NL1011989C2 - Hooibouwmachine. - Google Patents

Hooibouwmachine. Download PDF

Info

Publication number
NL1011989C2
NL1011989C2 NL1011989A NL1011989A NL1011989C2 NL 1011989 C2 NL1011989 C2 NL 1011989C2 NL 1011989 A NL1011989 A NL 1011989A NL 1011989 A NL1011989 A NL 1011989A NL 1011989 C2 NL1011989 C2 NL 1011989C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
crop
stop
working
members
machine according
Prior art date
Application number
NL1011989A
Other languages
English (en)
Inventor
Cornelis Franciscus Joh Geerts
Original Assignee
Maasland Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Maasland Nv filed Critical Maasland Nv
Priority to NL1011989A priority Critical patent/NL1011989C2/nl
Priority to AT00909793T priority patent/ATE249726T1/de
Priority to EP00909793A priority patent/EP1077595B1/en
Priority to DE60005268T priority patent/DE60005268T2/de
Priority to PCT/NL2000/000148 priority patent/WO2000062595A1/en
Priority to AU31978/00A priority patent/AU752861C/en
Priority to NZ508072A priority patent/NZ508072A/xx
Application granted granted Critical
Publication of NL1011989C2 publication Critical patent/NL1011989C2/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01DHARVESTING; MOWING
    • A01D78/00Haymakers with tines moving with respect to the machine
    • A01D78/08Haymakers with tines moving with respect to the machine with tine-carrying rotary heads or wheels
    • A01D78/10Haymakers with tines moving with respect to the machine with tine-carrying rotary heads or wheels the tines rotating about a substantially vertical axis
    • A01D78/1007Arrangements to facilitate transportation specially adapted therefor
    • A01D78/1014Folding frames

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Agricultural Machines (AREA)
  • Soil Working Implements (AREA)
  • Electrical Discharge Machining, Electrochemical Machining, And Combined Machining (AREA)
  • Confectionery (AREA)
  • Control Of Multiple Motors (AREA)
  • Glass Compositions (AREA)
  • Paper (AREA)

