NL1029929C2 - Flexibele koppeling machineraam aan front getrokken bok. - Google Patents

Description

Flexibele koppeling machineraam aan front getrokken bok

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een flexibele koppeling tussen een 5 werktuig (bijvoorbeeld een maai-inrichting) en een dragervoertuig (bijvoorbeeld een tractor), omvattende een front getrokken driepuntsbok, een draagframe, een tweetal draagarmen in de lengterichting van het dragervoertuig voor elkaar gemonteerd en een machineraam, waarbij het werktuig in horizontale richting bewogen kan worden door middel van een hydraulische cilinder of ander hulpmiddel, waarbij de rand van het machineraam hiertoe in een rails 10 gemonteerd op het werktuig valt, waarbij het machineraam, via de draagarmen en door middel van schamierpennen, draaibaar verbonden is aan het draagframe, waarbij de achterste draagarm aan de bovenzijde door middel van een cilinderbevestiging bevestigd is aan een cilinder, waarbij deze cilinderbevestiging bestaat uit een sleuf waardoor de pen van de stangzijde van de cilinder vrij kan bewegen, waarbij de bodemzijde van de cilinder is 15 bevestigd aan het draagframe, waarbij het draagframe met behulp van schamierpennen en een horizontale, in lengterichting wijzende draaias draaibaar verbonden is aan de driepuntsbok, waarbij de aanslagbouten aan de dragervoertuigzijde van de achterste draagarmen tegen de aanslag van de driepuntsbok slaan als het machineraam volledig wordt geheven.

20 Een koppeling van een front getrokken bok aan een machineraam is in de stand der techniek algemeen bekend. Voor het met behulp van een werktuig bewerken van oppervlaktes (zoals bijvoorbeeld een grasveld) wordt vaker gebmik gemaakt van een dergelijke constructie. Het feit dat het werktuig zich vóór het dragervoertuig bevindt heeft twee grote voordelen. Ten eerste heeft de bestuurder van het dragervoertuig een beter overzicht op de werkzaamheden en 25 het functioneren van het werktuig. Ten tweede wordt het te bewerken terrein bewerkt vóórdat het wordt platgereden door het dragervoertuig. Werktuigen welke zich achter het dragervoertuig bevinden hebben deze voordelen niet. Door middel van de constructie met de bok wordt het werktuig getrokken hetgeen het grote voordeel heeft dat het werktuig minder makkelijk achter oneffenheden in het terrein blijft hangen. Een dergelijk in de stand der 30 techniek algemeen bekende koppeling van een front getrokken bok aan een machineraam zorgt voor een koppeling met name in zijdelingse richting van het machineraam en werktuig aan het dragervoertuig. In de praktijk bestaat er voor bepaalde terreinsoorten en vormen van bewerking (bijvoorbeeld het maaien van bermen) behoefte aan een werktuig dat op een flexibele manier gebruikt kan worden zodat obstakels en oneffenheden in het terrein minder 1 029929 2 bezwaarlijk zijn. Het is het doel van deze uitvinding om aan deze behoefte tegemoet te komen.

Dit doel wordt bij de hierboven beschreven koppeling verwezenlijkt doordat het S werktuig door middel van een hydraulische cilinder of ander hulpmiddel in horizontale richting ten opzichte van het machineraam bewogen kan worden. Hiermee wordt een zogenaamde “side-shift” gerealiseerd. Hierdoor kan bijvoorbeeld rond obstakels heen worden gestuurd. Doordat het draagframe met behulp van schamierpennen draaibaar verbonden is aan de bok heeft het machineraam tevens de vrijheid om bijvoorbeeld oneffenheden in het 10 landschap in een richting loodrecht op de rijrichting te volgen. Ook de, indirect via de draagarmen, draaibare verbinding met schamierpennen van het machineraam aan het draagframe biedt het machineraam een dergelijke vrijheid in de lengterichting van het dragervoertuig. Het machineraam kan verder door middel van de cilinder waarmee haar achterste arm verbonden verticaal ten opzichte van het dragervoertuig worden bewogen. Dit 15 biedt naast diverse transport- en manoeuvreervooidelen, tevens de mogelijkheid het machineraam en werktuig zodanig te heffen dat, alhoewel het werktuig zijn bewerkingen uitvoert, een bepaalde mate van bodemonüasting wordt gerealiseerd. Wanneer het machineraam volledig wordt geheven slaan de aanslagbouten aan de dragervoertuigzijde van de achterste draagarm tegen de aanslag van de driepuntsbok. Hierdoor wordt de flexibiliteit 20 van het de gehele koppeling opgeheven en is het machineraam en werktuig vast gefixeerd ten opzichte van het dragervoertuig.

