NL7905558A - Op een trekker monteerbare en afneembare draag- en manoeuvreerinrichting voor een werktuig. - Google Patents

Description

J* ^ jr * i

The Continental Commercial and Production Company B.V., te Amsterdam.

Op een trekker monteerbare en afneembare draag- en manoeu-vreerinrichting voor een werktuig

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een op een trekker monteerbare en afneembare draag- en manoeuvree> inrichting voor een werktuig, welke manoeuvreerinrichting een gelede mast omvat, die op de trekker of een daaraan be-5 vestigde console is gemonteerd en waarbij de eerste of binnenste mastarm ten opzichte van de console, de mastarmen ten opzichte van elkaar en het werktuig ten opzichte van de laatste of buitenste mastarm ten opzichte van elkaar beweegbaar zijn door middel van hydraulische cilinders.

10 Bij de tot nu toe toegepaste draag- en manoeuvreer inri chtingen voor een werktuig op een trekker, welk werktuig in het bijzonder voor de bewerking van de grond en/of daarop staande gewassen wordt gebruikt, kunnen met het werktuig geen taluds, slootkanten en dergelijke en in het bij-15 zonder niet de bodem voor de trekker en vlak naast de trekker worden bewerkt, zonder de stabiliteit van de combinatie van de trekker, de manoeuvreerinrichting en het werktuig ongunstig te beïnvloeden. Ook is het monteren en demonteren van de manoeuvreerinrichting met het werktuig aan en van de trekker 20 een moeilijk en omslachtig karwei, waarvoor men een takel of een ander hijstoestel nodig heeft en dat normaal gesproken niet door een man kan worden uitgevoerd. Verder moet voor het monteren van de manoeuvreerinrichting met het werktuig de trekker eerst worden aangepast met aanbouwelementen, waarbij 25 de trekker na het demonteren van de draag- en manoeuvreer- inrichting niet zonder meer voor andere doeleinden kan worden gebruikt, maar eerst de aanbouwelementen moeten worden verwijderd.

790 55 58 ï * 2

De onderhavige uitvinding heeft ten doel, de bezvaren van deze bekende draag- en manoeuvreerinrichting op te heffen.

Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt, doordat de draag- en manoeuvreerinrichting is voorzien van een 5 in hoofdzaak rechthoekig, driezijdig frame, dat aan de vrije uiteinden van de twee in hoofdzaak evenwijdige armen losneembaar op het chassis van de trekker is gemonteerd, met zijn lange arm, die de twee evenwijdige armen verbindt, losneembaar op een van de wielen van de trekker en door middel van 10 steunwielen op de grond is ondersteund en doordat de mast met een draaitafel om een vertikale as draaibaar op het frame is gemonteerd.

Door toepassing van deze maatregelen wordt bereikt, dat de combinatie van de trekker, de manoeuvreerinrichting en 15 het werktuig onder alle omstandigheden een stabiele en bedrijfszekere eenheid vormt, waarbij het werktuig zowel voor, naast als achter de trekker kan werken en waarbij tijdens het uitvoeren van de werkzaamheden door het werktuig de stabiliteit van de trekker niet ongunstig wordt beïnvloed, laat 20 staan verloren gaat, zelfs niet wanneer de trekker naast een waterloop rijdt en het talud moet worden bewerkt, waarbij het werktuig zich onder en zijdelings op afstand van de trekker bevindt. Verder kan men bij het demonteren van de draag-en manoeuvreerinrichting het werktuig en de steunwielen op 25 de grond laten steunen, evenals bij het monteren daarvan, zodat een man het karwei kan klaren.

