NL1006497C1 - Werkwijze en inrichting voor het ledigen van een met producten gevulde houder. - Google Patents

Description

K ΕΒ/ΜΒ/50Ρ

Werkwijze en inrichting voor het ledigen van een met producten gevulde houder

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het ledigen van een met producten, zoals land- of tuinbouwproducten gevulde houder, door het in een met vloeistof gevuld bassin dompelen van de houder, het uit 5 de houder laten stromen van de producten, en het uit het bassin tillen van de geledigde houder.

Een dergelijke werkwijze is bekend, en wordt bijvoorbeeld toegepast om met tuinbouwproducten, zoals appels gevulde kisten te lossen in een sorteerinrichting. 10 Daarbij wordt de kist met appels rechtstandig naar beneden bewogen in het met vloeistof, het algemeen water gevuld bassin, waardoor de appels die lichter zijn dan water uit de kist zullen drijven. Op het bassin is daarbij in het algemeen een transportkanaal aangesloten, 15 terwijl met behulp van pompen een waterstroming opgewekt wordt van het bassin naar het kanaal, waardoor de appels uit het bassin het kanaal indrijven naar de sorteerinrichting.

Deze bekende werkwijze heeft een aantal nade-20 len. Zo is hij uitsluitend geschikt voor het legen van houders die gevuld zijn met producten die goed drijven in de gekozen vloeistof. Wanneer deze vloeistof water is, is de bekende werkwijze wel geschikt voor appels, maar bijvoorbeeld niet voor peren die aanzienlijk minder 25 drijfvermogen hebben in water. Een in de praktijk veel vuldig toegepaste oplossing daarvoor is om de eigenschappen van de vloeistof aan te passen, bijvoorbeeld door daaraan stoffen toe te voegen zoals zout en dergelijke. Dit heeft het nadeel dat door dergelijke toevoegingen 30 vaak de producten zelf aangetast worden. Met name bij producten die voor menselijke consunqptie bestemd zijn, is dit in het algemeen niet aanvaardbaar. Daarnaast worden door dergelijke toevoegingen vaak ook componenten die met 1006497 2 de vloeistof in contact komen, zoals het bassin, het kanaal, en eventueel daarin aanwezige bewegende delen aangetast. Een ander nadeel van de bekende werkwijze is dat deze relatief langzaam is. Er moet immers gewacht 5 worden tot alle producten uit de houder opgedreven zijn en door de stroming van het bassin naar het kanaal gebracht voordat de houder uit het bassin verwijderd kan worden en een volgende houder daarin gelost kan worden. Hierdoor ontstaan hiaten in de toevoer van de producten 10 aan de sorteerinrichting.

De uitvinding beoogt derhalve een werkwijze van de hiervoor beschreven soort te verschaffen, waarbij bovengenoemde nadelen zich niet voordoen. Volgens de uitvinding wordt dit bereikt, doordat de houder in het 15 bassin gekanteld en volgens een gekromde baan uit het bassin getild wordt. Door de houder in het bassin te kantelen, waardoor de producten daaruit verwijderd worden ongeacht hun drijfvermogen, wordt een aanzienlijke versnelling van de werkwijze verkregen. Bovendien wordt de 20 werkwijze hierdoor geschikt voor producten die niet of nauwelijks drijven, zoals het hierboven reeds aangehaalde voorbeeld van peren. Door bovendien de houder een gekromde baan te laten beschrijven, waardoor hij als het ware om de producten weggetrokken wordt, worden de eventuele 25 beschadigingen aan de producten geminimaliseerd.

Bij voorkeur toegepaste varianten van de werkwijze volgens de uitvinding zijn beschreven in de volg-conclusies 2 tot 4.