Description

HOOIBOUWMACHINE
De uitvinding heeft betrekking op een hooibouwmachine volgens de aanhef van conclusie 1. Bij dergelijke hooibouwmachines (bijvoorbeeld harkmachines of schudders) met 5 omhoogzwenkbare gewasbewerkingsorganen dient rekening te worden gehouden met een wettelijk voorgeschreven maximale hoogte in de transportstand. Hierdoor worden beperkingen opgelegd aan de afmetingen van de toegepaste gewasbewerkingsorganen.
De uitvinding heeft onder andere tot doel een verbeterde, 10 compacte hooibouwmachine te verschaffen, waarin gewasbewerkingsorganen met grote afmetingen gebruikt kunnen worden. Volgens de uitvinding wordt dit door de maatregelen in het kenmerk van conclusie 1 bereikt. De gewasbewerkingsorganen zijn in de transportstand lager dan wanneer zij vanuit hun 15 smalste werkstand omhooggezwenkt worden.
De uitvinding zal nu nader worden toegelicht aan de hand van de bijgaande figuren.
Figuur 1 toont een schematisch bovenaanzicht van een hooibouwmachine volgens de uitvinding; 20 Figuur 2 toont een schematisch achteraanzicht in de richting van de pijl II in Figuur 1;
Figuur 3 toont een schematisch bovenaanzicht in de richting van de pijl III in Figuur 2;
Figuur 4 toont een schematische doorsnede volgens de 25 pijlen IV-IV in Figuur 3 en
Figuur 5 toont een schematisch aanzicht in perspectief van een aanslagmechanisme volgens een verdere uitvoeringsvorm van de uitvinding.
In Figuur 1 is een schematisch bovenaanzicht van een 30 hooibouwmachine volgens de uitvinding weergegeven. De machine omvat een aan een trekker bevestigbaar verbindingselement 1 met aan weerszijden een gewasbewerkingsorgaan 2, 3. Het verbindingselement 1 is in hoofdzaak uitgevoerd als een in de rijrichting verlopende boom 4 met een onderstel en wielen 5, 6.
10 1 19 8 9 2
De gewasbewerkingsorganen 2, 3 zijn in het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld op zich bekende harkorganen, die om een in hoofdzaak opwaarts gerichte as draaibaar en aandrijfbaar zijn.
De afstand van de harkorganen 2, 3 tot een centrale, in de 5 rijrichting van de trekker verlopende as is instelbaar, zodat de werkbreedte van de harkmachine ingesteld kan worden, zoals hierna nader zal worden toegelicht. Aan weerszijden van de achterzijde van de boom 4 zijn tussenelementen 7, 8 aangebracht, die kunnen scharnieren om een nagenoeg 10 horizontale, in de rijrichting verlopende as. Deze tussenelementen 7, 8 zijn elk zwenkbaar met behulp van een stuurcilinder 9, 10 (zie ook Figuur 2). De harkorganen 2, 3 zijn wederom aan de tussenelementen 7, 8 bevestigd en daardoor zwenkbaar met de boom 4 verbonden, zodat zij ten behoeve van 15 transport vanuit een werkstand omhooggezwenkt kunnen worden en omgekeerd.
De machine is voorzien van een met behulp van een verdere stuurcilinder 11 langs de boom 4 verschuifbare slede 12, die met de gewasbewerkingsorganen 2, 3 is verbonden. Ieder 20 tussenelement 7, 8 is via een parallellogramconstructie met twee evenwijdige stangen 13, 14; respectievelijk 15, 16 zodanig met het bijbehorende harkorgaan 2, 3 verbonden, dat de oriëntatie van het harkorgaan 2, 3 in de rijrichting in elke stand gelijk is. Dit heeft niet alleen als voordeel dat het 25 harkorgaan 2, 3 van een op zich bekende tandemwielconstructie 17, 18 kan worden voorzien, maar ook dat de tandarmen 19 in elke werkstand met behulp van één enkele curvebaan exact gestuurd kunnen worden.
De stangen 13, 14; 15, 16 zijn met het ene uiteinde 30 scharnierend om een in de werkstand nagenoeg verticale as aan het tussenelement 7, 8 bevestigd. Met het andere uiteinde zijn zij scharnierend om een eveneens in de werkstand nagenoeg verticale as aan het harkorgaan 2, 3 bevestigd.
De slede (of het schuifjuk) 12 is via stangen 20, 21 met 101 19 8 9 3 elk van de harkorganen 2, 3 verbonden. Deze stangen 20, 21 zijn ieder met het ene uiteinde scharnierend om een nagenoeg horizontale as en om een in de werkstand nagenoeg verticale as aan de slede 12 bevestigd en met het andere uiteinde 5 scharnierend om een in de werkstand nagenoeg verticale as met de bijbehorende stang 13, 15 van het tussenelement 7, 8 verbonden.
