NL1037561C2

NL1037561C2 - Voor landbouw bestemde inrichting.

Info

Publication number: NL1037561C2
Application number: NL1037561A
Authority: NL
Inventors: Martin Arnold; Cornelis Christianus Franciscus Havermans
Original assignee: Lely Patent Nv
Priority date: 2009-12-16
Filing date: 2009-12-16
Publication date: 2011-06-20
Also published as: WO2011074945A1; US20120256396A1; EP2512212A1; US8567518B2; EP2512212B1

Description

t

Voor landbouw bestemde inrichting

ACHTERGROND VAN DE UITVINDING

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor gebruik in de landbouw. In het bijzonder heeft de uitvinding betrekking op een door een trekker 5 voort te bewegen frame waarop een aantal landbouwwerktuigen ondersteund kunnen worden.

Bekend zijn getrokken landbouwinrichtingen die voorzien zijn van een centraal frame en aan weerszijden daarvan uitstekende zijarmen, waarop één of meer gewasverwerkingswerktuigen aangebracht zijn. De zijarmen zijn via 10 scharnieren met het frame verbonden om te kunnen worden verdraaid tussen een ruststand, waarin zij zich in hoofdzaak evenwijdig aan elkaar uitstrekken en één of meer werkstanden waarin zij zijwaarts reiken.

SAMENVATTING VAN DE UITVINDING

15

Een doel van de uitvinding is een inrichting van de in de aanhef genoemde soort te verschaffen die op een gunstige wijze in en uit de transportstand is te brengen.

Eien doel van de uitvinding is een inrichting van de in de aanhef 20 genoemde soort te verschaffen waarmee de verdeling van de massa op gunstige wijze kan worden beïnvloed bij verplaatsing tussen de werkstand en de transportstand.

Eien doel van de uitvinding is een inrichting van de in de aanhef genoemde soort te verschaffen, welke in transportstand, getrokken door een 25 trekker, een verbeterd rijgedrag heeft, in het bijzonder voor wat betreft doordeinen en/of slingeren.

Eien doel van de uitvinding is een inrichting van de in de aanhef genoemde soort te verschaffen met een verbeterde stabiliteit tijdens transport achter een trekker.

30 Vanuit één aspect voorziet de uitvinding in een inrichting omvattend een frame met een zich in een langsrichting uitstrekkende hoofdbalk, die een 1 03 7 561 2 langsas bepaalt, en twee zich aan weerszijden van de hoofdbalk uitstrekkende zijarmen voor ondersteuning van één of meer werktuigen, waarbij de zijarmen aan een binneneind scharnierbaar verbonden zijn met een langs de hoofdbalk verschuifbare schuifverbinding, waarbij de zijarmen verplaatsbaar zijn tussen een 5 transportstand, waarin zij zich in hoofdzaak langs de hoofdbalk uitstrekken, onder een eerste hoek met de hoofdbalk, en een werkstand waarin de zijarmen zich onder een tweede hoek, groter dan de eerste hoek, uitstrekken vanaf de hoofdbalk, waarbij de zijarmen verplaatsbaar zijn tussen de transportstand en de werkstand door verschuiving van de schuifverbinding langs de hoofdbalk aldaar. Hiermee 10 wordt de plaats van het binneneind van de zijarmen gewijzigd, en daarmee de plaats van een groot deel van de massa, in het bijzonder indien de zijarmen de werktuigen dragen.

In een voordelige uitvoering, waarbij de inrichting een vooreind en een achtereind heeft, is de schuifverbinding in de transportstand dichter bij het vooreind 15 gelegen dan in de werkstand. Bij de hierboven genoemde bekende inrichtingen wordt in de transportstand een relatief groot deel van de massa gedragen door de steunwielen in plaats van door de koppeling met de trekker, waardoor de door de trekker getrokken landbouwinrichting instabiel gedrag vertoont, in het bijzonder kan gaan gieren om de koppeling met de trekker tijdens transport over de weg . In 20 deze uitvoering van de inrichting volgens de uitvinding kan bij overgang van de werkstand naar de transportstand de massa meer naar het vooreind, waar de koppeling gelegen zal zijn, gebracht worden, hetgeen de stabiliteit tijdens transport verhoogd. Bovendien kan de lengte van de langsbalk beperkt worden gehouden.

25 In een verdere ontwikkeling van de inrichting volgens de uitvinding zijn de zijarmen en de hoofdbalk op afstand van de schuifverbinding met elkaar verbonden door een betreffende houderstang die aan beide uiteinden scharnierbaar verbonden is met de betreffende zijarm en de hoofdbalk. Bij voorkeur zijn daarbij de uiteinden van de houderstangen in langsrichting plaatsvast op de hoofdbalk 30 bevestigd. Indien de hoofdbalk aan een vooreind voorzien is van middelen voor koppeling met een trekker, kunnen, in een eenvoudige uitvoering, de binnenuiteinden van de houderstangen in langsrichting en de koppelmiddelen onderling plaatsvast zijn.

