NL1001923C2 - Inrichting voor het optillen en kantelen van een houder. - Google Patents

Description

Korte aanduiding : Inrichting voor het optillen en kantelen van een houder.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het 5 optillen en kantelen van een houder, in het bijzonder bestemd voor het opnemen van afval, welke houder aan zijn bovenzijde is voorzien van eert uitstekende rand, waarbij de inrichting is voorzien van een gestel en een op de rand van de houder aangrijpend koppelorgaan, dat verbonden is met een zwenkarm, die ten opzichte van het gestel om een 10 zich ten minste nagenoeg horizontaal uitstrekkende scharnieras ver-zwenkbaar is met behulp van een aandrijforgaan.

In de praktijk worden bijvoorbeeld voor het verzamelen van huishoudelijk afval verschillende types houders of verzamelcontainers gebruikt met sterk verschillende afmetingen. Dit geeft problemen, daar 15 de momenteel geschikte inrichtingen voor het optillen en kantelen van de houder met het oog op het legen van de houder veelal niet geschikt zijn voor het opnemen van houders, die van elkaar afwijkende afmetingen hebben. Verder is bij de bekende inrichtingen het gevaar groot, dat bij niet juist aankoppelen van een houder aan de inrichting 20 de houder, in het bijzonder de aan de bovenzijde van de houder aangebrachte uitstekende rand beschadigd wordt.

Met de uitvinding wordt beoogd een inrichting van bovengenoemde soort te verkrijgen, waarbij aan de bekende inrichtingen klevende nadelen kunnen worden voorkomen.

25 Volgens de uitvinding kan dit worden bereikt doordat het koppelorgaan om een evenwijdig aan de bovengenoemde scharnieras verlopende tweede scharnieras ten opzichte van de zwenkarm verzwenk-baar is, terwijl tussen het gestel en een met het koppelorgaan verbonden koppel arm een ten opzichte van het gestel en de koppel arm 30 verzwenkbare koppelstang is aangebracht, terwijl met de zwenkarm tevens een borgorgaan is gekoppeld, dat ten opzichte van de zwenkarm zwenkbaar is om een zich evenwijdig aan bovengenoemde scharnierassen uitstrekkende derde scharnieras en dat tijdens bedrijf aangrijpt op de bovenzijde van de uitstekende rand van de houder.

35 Bij het tijdens bedrijf optillen van een houder met behulp van de inrichting volgens de uitvinding zal de rand van de houder 1001923 2 worden opgesloten tussen het koppelorgaan en het borgorgaan, waarbij onafhankelijk van de afmeting van de houder een goede borging van de houder ten opzichte van de zwenkarm kan worden gewaarborgd. Verder kan, indien het koppelorgaan niet de juiste stand inneemt ten opzichte 5 van de uitstekende rand van de houder bij het aankoppelen van de houder aan de inrichting het borgorgaan verzwenken, zodanig, dat beschadiging van de houder, in het bijzonder van de uitstekende rand van de houder wordt vermeden.

De uitvinding zal hieronder nader worden uiteengezet aan de 10 hand van een in bijgaande figuren schematisch weergegeven uitvoeringsvorm van de constructie volgens de uitvinding.

Figuur 1 toont schematisch een zijaanzicht op een zogenaamde perscontainer waarvan de inrichting volgens de uitvinding deel uitmaakt.

15 Figuren 2 en 3 tonen met figuur 1 overeenkomende zij aanzichten waarbij onderdelen van de inrichting in verschillende standen zijn weergegeven.

Figuur 4 toont op grotere schaal het in figuur 2 omcirkelde detail IV.

20 Figuur 5 toont een vooraanzicht op de perscontainer.

In de figuur 1 is schematisch een zogenaamde perscontainer 1 weergegeven, bijvoorbeeld van het type zoals beschreven in het Europese octrooi 0.316.025. De inhoud van dit octrooi wordt geacht in deze aanvraag te zijn opgenomen op grond waarvan wordt aangenomen dat 25 een nadere beschrijving van de opbouw en werking van deze perscontainer 1 hier overbodig zal zijn.

In het hier weergegeven uitvoeringsvoorbeeld vormt het gestel 2 van de perscontainer dus in feite ook het gestel van de inrichting volgens de uitvinding.

30 Aan het gestel 2 is met behulp van een zich horizontaal uitstrekkende scharnieras 3 een uit een tweetal op afstand van elkaar gelegen armen 4 bestaande zwenkarm aangekoppeld. Tussen op enige afstand onder de scharnieras gelegen aankoppel punten 5 en de vrije uiteinden van de armen 4 zijn verstelcylinders 6, bij voorkeur hydrau-35 lische verstelcylinders aangebracht met behulp waarvan de zwenkarm ten opzichte van het gestel 2 om de scharnieras 3 verdraaibaar is.