De uitvinding zal hieronder nader aan de hand van een in de tekening 1 t/m 4 afgebeeld uitvoeringsvoorbeeld nader verduidelijkt worden. Daarbij toont: 25 Fig. 1 het complex van dragervoertuig, driepuntsbok, koppeling, machineraam en werktuig;

Fig. 2 het complex van fig. 1 in vooraanzicht;

Fig. 3 het complex van fig. 1 in zijaanzicht; en

Fig. 4 de verschillende delen van de cilinderbevestiging van de achterste draagarm.

30

In fig. 1 is het werktuig (1) en het dragervoertuig (2) weergegeven, waarbij een front getrokken driepuntsbok (3) op het dragervoertuig is gemonteerd. Op de driepuntsbok is vervolgens een draagframe (4) gemonteerd, welke door middel van een tweetal draagarmen die in de lengterichting van het dragervoertuig voor elkaar zijn gemonteerd (5+6) aan het 1 02992 9 3 machineraam (7) is verbonden. Het machineraam kan in horizontale richting bewogen worden door middel van een hydraulische cilinder of ander hulpmiddel (8). De rand van het machineraam (9) valt hiertoe in een rails (10) welke op het werktuig is gemonteerd. Het machineraam is via de draagarmen en door middel van schamierpennen (11), draaibaar 5 verbonden aan het draagffame. De aanslagbouten (12) aan de dragervoertuigzijde van de achterste draagarmen slaan tegen de aanslag (13) van de driepuntsbok als het machineraam volledig wordt geheven.

In fig.2 is te zien dat het werktuig ten opzichte van het machineraam in horizontale richting 10 (14) bewogen kan worden.

In fig. 3 is te zien dat het draagframe met behulp van schamierpennen en een horizontale, in lengterichting wijzende, draaias (15) draaibaar verbonden is aan de driepuntsbok.

15 In fig. 4 zijn de verschillende delen van de cilinderbevestiging van de achterste draagarm weergegeven. Hierbij wordt getoond hoe de achterste draagarm aan de bovenzijde door middel van een cilinderbevestiging (16) bevestigd is aan een cilinder (17). Deze cilinderbevestiging bestaat uit een sleuf (18) waardoor de pen van de stangzijde (19) van de cilinder vrij kan bewegen. De bodemzijde (20) van de cilinder is bevestigd aan het 20 draagframe, waarbij het draagframe met behulp van schamierpennen en een horizontale, in lengterichting wijzende, draaias (21) draaibaar verbonden is aan de driepuntsbok, j

Begrepen dient te worden dat in het bovenstaande slechts een uitvoeringsvoorbeeld van de onderhavige uitvinding weergegeven is. Bij degene bekwaam in de stand der techniek 25 zullen dadelijk varianten opkomen die liggen binnen het bereik van de bijgaande conclusies en voor de hand liggend zijn na het bovenstaande.

1 0299 2 9

Claims (6)

1. Flexibele koppeling tussen dragervoertuig en machineraam bestemd voor montage aan een op een dragervoertuig gemonteerde driepuntsbok en bestaande uit een 5 scharnierend aan de driepuntsbok gekoppeld draagframe en een door middel van draagarmen daarmee verbonden machineraam, dat loodrecht op, en rond een in de rijrichting van het dragervoertuig liggende langsas beweegbaar met de driepuntsbok is verbonden, met het kenmerk, dat de draagarm op een wijze is uitgevoerd en aangebracht, dat deze daarbij een draaibewegingsmogelijkheid 10 tussen het draagframe en het machineraam toelaat rond dwars ten opzichte van de rijrichting gelegen assen.

2. De flexibele koppeling volgens conclusie 1, met het kenmerk dat het werktuig door middel van een hydraulische cilinder of ander hulpmiddel zijdelings verplaatsbaar is ten opzichte van het machineraam.

3. Werktuig volgens conclusie’s 1 en 2, met het kenmerk dat de beweging van de draagarm naar boven toe kan worden gerealiseerd door een hefvoorziening teneinde het machineraam te kunnen heffen ten opzichte van het draagframe.

4. Werktuig volgens conclusies 1, 2 en 3 met het kenmerk dat de hefvoorziening aan één uiteinde is voorzien van een pen en de achterste draagarm van een 20 sleufgatconstructie zodanig, dat bij de kortste lengte van de hefvoorziening het draagraam zich verticaal vrij kan bewegen.

5. Werktuig volgens conclusies 1,2, 3 en 4 met het kenmerk dat het draagframe aan weerszijden is voorzien van aanslagen en dat de achterste draagarm aan weerszijden is voorzien van instelbare aanslagbouten, zodanig dat in geheven 25 toestand het werktuig volledig parallel en vast gefixeerd met het dragervoertuig kan worden afgesteld.

6. Werktuig volgens conclusies 1,2,3,4 en 5, met het kenmerk dat de hefvoorziening kan worden voorzien van een instelbare veer zodanig, dat een deel van de massa van het werktuig wordt gedragen door het draagframe teneinde een 30 bodemontlasting te realiseren. 1 02992 9