De uitvinding betreft ook een inrichting waar-30 mee deze werkwijze uitgevoerd kan worden. Daarbij wordt uitgegaan van een inrichting voor het ledigen van een met producten, zoals land- of tuinbouwproducten gevulde houder, voorzien van een met vloeistof gevuld bassin en middelen voor het in het bassin dompelen van de gevulde 35 houder en daaruit tillen van de houder na het lossen van de producten, welke algemeen bekend is, en door aanvraagster op de markt gebracht wordt onder de naam "Waterdum-per" of in meer uitgebreide vorm als "ODS". De inrichting 1006497 ' 3 volgens de uitvinding onderscheidt zich van deze bekende inrichting, doordat de dompel- en tilmiddelen ingericht zijn voor het tijdens het lossen van de producten uit-voeren van een gecombineerde kantel- en translatiebewe-5 ging langs een gekromde baan.

Voorkeursuitvoeringen van de inrichting volgens de uitvinding vormen de materie van de volgconclusies 6 tot 15.

De uitvinding wordt nu toegelicht aan de hand 10 van een aantal voorbeelden, waarbij verwezen wordt naar de bijgevoegde tekening, waarin: fig. 1 een bovenaanzicht is op een eerste uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding, fig. 2 een zijaanzicht is van een deel van de 15 inrichting volgens de pijl II in fig. 1, fig. 3A tot en met 3D in een vooraanzicht de verschillende stappen van het ledigen van een met producten gevulde houder door toepassing van de werkwijze volgens de uitvinding tonen, 20 fig. 4 een bovenaanzicht is op een alternatieve uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding, en figs. 5 en 6 een bovenaanzicht en een zijaanzicht tonen van de inrichting volgens de uitvinding in 25 combinatie met een nabewerkingslijn.

Een inrichting 1 (fig. 1) voor het legen van een met producten, zoals land- of tuinbouwproducten gevulde houder 2 is voorzien van een bassin 4 dat met vloeistof 3 gevuld is, alsmede van middelen 8 voor het in 30 het bassin 4 dompelen van de gevulde houder 2 en het daaruit tillen van de houder 2 nadat de producten gelost zijn. Aan weerszijde van het bassin 4 bevinden zich een eerste lokatie 5 en een tweede lokatie 6, waarbij op de eerste lokatie 5 de gevulde houders 2 aangevoerd worden, 35 en op de tweede lokatie 6 de geleegde houders 2 afgevoerd worden. De dompel- en tilmiddelen 8 omvatten grijpers 9 die met openingen 22 in de zijkanten 23 van de houders 2 samenwerken. Deze grijpers 9 zijn gelagerd in een gestel 1006497 4 12 dat boven het bassin 4 geplaatst is, en zijn in horizontale richting verplaatsbaar vanaf de eerste lokatie 5, waar zij een gevulde houder 2 oppakken, naar het bassin 4, waar zij de houder onderdompelen en legen, en vervol-5 gens naar de tweede lokatie 6, waar de houder 2 weer afgezet wordt.

Het bassin 4 is verder verbonden met een eveneens met de vloeistof 3 gevuld transportkanaal 7, waardoor de producten die in de vloeistof 3 in het bassin 4 10 gelost worden verder in deze vloeistof 3 door het kanaal 7 worden getransporteerd. Daartoe is er een retourleiding 14, die het verst van het bassin 4 gelegen einde van het transportkanaal 7 weer verbindt met de onderzijde van het bassin 4. In deze leiding is een pomp 21 opgenomen, 15 waarmee wanneer de inrichting 1 in bedrijf is een vloei-stofstroom opgewekt wordt door de retourleiding vanaf het eind van het transportkanaal 7 naar het bassin 4, waardoor dus in het bassin 4 en het transportkanaal 7 een omgekeerde stroming gegenereerd wordt. Door deze stroming 20 stromen de geloste producten vanuit het bassin 4 naar het transportkanaal 7 en daardoor naar het eind van het transportkanaal, waar zij door middel van bijvoorbeeld een bandtransporteur 20 uit het kanaal 7 genomen en overgebracht kunnen worden naar een (droge) sorteerin-25 richting 11 (figs. 5, 6). Tot zover is de inrichting 1 in hoofdzaak gelijk aan de door aanvraagster onder de naam ODS op de markt gebrachte inrichtingen.

