de oppakpositie grijpt tijdens de oprichthandeling of terugplaatshandeling uitgevoerd door de andere inrichting. 1013830

15. Installatie omvattende een inrichting voor het oprichten van meermalig bruikbare kunststof houders (2) met neerklapbare zijwanden, welke houders een in hoofdzaak rechthoekige bodem en 5 twee paar zijwanden omvatten, waarbij: een paar eerste zijwanden tegenover elkaar zijn opgesteld waartussen een paar tweede zijwanden zijn gepositioneerd, waarbij de eerste en de tweede zijwanden elk scharnierbaar zijn om een bijbehorende scharnieras, zodanig dat de houder in 10 neergeklapte toestand zodanig is dat de eerste zijwanden en de tweede zijwanden boven elkaar liggen op de bodem van de houder, en waarbij in opgerichte toestand de tweede zijwanden zich tussen de eerste zijwanden bevinden, - en waarbij verder vergrendelingsmiddelen zijn voorzien voor 15 het handhaven van de opgerichte toestand, bijvoorbeeld een inrichting volgens de aanhef van conclusie 1 of een of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de installatie verder een inspectie-inrichting (14) voor het inspecteren van opgerichte houders (2) omvat. 20

16. Installatie volgens conclusie 15, waarbij de inspectie-inrichting (14) contactloze waarnemingsmiddelen voor het waarnemen van ten minste de contour van de opgerichte houder omvat. 25

17. Installatie volgens conclusie 15 of 16, waarbij de waarnemingsmiddelen zijn ingericht voor het waarnemen van de intactheid van de houder, in het bijzonder van de zijwanden.

18. Installatie volgens een of meer van de conclusies 15-17, waarbij de waarnemingsmiddelen positioneringsmiddelen (18) omvat voor het positioneren van de opgerichte houder ten opzichte van de waarnemingsmiddelen. 35

19. Installatie volgens een of meer van de conclusies 15-18, waarbij de waarnemingsmiddelen zijn ingericht voor het waarnemen 1013830 van de afstand tussen van tevoren bepaalde punten van de houder en de waarnemingsmiddelen.

20. Installatie volgens conclusie 18, waarbij de 5 positioneringsmiddelen een frame (18) omvatten, dat nauwkeurig op de bovenzijde van de houder past.

21. Installatie volgens een of meer van de conclusies 15-20, waarbij de waarnemingsmiddelen een laserafstandmeetinrichting 10 omvatten. T013S30