Door middel van de stuurcilinder 11 kan dus de slede 12 langs de boom 4 geschoven worden, waardoor de afstand van de 10 harkorganen 2, 3 tot de centrale as van de machine veranderd kan worden. Met behulp van de stuurcilinders 9, 10 kunnen de harkorganen 2, 3 omhooggezwenkt worden.
De boom 4 en de slede 12 zijn voorzien van aanslagmiddelen voor het begrenzen van hun onderlinge relatieve beweging. Deze 15 aanslagmiddelen, zoals hierna nader zal worden toegelicht, zijn zodanig uitgevoerd dat de slede 12 vanuit een eerste eindpositie (in Figuur 1: rechts), die correspondeert met die werkstand, waarin de afstand van de harkorganen 2, 3 tot de centrale as maximaal is (dus de maximale werkbreedte), niet 20 verder verschuifbaar is dan tot in een tussenpositie, die correspondeert met die werkstand waarin de afstand van de harkorganen 2, 3 tot de centrale as minimaal is (dus de minimale werkbreedte), tenzij de harkorganen 2, 3 volledig omhooggezwenkt zijn, in welk geval de slede 12 verder 25 verschuifbaar is tot in een tweede eindpositie (in Figuur 1: links), die correspondeert met de transportstand van de harkorganen 2, 3.
De aanslagmiddelen omvatten een aanslagstang 22, waarvan het ene uiteinde via een veerconstructie 23 met de boom 4 is 30 verbonden en waarvan het andere uiteinde door een ring 24 op de slede 12 is gevoerd en met een aanslag 25 voor deze ring 24 is voorzien, waarbij het ene uiteinde verder aan weerszijden is voorzien van een aanslagstift 26; 27, die geschikt is om samen te werken met een met een zwenkbaar tussenelement 7; 8 35 verbonden aanslagbord 28; 29.
10 119 3 9 4
Zoals ook aan de hand van de Figuren 3 en 4 nader is toegelicht, zijn de aanslagborden 28, 29 en de aanslagstiften 26, 27 zodanig uitgevoerd dat elk aanslagbord 28; 29 de bijbehorende aanslagstift 26; 27 en daarmee ook de aanslagstang 5 22 blokkeert, tenzij de harkorganen 2; 3 volledig omhooggezwenkt zijn, in welk geval de aanslagstiften 26; 27 met behulp van de aanslagstang 22 tegen veerwerking in langs of door de aanslagborden 28; 29 beweegbaar zijn, zodat de harkorganen 2; 3 hun transportstand bereiken. De slede 12 trekt 10 via de aanslagstang 22 de aanslagstiften 26, 27 tegen de aanslagborden 28, 29. Wanneer de harkorganen 2, 3 helemaal omhooggezwenkt zijn, zijn ook de tussenelementen 7, 8 met de aanslagborden 28, 29 omhooggezwenkt. De aanslagstiften 26, 27 kunnen in deze positie langs de bijbehorende aanslagborden 28, 15 29 glijden, zodat de slede 12 de aanslagstang 22 tegen veerwerking in verder naar links kan trekken. Daardoor bereiken de harkorganen 2, 3 hun lage transportpositie.
Verder zijn de aanslagborden 28, 29 en de aanslagstiften 26, 27 zodanig uitgevoerd, dat elke aanslagstift 26; 27 in de 20 transportstand van de harkorganen 2; 3 het bijbehorende aanslagbord 28; 29 blokkeert, zodat de tussenelementen 7; 8 en daarmee ook de harkorganen 2; 3 niet naar beneden kunnen zwenken. Wanneer namelijk de aanslagstiften 26, 27 langs de aanslagborden 28, 29 glijden, kunnen deze aanslagborden 28, 29 25 niet meer naar beneden zwenken. Op deze wijze vormen de aanslagstiften 26, 27 en de aanslagborden 28, 29 blokkeermiddelen, die ervoor zorgen, dat de harkorganen 2, 3 vanuit de transportstand niet direct naar beneden gezwenkt kunnen worden. 1 2 3 4 5 6 10 1 1 S89
De machine is dus zodanig uitgevoerd, dat de volledig 2 omhooggezwenkte gewasbewerkingsorganen 2, 3 een beweging met 3 een neerwaartse component kunnen uitvoeren ten opzichte van de 4 boom 4, waardoor de gewasbewerkingsorganen 2, 3 in een 5 transportstand gebracht kunnen worden, waarin zij een lagere 6 positie hebben dan wanneer zij omhooggezwenkt zijn vanuit die 5 werkstand waarin hun afstand tot de centrale as minimaal is.
Figuur 2 toont ter verdere verduidelijking een schematisch achteraanzicht in de richting van de pijl II in Figuur 1. De transportstand van de harkorganen 2, 3 is met behulp van 5 onderbroken lijnen weergegeven.
Figuur 3 toont een schematisch bovenaanzicht in de richting van de pijl III in Figuur 2. De tussenelementen 7, 8 zijn naar beneden gezwenkt en de aanslagborden 28, 29 blokkeren de aanslagstiften 26, 27.
10 Figuur 4 toont een schematische doorsnede volgens de pijlen IV-IV in Figuur 3. Wederom zijn de tussenelementen 7, 8 naar beneden gezwenkt en blokkeren de aanslagborden 28, 29 de aanslagstiften 26, 27. Door middel van pijlen is aangeduid hoe de tussenelementen 7, 8 omhoog kunnen zwenken. De 15 aanslagstiften 26, 27 kunnen dan voorbij de aanslagborden 28, 29 gebracht worden.