Teneinde nu deze op zich bekende inrichting 1 geschikt te maken voor het legen van houders 2 die gevuld 30 zijn met producten die minder goed drijven in de vloeistof 3 van het bassin 4, zijn de dompel- en tilmiddelen 8 ingericht voor het uitvoeren van een gecombineerde kantel- en translatiebeweging langs een gekromde baan, wanneer de houders 2 in het bassin 4 gelost worden. De 35 grijpers 9 van de dompel- en tilmiddelen 8 zijn daartoe zwenkbaar om een horizontale as, en verplaatsbaar langs een verticale as. Voor de verplaatsing in verticale richting zorgen verticale geleiders 24, die onderdeel 1006497 ' 5 vormen van een hulpgestel 25 (fig. 2). Dit hulpgestel 25 is op zijn beurt door middel van geleiderollen 45 in horizontale richting verplaatsbaar langs geleiderails 26 die aan de bovenzijde zijn opgenomen in het gestel 12 5 voor het naar en van het bassin 4 voeren van de houders 2. Voor het verplaatsen van het hulpgestel 25 is een aandrijfeenheid 32 aanwezig.

De grijpers 9 van de dompel- en tilmiddelen 8 omvatten aan weerszijde van de houder 2 te plaatsen 10 dragers 30, die voorzien zijn van uitstekende tanden 27 welke onder de houder 2 of in de openingen 22 aan de onderzijde daarvan gebracht kunnen worden. Daarnaast is elke drager 30 aan één uiteinde voorzien van een aanslag 28 (fig. 3), waarmee de houder 2 tijdens de kantelbewe-15 ging tegengehouden wordt. Tenslotte omvat elke grijper 9 nog een aandrukelement 29, dat ten opzichte van de drager 30 verplaatsbaar is teneinde de houder 2 vast te klemmen, en dat daarnaast nog als detectie-orgaan fungeert, zoals hierna zal worden toegelicht. Het aandrukelement 29 is 20 aangebracht op een arm 37 die via een scharnier 38 zwenk-baar verbonden is met een staander 39, die vast verbonden is met de drager 30. Tussen de zwenkartn 37 en de drager 30 is verder een cilinder 40 aangebracht, waarmee de zwenkarm 37 naar de drager 30 getrokken kan worden, en 25 het aandrukelement 29 dus vastgeklemd kan worden op de bovenzijde van de houder 2. De grijpers 9 kunnen naar en van elkaar bewogen worden, teneinde de houders te kunnen oppakken en weer neerzetten. Daartoe zijn de steunen 34 naar en van elkaar beweegbaar bevestigd aan moffen 47, 30 die verschuifbaar zijn opgehangen op dragers 46 van het hulpframe 25. Voor de verplaatsing van de moffen 47 en daarmee de steunen 34 naar en van elkaar is tussen elke mof 47 en een vast deel van het hulpframe 25 een cilinder 48 aangebracht.

35 De drager 30 is opgehangen aan een steun 34, die op zijn beurt opgehangen is aan een langs de verticale geleiders 24 verplaatsbare wagen 33, welke voorzien is van een aandrijfeenheid 31. De steun 34 is op bepaalde 1006497 ' 6 hoogte boven de drager 30 voorzien van een scharnier 35, dat een kantelbeweging van de drager 30 en daarmee van de houder 2 mogelijk maakt. Voor het kantelen van de drager 30 met de daarop vastgeklemde houder 2 is het onder het 5 scharnier 35 gelegen deel 50 van de steunarm verbonden met een bedieningsarm 51, die op zijn beurt verbonden is met een zuigerstang 52 van een kantelcilinder 36. Deze kantelcilinder 36 is aan zijn bovenzijde scharnierend bevestigd aan de steunarm 34. De bedieningsarm 51 is 10 excentrisch geplaatst ten opzichte van de steunarm 34, waardoor het uitsteken of intrekken van de zuigerstang 52 leidt tot een kantelmoment om het scharnier 35, waardoor dus de drager 30 met houder 2 gekanteld of juist weer rechtgezet kan worden. De plaatsing van de kantelcilinder 15 36 en de bedieningsarm 51 ten opzichte van de drager 30 is daarbij zodanig gekozen dat de aslijn van de kantelbeweging nagenoeg door het zwaartepunt van de houder loopt. Zowel de kantelcilinder 36 als de cilinder 40 van het aandrukelement 29 zijn overigens uitgevoerd als pneumati-20 sche cilinders, in verband met het feit dat zij in de vloeistof 3 in het bassin 4 werkzaam moeten zijn.