Bij een voorkeursuitvoeringsvorm van de draag- en manoeuvreerinrichting volgens de uitvinding zijn de armenvan het frame scharnierbaar met elkaar verbonden en met een 3O borgpen ten opz^ichte van elkaar vastzetbaar, zijn de vrije uiteinden van de twee in hoofdzaak evenwijdige armen voorzien van een vork met een of meer boringen, welke vork kan samenwerken met een draagblok, dat op het chassis aan de voor- en de achterzijde van de trekker is gemonteerd en is 35 voorzien va» een boring, die op e'en lijn met de boringen in 790 5 5 58 * ·3 3 vork kan worden gebracht, door welke boringen een borgpen kan worden gestoken, is op de lange arm van het frame een lagerbok bevestigd, waarin een horizontale lagertap tegen veerkracht in op en neer verschuifbaar is gelagerd, welke lagertap is gelagerd in een lagerbus, die met behulp van een kruisraam op de wielschijf van het achterwiel is bevestigd en zijn de steunwielen van het frame in vertikale richting verstelbaar door middel van een of meer hydraulische cilinders en dwars op de lange arm van het frame uitschuifbaar en in-Q trekbaar.

Dankzij deze uitvoeringsvorm van de draag- en manoeuvreerinrichting volgens de uitvinding kan de gehele inrichting met het frame gemakkelijk en snel aan de trekker worden gemonteerd en van de treHer gedemonteerd, waarna de trekker zonder meer kan worden gebruikt voor alle andere 15 .

werkzaamheden, waarvoor een trekker normaal geschikt is.

Deze uitvoeringsvorm van de draag- en manoeuvreerinrichting . is robuust en tegelijkertijd toch gemakkelijk hanteerbaar.

Bij een bijzonder doelmatige uitvoeringsvorm van de draag- en manoeuvreerinrichting volgens de uitvinding is het 20 werktuig door middel van hydraulische aandrijfinrichtingen universeel beweegbaar aan de laatste mastarm gemonteerd.

Volgens de uitvinding is bij toepassing van een maaibalk als werktuig de maaibalk om een as loodrecht op de ^ laatste mastarm zwenkbaar, om een as loodrecht op de genoemde as en de mastarm kantelbaar door middel van hydraulische cilinders en om de as van de mastarm zwaaibaar door middel van een hydromotor.

Daardoor kan het werktuig onafhankelijk van de stand ^ van de trekker en/of van de manoeuvreerinrichting de beoogde werkzaamheden aan de bodem en/of de daarop staande gewassen uitvoeren. Men is in staat, niet alleen voor, onder en zijdelings van de trekker op de vlakke grond te werken, maar ook op taluds en op vlakke stukken grond zowel boven als onder het horizontale vlak, waarop de trekker rijdt. Indien 79055 58 * k het nodig kan men met de trekker ook opltalud zelf rijden.

De uitvinding zal aan de hand van de tekening met een paar uitvoeringsvoorbeelden nader worden toegelicht.

Fig. 1 is een perspectivisch aanzicht van een trekker 5 met de daarop gemonteerde draag- en manoeuvreerinrichting volgens de uitvinding, voorzien van een maaibalk als werktuig.

Fig. 2 komt overeen met fig. 1, waarbij de manoeuvreer-inrichting is voorzien van een maaikorf.

10 Fig. 3 is een bovenaanzicht van het frame van de draaginrichting volgens de uitvinding.

Fig. k is een langs doorsnede van de lagerbok op het frame volgens de lijn IV-IV in fig. 3 en

Fig. 5 is een perspectivisch aanzicht van een geleide-15 blok in de lagerbok volgens fig. h.

De draag- en manoeuvreerinrichting volgens de uitvinding die in fig. 1 is getekend, bestaat uit de eigenlijke draaginrichting 1, de manoeuvreerinrichting 2 en het werktuig 3, die als een eenheid aan de trekker ^ kunnen worden 20 gemonteerd en daarvan ge/demonteerd.

