NL1037783C2 - Inrichting voor het verplaatsen van gemaaid gewas. - Google Patents

Inrichting voor het verplaatsen van gemaaid gewas. Download PDF

Info

Publication number
NL1037783C2
NL1037783C2 NL1037783A NL1037783A NL1037783C2 NL 1037783 C2 NL1037783 C2 NL 1037783C2 NL 1037783 A NL1037783 A NL 1037783A NL 1037783 A NL1037783 A NL 1037783A NL 1037783 C2 NL1037783 C2 NL 1037783C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
main beam
side arms
transmission
arm
sliding connection
Prior art date
Application number
NL1037783A
Other languages
English (en)
Inventor
Martin Arnold
Marc Rinkel
Cornelis Christianus Franciscus Havermans
Original Assignee
Forage Innovations Bv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Forage Innovations Bv filed Critical Forage Innovations Bv
Priority to NL1037783A priority Critical patent/NL1037783C2/nl
Priority to RU2012142666/13A priority patent/RU2529911C2/ru
Priority to EP11708343A priority patent/EP2544523A1/en
Priority to PCT/NL2011/000017 priority patent/WO2011112080A1/en
Application granted granted Critical
Publication of NL1037783C2 publication Critical patent/NL1037783C2/nl
Priority to US13/606,038 priority patent/US8602121B2/en
Priority to US14/070,635 priority patent/US8820041B2/en

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01DHARVESTING; MOWING
    • A01D80/00Parts or details of, or accessories for, haymakers
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01BSOIL WORKING IN AGRICULTURE OR FORESTRY; PARTS, DETAILS, OR ACCESSORIES OF AGRICULTURAL MACHINES OR IMPLEMENTS, IN GENERAL
    • A01B73/00Means or arrangements to facilitate transportation of agricultural machines or implements, e.g. folding frames to reduce overall width
    • A01B73/02Folding frames
    • A01B73/06Folding frames foldable about a vertical axis
    • A01B73/067Folding frames foldable about a vertical axis to a position essentially rearward of the axis, in relation to the direction of travel
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01DHARVESTING; MOWING
    • A01D78/00Haymakers with tines moving with respect to the machine
    • A01D78/08Haymakers with tines moving with respect to the machine with tine-carrying rotary heads or wheels
    • A01D78/10Haymakers with tines moving with respect to the machine with tine-carrying rotary heads or wheels the tines rotating about a substantially vertical axis
    • A01D78/1007Arrangements to facilitate transportation specially adapted therefor
    • A01D78/1014Folding frames

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Soil Sciences (AREA)
  • Agricultural Machines (AREA)