Hoewel het hiervoor beschreven dompel- en tilmechanisme 8 ten opzichte van de traditionele water-dumper reeds leidt tot een aanzienlijke snelheidsverho-25 ging en dus verhoging van de productiviteit, aangezien daarmee de houder 2 uit het bassin 4 genomen kan worden voordat alle producten uit het bassin naar het kanaal 7 gestroomd zijn, zoals bij de traditionele dumper het geval was, zijn bij de inrichting 1 als hier getoond 30 verder middelen 13 aanwezig voor het uit het bassin 4 naar het transportkanaal 7 overbrengen van de geloste producten. Door dergelijke overbrengingsmiddelen 13 wordt de inrichting 1 ook geschikt voor het lossen van producten die relatief weinig drijfvermogen hebben in de geko-35 zen vloeistof 3. Wanneer de vloeistof 3 normaal water is, valt hierbij te denken aan vruchten zoals peren, welke afhankelijk van de soort en het oogstseizoen eerder zweven dan drijven in water. De overbrengingsmiddelen 13 10nfiAQ7 1 7 omvatten een in hoogterichting in het bassin 4 verplaatsbaar hefplateau 15. Dit hefplateau is aan één zijde van het bassin 4 gelagerd in schematisch aangegeven gelei-dingsmiddelen 49, en wordt via een achter een afscheiding 5 in het bassin 4 opgenomen roestvaststalen ketting aangedreven door een hier niet weergegeven, buiten het bassin 4 aangebrachte aandrijfeenheid. Door het omhoogbrengen van het hefplateau 15 dat tijdens het ledigen van de houder 2 in beginsel op de bodem van het bassin 4 rust, 10 worden de geloste producten uit het bassin 4 naar het kanaal 7 gedwongen. Ook in het kanaal 7 kan, in de nabij -heid van zijn bodem 18 een transporteur 19 aangebracht zijn voor het door het kanaal 7 transporteren van die producten die op of in de nabijheid van de bodem 18 van 15 het kanaal 7 rusten en zweven. Het is natuurlijk ook mogelijk om in plaats van een verticaal verplaatsbaar heforgaan 15 gebruik te maken van een in het bassin 4 aangebrachte hellende transporteur, die aansluit op de transporteur 19 van het kanaal 7.

20 Teneinde enerzijds verstopping van het kanaal 7 door een opeenhoping van producten te voorkomen, waardoor eenvoudig beschadiging van de producten zou kunnen optreden, en anderzijds een gelijkmatige afvoer uit het kanaal 7 en derhalve een gelijkmatige toevoer van producten aan 25 de sorteerinrichting 11 te waarborgen, omvat de inrichting nog middelen 16, 53 waarmee de hoeveelheid in het transportkanaal 7 aanwezige producten waargenomen kan worden. De waarnemingsruiddelen 16 worden in het getoonde voorbeeld gevormd door in het kanaal 7 uitstekende, door 30 de producten verplaatsbare schakelelementen of vanen 17. Deze schakelelementen of vanen 17, die zwenkbaar zijn rond een as 10, kunnen verbonden zijn met een waarschu-wingsorgaan, zoals een bel of een lamp waarmee de gebruiker gewaarschuwd kan worden dat verstopping van het 35 kanaal 7 dreigt, maar het is ook mogelijk de waarnemings-middelen 16 op te nemen in een besturingssysteem voor de gehele inrichting 1. Een dergelijk besturingssysteem zou de bewegingen van de dompel- en tilmiddelen 8 en van de 100649J ' 8 overbrengingsmiddelen 13 kunnen besturen. De schakelele-menten 17 zijn in het getoonde voorbeeld overigens aangebracht ter plaatse van de overgang tussen het bassin 4 en het transportkanaal 7, en steken uit in de vloeistof 3 5 tot nabij de bodem 18 van het transportkanaal 7. De schakelelementen 17 zijn zodanig ingericht dat zij bij een normale aanvoer van producten van het bassin 4 naar het kanaal 7 de stroom daarvan in feite kanaliseren, maar bij een te grote aanvoer door de producten weggedrukt en 10 rond hun as 10 gezwenkt worden, waardoor een waarschu-wings- of besturingssignaal wordt opgewekt. Daarbij kunnen de schakelelementen 17 mechanische schakelaars bedienen, maar het is ook mogelijk dat voor het opwekken van een waarschuwings- of besturingssignaal bijvoorbeeld 15 gebruik gemaakt wordt van de onderbreking van een lichtstraal door een schakelelement 17.