De draaginrichting bestaat uit een in hoofdzaak rechthoekig, driezijdig frame 1, zie in het bijzonder fig. 3, dat is voorzien van een lange arm 5, die in gemonteerde toestand in hoofdzaak evenwijdig is aan de langsas 6 van de 25 trekker 1* en van twee in gemonteerde toestand in hoofdzaak loodrecht op de arm 5 staande, evenwijdige korte armen 7 en 8, die draaibaar om een scharnierpen 9 met de lange arm 5 zijn verbonden en door middel van een bout met vleugelmoer 10 vast met de arm 5 verbindbaar zijn, welke bout uitsteekt door een vast op de armen 7 en 8 gelaste plaat 11.

30 De armen 7 en 8 zijn aan hun vrije uiteinde voorzien van een vork 12, waarbij in beide ‘'tanden" een drietal paren op een lijn liggende boringen 13 zijn aangebracht. Op het chassis 1U van de trekker is aan de voor- en achterzijde en 2^ in het langsmiddenvlak van de trekker een draagblok 15 vast- 790 5 5 58 -*» 5 gezet, dat is voorzien van een vierkante of rechthoekige pen 16 met een vertikale boring 17· Na het opschuiven van de vorken 12 op de pennen 16 kan het frame 1 worden vastgezet met een borgbout 18, die door een paar boringen 13 in de vork 5 en de boring 17 in de pen 16 kan worden gestoken.

Het frame 1 is verder met de lange arm 5 ondersteund op een van de achterwielen van de trekker U. Daartoe is op de wielschijf 19 een kruisraam 20 bevestigd met bouten 21, die zijn geschroefd in blokken 22, die op de wielschijf 19 10 zijn vastgelast. Concentrisch ten opzichte van de wielas 23 is op het kruisraam 20 een lager 2h vastgelast, dat is voorzien van een bijvoorbeeld bron bronzen lagerbus 25·

In de lange arm 5 van het frame 1, zie de streeplijn in de doorsnede volgens fig. 4, is een holle veerbok of 15 hol veerhuis 26 vastgelast, dat aan de van het ν/·ίβ1 af gekeer de zijde is voorzien van een wand 27» waarin een vertikale langwerpige sleuf 28 is aangebracht. Door de sleuf 28 is van buitenaf een as 29 gestoken in de lagerbus 25· De as 29 wordt aan de buitenzijde van het veerhuis 26 tegengehouden 20 door een draaibare borgklem 29r, die draaibaar is om een bevestigingsbout 29" in de wand 27· Op de as 29 is met behulp van een bronzen lagerbus 30 een veerblok 31 gemonteerd, dat met behulp van pennen 32 (zie fig. 5) aan weerszijden is geleid in een vertikale sleuf (niet getekend) in de beide 25 zijwanden 33 van het veerhuis 26. Het veerblok 21 is aan zijn boven- en ondervlak voorzien van een veerhouder 31*, terwijl de boven- en onderwand 35 resp. 36 van het veerhuis 26 aan de binnenzijde eveneens zijn voorzien van een veerhouder 37.

Tussen het veerblok 31 en de bovenwand 35 respectievelijk 3O de onderwand 36 is op de veerhouders 31* en 37 een sterke druk- veer 38 gemonteerd.

Het frame 1 is bij de uitvoeringsvormen volgens de fig. 1 en 2 op de grond gesteund door middel van een stel wielen 39» die zijn gemonteerd op assen Uo, die langs hydrau-35 lische weg op en neer beveegbaar zijn en dis langs mechanische 7905558 Ö' * 6 weg uitschuifbaar en intrekbaar zijn dwars op de lange arm 5 van het frame 1, zodanig, dat de wielen 39 eventueel op een lager liggende weg of pad of een talud kunnen rijden, terwijl de trekker op een hoger liggende weg of pad rijdt en 5 dat de wielen 39 hij uitgeschoven assen 1*0 op relatief grote afstand van de wielen van de trekker op de grond steunen, waarbij beide mogelijkheden afzonderlijk of in combinatie kunnen worden toegepast. Bij toepassing van dwars op de lange arm 5 van het frame 1 uitgeschoven steunwielen 39, die langs 10 hydraulische weg op de juiste hoogte worden ingesteld, krijgt men een zeer stabiele combinatie van trekker, manoeuvreer-inrichting en werktuig, waarmee de werkzaamheden in of op de grond en/of de daarop staande gewassen onberispelijk kunnen worden uitgevoerd.