Description

Inrichting voor het verplaatsen van gemaaid gewas ACHTERGROND VAN DE UITVINDING
5 De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het verplaatsen van gemaaid gewas, in het bijzonder gemaaid gras. In het bijzonder heeft de uitvinding betrekking op een harkinrichting. Harkinrichtingen kunnen zijn uitgevoerd met centraal frame en aan weerszijden daarvan uistekende zijarmen, waarop één of meer harkwielen aangebracht zijn. De zijarmen zijn via scharnieren 10 met het frame verbonden om te kunnen worden verdraaid tussen een ruststand, waarin zij zich in hoofdzaak evenwijdig aan elkaar uitstrekken en één of meer werkstanden waarin zij zijwaarts reiken. Om de breedte in de transportstand te beperken kunnen de harkwielen verzwenkt worden naar een stand waarin hun rotatie-as in hoofdzaak horizontaal gericht is en zij geheel vrij van de grond zijn.
15 EP 1.488.685 toont een meervoudige harkinrichting met een aan een trekker te koppelen, door een wielstel ondersteunde langsbalk, welke op telescopische wijze in lengte verstelbaar is. De zijarmen zijn scharnierbaar bevestigd aan het achtereind van de langsbalk, alwaar zich tevens een overbrenging, in de vorm van een tandwielkast, van de aandrijving voor de 20 harkwielen bevindt. Tussen de langsbalk en de zijarmen zijn houderstangen aangebracht, die aan één uiteinde scharnierbaar bevestigd zijn aan de zijarmen en aan het tegengestelde eind scharnierbaar bevestigd zijn aan een schuif, die langs de langsbalk verschuifbaar is. In de transportstand bevindt de schuif zich vooraan op de langsbalk en strekken de houderstangen zich parallel aan de 25 langsbalk naar achteren uit. De zijarmen strekken zich dan parallel aan de langsbalk naar voren uit.
US 5.647.440 toont een in basisopbouw daarmee vergelijkbare inrichting voorzien van werktuigen voor planten, sproeien of ploegen, omvattend een op telescopische wijze in lengte veranderbare hoofdbalk en twee aan het 30 achtereind van de hoofdbalk daarmee scharnierbaar verbonden zijarmen die de werktuigen dragen. De zijarmen zijn voorts door houderstangen beweegbaar verbonden met het voorste deel van de hoofdbalk. Voor het vanuit een gespreide werkstand, waarin de zijarmen een naar voren openende V-vorm bepalen, naar een met de hoofdbalk parallelle transportstand brengen van de zijarmen verkort 1037783 2 men de hoofdbalk waardoor de afstand tussen het voorste deel en het achtereind wordt verkleind. Voor het wijzigen van de gewichtsverdeling voor transport wordt daarna het steunwielstel, dat zich aan het achtereind bevindt, naar voren verplaatst.
5 EP 1.077.595 toont een meervoudige harkinrichting waarin de harkwielen aangebracht zijn op respectieve zijarmen, welke zijarmen tevens omhoog zwenkbaar zijn naar een transportstand. De zijarmen zijn scharnierbaar bevestigd aan het achtereind van een langsbalk, alwaar zich tevens een overbrenging van de aandrijving voor de harkwielen bevindt. Op de langsbalk is 10 een schuif verplaatsbaar, die door middel van houderstangen beweegbaar verbonden is met de zijarmen.
SAMENVATTING VAN DE UITVINDING
15 Een doel van de uitvinding is een inrichting van de in de aanhef genoemde soort te verschaffen die op een gunstige wijze in en uit de transportstand is te brengen.
Een doel van de uitvinding is een inrichting van de in de aanhef genoemde soort te verschaffen waarmee de verdeling van de massa op 20 eenvoudige en/of gunstige wijze kan worden beïnvloed bij verplaatsing tussen de werkstand en de transportstand.
Een doel van de uitvinding is een inrichting van de in de aanhef genoemde soort te verschaffen, welke in transportstand, getrokken door een trekker, een verbeterd rijgedrag heeft, in het bijzonder voor wat betreft doordeinen 25 en/of slingeren.
Een doel van de uitvinding is een inrichting van de in de aanhef genoemde soort te verschaffen met een verbeterde stabiliteit tijdens transport achter een trekker.
Een doel van de uitvinding is een inrichting van de in de aanhef 30 genoemde soort te verschaffen die compact is.
Vanuit één aspect voorziet de uitvinding in een hooibouwinrichting omvattend een frame met een zich in een langsrichting uitstrekkende hoofdbalk, die een langshartlijn bepaalt, en twee zich aan weerszijden van de hoofdbalk 3 zijwaarts uitstrekkende zijarmen, waarbij de zijarmen elk tenminste één gewasverwerkingswerktuig dragen en aan een binneneind scharnierbaar verbonden zijn met een aldaar langs de hoofdbalk verschuifbare schuifverbinding, waarbij de zijarmen verplaatsbaar zijn tussen een transportstand, waarin zij zich in 5 hoofdzaak langs de hoofdbalk uitstrekken, onder een eerste hoek met de hoofdbalk, en een werkstand waarin de zijarmen zich onder een tweede hoek, groter dan de eerste hoek, uitstrekken vanaf de hoofdbalk, waarbij de zijarmen verplaatsbaar zijn tussen de transportstand en de werkstand door verschuiving van de schuifverbinding langs de hoofdbalk. Hiermee wordt de plaats van het 10 binneneind van de zijarmen gewijzigd, en daarmee de plaats van een deel van de massa van de inrichting, beschouwd in langsrichting.
In een voordelige uitvoering, waarbij de inrichting een vooreind en een achtereind heeft, is de schuifverbinding in de transportstand dichter bij het vooreind gelegen dan in de werkstand. Bij de hierboven genoemde bekende 15 harkinrichtingen wordt in de transportstand een relatief groot deel van de massa gedragen door de steunwielen in plaats van door de koppeling met de trekker, waardoor de door de trekker getrokken harkinrichting instabiel gedrag vertoont, in het bijzonder kan gaan gieren om de koppeling met de trekker tijdens transport over de weg. In deze uitvoering van de inrichting volgens de uitvinding kan bij 20 overgang van de werkstand naar de transportstand de massa meer naar het vooreind, waar de koppeling gelegen zal zijn, gebracht worden, hetgeen de stabiliteit tijdens transport verhoogd. Bovendien kan de lengte van de langsbalk beperkt worden gehouden.
In een verdere ontwikkeling van de inrichting volgens de uitvinding 25 zijn de zijarmen en de hoofdbalk op afstand van de schuifverbinding met elkaar verbonden door een betreffende houderstang die aan beide uiteinden scharnierbaar verbonden is met de betreffende zijarm en de hoofdbalk. Bij voorkeur zijn daarbij de binneneinden van de houderstangen in langsrichting beschouwd plaatsvast op de hoofdbalk bevestigd. Indien de hoofdbalk aan een 30 vooreind voorzien is van middelen voor koppeling met een trekker, kunnen, in een eenvoudige uitvoering, de binneneinden van de houderstangen in langsrichting en de koppelmiddelen onderling plaatsvast zijn.
Elke zijarm kan voorzien zijn van een steunwiel voor ondersteuning 4 van de zijarm in de werkstand en in de transportstand. Dit steunwiel verplaatst dan met de zijarm mee in de beweging van de zijarm tussen de werkstand en de transportstand. Daarbij wordt in de beweging van de werkstand naar de transportstand de afstand beschouwd in langsrichting tussen vooreind en 5 steunwiel groter. De mogelijkheden tot beïnvloeding van de verdeling van de massa worden verder vergroot indien de koppelmiddelen en de beide steunwielen in de transportstand de enige steunpunten voor de inrichting vormen.
In een uitvoering zijn de werktuigen roterende werktuigen, waarbij een hoofdaandrijfas zich uitstrekt langs de hoofdbalk, waarbij secundaire 10 aandrijfassen aangebracht zijn aan weerszijden van de hoofdbalk voor aandrijving van het door de betreffende zijarm gedragen werktuig, waarbij de hoofdaandrijfas en de secundaire aandrijfassen in werkzame verbinding met elkaar staan door middel van een eerste overbrenging, in het bijzonder tandwielkast, waarbij de eerste overbrenging en de schuifverbinding met elkaar verbonden zijn voor 15 onderling gekoppelde verplaatsing, in het bijzonder althans deels gelijktijdig, al dan niet volgens verschillend gevormde bewegingsbanen. De koppeling kan plaatsvinden door middel van één of meer verbindingsstangen, die trek en drukkrachten direct kunnen overbrengen. Door de verbinding met eerste overbrenging kunnen de secundaire aandrijfassen aldus de beweging van de 20 zijarm van de werkstand naar de transportstand en omgekeerd althans voor een deel volgen.