De waamemingsmiddelen 53 hebben in het getoonde voorbeeld inderdaad de gedaante van opto-electrische elementen, bijvoorbeeld lichtcellen 54, 55, waarmee de 20 aanwezigheid van producten in het kanaal 7, respectievelijk aan het eind van de transporteur 19 wordt waargenomen. De lichtcel 54 is daarbij nagenoeg halverwege de transporteur 19 aangebracht en verticaal gericht, en neemt zo de aanwezigheid van producten in het water van 25 het kanaal 7 waar. Doordat de producten in de breedte-richting van het kanaal relatief gelijkmatig verdeeld zullen zijn, ondermeer als gevolg van de turbulentie in het kanaal 7, kan met een enkele lichtcel 54 een representatief beeld van de belading van het gehele kanaal 7 30 worden verkregen. Deze lichtcel 54 is met name bedoeld voor het regelen van de werkingssnelheid van de inrichting 1. Wanneer gedurende enige tijd geen producten in het kanaal 7 worden waargenomen is dit een teken dat alle uit een geloste houder 2 afkomstige producten de lichtcel 35 54 gepasseerd zijn, en het dus tijd is een volgende houder 2 in het bassin 4 te lossen teneinde de verdere bewerkingslijn van een ononderbroken stroom producten te blijven voorzien.

1006497 1 9

De lichtcel 55 aan het eind 57 van de transporteur 19 is horizontaal gericht, en bestrijkt zo de breedte van het kanaal 7. Deze lichtcel 55 neemt de aanwezigheid van producten waar ter plaatse van de overgang 5 tussen de transporteur 19 en de daaropvolgende bandtrans-porteur 20, waarmee de producten uit het kanaal 7 genomen en aan de droog- en sorteerinrichting 11 toegevoerd worden. De overgang zelf vindt onder water plaats, teneinde beschadiging van de producten zoveel mogelijk te 10 voorkomen, maar de waarneming moet boven water plaatsvinden, om tot betrouwbare resultaten te leiden. De transporteur 19 vertoont daartoe een knik 56. Op basis van de waarneming door de lichtcel 55 kan de snelheid van de transporteur 19 zodanig geregeld, dat de producten stuk 15 voor stuk aan de volgende bewerkingslijn kunnen worden toegevoerd. Wanneer dus teveel producten ineens of kort na elkaar de lichtcel 55 passeren, wordt de transporteur 19 tijdelijk stopgezet. Wanneer anderzijds het tijdsverloop tussen opeenvolgende waarnemingen te lang wordt, 20 wordt de transporteur 19 versneld. De transporteur 19 heeft daartoe in het getoonde voorbeeld vier snelheden.

De werking van de inrichting 1 is als volgt.