15 Op de lange arm 5 van het frame 1 is ook een console 1*1 met een draaiplateau 1*2 gemonteerd, waarop een op console 1*3 van de manoeuvreerinrichting 2 is vastgezet. Het draaiplateau 1*2 is langs hydraulische of electrische weg draaibaar om een vertikale as , bijvoorbeeld met behulp van een 20 hydraulische motor. Aan de console 1*3 is scharnierbaar om een as 1*1* de eerste arm 1*5 van de manoeuvreerinrichting 2 gemonteerd. De arm 1*5 is in een vertikaal vlak beweegbaar door middel van een hydraulische cilinder 1*6, die scharnierbaar aan de console 1*3 en de arm 1*5 is bevestigd. Aan het uiteinde 25 van de arm 1*5 is door middel van een paar platen of een console 1*7, die draaibaar is om een as 1*8, een tweede arm 1*9 scharnierbaar gemonteerd, waarbij de arm 1*9 in een vertikaal vlak beweegbaar is door middel van eenhydraulische cilinder 50, die scharnierbaar met de arm 1*9 en de console 1*7 is 30 verbonden. De console 1*7 is op de arm 1*9 vastgelast.

Het werkt^uig 3» bij de uitvoeringsvorm volgens fig. 1 een maaibalk, is om de as 51 van de buisvormige arm 1*9 zwaaibaar door middel van een hydraulische motor 52, die is verbonden met de vork 53, waaraan de maaibalk 3 schar-35 nierbaar om een pen 5I+ is bevestigd door middel van een zwenk- 7905558 Λ * 7 inrichting 55» die wordt bediend door een hydraulische cilinder 56. De zwenkinrichting 55 is voorzien van een lager 57, waarbij de maaibalk 3 om een as 58, die normaal loodrecht op de as 51 van de arm U9 staat, op en neer zwaaibaar 5 is door middel van een hydraulische cilinder 59 op de zwenk- inrichting 55. Daarmee is het werktuig 3 universeel beweegbaar aan de laatste of buitenste arm U9 van de manoeuvreer-inrichting 2 gemonteerd, waarbij het werktuig 3 binnen het bewegingsbereik van de toegepaste hydraulische cilinders 10 in elke willekeurige stand ten opzichte van de arm ^9 of de trekker de beoogde werkzaamheden kan uitvoeren. De maaibalk 3 kan worden aangedreven door een niet getekende hydraulische motor.

Bij de uitvoeringsvorm van de draag- en manoeuvreer-15 inrichting volgens fig. 2 is op de lange arm 5 van het frame 1 een console 60 met een draaiplateau 61 gemonteerd, waarop een console 62 van de manoeuvreerinrichting 2' is vastgezet.

' Het draaiplateau 61 is evenals het draaiplateau h2 langs hydraulische of electrische weg draaibaar om een vertikale 20 as, bijvoorbeeld met behulp van een hydraulische motor.

Aan de console 62 is scharnierbaar om een as 63 de eerste arm 6h van de manoeuvreermast 2' gemonteerd. De arm 6U is in een vertikaal vlak beweegbaar door middel van een hydraulische cilinder 65, die scharnierbaar aan de console 62 en de arm 25 6k is bevestigd. Aan het uiteinde van de arm 6k is scharnier baar om een as 66 een tweede arm 67 gemonteerd, die ten opzichte van de eerste arm 6^ beweegbaar is door middel van een hydraulische cilinder 68, die scharnierbaar aan de eerste en de tweede arm is gemuteerd. Het werktuig 3' is aan het 3O andere einde van de arm 67 scharnierbaar om een as 68 en om de as beweegbaar door middel van een hydraulische cilinder 69, die scharnierbaar aan het werktuig 3' en aan de arm 67 is bevestigd. Het als uitgevoerde werktuig 3' is voorzien van een eigen hydraulische motor 70, die de maai-35 balk 71 aandrijft en van een korf 72 voor het tran- 79055 58