In een uitvoering zijn tevens middelen voorzien voor het over een gedeelte van de verplaatsing van de schuifverbinding of de eerste overbrenging van elkaar ontkoppeld houden van de schuif en de eerste overbrenging. Hiermee 25 kan een verplaatsingsvolgorde worden gerealiseerd, afhankelijk van wanneer en over welk traject de gekoppelde verplaatsing is gewenst.
In een uitvoering hiervan is de inrichting voorzien van een stop voor begrenzing van de verplaatsing van de eerste overbrenging en van middelen voor ontkoppeling van de verbinding tussen de schuifverbinding en de eerste 30 overbrenging bij aankomst van de eerste overbrenging bij de stop. In dat geval kan de schuifverbinding verder verplaatst worden, in het bijzonder naar de transportstand.
In een verdere ontwikkeling met gekoppelde verplaatsing van eerste 5 overbrenging en schuifverbinding is de eerste overbrenging verplaatsbaar in een verticaal vlak dat de langshartlijn bevat. Interferentie van de eerste overbrenging met andere constructiedelen wordt door de beweging in het verticale vlak op vergaande wijze voorkomen.
5 De eerste overbrenging kan hierbij verplaatsbaar zijn in een beweging met een horizontale, langs de hoofdbalk gerichte richtingscomponent.
In een eerste ontwikkeling hiervan is de eerste overbrenging verplaatsbaar met een beweging parallel aan de hoofdbalk, die dan bij voorkeur voorzien is van een geleider voor de verplaatsing van de eerste overbrenging. 10 Indien de hoofdaandrijfas in lengte veranderbaar is kan deze de verplaatsing van de schuifverbinding volgen door verkorting/verlenging.
In een tweede ontwikkeling hiervan is de eerste overbrenging tevens verplaatsbaar met een verticale richtingscomponent in genoemd verticaal vlak, bij voorkeur in een gebied boden de hoofdbalk, waarbij de aldaar aanwezige vrije 15 ruimte wordt benut. De eerste overbrenging kan daarbij voor verplaatsing om een dwars op het verticaal vlak staande zwenkhartlijn verzwenkbaar zijn. In een compacte uitvoering is de eerste overbrenging daarbij aangebracht op een zwenkarm die aan een eerste eind om de zwenkhartlijn zwenkbaar bevestigd is aan de hoofdbalk. In een uitvoering daarvan is de verbindingsstang aan de einden 20 draaibaar verbonden met respectievelijk de schuifverbinding en de zwenkarm, op afstand van het eerste eind daarvan. De eerste overbrenging kan aan de ingang door middel van een tussenaandrijfas werkzaam verbonden zijn met een achtereind van de hoofdaandrijfas, waarbij de hoofdbalk aan een vooreind voorzien is van middelen voor koppeling met een trekker, waarbij het achtereind 25 van de hoofdaandrijfas ten opzichte van de koppelmiddelen in langsrichting plaatsvast is. De eerste overbrenging kan verdraaibaar zijn ten opzichte van de zwenkarm om een hartlijn die parallel is aan de zwenkhartlijn van de zwenkarm.
In een verdere ontwikkeling van de inrichting volgens de uitvinding zijn de genoemde secundaire aandrijfassen in lengte veranderbaar.
30 De genoemde secundaire aandrijfassen kunnen met hun tweede eind functioneel verbonden zijn met respectievelijke verdere overbrengingen, in het bijzonder tandwielkasten, die aangebracht zijn op de betreffende zijarm, bij voorkeur telkens nabij het eind van de betreffende zijarm, waarbij de verdere 6 overbrengingen in werkzaam verband staan met althans één gewasverwerkingswerktuig. Telkens meer dan één gewasverwerkingswerktuig kan zijn aangebracht op het eind van de betreffende zijarm, waarbij de op de betreffende zijarm aangebrachte gewasverwerkingswerktuigen aangedreven 5 worden door dezelfde secundaire aandrijfas. In een compacte uitvoering zijn de verdere overbrengingen telkens, in dwarsrichting beschouwd, tussen de beide gewasverwerkingswerktuigen gelegen.
In het bijzonder kan het gewasverwerkende werktuig een hark zijn met een cirkelharkwiel met een in werkstand in hoofdzaak verticale rotorhartlijn.
10 Vanuit een verder aspect voorziet de uitvinding in een werkwijze voor het wijzigen van de werkbreedte van een hooibouwinrichting omvattend een frame met aan een vooreind daarvan middelen voor koppeling van de inrichting aan een trekker, waarbij het frame een langshartlijn bepaalt en twee zich aan weerszijden van de langshartlijn uitstrekkende zijarmen omvat, waarbij de zijarmen elk tenminste 15 één gewasverwerkingswerktuig dragen en aan een binneneind scharnierbaar met ] de rest van het frame verbonden zijn, waarbij de werkbreedte van de inrichting wordt verkleind door verkorting van de langs de langshartlijn bepaalde afstand tussen de binneneinden van de zijarmen en de koppelmiddelen onder het vergroten van de hoek tussen de zijarmen en de voorwaartse richtingcomponent van de 20 langshartlijn.. j
Voor het in een transportstand brengen van de inrichting kan de i genoemde hoek vergroot worden tot althans nagenoeg 180 graden. Voor de i transportstand worden de gewasverwerkingswerktuigen ten opzichte van de ! zijarmen in een buiten-bedrijfstand gebracht. ! 25 Vanuit een verder aspect voorziet de uitvinding in een werkwijze voor ' het wijzigen van de werkbreedte van een hooibouwinrichting omvattend een frame ,
met aan een vooreind daarvan middelen voor koppeling van de inrichting aan een I
trekker, waarbij het frame een langshartlijn bepaalt en twee zich aan weerszijden van de langshartlijn uitstrekkende zijarmen omvat, waarbij de zijarmen elk tenminste 30 één gewasverwerkingswerktuig dragen en aan een binneneind scharnierbaar met ' de rest van het frame verbonden zijn, waarbij de werkbreedte van de inrichting 1 wordt vergroot door verlenging van de langs de langshartlijn bepaalde afstand | tussen de binneneinden van de zijarmen en de koppelmiddelen onder het verkleinen van de hoek tussen de zijarmen en de voorwaartse richtingcomponent 35 van de langshartlijn..
In de voornoemde werkwijzen volgens de uitvinding kan de wijziging van de afstand tussen de binneneinden van de zijarmen en de koppelmiddelen ! 7 plaatsvinden door verschuiving over een tot het frame behorende langsbalk van een schuifverbinding waarmee de binneneinden van de zijarmen scharnierbaar zijn verbonden.
De in deze beschrijving en conclusies van de aanvrage beschreven en/of 5 de in de tekeningen van deze aanvrage getoonde aspecten en maatregelen kunnen waar mogelijk ook afzonderlijk van elkaar worden toegepast. Die afzonderlijke aspecten kunnen onderwerp zijn van daarop gerichte afgesplitste octrooiaanvragen. Dit geldt in het bijzonder voor de maatregelen en aspecten welke op zich zijn beschreven in de volgconclusies.
10
KORTE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN
De uitvinding zal worden toegelicht aan de hand van een aantal in de bijgevoegde tekeningen weergegeven voorbeelduitvoeringen. Getoond wordt in: 15 Figuur 1 een schuin vooraanzicht op een voorbeelduitvoering van een hooibouwinrichting volgens de uitvinding, uitgevoerd als harkinrichting;
Figuren 2A-D respectievelijk een vergroting van een linker helft, een vergroting van een rechterhelft, een vergroting van een centraal deel en een detail van een deel van de inrichting van figuur 1; 20 Figuren 3A en 3B details van de inrichting van figuur 1 in twee stadia van overgang van een werkstand naar een transportstand;
Figuur 4 de inrichting van figuur 1 tijdens het overbrengen van een werkstand naar de transportstand;
Figuren 5A, 5B en 5C respectievelijk de werkstand van figuur 1, een 25 smallere werkstand en een transportstand van de inrichting van figuur 1, in bovenaanzicht;