1001923 3

Tussen de armen 4 is een koppel orgaan 7 (figuur 5) aangebracht, dat is opgebouwd uit een zich tussen de armen 4 uitstrekkende balk 8 waaraan uitstekende tanden 9 zijn bevestigd. Aan de uiteinden van de balk 8 zijn oren 10 bevestigd, die met behulp van pennen 11, 5 die een zich evenwijdig aan de scharnieras 3 uitstrekkende scharnieras vormen, zwenkbaar met de de zwenkarm vormende armen 4 zijn gekoppeld.

Aan de balk 8 zijn verder zich gezien in figuur 5 loodrecht op de balk 8 uitstrekkende armen 12 bevestigd aan de uiteinden waarvan steunplaten 13 zijn aangebracht. Daarbij zijn de van de balk 8 afge-10 keerde uiteinden van de armen 12 nog onderling verbonden door een zich evenwijdig aan de balk 8 uitstrekkende balk 14. Tussen de armen 12 en het gestel 1 zijn verder koppelstangen 15 aangebracht. Iedere koppelstang is met een uiteinde met behulp van een zich evenwijdig aan de scharnieras 3 uitstrekkende pen 16 met het gestel 2 gekoppeld in een 15 nabij de scharnieras 3 en een weinig hoger dan de scharnieras 3 gelegen punt.

Het andere einde van iedere koppelstang 15 is met een van de armen 12 verbonden in een nabij de desbetreffende steunplaat gelegen punt met behulp van een zich evenwijdig aan de pen 16 uit-20 strekkende pen 17.

Aan de armen 4 zijn verder zich, gezien in figuur 1 vanaf de bovenzijde van de armen 4 omhoog uitstrekkende steunplaten 18 bevestigd.

Met behulp van zich evenwijdig aan de scharnieras 3 25 uitstrekkende pennen 19 is met deze steunplaten een tussen de steunplaten opgestelde stortplaat 20 aangebracht. Nabij de nabij de steunplaten 18 gelegen uiteinden van de stortplaat 20 zijn zich loodrecht op de stortplaat 20 uitstrekkende platen 21 aangebracht, die tezamen met de plaat 20 een in doorsnede gootvormig orgaan vormen.

30 Zoals uit de figuren duidelijk zal zijn ligt de door de pennen 19 gevormde scharnieras op korte afstand van de ene langsrand van de plaat 20 waaraan een zich loodrecht op de plaat 20 uitstrekkende, een borgorgaan vormende strip 22 is aangebracht (figuur 4). De strip 22 is aan zijn van de plaat 20 afgekeerde uiteinde 35 voorzien van een uitstekende lijst 23, die ten opzichte van de strip 22 uitsteekt in een richting tegengesteld aan de richting waarin de 1001923 4 plaat 20 zich vanaf de strip 22 uitstrekt. Tussen de uiteinden van de strip 22 en de vrije uiteinden van de armen 4 zijn trekveren 24 aangebracht. Verder is de door de platen 20 en 21 gevormde stortgoot aan zijn van de strip 22 afgekeerde uiteinden nog voorzien van steun-5 rollen 25. In plaats van de steunarmen kan(kunnen) ook anders uitgevoerde geleidingsorganen zijn aangebracht, bijvoorbeeld slofvormige organen.

Een met de inrichting op te tillen houder 26, die is voorzien van een om een scharnieras 27 opklapbaar deksel 28 en een 10 onder het deksel en nabij de bovenzijde van de houder gelegen uitstekende rand 29, wordt op de in figuur 1 weergegeven wijze opgesteld tussen de beide een onderste stand innemende armen 4. Vervolgens kunnen de armen 4 worden omhoog gezwenkt, waardoor de uitstekende tanden 9 in ingrijping zullen komen op de onderzijde van de uit-15 stekende rand 29. Het de strip 22 omvattende uiteinde van de stortgoot 20, 21 zal daarbij in aanraking komen met de houder 26, waarbij de stortgoot 20, 21 zodanig wordt verzwenkt, dat de lijst 23 tegen de buitenzijde van de uitstekende rand 29 komt aan te liggen en de strip 22 boven op de rand 29, een en ander zoals nader is weergegeven in 20 figuur 5. Daarbij wordt dus de uitstekende rand 29 vastgeklemd tegen de een borgorgaan vormende strip 22, die bevestigd is aan het uiteinde van de plaat 20. Het zal duidelijk zijn, dat zo de bovenrand 29 van de, houder 26 stevig ligt opgesloten tussen de tanden 9 van het koppel-orgaan 7 en het door de strip 22 gevormde borgorgaan.