Een met producten gevulde houder 2 of een stapel 41 van dergelijke houders wordt aangevoerd naar de eerste loka-25 tie 5, waar de of elke houder 2 wordt opgenomen door de dompel- en tilmiddelen 8. Daartoe worden eerst de grijpers 9 aangepast aan de waargenomen hoogte van de op te nemen houder(s) 2, door het instellen van een geschikte verticale afstand tussen de aandrukelementen 29 en de 30 tanden 27 van de grijper 9. Vervolgens wordt het hulpfra-me 25 langs de geleiderails 26 tot boven de eerste loka-tie 5 bewogen, waarna de grijpers 9 langs de verticale geleiders 24 omlaag gebracht worden tot de aandrukelementen 29 de bovenrand van de bovenste houder 2 raken.

35 Daardoor worden de aandrukelementen 29 ten opzichte van de grijper 9 dus iets omhoogbewogen, waardoor een schakelaar bediend wordt en de verticale beweging van de grijper 9 wordt onderbroken. Zo fungeren de aandrukelementen 1006497 10 29 dus tevens als waarnemers van de op te nemen houder(s) 2, zodat daarvoor geen afzonderlijk detectiesysteem aanwezig behoeft te zijn. Vervolgens worden door het bedienen van de cilinders 48 de grijpers 9 naar elkaar 5 toe bewogen, waardoor hun tanden 27 aangrijpen op de onderzijde van de houder 2, en worden de met de aandruk-elementen 29 verbonden cilinders 40 bekrachtigd, waardoor de aandrukelementen 29 met kracht op de bovenrand van de houder 2 gedrukt worden. Daardoor is de houder 2 volledig 10 gefixeerd tussen de grijpers 9 (fig. 3A).

Vervolgens wordt de houder 2 omhoog gebracht en tot boven het bassin 4 verplaatst (fig. 3B). Daarna worden de grijpers 9 met de houder 2 omlaag gebracht tot in het bassin, en daar door het bedienen van de cilinder 15 36 gekanteld, en tegelijkertijd omhoog bewogen door ver plaatsing van de gehele wagen 33 langs de geleiders 24.

Zo beschrijft de houder 2 een gekromde baan, waardoor de producten daaruit kunnen rollen en drijven, met een minimale kans op beschadiging daarvan. De houder 2 wordt 20 daarbij in feite om de producten vandaan getrokken (fig.

30 . Vervolgens worden de grijpers 9 wanneer zij weer boven het bassin teruggekeerd zijn, teruggezwenkt naar een horizontale stand, waarna de geleegde houder 2 op een tweede lokatie 6 wordt afgezet op een daar te vormen of 25 gevormde stapel 42 (fig. 3D). Vervolgens kan het hulpfra-me 25 weer naar de eerste lokatie 5 verplaatst worden voor het opnemen van een volgende houder 2. In de tussentijd kunnen, indien de geloste producten niet of nauwelijks drijven in de vloeistof, de overbrengingsmiddelen 30 13 ingeschakeld worden om geloste producten naar het kanaal 7 te brengen. Dit kan plaatshebben door het stapsgewijs omhoogbrengen van het heforgaan 15, onder besturing van de waarnemingsmiddelen 16. De houders 2 worden overigens in een doorgaande beweging opgenomen, geleegd 35 en weer afgezet, zonder dat zij op enigerlei moment overgegeven worden. Hierdoor wordt de werkingssnelheid van de inrichting verhoogd, terwijl de kans op beschadiging van de houders 2 en de daarin aanwezige producten 1006497 1 11 als gevolg van bijvoorbeeld het niet goed overpakken van de houders geminimaliseerd wordt.

De inrichting 1 kan volledig autonoom onder besturing door een besturingssysteem werken. Daarbij kan 5 de gebruiker bijvoorbeeld het soort producten opgeven, waarna de afmetingen van de houder door de aandrukelemen-ten 29 waargenomen worden, en zo de soort en hoeveelheid aangevoerde producten bekend zijn. Afhankelijk daarvan kunnen dan door het besturingssysteem eventueel de over-10 brengingsmiddelen 13, respectievelijk 19 ingeschakeld worden, waarvan de werkingssnelheid weer geregeld wordt door de waarnemingsmiddelen 16, respectievelijk 53. Deze waarnemingsmiddelen 16, 53 kunnen ook gebruikt worden om aan te geven wanneer een volgende houder 2 in het bassin 15 4 gelost kan worden.