Claims (3)

1. Op een trekker monteerbare en afneembare draag- en manoeuvreerinrichting voDr een werktuig, welke manoeuvreer- inrichting een gelede mast omvat, die op de trekker of een daaraan bevestigde console is gemonteerd en waarbij de eerste of binnenste mastarm ten opzichte van de console, de mast- armen ten opzichte van elkaar en het werktuig ten opzichte van de laatste of buitenste mastarm ten opzichte van elkaar be- 20 weegbaar zijn door middel van hydraulische cilinders, met het kenmerk, dat de draag- en manoeuvreerinrichtingis voorzien van een in hoofdzaak rechthoekig, driezijdig frame (1) dat aan de vrije uiteinden van de twee in hoofdzaak evenwijdige armen (7, 8) losneembaar op het chassis (1) van de trekker (U) is bevestigd, met zijn lange arm (5)» die de twee even- 35 79055 58 wijdige armen (7, 8) verbindt, losneembaar op een van de wielen van de trekker en door middel van steunwielen (39) op de grond is ondersteund en dat de mast (2, 2') met een draaitafel (U2, 61) om een vertikale as draaibaar op het 5 frame (1) is gemonteerd.

2. Draag- en manoeuvreerinrichting volgens conclusie 1, bu t het kenmerk, dat de armen (7* 8) van het frame (1) scharnierbaar Γ9) met elkaar zijn verbonden en met een borgpen (10) ten opzichte van elkaar vastzetbaar zijn, dat de 10 vrije uiteinden van de twee in hoofdzaak evenwijdige armen (7, 8) zijn voorzien van een vork (12) met een of meer boringen (13), welke vork kan saaenwerken met een draagblok (15, 16) dat op het chassis (1¼) aan de voor- en achterzijde van de trekker (¼) is gemonteerd en is voorzien van een 15 boring (17), die op een lijn met de boringen (13) in de vork kan worden gebracht, door welke boringen een borgpen (18) kan worden gestoken, dat op de lange arm (5) van het frame (1) een lagerbok (26) is bevestigd, waarin een horizontale lagertap (29) tegen veerkracht (38) in op en neer ver-20 schuifbaar is gelagerd, welke lagertap is gelagerd in een lagerbus (25), die met behulp van een kruisraam (20) op de wielschijf (19) van het achterwiel is bevestigd en dat de steunwielen (39) van het frame (1) in vertikale richting verstelbaar zijn door middel van een of meer hydraulische 25 cilinders en dwars op de lange arm (5) van het frame (1) uit schuifbaar en intrekbaar zijn.

3. Draag- en manoeuvreerinrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk« dat het werktuig (3) door middel van hydraulische aandrijfinrichtingen (52, 56, 59) universeel 3O scharnierbaar aan de laatste of buitenste mastarm (k9) is gemonteerd. U. Draag- en manoeuvreerinrichting volgens conclusie 3, mebhet kenmerk, dat bij toepassing van een maaibalk (3) als werktuig de maaibalk om een as (57, 58) loodrecht op de 35 laatste mastarm (1*9) zwenkbaar is en om een as (59) loodrecht 7905558 op de genoemde as (57, 58) en de mastarm (i*9) kantelbaar is door middel van een hydraulische cilinder (59) respectievelijk 56) en om de as (51) van de mastarm (U9) avaaibaar is door middel van een hydraulische motor (52)* 5 5* Op een trekker monteerbare en afneembare draag- en manoeuvreerinrichting voor een werktuig, in hoofdzaak zoals beschreven in de beschrijving en/of weergegeven in de tekening. 7905558