Figuur 6 een zijaanzicht op de inrichting van figuur 1 in transportstand achter een trekker; en
Figuur 7 een alternatieve uitvoering van een centraal deel van de inrichting 30 van figuur 1.
GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN
8
In figuren 1 en 2A-C is weergegeven een cirkelharkinichting 1 met werkrichting W, omvattend een langshartlijn S van de inrichting 1 bepalende hoofdbalk 2 die aan een vooreind voorzien is van een koppeling 3 voor koppeling aan een niet weergegeven trekker. De koppeling 3 verschaft drie graden van 5 rotatie (X,Y,Z). Op de hoofdbalk 2 is een schuif 5 aangebracht, die over/langs de hoofdbalk verschuifbaar is, parallel aan de langshartlijn S, zie pijlen A.
Twee zijarmen 4a,b strekken zich aan weerszijden van de hoofdbalk 2 uit, vanaf de schuif 5 onder gelijke hoeken alpha met de langshartlijn S. Aan de buiteneinden van de zijarmen 4a,b zijn subframes of secundaire frames, hierna te 10 noemen satellietframes 6a,b aangebracht. Zoals hierna zal worden toegelicht zijn de satellietframes 6a,b aldaar draaibaar ten opzichte van de zijarmen om in hoofdzaak verticale scharnierhartlijnen. De satellietframes 6a,b dragen elk twee cirkelharken 7a,8a en 7b,8b met respectievlijk in hoofdzaak verticale rotatiehartlijnen R1,3,2,4 en worden gesteund door framesteunwielen 9a,b die in 15 de schaduw van cirkelharken 7a,b gelegen zijn. De twee satellietframes 6a,b verschaffen de inrichting 1 enige gelijkenis met een catamaran.
De zijarmen 4a,b zijn voorts (zie ook figuren 2C) door middel van houderstangen 10a,b met de hoofdbalk 2 verbonden, welke houderstangen 10a,b aan hun buiteneinden ter plaatse van scharnieren 12a,b scharnierbaar zijn 20 verbonden met consoles 11 a,b die op de zijarmen 4a,b zijn bevestigd. De binneneinden van de houderstangen 10a,b zijn ter plaatse van scharnieren 14a,b scharnierbaar bevestigd aan de schuif 5. De houderstangen 10a,b en het gedeelte (hier ongeveer 1/3) van de zijarmen 4a,b tussen de scharnieren 12a,b en 14a,b vormen, samen met een door de schuif 5 in lengtè veranderbaar gedeelte 25 van de hoofdbalk 2, in gedaante vervormbare driehoeken.
Richtstangen 16a,b strekken zich uit langs de voorzijde van de zijarmen 4a,b, deels afgeschermd door kappen 17a,b, naar de naafhouders 19a,b voor de wielen 9a,b. De naafhouders 19a,b zijn scharnierbaar verbonden met zowel de buiteneinden van de zijarmen 4a,b (door scharnierpen 81 a,b, zie figuur 30 2D) als met de buiteneinden van de richtstangen 16a,b (door scharnierpen 82a,b, zie figuur 2D), zodanig dat een in een horizontaal vlak werkzaam parallellogrammechanisme wordt gevormd waarin de naafhouder en de schuif de korte zijden vormen. De richtstang 16a,b is indirect, door de schuif 5, schuifbaar 9 verbonden met de hoofdbalk 2, evenals de zijarm 4a,b.
Ook doordat de satellietframes 6a,b een rotatievast geheel vormen met de naafhouders 19a,b (vast bevestigd op bovenplaat 83a,b -figuur 2D-van naafhouders 19a,b) zullen zij hun oriëntatie ten opzichte van de langshartlijn S 5 behouden bij vervorming van de parallellogrammechanismes. De satellietframes 6a,b zijn boven het bovenoppervlak van de zijarmen 4a,b gelegen zodat de relatieve verdraaiing van de zijarmen 4a,b ten opzichte van de satellietframes 6a,b niet wordt gehinderd.
De satellietframes 6a,b, zie ook figuren 5A,B, omvatten elk een 10 voorwaarts gerichte satellietarm 21a,b en een achterwaarts gerichte satellietarm 22a,b die respectievelijk de cirkelharken 7a,b en 8a,b dragen, wanneer deze niet gesteund zijn door op zich bekende wielstellen 31a,b en 32a,b, welke de cirkelharken dragen in de normale werkstand. De satellietarmen 21a,b en 22a,b reiken parallel aan de langshartlijn S.
15 Aan het vooreind van de satellietarmen 21a,b zijn buitenwaarts gerichte zwenkarmen 23a,b bevestigd, in een verticaal vlak zwenkbaar om zwenkhartlijnen C1,2 tussen een werkstand en één of meer geheven standen, in het bijzonder een omhoog gezwenkte transportstand. Zij omvatten elk een telescooparm 33a,b met in/uitschuifbare armdelen 35a,b en cilinders 37a,b met 20 zuigerstangen 39a,b die aan de einden bevestigd zijn aan de armdelen 35a,b. De armdelen 35a,b dragen rotors 25a,b waarop op verwijderbare wijze harkarmen 27a,b met harkpennen 29a,b zijn bevestigd, op op zich bekende wijze. De rotors 25a,b hebben in de werkstand in hoofdzaak verticale rotorhartlijnen R1,2. Voor het zwenken van de zwenkarmen 23a,b zijn cilinders 41a,b aangebracht, waarvan de 25 zuigerstangen 43a,b aangrijpen op de telescooparmen 33a,b.
Aan het achtereind van de armen 22a,b zijn buitenwaarts gerichte zwenkarmen 24a,b bevestigd, in een verticaal vlak zwenkbaar om zwenkhartlijnen C3,4 tussen een werkstand en één of meer geheven standen, in het bijzonder een omhoog gezwenkte transportstand. Zij omvatten elk een telescooparm 34a,b met 30 in/uitschuifbare armdelen 36a,b en cilinders 38a,b met zuigerstangen 40a,b die aan de einden bevestigd zijn aan de armdelen 36a,b. De armdelen 36a,b dragen rotors 26a,b waarop op verwijderbare wijze harkarmen 28a,b met harkpennen 30a,b zijn bevestigd, op op zich bekende wijze. De rotors 26a,b hebben in de 10 werkstand in hoofdzaak verticale rotorhartlijnen R3,4. Voor het zwenken van de zwenkarmen 24a,b zijn cilinders 42a,b aangebracht, waarvan de zuigerstangen 44a,b aangrijpen op de telescooparmen 34a,b.
De zwenkarmen 23a,b en 24a,b kunnen opgebouwd zijn uit 5 identieke onderdelen, zodat een vergaande modulariteit wordt verkregen.
De afstand van de satellietarmen 21a,b tot de langshartlijn S is kleiner dan de afstand van de satellietarmen 22a,b tot de langshartlijn S, en hetzelfde geldt voor de ligging van de zwenkhartlijnen C1,2 vergeleken met de ligging van de zwenkhartlijnen C3,4, zie ook figuur 5A. De rotorhartlijnen R1,2 10 bevinden zich op een afstand tot de langshartlijn S die groter is dan die voor de zwenkhartlijnen C1,2 ter plaatse van de zwenkverbinding met de satellietarmen 21a,b. Daarentegen bevinden de rotorhartlijnen R3,4 zich op een afstand tot de langshartlijn S die kleiner is dan die voor de zwenkhartlijnen C3,4 ter plaatse van de zwenkverbinding met de satellietarmen 22a,b. De zwenkarmen 23a,b zwenken 15 daardoor omhoog binnenwaarts en de zwenkarmen 24a,b omhoog buitenwaarts.
Voor de aandrijving van de rotors 25a,b en 26a,b is een centrale tandwielkast 50 voorzien, die op in een verticaal vlak dat de langshartlijn S bevat beweegbare wijze ondersteund is door de hoofdbalk 2. De centrale tandwielkast 50 vormt een dubbele haakse overbrenging met in lijn liggende, tegengesteld 20 dwars gerichte uitgangen 58a,b. De centrale tandwielkast 50 is met de ingang 58c via een cardankoppeling werkzaam gekoppeld met een hoofdaandrijfas 51, die telescopisch is en aan het vooreind via een cardankoppeling, een tussenas 51a in een op het vooreind van de hoofdbalk 2 bevestigd lager en een cardankoppeling werkzaam te koppelen is met een pto van een trekker. De uitgangen 58a,b zijn via 25 cardankoppelingen werkzaam gekoppeld met telescopische secundaire aandrijfassen 52a,b, die via cardankoppelingen aan hun buiteneind werkzaam zijn gekoppeld met tweede hoektandwielkasten 53a,b. De secundaire aandrijfassen 52a,b zijn voorgezet door korte aandrijfassen 54c,d naar derde hoektandwielkasten 55c,d. De tweede en derde tandwielkasten 53a,b en 55a,b 30 omvatten elk een uitgang die respectievelijk schuin naar voren en buitenwaarts en schuin naar achteren en binnenwaarts reikt. Telescopische rotoraandrijfassen 56a,b en 57a,b zijn via cardankoppelingen werkzaam gekoppeld met deze uitgangen voor aandrijving van de rotors 25a,b en 26a,b van de cirkelharken 7a,b 11 en 8a,b.