In Figuur 5 is schematisch een aanzicht in perspectief van een verder aanslagmechanisme weergegeven. Nu zijn de aanslagmiddelen 22-34 zodanig uitgevoerd, dat de slede 12 20 vanuit een eerste eindpositie, die correspondeert met die werkstand waarin de afstand van de harkorganen 2, 3 tot de centrale as maximaal is, niet verder verschuifbaar is dan tot in een tussenpositie, die correspondeert met die werkstand waarin de afstand van de harkorganen 2, 3 tot de centrale as 25 minimaal is, tenzij de harkorganen 2, 3 over een bepaalde hoek cc omhooggezwenkt zijn, in welk geval de slede 12 verder verschuifbaar is tot in een tweede eindpositie, die, nadat de harkorganen 2, 3 verder volledig omhooggezwenkt zijn, correspondeert met de transportstand van de harkorganen 2, 3.
30 De elementen 22 tot en met 27 zijn daartoe op dezelfde wijze uitgevoerd als boven aan de hand van het vorige uitvoeringsvoorbeeld is beschreven. De aanslagborden 28, 29 blokkeren wederom de aanslagstiften 26, 27, maar dit keer I U i I J "· ' 6 slechts totdat de harkorganen 2, 3 over een hoek α van bijvoorbeeld ongeveer 35 graden omhooggezwenkt zijn. Dan schieten de aanslagstiften 26, 27 (door of) langs de aanslagborden 28, 29, zodat de slede 12 helemaal naar links kan 5 bewegen. Verder kunnen de harkorganen 2, 3 vanuit iedere werkstand niet verder dan over de hoek α omhooggezwenkt worden. Daartoe zijn met de aanslagstang 22 verbonden pennen 30 voorzien, die na het zwenken om de hoek α de onderzijde van de aanslagborden 28, 29 blokkeren. Wanneer de slede 12 helemaal 10 naar links (tot in de tweede eindpositie) beweegt, wordt de aanslagstang 22 met de pennen 30 meegenomen, zodat de aanslagborden 28, 29 verder kunnen zwenken en de harkorganen 2, 3 helemaal omhooggezwenkt kunnen worden.
Een aanslag 31, die het omhooggeklapte uiteinde van de 15 stang 21 aan de kant van de boom 4 blokkeert, zorgt er dan voor dat de slede 12 niet meer naar rechts kan schuiven. Verder schieten pennen 32 onder veerdruk in gaten 33 van de aanslagborden 28, 29, zodat de volledig omhooggezwenkte harkorganen 2, 3 niet zijwaarts naar beneden kunnen zwenken. De 20 machine bevindt zich nu in de transportstand en is vergrendeld.
Voor het ontgrendelen van de machine zijn de pennen 32 via kabels of stangen 34 met het huis van de stuurcilinder 11 verbonden, welk huis in een sleufgat is bevestigd. Bij het activeren van de stuurcilinder 11 zal het huis, omdat aanslag 25 31 de slede 12 blokkeert, in het sleufgat naar links bewegen en daardoor de pennen 32 uit de gaten 33 trekken. Daardoor kunnen de harkorganen 2, 3 weer neerwaarts zwenken, totdat ze de hoek α bereiken. Dan blokkeren de aanslagstiften 26, 27 de aanslagborden 28, 29 en kunnen de organen 2, 3 niet verder 30 zakken. Nu pas kan de slede 12 weer voorbij de aanslag 31 schuiven, zodat de veerconstructie 23 de aanslagstiften 26, 27 weer naar rechts kan trekken, hetgeen de aanslagborden 28, 29 in staat stelt verder neerwaarts te zwenken. Hierdoor kunnen de harkorganen 2, 3 weer tot in een werkstand zakken. Tevens 35 treden de pennen 30 weer in werking.
10 1 19 8 9 7
Op deze wijze kunnen de organen 2, 3 van de machine vanuit iedere werkstand hoogstens tot de hoek a worden opgeklapt. Dan moet de slede 12 helemaal naar links, zodat de machine de smalste stand bereikt. Daarna kunnen de organen 2, 3 verder 5 volledig worden opgeklapt, zodat de machine de uiterst lage, compacte transportstand bereikt, waarin de organen 2, 3 bovendien op betrouwbare wijze vergrendeld zijn. Deze uitvoeringsvorm heeft het belangrijke voordeel, dat de machine ook tijdens het opklappen niet hoog wordt.
10 De machine is dus zodanig uitgevoerd, dat de harkorganen 2, 3, wanneer zij zich bevinden in een positie die bereikbaar is door het (ten dele of volledig) omhoogzwenken vanuit hun smalste werkstand, een beweging met een component in de richting van de boom 4 uit kunnen voeren. Hierdoor kunnen de 15 organen 2, 3 in een transportstand gebracht worden waarin zij een lagere positie hebben dan wanneer zij omhooggezwenkt zijn vanuit hun smalste werkstand.
10 1 1938