Het is echter ook mogelijk de inrichting in een eenvoudiger uitvoeringsvorm handmatig te bedienen. Daarbij kunnen bijvoorbeeld de eerste en tweede lokatie 5 en 6 komen te vervallen, en kan het gestel 12 zeer eenvoudig 20 uitgevoerd zijn. De houders 2 kunnen bijvoorbeeld met behulp van een vorkheftruck in de nabijheid van de grijpers gebracht worden, die dan de houder 2 overnemen en vervolgens onder handmatige besturing naar beneden gebracht worden tot in het bassin 4 en daar gekanteld en 25 weer opgenomen worden. Daarbij kunnen de rotatiebewegin-gen met behulp van de kantelcilinder 36 en de translatie-beweging langs de verticale geleiders 24 door de gebruiker zodanig op elkaar afgestemd worden, dat de houder 2 weer langs een gekromde baan om de producten vandaan 30 getrokken wordt. Een dergelijke eenvoudige, handbediende uitvoeringsvorm is bijvoorbeeld geschikt voor toepassingen waarbij steeds kleine hoeveelheden houders 2 geleegd behoeven te worden.

Hoewel in het voorgaande een inrichting l 35 beschreven en getoond is waarbij het transportkanaal 7 in het verlengde ligt van het bassin 4, is dit niet noodzakelijk. Indien dit uit overwegingen van ruimtebeslag de voorkeur verdient, kan het kanaal 7 bijvoorbeeld ook 1006497 ' 12 dwars op het bassin 4 geplaatst zijn <fig. 4), of een bocht beschrijven.

Ook is het niet noodzakelijk dat, zoals in het getoonde voorbeeld, de aan- en afvoerrichting van de 5 houders 2 dwars op de afvoerrichting van de geloste producten staat. Het zou, indien dit in verband met de afvoersnelheid van de producten uit het bassin 4 wenselijk geacht wordt, ook mogelijk zijn de aslijn van de kantelbeweging van de grijpers 9 en de houder 2 dwars op 10 de afvoerrichting te kiezen. Dan zouden de producten tijdens het kantelen van de houders 2 direct in het kanaal 7 kunnen stromen. Daartoe zouden bijvoorbeeld het hulpgestel 25 zwenkbaar kunnen zijn om een verticale as, waardoor de grijpers 9 met daartussen de houders 2 tussen 15 het moment van oppakken van de houder 2 en het moment van kantelen daarvan over een hoek van 90° geroteerd zouden kunnen worden. Na het kantelen zouden zij weer over 90° teruggeroteerd kunnen worden, voordat de geleegde houder 2 teruggezet wordt. Ook is het mogelijk de eerste lokatie 20 5 in het verlengde van het kanaal 7 te kiezen, en de tweede lokatie 6 boven het kanaal, zodat de aanvoer van de houders 2, het lossen daarvan door kantelen in het bassin 4 en de afvoer allemaal plaatshebben in dezelfde richting.

25 Tenslotte is de besturing van de inrichting l, en met name van de transporteur 19 in het afvoerkanaal 7 niet beperkt tot toepassing in combinatie met het kantelbare dompel- en tilmechanisme, maar zou deze ook met behoud van de daarmee verbonden voordelen toegepast 30 kunnen worden bij een conventionele losinrichting als de hiervoor besproken "ODS".

De inrichting als hiervoor beschreven maakt het mogelijk met producten, met name land- en tuinbouwproducten als appelen, peren of tomaten gevulde houders snel en 35 eenvoudig in een met vloeistof gevuld bassin te lossen, waardoor het gevaar van beschadiging van de producten geminimaliseerd wordt. Bovendien kan door de toepassing van de overbrengingsmiddelen als hiervoor beschreven deze 1006497 ' 13 losmethode ook toegepast worden bij producten die weinig tot geen drijfvermogen vertonen in de gekozen vloeistof.