In de uitvoering van figuren 1, 2A-C, 3A en 3B is de centrale tandwielkast 50 bevestigd op een slede 67 die in langsrichting (richting E) verschuifbaar is op op de hoofdbalk bevestigde rails 66, die aan hun vooreind met 5 elkaar verbonden zijn door een dwarsstaaf 62 die een aanslag vormt voor de slede 67. De slede 67 is aan de voorzijde door middel van een haak 63 (figuur 3B) losmaakbaar gekoppeld met een dwarsprofiel 61 die bevestigd is aan de achtereinden van twee stijve trek/duwstangen 60 die met de vooreinden bevestigd zijn aan de schuif 5 en een in hoofdzaak constante oriëntatie bezitten. De haak 63 10 vormt één geheel met een pal 64 en is daarmee kantelbaar in een verticaal vlak dat de langshartlijn S bevat. Beneden de haak 63 is de slede 67 voorzien van een voorwaarts gekeerd aanslagvlak 91.
Voor het langs/over de hoofdbalk 2 verplaatsen van de schuif 5 is een cilinder 70 boven de hoofdbalk 2 aan de hoofdbalk bevestigd, van welke 15 cilinder de zuigerstang 71 bevestigd is aan de schuif 5.
De werkbreedte van de inrichting 1 kan worden ingesteld door de zijarmen 4a,b meer of minder ver zijwaarts te laten uitsteken, door de hoek alpha tussen zijarmen 4a,b en de hoofdbalk 2 te wijzigen. . De steunwielen 9a,b volgen die instelling en behouden daarbij in hoofdzaak hun positie ten opzichte van de 20 bijbehorende cirkelharken. De werkbreedte kan verder (fijner) worden ingesteld door de cilinders 37a,b en 38a,b, waarmee ook de relatieve onderlinge positie van de harkwielen 7a,8a en 7b,8b en de rotorhartlijnen daarvan in dwarsrichting kan worden ingesteld.
Bij het wijzigen van de werkbreedte van de inrichting 1 en het 25 overgaan naar de transportstand kunnen de voornoemde cardankoppelingen de gewenste hoekstand innemen.
In de stand weergegeven in figuren 1 en 5A is de hoek alpha maximaal en staan de houderstangen 10a,b dwars op de hoofdbalk 2 en de zijarmen 4a,b onder een achterwaarts openende hoek alpha van ongeveer 65 30 graden op de langshartlijn S.
Indien men de werkbreedte wenst te verkleinen (van figuur 5A naar figuur 5B) of de inrichting in de transportstand (figuur 5C) wenst te brengen wordt de cilinder 70 geactiveerd waardoor de schuif 5 verplaatst wordt ten opzichte van 12 de console 20, langs/over de hoofdbalk 2, naar voren (richting A). Onderwijl verrijdt men de inrichting 1 naar voren. De basis van de voornoemde driehoeken wordt daarbij vergroot en de hoeken die de houderstangen 10a,b en de zijarmen 4a,b met die basis maken verkleind. Wanneer de gewenste werkbreedte is bereikt 5 (zie bijvoorbeeld figuur 5B) stopt men de bediening van de cilinder 70 en daarmee de verplaatsing van de schuif 5. Door het parallellogrammechanisme van richtstangen 16a,b, naafhouders 19a,b, zijarmen 4a,b en schuif 5 blijven de steunwielen 9a,b in rijrichting gericht en behouden ook de satellietframes 6a,b hun oriëntatie.
10 In de positie van minimale werkbreedte van figuur 5B heeft de slede 67 een positie juist achter het eind van de rails 66 bereikt en zijn de slede 67 en de schuif 5 nog steeds met elkaar verbonden.
Voor het overgaan naar de transportstand bedient men in de dan ingenomen werkstand de zwenkarmen 23a,b en 24a,b om de cirkelharken 7a,b en 15 8a,b omhoog te zwenken. Dan brengt men de zuigerstang 71 uit en via de stand van figuur 4 wordt de schuif 5 tot aan het vooreind van de hoofdbalk 2, vlak achter de koppeling 3 gedwongen. De houderstangen 10a,b reiken dan -in de transportstand van figuur 5C- langs de hoofdbalk 2 naar voren. De zijarmen 4a,b maken nu een kleine hoek van ongeveer 7 graden met de langshartlijn S. De 20 binneneinden van de zijarmen 4a,b zijn daarbij zo dicht mogelijk bij de koppeling 3 gebracht, zover mogelijk vóór de steunwielen 9a,b, zodat een groter deel van het gewicht daarvan en van de door de zijarmen gedragen werktuigen opgenomen kan worden door de koppeling 3/de trekker 100 (figuur 6, pijl F), hetgeen de stabiliteit tijdens transport verhoogd en een gierbeweging beperkt. Bovendien kan 25 de lengte van de hoofdbalk beperkt worden gehouden
De inrichting 1 heeft dan als enige steunpunten de framesteunwielen 9a,b en de koppeling 3 met de trekker 100.
Bij het om scharnieren 14a,b verzwenken van de zijarmen 4a,b wijzigt de afstand tussen de tweede en derde tandwielkasten 53a,b, 55c,d en de 30 langshartlijn S. Deze wijziging zou opgenomen moeten kunnen worden door de telescopische secundaire aandrijfassen 52a,b. Telescopische assen kunnen dat echter maar in beperkte mate. Door nu de einden van de secundaire aandrijfassen ook ten opzichte van elkaar te verplaatsen in een richting parallel 13 aan de langshartlijn S kan de mate waarover de verkorting/verlenging nodig is worden beperkt.
In de uitvoering van de figuren 1.2A-C, 3A en 3B is daartoe de slede 67 en daarmee de centrale tandwielkast 50 via de stangen 60 voor meegaande 5 verplaatsing verbonden met de schuif 5. De hoofdaandrijfas 51 verkort hierbij op telescopische wijze. In dit voorbeeld heeft men er voor gekozen om de slede 67 niet mee te trekken over het hele traject van de schuif 5 en de lengte van de rails 66 te beperken, mede met het oog op de in de transportstand beschikbare ruimte (zie figuren 5C en 6). Daartoe komt bij aankomst van de slede 67 aan het eind 10 van de rails 66 de pal 64 tegen de dwarsstaaf 62, waardoor de haak 63 wordt opgelicht. Daarmee is het dwarsprofiel 61 vrij van de haak 63 en is de verbinding tussen schuif 5 en slede 67 ontkoppeld. De slede 67 blijft achter op die plaats terwijl de schuif 5 verder naar voren kan bewegen.
Bij het weer uitzetten van de zijarmen 4a,b naar een werkstand 15 wordt de zuigerstang 71 van de cilinder 70 ingetrokken en beweegt de schuif 5 weer naar achteren. Wanneer het dwarsprofiel 61 tegen de haak 63 komt wordt deze iets opgelicht en kan de haak 63 weer achter het dwarsprofiel 61 grijpen. Het dwarsprofiel 61 komt tegen het aanslagvlak 91 van de slede 67. Vervolgens wordt de slede 67 over de rails 66 naar achteren geduwd. Onderwijl verrijdt men de 20 inrichting 1 naar achteren.
In figuur 7 is een alternatief voor het met de schuif laten meebewegen van de centrale tandwielkast weergegeven. De centrale tandwielkast 50’ is bevestigd aan het eind van een zwenkarm 67’. De zwenkarm 67’ is ter plaatse van een iets achter de console 20’ gelegen scharnier 77 25 verzwenkbaar (F) om hartlijn T, die loodrecht staat op een verticaal middenvlak dat de langshartlijn S bevat, De centrale tandwielkast 50’ kan ten opzichte van de arm 67’ verdraaien in dat verticaal middenvlak. Binnen de zwenkarm 67’ bevindt zich een tussenaandrijfas 75, die via een groothoekcardankoppeling 76 werkzaam gekoppeld is met de hoofdaandrijfas die opgenomen is in de hoofdbalk 2’. De 30 zwenkarm 67’ is op een plaats tussen zijn einden beweegbaar verbonden met het achtereind van een trek/duwstang 60’, die met zijn vooreind bevestigd is aan de schuif 5’. De cilinder 70 ligt hier beneden de hoofdbalk 2.
In de maximale werkstand kan de zwenkarm 67’ liggen in de 14 hoofdbalk 2’, waarbij de centrale tandwielkast 50’ komt te liggen bij zij-openingen 73 in de hoofdbalk 2’, waardoorheen de beide uitgangen van de centrale tandwielkast kunnen uitsteken. De zwenkarm 67’ rust dan in een stand waarin de verbinding met de verbindingsstang 60’ hoger ligt dan het scharnier 77. Wanneer 5 de cilinder 70 dan geactiveerd wordt en de schuif 5’ naar voren wordt gedwongen zal de verbindingsstang 60’ de zwenkarm 67’ omhoog laten zwenken naar de in figuur 6 weergegeven stand en verder, indien gewenst, totdat de schuif 5’ aangekomen is bij de koppeling 3 en de zwenkarm 67’ voorover ligt. Bij het weer uitzetten van de zijarmen 4a,b vinden deze bewegingen in omgekeerde volgorde 10 plaats.
De bovenstaande beschrijving is opgenomen om de werking van voorkeursuitvoeringen van de uitvinding te illustreren, en niet om de reikwijdte van de uitvinding te beperken. Uitgaande van de bovenstaande uiteenzetting zullen voor een vakman vele variaties duidelijk zijn die vallen onder de geest en de 15 reikwijdte van de onderhavige uitvinding.
1037783