Claims (18)

1. Hooibouwmachine met aan weerszijden van een aan een trekker bevestigbaar verbindingselement (1) een om een in hoofdzaak opwaarts gerichte as draaibaar, aandrijfbaar 5 gewasbewerkingsorgaan (2, 3), waarvan de afstand tot een centrale, in de rijrichting van de trekker verlopende as instelbaar is en dat zwenkbaar aan het verbindingselement (1) is bevestigd, zodat het ten behoeve van transport vanuit een werkstand omhooggezwenkt kan worden en 10 omgekeerd, met het kenmerk, dat middelen (7-16, 20-34) zijn voorzien om de gewasbewerkingsorganen (2, 3) in een transportstand te brengen waarin zij een lagere positie hebben dan wanneer zij omhooggezwenkt zijn vanuit die werkstand waarin hun afstand tot de centrale as minimaal 15 is.
2. Machine volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de middelen (7-16, 20-34) geschikt zijn om de gewasbewerkingsorganen (2, 3), wanneer zij zich in een positie bevinden, die bereikbaar is door het (ten dele of 20 volledig) omhoogzwenken vanuit die werkstand waarin hun afstand tot de centrale as minimaal is, een beweging met een component in de richting van het verbindingselement (1) te doen uitvoeren.
3. Machine volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat 25 deze is voorzien van blokkeermiddelen (26-29, 31-34), die ervoor zorgen dat de gewasbewerkingsorganen (2, 3) vanuit de transportstand niet direct naar beneden gezwenkt kunnen worden.
4. Machine volgens één der conclusies 1-3, met het kenmerk, 30 dat het verbindingselement (1) is uitgevoerd als een in de rijrichting verlopende boom (4) die aan weerszijden scharnierend is voorzien van een met behulp van een stuurcilinder (9; 10) zwenkbaar tussenelement (7; 8), waaraan het gewasbewerkingsorgaan (2; 3) is bevestigd. ?0 1198 S
5. Machine volgens één der conclusies 1-4, met het kenmerk, dat het verbindingselement (1) is voorzien van wielen (5, 6).
6. Machine volgens één der conclusies 4 en 5, met het 5 kenmerk, dat deze is voorzien van een met behulp van een stuurcilinder (11) langs de boom (4) verschuifbare slede (12), die met de gewasbewerkingsorganen (2, 3) is verbonden.
7. Machine volgens één der conclusies 4-6, met het kenmerk, 10 dat het tussenelement (7; 8) via ten minste één stang (13; 15. met het bijbehorende gewasbewerkingsorgaan (2; 3) is verbonden, welke stang (13; 15) met het ene uiteinde scharnierend om een in de werkstand nagenoeg verticale as aan het tussenelement (7; 8) is bevestigd.
8. Machine volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de slede (12) via stangen (20; 21) met elk van de gewasbewerkingsorganen (2; 3) is verbonden, welke stangen (20; 21) ieder met het ene uiteinde scharnierend om een nagenoeg horizontale as en om een in de werkstand nagenoeg 20 verticale as aan de slede (12) zijn bevestigd en met het andere uiteinde scharnierend om een in de werkstand nagenoeg verticale as met de bijbehorende stang (13; 15) van het tussenelement (7; 8) zijn verbonden.
9. Machine volgens één der conclusies 4-8, met het kenmerk, 25 dat het tussenelement (7; 8) via een parallellogramconstructie met twee evenwijdige stangen (13, 14; 15, 16) zodanig met het bijbehorende gewasbewerkingsorgaan (2; 3) is verbonden, dat de oriëntatie van het gewasbewerkingsorgaan (2; 3) in de 30 rijrichting in elke stand gelijk is.
10. Machine volgens één der conclusies 1-9, met het kenmerk, dat elk gewasbewerkingsorgaan (2; 3) is voorzien van een 10 1 'j 9 8 9 tandemwielconstructie (17; 18).
11. Machine volgens één der conclusies 6 - 10, met het kenmerk, dat het verbindingselement (1) en de slede (12) zijn voorzien van aanslagmiddelen (22-34) voor het 5 begrenzen van hun onderlinge relatieve beweging.