1006497 i

Claims (15)

1. Werkwij ze voor het ledigen van een met producten, zoals land- of tuinbouwproducten gevulde houder (2) , door het in een met vloeistof (3) gevuld bassin (4) dompelen van de houder (2), het uit de houder 5 (2) laten stromen van de producten, en het uit het bassin (4) tillen van de geledigde houder (2), met het kenmerk, dat de houder (2) in het bassin (4) gekanteld en volgens een gekromde baan uit het bassin (4) getild wordt.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het 10 kenmerk, dat de kromming van de baan afhankelijk gekozen wordt van de soort en afmetingen van de producten.

3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de te ledigen houders (2) in een doorgaande beweging op een eerste lokatie (5) opgenomen, naar het 15 bassin (4) getransporteerd, in het bassin (4) geledigd, naar een tweede lokatie (6) getransporteerd en daar neer gezet worden.

4. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de geloste producten langs 20 mechanische weg vanuit het bassin (4) naar een daarop aansluitend transportkanaal (7) gebracht worden.

5. Inrichting (1) voor het ledigen van een met producten, zoals land- of tuinbouwproducten gevulde houder (2), voorzien van een met vloeistof (3) gevuld 25 bassin (4) en middelen (8) voor het in het bassin (4) dompelen van de gevulde houder (2) en daaruit tillen van de houder (2) na het lossen van de producten, met het kenmerk, dat de dompel- en tilmiddelen (8) ingericht zijn voor het tijdens het lossen van de producten uitvoeren 30 van een gecombineerde kantel- en translatiebeweging langs een gekromde baan.

6. Inrichting (1) volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de dompel- en tilmiddelen (8) met de houder (2) samenwerkende grijpers (9) vertonen, die zwenkbaar om 35 een liggende as en verplaatsbaar langs een staande as 1006497 l gelagerd zijn in een boven het bassin (4) geplaatst gestel (12) .

7. Inrichting (1) volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de grijpers (9) in horizontale richting tot 5 het bassin (4) verplaatsbaar zijn, en ingericht zijn voor het op een eerste lokatie (5) opnemen van de te ledigen houder (2) en voor het op een tweede lokatie (6) neerzet-ten van de geloste houder (2).

8. Inrichting (1) volgens één der conclusie 5 10 tot 7, gekenmerkt door met de dompel- en tilmiddelen (8) verbonden programmeerbare besturingsmiddelen.

9. Inrichting (1) volgens één der conclusies 5 tot 8, gekenmerkt door middelen (13) voor het uit het bassin (4) naar een met de vloeistof (3) gevuld trans- 15 portkanaal (7) overbrengen van de geloste producten.

10. Inrichting (1) volgens conclusie 9, gekenmerkt door bestuurbaar met de overbrengingsmiddelen (13) verbonden middelen (16/ 53) voor het waarnemen van de hoeveelheid in het transportkanaal (7) aanwezige produc- 20 ten.

11. Inrichting (1) volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de waarnemingsmiddelen (16) in het transportkanaal (7) uitstekende, door de producten verplaatsbare schakelelementen (17) omvatten.

12. Inrichting (1) volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de waarnemingsmiddelen (53) ten minste één nabij het transportkanaal (7) aangebracht opto-elec-trisch element (54, 55) omvatten.

13. Inrichting (1) volgens één der conclusies 9 30 tot 12, met het kenmerk, dat de overbrengingsmiddelen (13) een in het bassin (4) aangebracht, in hoogterichting daarin verplaatsbaar heforgaan (15) omvatten.

14. Inrichting (l) volgens één der conclusies 9 tot 13, met het kenmerk, dat de overbrengingsmiddelen 35 (13) een het bassin (4) met het transportkanaal (7) verbindende, nabij de bodem (18) daarvan aangebrachte eindloze transporteur (19) omvatten. I00fi4q7

15. Inrichting (1) volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat de transportsnelheid van de transporteur (19) regelbaar is in respons op de door de waarnemings-middelen (16,- 53) waargenomen hoeveelheid producten in 5 het transportkanaal (7). 1006497 '