Claims (31)

1. Hooibouwinrichting (1), omvattend een frame met een zich in een langsrichting uitstrekkende hoofdbalk (2), die een langshartlijn (S) bepaalt, en 5 twee zich aan weerszijden van de hoofdbalk uitstrekkende zijarmen (4a,b), waarbij de zijarmen (4a,b) elk tenminste één gewasverwerkingswerktuig dragen, waarbij de zijarmen (4a,b) verplaatsbaar zijn tussen een transportstand, waarin zij zich in hoofdzaak langs de hoofdbalk (2) uitstrekken, onder een eerste hoek met de hoofdbalk (2), en een werkstand waarin de zijarmen (4a,b) zich onder een tweede 10 hoek, groter dan de eerste hoek, uitstrekken vanaf de hoofdbalk (2), met het kenmerk, dat de zijarmen (4a,b) aan een binneneind scharnierbaar verbonden zijn met een aldaar langs de hoofdbalk (2) verschuifbare schuifverbinding, waarbij de zijarmen (4a,b) verplaatsbaar zijn tussen de transportstand en de werkstand door verschuiving van de schuifverbinding langs de hoofdbalk (2).
2. Inrichting (1) volgens conclusie 1, waarbij de inrichting een vooreind en een achtereind heeft, waarbij de schuifverbinding in de transportstand dichter bij het vooreind gelegen is dan in de werkstand.
3. Inrichting (1) volgens conclusie 1 of 2, waarbij de zijarmen (4a,b) en de hoofdbalk (2) op afstand van de schuifverbinding met elkaar verbonden zijn door een betreffende houderstang die aan beide uiteinden scharnierbaar verbonden is met de betreffende zijarm en de hoofdbalk (2).
4. Inrichting (1) volgens conclusie 3, waarbij de binneneinden van de houderstangen beschouwd in langsrichting plaatsvast op de hoofdbalk (2) bevestigd zijn.
5. Inrichting (1) volgens conclusie 4, waarbij de hoofdbalk (2) aan een 30 vooreind voorzien is van middelen voor koppeling met een trekker(100), waarbij de binneneinden van de houderstangen en de koppelmiddelen onderling plaatsvast zijn beschouwd in langsrichting. 1 03 7783
6. Inrichting (1) volgens één der voorgaande conclusies, waarbij elke zijarm voorzien is van een steunwiel voor ondersteuning van de zijarm in de werkstand en in de transportstand.
7. Inrichting (1) volgens conclusies 5 en 6, waarbij de koppelmiddelen en de beide steunwielen in de transportstand de enige steunpunten voor de inrichting vormen.
8. Inrichting (1) volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de 10 werktuigen roterende werktuigen zijn, waarbij een hoofdaandrijfas zich uitstrekt langs de hoofdbalk (2), waarbij secundaire aandrijfassen (52a,b)sen aangebracht zijn aan weerszijden van de hoofdbalk (2) voor aandrijving van het door de betreffende zijarm gedragen werktuig, waarbij de hoofdaandrijfas en de secundaire aandrijfassen (52a,b) sen in werkzame verbinding met elkaar staan 15 door middel van een eerste overbrenging, in het bijzonder tandwielkast,waarbij de eerste tandwielkast en de schuifverbinding met elkaar verbonden zijn voor onderling gekoppelde verplaatsing, in het bijzonder althans deels gelijktijdig, al dan niet volgens verschillend gevormde bewegingsbanen.
9. Inrichting (1) volgens conclusie 8, waarbij de schuifverbinding en de eerste overbrenging met elkaar verbonden zijn door middel van één of meer verbindingsstangen.
10. Inrichting (1) volgens conclusie 8 of 9, voorzien van middelen voor 25 het over een gedeelte van de verplaatsing van de schuifverbinding of de eerste overbrenging van elkaar ontkoppeld houden van de schuif en de eerste overbrenging.
11. Inrichting (1) volgens conclusie 10, voorzien van een stop voor 30 begrenzing van de verplaatsing van de eerste overbrenging en van middelen voor ontkoppeling van de verbinding tussen de schuifverbinding en de eerste overbrenging bij aankomst van de eerste overbrenging bij de stop, in het bijzonder in een verplaatsing naar de transportstand.
12. Inrichting (1) volgens één der conclusies 8-11, waarbij de eerste overbrenging verplaatsbaar is in een verticaal vlak dat de langshartlijn (S) bevat. 5
13. Inrichting (1) volgens conclusie 12, waarbij de eerste overbrenging verplaatsbaar is in een beweging met een horizontale, langs de hoofdbalk (2) gerichte richtingscomponent.
14. Inrichting (1) volgens conclusie 13, waarbij de eerste overbrenging verplaatsbaar is met een beweging parallel aan de hoofdbalk (2).
15. Inrichting (1) volgens conclusie 14, waarbij de hoofdbalk (2) voorzien is van een geleider voor de verplaatsing van de eerste overbrenging. 15
16. Inrichting (1) volgens conclusie 13, 14 of 15, waarbij de hoofdaandrijfas in lengte veranderbaar ris.
17. Inrichting (1) volgens conclusie 12 of 13, waarbij de eerste 20 overbrenging tevens verplaatsbaar is met een verticale richtingscomponent in genoemd verticaal vlak, bij voorkeur in een gebied boven de hoofdbalk (2).
18. Inrichting (1) volgens conclusie 17, waarbij de eerste overbrenging door verzwenking om een dwars op het verticaal vlak staande zwenkhartlijn 25 verplaatsbaar is.
19. Inrichting (1) volgens conclusie 18, waarbij de eerste overbrenging aangebracht is op een zwenkarm, die aan een eerste eind in het verticaal vlak om de zwenkhartlijn zwenkbaar bevestigd is aan de hoofdbalk (2). 30
20. Inrichting (1) volgens conclusie 19, waarbij de verbindingsstang aan de einden draaibaar verbonden is met respectievelijk de schuifverbinding en de zwenkarm, op afstand van het eerste eind daarvan.
21. Inrichting (1) volgens conclusie 19 of 20, waarbij de eerste overbrenging aan de ingang door middel van een tussenaandrijfas werkzaam verbonden is met een achtereind van de hoofdaandrijfas, waarbij de hoofdbalk (2) 5 aan een vooreind voorzien is van middelen voor koppeling met een trekker(100), waarbij het achtereind van de hoofdaandrijfas ten opzichte van de koppelmiddelen in langsrichting plaatsvast is.
22. Inrichting (1) volgens conclusie 19, 20 of 21, waarbij de eerste 10 overbrenging verdraaibaar is ten opzichte van de zwenkarm om een hartlijn die parallel is aan de zwenkhartlijn van de zwenkarm.
23. Inrichting (1) volgens één der conclusies 8-22, waarbij de secundaire aandrijfassen (52a,b) sen in lengte veranderbaar zijn. 15
24. Inrichting (1) volgens één der conclusies 8-23, waarbij de secundaire aandrijfassen (52a,b) sen met hun tweede eind functioneel verbonden zijn met respectievelijke verdere overbrengingen, in het bijzonder tandwielkasten, die aangebracht zijn op de betreffende zijarm, bij voorkeur telkens nabij het eind van 20 de betreffende zijarm, waarbij de verdere overbrengingen in werkzaam verband staan met althans één gewasverwerkingswerktuig.
25. Inrichting (1) volgens conclusie 24, waarbij telkens meer dan één gewasverwerkingswerktuig is aangebracht op het eind van de betreffende zijarm, 25 waarbij de op de betreffende zijarm aangebrachte gewasverwerkingswerktuigen aangedreven worden door dezelfde secundaire aandrijfas (52a,b).
26. Inrichting (1) volgens conclusie 25, waarbij de verdere overbrengingen, in dwarsrichting beschouwd, tussen de beide 30 gewasverwerkingswerktuigen gelegen zijn.
27. Inrichting (1) volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het gewasverwerkend werktuig een hark is met een cirkelharkwiel met een in werkstand in hoofdzaak verticale rotorhartlijn.
28. Werkwijze voor het wijzigen van de werkbreedte van een hooibouwinrichting omvattend een frame met aan een vooreind daarvan middelen 5 voor koppeling van de inrichting aan een trekker, waarbij het frame een langshartlijn bepaalt en twee zich aan weerszijden van de langshartlijn uitstrekkende zijarmen omvat, waarbij de zijarmen elk tenminste één gewasverwerkingswerktuig dragen en aan een binneneind scharnierbaar met de rest van het frame verbonden zijn, met het kenmerk, dat de werkbreedte van de inrichting wordt verkleind door verkorting 10 van de langs de langshartlijn bepaalde afstand tussen de binneneinden van de zijarmen en de koppelmiddelen onder het vergroten van de hoek tussen de zijarmen en de voorwaartse richtingcomponent van de langshartlijn.
29. Werkwijze volgens conclusie 27, waarbij de inrichting in een 15 transportstand wordt gebracht door vergroting van genoemde hoek tot althans nagenoeg 180 graden.
30. Werkwijze voor het wijzigen van de werkbreedte van een hooibouwinrichting omvattend een frame met aan een vooreind daarvan middelen 20 voor koppeling van de inrichting aan een trekker, waarbij het frame een langshartlijn bepaalt en twee zich aan weerszijden van de langshartlijn uitstrekkende zijarmen omvat, waarbij de zijarmen elk tenminste één gewasverwerkingswerktuig dragen en aan een binneneind scharnierbaar met de rest van het frame verbonden zijn, met het kenmerk, dat de werkbreedte van de inrichting wordt vergroot door verlenging 25 van de langs de langshartlijn bepaalde afstand tussen de binneneinden van de zijarmen en de koppelmiddelen onder het verkleinen van de hoek tussen de zijarmen en de voorwaartse richtingcomponent van de langshartlijn..
31. Werkwijze volgens conclusie 28, 29 of 30, waarbij de wijziging van de 30 afstand tussen de binneneinden van de zijarmen en de koppelmiddelen plaats vindt door verschuiving over een tot het frame behorende langsbalk van een schuifverbinding waarmee de binneneinden van de zijarmen scharnierbaar zijn verbonden. 1 03 77 83
NL1037783A 2010-03-08 2010-03-08 Inrichting voor het verplaatsen van gemaaid gewas. NL1037783C2 (nl)