12. Machine volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de aanslagmiddelen (22-29) zodanig zijn uitgevoerd, dat de slede (12) vanuit een eerste eindpositie, die correspondeert met die werkstand waarin de afstand van de 10 gewasbewerkingsorganen (2, 3) tot de centrale as maximaal is, niet verder verschuifbaar is dan tot in een tussenpositie, die correspondeert met die werkstand waarin de afstand van de gewasbewerkingsorganen (2, 3) tot de centrale as minimaal is, tenzij de gewasbewerkingsorganen 15 (2, 3) volledig omhooggezwenkt zijn, in welk geval de slede (12) verder verschuifbaar is tot in een tweede eindpositie, die correspondeert met de transportstand van de gewasbewerkingsorganen (2, 3).
13. Machine volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat de 20 aanslagmiddelen (22-29) een aanslagstang (22) omvatten, waarvan het ene uiteinde via een veerconstructie (23) met de boom (4) is verbonden en waarvan het andere uiteinde door een ring (24) op de slede (12) is gevoerd en met een aanslag (25) voor deze ring (24) is voorzien, waarbij het 25 ene uiteinde verder aan weerszijden is voorzien van een aanslagstift (26; 27), die geschikt is om samen te werken met een met een zwenkbaar tussenelement (7; 8) verbonden aanslagbord (28; 29).
14. Machine volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat de 30 aanslagborden (28, 29) en de aanslagstiften (26, 27) zodanig zijn uitgevoerd, dat elk aanslagbord (28; 29) de bijbehorende aanslagstift (26; 27) en daarmee ook de aanslagstang (22) blokkeert, tenzij de gewasbewerkingsorganen (2, 3) volledig omhooggezwenkt ' λ .« * 0 P Q i . . } u - zijn, in welk geval de aanslagstiften (26; 27) met behulp van de aanslagstang (22) tegen veerwerking in langs of door de aanslagborden (28; 29) beweegbaar zijn, zodat de gewasbewerkingsorganen (2, 3) hun transportstand bereiken.
15. Machine volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat de aanslagborden (28, 29) en de aanslagstiften (26, 27) zodanig zijn uitgevoerd, dat elke aanslagstift (26; 27) in de transportstand van de gewasbewerkingsorganen (2, 3) het bijbehorende aanslagbord (28; 29) blokkeert, zodat de 10 tussenelementen (7, 8) en daarmee ook de gewasbewerkingsorganen (2, 3) niet naar beneden kunnen zwenken.
16. Machine volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de aanslagmiddelen (22-34) zodanig zijn uitgevoerd, dat de 15 slede (12) vanuit een eerste eindpositie, die correspondeert met die werkstand waarin de afstand van de gewasbewerkingsorganen (2, 3) tot de centrale as maximaal is, niet verder verschuifbaar is dan tot in een tussenpositie, die correspondeert met die werkstand waarin 20 de afstand van de gewasbewerkingsorganen (2, 3) tot de centrale as minimaal is, tenzij de gewasbewerkingsorganen (2, 3) over een bepaalde hoek a omhooggezwenkt zijn, in welk geval de slede (12) verder verschuifbaar is tot in een tweede eindpositie, die, nadat de 25 gewasbewerkingsorganen (2, 3) verder volledig omhooggezwenkt zijn, correspondeert met de transportstand van de gewasbewerkingsorganen (2, 3).
17. Machine volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat de aanslagmiddelen (22-34) verder zodanig zijn uitgevoerd, 30 dat de gewasbewerkingsorganen (2, 3) vanuit een werkstand niet verder dan over de hoek α omhooggezwenkt kunnen worden, waarna de slede (12) tot in de tweede eindpositie geschoven kan worden, waarna de gewasbewerkingsorganen (2, 3. volledig omhooggezwenkt kunnen worden. 10 19 8 8
18. Machine volgens conclusie 17, met het kenmerk, dat de aanslagmiddelen (22-34) verder zodanig zijn uitgevoerd, dat de volledig omhooggezwenkte gewasbewerkingsorganen (2, 3. niet zijwaarts naar beneden kunnen zwenken. 10*1989
NL1011989A 1999-03-09 1999-05-07 Hooibouwmachine. NL1011989C2 (nl)