3

Elke zijarm kan voorzien zijn van een steunwiel voor ondersteuning van de zijarm in de werkstand en in de transportstand. Dit steunwiel verplaatst dan met de zijarm mee in de beweging van de zijarm tussen de werkstand en de transportstand. Daarbij wordt in de beweging van de werkstand naar de 5 transportstand de afstand beschouwd in langsrichting tussen vooreind en steunwiel groter. De mogelijkheden tot beïnvloeding van de verdeling van de massa worden verder vergroot indien de koppelmiddelen en de beide steunwielen in de transportstand de enige steunpunten voor de inrichting vormen.

De uitvinding verschaft voorts een inrichting volgens de uitvinding 10 waarin elk der zijarmen één of meer werktuigen dragen.

De inrichting volgens de uitvinding kan voorzien zijn van middelen voor koppeling aan een trekker, in het bijzonder ter plaatse van een vooreind van de inrichting.

De in deze beschrijving en conclusies van de aanvrage beschreven 15 en/of de in de tekeningen van deze aanvrage getoonde aspecten en maatregelen kunnen waar mogelijk ook afzonderlijk van elkaar worden toegepast. Die afzonderlijke aspecten kunnen onderwerp zijn van daarop gerichte afgesplitste octrooiaanvragen. Dit geldt in het bijzonder voor de maatregelen en aspecten welke op zich zijn beschreven in de volgconclusies.

20

KORTE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN

De uitvinding zal worden toegelicht aan de hand van een in de bijgevoegde tekeningen weergegeven voorbeelduitvoering. Getoond wordt in: 25 Figuur 1 een bovenaanzicht op een inrichting volgens de uitvinding, in een toestand met maximale spanwijdte;

Figuur 2 een bovenaanzicht op de inrichting van figuur 1, in een toestand met kleinere spanwijdte;

Figuur 3 een bovenaanzicht op de inrichting van figuren 1 en 2, in een 30 toestand voor transport;

Figuur 4 een zijaanzicht van de inrichting van figuur 3; en

Figuur 5 een detail van de inrichting van de voorgaande figuren.

4

GEDETAILLEEERDE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN

In figuur 1 is weergegeven een samenstel 1 met een trekker 2 en een daarmee, via een koppeling 3, gekoppelde inrichting 4 volgens een voorbeeld van 5 de uitvinding. De koppeling is schematisch weergegeven en verschaft drie graden van rotatie (X,Y,Z). De inrichting 4 omvat een hoofdbalk 5 die een langsas S van de inrichting bepaalt. Op de hoofdbalk 5 is een schuif 6 aangebracht, die over/langs de hoofdbalk verschuifbaar is, parallel aan de langsas S, zie pijlen A.

Aan weerszijden van de hoofdbalk 5 zijn ter plaatse van scharnieren 10 7a en 7b de binneneinden van zijarmen 8a,8b scharnierbaar met de schuif 6 verbonden, zodat de zijarmen 8a,b verzwenkt te kunnen worden in een horizontaal vlak, zie pijlen B. De zijarmen 8a,b zijn geschikt om niet nader weergegeven landbouwwerktuigen te dragen, bijvoorbeeld nabij de einden van de zijarmen, of ergens langs de lengte daarvan. Aan de buiteneinden van de zijarmen 8a,b zijn 15 steunwielen 9a,b aangebracht, waarmee de zijarmen 8a,b steun vinden op een ondergrond, veld of weg. De steunwielen 9a,b zijn via assen gelagerd in fusee/naafsamenstellen 14a,b, die parallel aan de zijarmen 8a,b met de schuif 6 verbonden zijn door middel van aan de einden van scharnierverbindingen voorziene richtstangen 17a, 17b (schematisch weergegeven in figuren 4 en 5.

20 Op een locatie achter de schuif 6 zijn ter plaatse van scharnieren 10a,10b de binneneinden van twee houderstangen 11a,11b scharnierbaar met de hoofdbalk 5 verbonden. De buiteneinden van de twee houderstangen 11a,b zijn ter plaatse van scharnieren 12a, 12b scharnierbaar verbonden met de zijarmen 8a,b, op afstand van de scharnieren 7a,b, in dit voorbeeld op ongeveer 1/3 van de lengte van 25 de zijarmen 8a,b. De scharnieren 10a,b zijn plaatsvast op de hoofdbalk 5.

De houderstangen 11 a,b, de hoofdbalk 5 en de gedeelten van de zijarmen 8a,b tussen de beide scharnieren 7a en 12a, 7b en 12b bepalen telkens een driehoek waarvan de langszijde langs de hoofdblak in lengte veranderbaar is, door verplaatsing van de schuif 6. Voor verplaatsing van de schuif 6 is een cilinder 30 13 voorzien, die met het ene uiteinde, in dit voorbeeld het eind van de cilindermantel 15 (figuren 4 en 5), vast bevestigd is aan de hoofdbalk 5, en met het andere eind, in dit voorbeeld de zuigerstang 16, bevestigd is aan de schuif 6. Door niet weergegeven bedieningsleidingen, hydraulisch of pneumatisch, activeerbaar vanuit 5 de trekker, kan de cilinder 13 bediend worden om de schuif 6 naar voren of naar achteren langs de hoofdbalk 5 te verplaatsen.