Priority Applications (6)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1037783A NL1037783C2 (nl) 2010-03-08 2010-03-08 Inrichting voor het verplaatsen van gemaaid gewas.
RU2012142666/13A RU2529911C2 (ru) 2010-03-08 2011-03-04 Устройство для смещения скошенной сельскохозяйственной культуры
EP11708343A EP2544523A1 (en) 2010-03-08 2011-03-04 Device for displacing mown crop
PCT/NL2011/000017 WO2011112080A1 (en) 2010-03-08 2011-03-04 Device for displacing mown crop
US13/606,038 US8602121B2 (en) 2010-03-08 2012-09-07 Haymaking device movable between transport and operative positions
US14/070,635 US8820041B2 (en) 2010-03-08 2013-11-04 Haymaking device movable between transport and operative positions and method therefor

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1037783A NL1037783C2 (nl) 2010-03-08 2010-03-08 Inrichting voor het verplaatsen van gemaaid gewas.
NL1037783 2010-03-08

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1037783C2 true NL1037783C2 (nl) 2011-09-09

Family

ID=42937305

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1037783A NL1037783C2 (nl) 2010-03-08 2010-03-08 Inrichting voor het verplaatsen van gemaaid gewas.

Country Status (5)

Country Link
US (2) US8602121B2 (nl)
EP (1) EP2544523A1 (nl)
NL (1) NL1037783C2 (nl)
RU (1) RU2529911C2 (nl)
WO (1) WO2011112080A1 (nl)

Families Citing this family (10)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL1037561C2 (nl) * 2009-12-16 2011-06-20 Lely Patent Nv Voor landbouw bestemde inrichting.
US8911182B2 (en) * 2010-05-28 2014-12-16 Brandt Industries Ltd. Agricultural equipment drive system
FR3007240B1 (fr) * 2013-06-25 2015-06-12 Kuhn Sa Machine de recolte comportant un asservissement de la hauteur de relevage d'un outil de recolte
FR3008576B1 (fr) * 2013-07-17 2016-02-05 Kuhn Sa Machine de recolte de fourrage perfectionnee
US20150042073A1 (en) * 2013-08-08 2015-02-12 Mammoet USA South Inc. System and Method for Positioning Sliding Plates on a Trailer
PL2865259T3 (pl) * 2013-10-23 2018-10-31 Kverneland Group Gottmadingen N.V. Ulepszone cięgno napędowe dużej zgrabiarki pokosowej
CN104221612B (zh) * 2014-09-09 2017-01-18 江苏大学 一种车载式秸秆自动翻料装置
GB2542152A (en) * 2015-09-09 2017-03-15 Philip Harvey Brock Arthur An agricultural implement and a locking mechanism therefor
GB201811406D0 (en) * 2018-07-12 2018-08-29 Agco Feucht Gmbh Towed agricultural implement
DE102022112568A1 (de) 2022-05-19 2023-11-23 Maschinenfabrik Bernard Krone GmbH & Co. KG Landwirtschaftliches Arbeitsgerät zum Anbauen oder Anhängen an ein Zugfahrzeug und Verfahren zum Einrichten eines Straßenbetriebs eines landwirtschaftlichen Arbeitsgeräts

Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
AU1678076A (en) * 1975-08-14 1978-03-09 Holland C J Variable width cultivator
US4660651A (en) * 1985-06-28 1987-04-28 Krause Plow Corporation Highly flexible, foldable drill for uniform depth seed deposit
WO1988001470A1 (en) * 1986-08-25 1988-03-10 Farmers Tractors Australia Pty. Ltd. Folding frame
WO1997046076A1 (en) * 1996-06-07 1997-12-11 Maasland N.V. A hay-making machine
WO2005099428A1 (en) * 2004-04-14 2005-10-27 Phoenix Rotary Equipment Ltd. Harrow frame and harrow formed therewith