Priority Applications (7)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1011989A NL1011989C2 (nl) 1999-03-09 1999-05-07 Hooibouwmachine.
AT00909793T ATE249726T1 (de) 1999-03-09 2000-03-07 Heuwerbungsmaschine
EP00909793A EP1077595B1 (en) 1999-03-09 2000-03-07 A haymaking machine
DE60005268T DE60005268T2 (de) 1999-03-09 2000-03-07 Heuwerbungsmaschine
PCT/NL2000/000148 WO2000062595A1 (en) 1999-03-09 2000-03-07 A haymaking machine
AU31978/00A AU752861C (en) 1999-03-09 2000-03-07 A haymaking machine
NZ508072A NZ508072A (en) 1999-03-09 2000-03-07 A haymaking machine

Applications Claiming Priority (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1011500 1999-03-09
NL1011500 1999-03-09
NL1011989A NL1011989C2 (nl) 1999-03-09 1999-05-07 Hooibouwmachine.
NL1011989 1999-05-07

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1011989C2 true NL1011989C2 (nl) 2000-09-12

Family

ID=26642940

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1011989A NL1011989C2 (nl) 1999-03-09 1999-05-07 Hooibouwmachine.

Country Status (7)

Country Link
EP (1) EP1077595B1 (nl)
AT (1) ATE249726T1 (nl)
AU (1) AU752861C (nl)
DE (1) DE60005268T2 (nl)
NL (1) NL1011989C2 (nl)
NZ (1) NZ508072A (nl)
WO (1) WO2000062595A1 (nl)

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL1022564C2 (nl) * 2003-02-03 2004-08-04 Lely Entpr Ag Hooibouwmachine.

Families Citing this family (7)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE19960662A1 (de) * 1999-12-15 2002-04-18 Niemeyer Landmasch Gmbh Heuwerbungsmaschine, insbesondere Vierkreiselschwader
NL1020147C2 (nl) * 2002-03-11 2003-09-12 Lely Entpr Ag Landbouwwerktuig.
DE10327915C5 (de) 2003-06-20 2012-04-05 Maschinenfabrik Bernard Krone Gmbh Heuwerbungsmaschine
DE102004058461A1 (de) * 2004-12-03 2006-06-14 Maschinenfabrik Bernard Krone Gmbh Heuwerbungsmaschine
NL1037784C2 (nl) 2010-03-08 2011-09-09 Forage Innovations Bv Hooibouwinrichting.
NL1037785C2 (nl) 2010-03-08 2011-09-09 Forage Innovations Bv Hooibouwinrichting.
NL1037783C2 (nl) 2010-03-08 2011-09-09 Forage Innovations Bv Inrichting voor het verplaatsen van gemaaid gewas.