In de in figuur 1 weergegeven werkstand zijn de zijarmen 8a,b maximaal uitgevouwen. De houderstangen 11a,b reiken dwars op de langsas S en 5 de zijarmen 8a,b staan onder een achterwaarts openende hoek van ongeveer 65 graden op de langsas S.

In figuur 2 is een smallere werkstand weergegeven, waarin de schuif 6 door uitzetting van cilinder 13 een eind naar voren is verplaatst, waardoor de langszijden van de voornoemde driehoeken zijn vergroot en de voornoemde hoek is 10 verkleind tot -hier- 45 graden. Door de parallellogramopstelling van richtstangen 17a,b, naven 14a,b, zijarmen 8a,b en schuif 6 blijven de steunwielen 9a,b in rijrichting gericht.

In figuur 3 is de cilinder 13 maximaal uitgezet en is de schuif 6 tot vlak achter de koppeling 3 opgeschoven. De langszijden van de voornoemde driehoeken 15 hebben nu hun maximale lengte en de houderstangen 11a,b zijn langs de hoofdbalk 5 gelegen, waarbij de zijarmen 8a,b een kleine hoek van ongeveer 7 graden maken met de langsas S. De binneneinden van de zijarmen 8a,b zijn daarbij zo dicht mogelijk bij de koppeling gebracht, zover mogelijk vóór de steunwielen 9a,b, zodat een groot deel van het gewicht daarvan en van de door de zijarmen 20 gedragen werktuigen opgenomen kan worden door de koppeling 3/de trekker 2, zie ook figuur 4. De inrichting 4 heeft dan als enige steunpunten de steunwielen 9a,b en de koppeling 3 met de trekker 2.

De bovenstaande beschrijving is opgenomen om de werking van voorkeursuitvoeringen van de uitvinding te illustreren, en niet om de reikwijdte van 25 de uitvinding te beperken. Uitgaande van de bovenstaande uiteenzetting zullen voor een vakman vele variaties evident zijn die vallen onder de geest en de reikwijdte van de onderhavige uitvinding.

103 7561

Claims

1. Inrichting omvattend een frame met een zich in een langsrichting uitstrekkende hoofdbalk, die een langsas bepaalt, en twee zich aan weerszijden van de hoofdbalk uitstrekkende zijarmen voor ondersteuning van één of meer landbouwwerktuigen, waarbij de zijarmen aan een binneneind scharnierbaar 5 verbonden zijn met een langs de hoofdbalk verschuifbare schuifverbinding, waarbij de zijarmen verplaatsbaar zijn tussen een transportstand, waarin zij zich in hoofdzaak langs de hoofdbalk uitstrekken, onder een eerste hoek met de hoofdbalk, en een werkstand waarin de zijarmen zich onder een tweede hoek, groter dan de eerste hoek, uitstrekken vanaf de hoofdbalk, waarbij de zijarmen verplaatsbaar zijn 10 tussen de transportstand en de werkstand door verschuiving van de schuifverbinding langs de hoofdbalk aldaar.

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij de inrichting een vooreind en een achtereind heeft, waarbij de schuifverbinding in de transportstand dichter bij het vooreind gelegen is dan in de werkstand.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, waarbij de zijarmen en de hoofdbalk op afstand van de schuifverbinding met elkaar verbonden zijn door een betreffende houderstang die aan beide uiteinden scharnierbaar verbonden is met de betreffende zijarm en de hoofdbalk.

4. Inrichting volgens conclusie 3, waarbij de binneneinden van de 20 houderstangen beschouwd in langsrichting plaatsvast op de hoofdbalk bevestigd zijn.

5. Inrichting volgens conclusie 4, waarbij de hoofdbalk aan een vooreind voorzien is van middelen voor koppeling met een trekker, waarbij de binneneinden van de houderstangen en de koppelmiddelen onderling plaatsvast zijn beschouwd 25 in langsrichting.

6. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij elke zijarm voorzien is van een steunwiel voor ondersteuning van de zijarm in de werkstand en in de transportstand.

7. Inrichting volgens conclusies 5 en 6, waarbij de koppelmiddelen en de 30 beide steunwielen in de transportstand de enige steunpunten voor de inrichting 103 7561 "1 9 vormen.

8. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij elk der zijarmen één of meer werktuigen dragen.

9. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, voorzien van 5 middelen voor koppeling aan een trekker, in het bijzonder ter plaatse van een vooreind van de inrichting.

10. Samenstel van een inrichting volgens conclusie 9 en een daarmee gekoppelde trekker. 1 03 7561