Family Cites Families (45)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US2380298A (en) * 1942-08-10 1945-07-10 Int Harvester Co Harrow
US2559002A (en) * 1947-10-03 1951-07-03 Seymour F Dolgin V-shaped expansible harrow
US3522860A (en) * 1967-06-30 1970-08-04 Fahr Ag Maschf Hitch for agricultural implement with two or more trailers
US3791673A (en) * 1972-11-08 1974-02-12 American Prod Inc Folding means for implement frame structures
US3982773A (en) * 1975-12-04 1976-09-28 International Harvester Company Folding frame structure for agricultural implements
US4058172A (en) * 1976-02-18 1977-11-15 Kent Manufacturing Co., Inc. Tooth arrangement in rearwardly folding cultivators
US4066274A (en) * 1976-07-29 1978-01-03 Hesston Corporation Tandem folding implement
US4126187A (en) * 1977-01-18 1978-11-21 Deere & Company Rearfolding implement
US4364581A (en) * 1977-09-19 1982-12-21 Shoup Kenneth E Foldable implement frame and hitch
US4319643A (en) * 1980-03-03 1982-03-16 Carmaco, Inc. Front folding agricultural tool bar with movable carriage to which wings coupled
US4496004A (en) * 1982-04-30 1985-01-29 International Harvester Co. Rearwardly folding agricultural implement
US4518046A (en) * 1982-06-21 1985-05-21 Deere & Company Multiple implement hitch and transport
ZA838999B (en) * 1982-12-27 1985-07-31 Deere & Co Offset folding planter frame
US4504076A (en) * 1983-09-16 1985-03-12 Deere & Company Forward-folding agricultural implement featuring narrow row spacing
US4664202A (en) * 1984-09-07 1987-05-12 Great Plains Manufacturing, Inc. Folding implement frame for grain drills and the like
SU1259975A1 (ru) * 1985-01-09 1986-09-30 Фрунзенский Конструкторско-Технологический Институт По Кормоуборочным Машинам Грабли-ворошилка
US5113956A (en) * 1991-01-23 1992-05-19 Friesen Milford E Forwardly folding tool bar
US5155986A (en) * 1991-09-16 1992-10-20 Kelderman Gary L Folding hay raking and windrowing apparatus
US5377482A (en) * 1993-09-03 1995-01-03 Miller-St. Nazianz, Inc. Hydraulic lift rotary rake
US5493853A (en) * 1993-10-26 1996-02-27 Tonutti S.P.A. Draw bar bifold hay rake
US5488996A (en) * 1994-07-01 1996-02-06 Kinze Manufacturing, Inc. Forward-folding, winged, implement frame
US5647440A (en) 1994-07-01 1997-07-15 Kinze Manufacturing, Inc. Forward-folding, winged, implement frame
US5598691A (en) * 1995-03-01 1997-02-04 H&S Manufacturing Co., Inc. Folding hay rake with stabilizing support assembly
US5752375A (en) * 1995-12-12 1998-05-19 Tonutti S.P.A. Articulated bifold hay rake
US5685135A (en) * 1996-02-02 1997-11-11 Sitrex S.R.L. Pull type V-rake
US5787988A (en) * 1996-05-31 1998-08-04 Landoll Corporation Folding seed planter
US5829370A (en) * 1996-07-08 1998-11-03 Bender; Harold C. Rearward folding multi-row crop planter
US6314710B1 (en) * 1998-08-31 2001-11-13 Tonutti S.P.A. V-rake with windrow width adjustment
NL1011989C2 (nl) 1999-03-09 2000-09-12 Maasland Nv Hooibouwmachine.
US6205937B1 (en) * 2000-02-07 2001-03-27 Kenneth E. Shoup Folding planter frame
US6405517B1 (en) * 2000-06-23 2002-06-18 H&S Manufacturing Co., Inc. Folding wheel rake with improved folding mechanism
CA2313362A1 (en) * 2000-07-04 2002-01-04 Paul Nadeau Folding hay rake
US6945024B2 (en) * 2001-03-28 2005-09-20 Tonutti S.P.A. Internal opening and closing system for v-rakes
US6663134B2 (en) * 2002-01-31 2003-12-16 Case, Llc Planter hitch apparatus
DE10327915C5 (de) 2003-06-20 2012-04-05 Maschinenfabrik Bernard Krone Gmbh Heuwerbungsmaschine
US20050087350A1 (en) * 2003-10-28 2005-04-28 Bauer Vaughn L. Sectional toolbar for a planter
US20060090910A1 (en) * 2004-07-20 2006-05-04 Shane Houck Implement convertible between use configuration and transport configuration
US7540139B2 (en) * 2004-08-16 2009-06-02 Rowse Hydraulic Rakes Co., Inc. Foldable hay rake
CA2530674C (en) * 2005-02-23 2010-11-23 Bridgeview Mfg. Inc. V-rake
US7604068B1 (en) * 2005-02-24 2009-10-20 Arlyn E. Friesen Forwardly folding tool bar
US7313905B2 (en) * 2005-08-09 2008-01-01 Vermeer Manufacturing Company Folding implement frame
US8127861B2 (en) * 2006-01-17 2012-03-06 Agco Corporation Front folding agricultural implement frame with rearwardly telescoping tongue
US7854273B2 (en) * 2008-10-24 2010-12-21 Cnh Canada, Ltd. Agricultural implement having folding draft links
US8291994B2 (en) * 2009-06-05 2012-10-23 Les Hulicsko Folding land rolling implement
NL1037561C2 (nl) * 2009-12-16 2011-06-20 Lely Patent Nv Voor landbouw bestemde inrichting.

Patent Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
AU1678076A (en) * 1975-08-14 1978-03-09 Holland C J Variable width cultivator
US4660651A (en) * 1985-06-28 1987-04-28 Krause Plow Corporation Highly flexible, foldable drill for uniform depth seed deposit
WO1988001470A1 (en) * 1986-08-25 1988-03-10 Farmers Tractors Australia Pty. Ltd. Folding frame
WO1997046076A1 (en) * 1996-06-07 1997-12-11 Maasland N.V. A hay-making machine
WO2005099428A1 (en) * 2004-04-14 2005-10-27 Phoenix Rotary Equipment Ltd. Harrow frame and harrow formed therewith

Also Published As

Publication number Publication date
US8820041B2 (en) 2014-09-02
US20130000268A1 (en) 2013-01-03
RU2012142666A (ru) 2014-04-20
EP2544523A1 (en) 2013-01-16
US8602121B2 (en) 2013-12-10
RU2529911C2 (ru) 2014-10-10
US20140053526A1 (en) 2014-02-27
WO2011112080A1 (en) 2011-09-15

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL1037783C2 (nl) Inrichting voor het verplaatsen van gemaaid gewas.
NL1037784C2 (nl) Hooibouwinrichting.
US7673439B2 (en) Agricultural machine for swathing products lying on the ground
NL1003292C2 (nl) Hooibouwmachine.
US8567518B2 (en) Agricultural device movable between a transport position and a working position
NL193967C (nl) Machine voor het zijwaarts verplaatsen van op de grond liggend gewas.
US6467249B2 (en) Hay making machine comprising at least one raking wheel articulated to a carrying arm
JP2021503884A (ja) 支持アームによってヒッチング支持体に連結された工具または工具群の安全運動を実行できる単純化された安全システムを備えた農業機械
NL1037785C2 (nl) Hooibouwinrichting.
NL1037782C2 (nl) Hooibouwinrichting.
DK2526758T3 (en) Mower
EP2189053B3 (en) Agricultural machine having an impact protection
NL1007596C1 (nl) Opklapbare inrichting voor het bewerken van zich op de grond bevindend gewas.
NL2008876C2 (nl) Landbouwwerktuig.
NL1034853C2 (nl) Hooiverzamelmachine.
NL1006397C2 (nl) Werkwijze, alsmede een inrichting voor het verstellen van een landbouwmachine, zoals een hooibouwmachine.
NL1006989C2 (nl) Opklapbare inrichting voor het bewerken van zich op de grond bevindend gewas.
NL2009665C2 (nl) Schudmachine voor op de grond liggend gewas.
BE518628A (nl)
NL9300362A (nl) Landbouwwerktuig, in het bijzonder een grondbewerkingsmachine.

Legal Events

Date Code Title Description
MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20150401