Citations (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP0381970A2 (de) * 1989-02-09 1990-08-16 Claas Saulgau Gmbh Kreiselheumaschinen
DE9015320U1 (nl) * 1990-11-08 1991-01-17 H. Niemeyer Soehne Gmbh & Co Kg, 4446 Hoerstel, De
DE9114316U1 (nl) * 1991-11-18 1992-02-06 H. Niemeyer Soehne Gmbh & Co Kg, 4446 Hoerstel, De
DE4340384A1 (de) * 1993-08-16 1995-02-23 Poettinger Ohg Alois Tragrahmen für eine antreibbare landwirtschaftliche Bearbeitungsmaschine
WO1996015657A1 (en) * 1994-11-23 1996-05-30 Kverneland Taarup As A rotor rake
DE19736460A1 (de) * 1997-08-21 1999-02-25 Poettinger Ohg Alois Heuwerbungsmaschine

Patent Citations (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP0381970A2 (de) * 1989-02-09 1990-08-16 Claas Saulgau Gmbh Kreiselheumaschinen
DE9015320U1 (nl) * 1990-11-08 1991-01-17 H. Niemeyer Soehne Gmbh & Co Kg, 4446 Hoerstel, De
DE9114316U1 (nl) * 1991-11-18 1992-02-06 H. Niemeyer Soehne Gmbh & Co Kg, 4446 Hoerstel, De
DE4340384A1 (de) * 1993-08-16 1995-02-23 Poettinger Ohg Alois Tragrahmen für eine antreibbare landwirtschaftliche Bearbeitungsmaschine
WO1996015657A1 (en) * 1994-11-23 1996-05-30 Kverneland Taarup As A rotor rake
DE19736460A1 (de) * 1997-08-21 1999-02-25 Poettinger Ohg Alois Heuwerbungsmaschine

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL1022564C2 (nl) * 2003-02-03 2004-08-04 Lely Entpr Ag Hooibouwmachine.

Also Published As

Publication number Publication date
DE60005268T2 (de) 2004-06-17
ATE249726T1 (de) 2003-10-15
WO2000062595A1 (en) 2000-10-26
EP1077595B1 (en) 2003-09-17
DE60005268D1 (de) 2003-10-23
NZ508072A (en) 2003-02-28
AU752861C (en) 2007-03-29
AU752861B2 (en) 2002-10-03
EP1077595A1 (en) 2001-02-28
AU3197800A (en) 2000-11-02

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US4974407A (en) Foldable hay rake
US4977734A (en) Foldable hay rake
NL1011989C2 (nl) Hooibouwmachine.
NL2021519B1 (nl) Zelfrijdende landbouwmachine, bijvoorbeeld een zelfrijdende bandhark
US6336313B1 (en) Swivel device for support wheels
BE1004662A5 (nl) Landbouwvoertuig.
GB2504093A (en) Support carriage for an agricultural machine
NL1031873C1 (nl) Hooibouwmachine.
US2671570A (en) Buck rake and stacking device
US3976146A (en) Grader
SE459307B (sv) Kranfoersedd skogsmaskin
NL8701767A (nl) Cirkelhooioogstmachine.
NL1029351C2 (nl) Hooibouwmachine en machine.
DK2210473T3 (en) CUTTING MACHINE WITH CROSSING TRANSPORTER
NL9401502A (nl) Landbouwmachine.
NL8703168A (nl) Roterende hooikeermachine.
NL1033509C2 (nl) Inrichting voor het maaien van gras.
NL7905558A (nl) Op een trekker monteerbare en afneembare draag- en manoeuvreerinrichting voor een werktuig.
NL2008876C2 (nl) Landbouwwerktuig.
NL8402323A (nl) Ploeg.
NL1006116C1 (nl) Inrichting voor het verplaatsen van zich op de grond bevindend gewas.
EP2807913B1 (en) Two-comb side-delivery rake having windrowing assemblies with coaxial hinges
NL8102676A (nl) Aansluitinrichting voor het opzij aanbrengen van een landbouwwerktuig aan de achterzijde van een trekker.
EP2113164B1 (en) Rotary rake
NL2011570C2 (nl) Bumpereinddeel, alsmede bumper voorzien van bumpereinddelen en tractor voorzien van de bumper.

Legal Events

Date Code Title Description
PD2B A search report has been drawn up
V1 Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20111201