25 Bij niet juiste opstelling van de uitstekende rand 29 ten opzichte van het koppel orgaan 7 zal de stortgoot 20, 21 met het borgorgaan 22 tegen de veerkracht van de veren 24 kunnen verzwenken, waardoor ongewenste beschadigingen van de uitstekende rand 29 van de houder 26 worden vermeden.

30 Bij het verdere omhoog zwenken van de armen 4 zal de houder 26 boven een vulopening van de container 1 komen, waarbij de houder 26 een over meer dan 90° verdraaide stand inneemt, het deksel 28 om de scharnieras 27 zal zijn opengeklapt en de inhoud van de houder via de door de platen 20 en 21 gevormde stortgoot in het inwendige van de 35 perscontainer kan schuiven.

10 0 1 9 2 3 5

Indien de inrichting volgens de uitvinding niet in gebruik is kunnen de zwenkarmen in de in figuur 3 weergegeven stand worden gebracht, zodat de armen geen hinderlijke uitsteeksels vormen. Daarbij zal bij het verzwenken van de zwenkarmen vanuit de in figuur 1 weer-5 gegeven stand naar de in figuur 3 weergegeven stand op een gegeven moment de aan de door de platen 20 en 21 gevormde stortgoot bevestigde rollen 25 komen af te steunen op een deel van de perscontainer, waardoor de door de platen 20 en 21 gevormde stortgoot automatisch in de in de figuur 3 weergegeven stand wordt gebracht.

10 Het zal duidelijk zijn, dat ofschoon de inrichting volgens de uitvinding hierboven is beschreven en in de tekeningen is afgebeeld in combinatie met een perscontainer de inrichting bijvoorbeeld ook als zelfstandige al dan niet verplaatsbare eenheid of bijvoorbeeld in combinatie met een vuilniswagen kan worden toegepast.

1001923

Claims (9)

1. Inrichting voor het optillen en kantelen van een houder, in het bijzonder bestemd voor het opnemen van afval, welke houder aan 5 zijn bovenzijde is voorzien van een uitstekende rand, waarbij de inrichting is voorzien van een gestel en een op de rand van de houder aangrijpend koppelorgaan, dat verbonden is met een zwenkarm, die ten opzichte van het gestel om een zich ten minste nagenoeg horizontaal uitstrekkende scharnieras verzwenkbaar is met behulp van een aandrijf-10 orgaan, met het kenmerk, dat het koppelorgaan om een evenwijdig aan de bovengenoemde scharnieras verlopende tweede scharnieras ten opzichte van de zwenkarm verzwenkbaar is, terwijl tussen het gestel en een met het koppelorgaan verbonden koppel arm een ten opzichte van het gestel en de koppel arm verzwenkbare koppelstang is aangebracht, terwijl met 15 de zwenkarm tevens een borgorgaan is gekoppeld, dat ten opzichte van de zwenkarm zwenkbaar is om een zich evenwijdig aan de bovengenoemde scharnierassen uitstrekkende derde scharnieras en dat tijdens bedrijf aangrijpt op de bovenzijde van de uitstekende rand van de houder.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de 20 koppelstang met een einde aan het gestel van de inrichting is ge koppeld in de nabijheid van de eerstgenoemde scharnieras, terwijl het aankoppel punt tussen de koppelstang en de koppel arm en het koppelorgaan aan verschillende zijden van de tweede scharnieras zijn ge- 1egen.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerkj dat de derde scharnieras gerekend in de zwenkrichting van de zwenkarm tijdens het omhoog bewegen van een houder op enige afstand boven de tweede scharnieras is gelegen.

4. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het 30 kenmerk, dat het borgorgaan verend kan uitwijken.

5. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het borgorgaan is bevestigd aan een uiteinde van een om de derde scharnieras zwenkbare stortgoot.

6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de 35 derde scharnieras dichter bij het van het borgorgaan voorziene uit- 1001923 einde van de stortgoot is gelegen dan bij het van het borgorgaan afgekeerde uiteinde van de stortgoot.

7. Inrichting volgens conclusie 5 of 6, met het kenmerk, dat de stortgoot aan zijn van het borgorgaan afgekeerde einde is voorzien 5 van ten minste een geleidingsorgaan.

8. Inrichting volgens een der conclusies 5-7, met het kenmerk, dat de stortgoot aan zijn van het borgorgaan afgekeerde einde is voorzien van steunrollen.

9. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het 10 kenmerk, dat het borgorgaan is voorzien van een met een zijkant van de rand van de houder samenwerkende aanslag. 100 1 9 23