NL1037078C2

NL1037078C2 - Landbouwmachine.

Info

Publication number: NL1037078C2
Application number: NL1037078A
Authority: NL
Inventors: Sjoerd Sieger Vries
Original assignee: Lely Patent Nv
Priority date: 2009-06-26
Filing date: 2009-06-26
Publication date: 2010-12-28
Also published as: DK2445330T3; US20120085075A1; EP2445330B1; US20140007552A1; EP2445330A1; US8555606B2; US9125337B2; WO2010151111A1

Description

Landbouwmachine

De uitvinding heeft betrekking op een landbouwmachine volgens de aanhef van conclusie 1. Een dergelijke landbouwmachine wordt bijvoorbeeld 5 toegepast als maaier. Een voorbeeld van een dergelijke maaier is de Splendimo 321 PC, die op de markt wordt gebracht door Lely Groep, Maassluis, Nederland.

Bij bepaalde toepassingen is het gewenst dat een landbouwwerktuig zijdelings van een trekkend voertuig wordt voortbewogen. Het is bekend om een scharnierbare trekboom te voorzien die een zijdelingse verplaatsing van het 10 werktuig ten opzichte van het bevestigingspunt aan de tractor mogelijk maakt. Daarbij blijft de landbouwmachine in verschillende zijdelingse standen en tijdens het verplaatsen tussen deze standen werkzaam.

Bijvoorbeeld tijdens het maaien met een maaier van dit type zal de maai-inrichting tijdens het maaien in de meeste zijdelingse stand worden 15 geplaatst, d.w.z. dat de maai-inrichting ten opzichte van de rijrichting zover mogelijk naast het trekkende voertuig wordt geplaatst. Deze stand wordt ook wel aangeduid als werkstand. In deze werkstand is het mogelijk om een strook gewas te maaien zonder dat over deze strook hoeft te worden gereden door het trekkende voertuig. Dit is bijvoorbeeld voordelig bij het maaien van een strook die 20 schuin afloopt, bijvoorbeeld een slootkant.

Indien er echter obstakels, zoals paaltjes of bomen aanwezig zijn op de te maaien strook moet de maai-inrichting tijdelijk meer achter of volledig achter het trekkende voertuig worden geplaatst. Tijdens deze zijdelingse verplaatsingen van de maaier blijft de maaier werkzaam, zodat de maaiwerkzaamheden zonder 25 vertraging kunnen worden voortgezet.

Een nadeel van de bekende landbouwmachine is dat het scharnierpunt van de trekboom op het frame en het scharnierpunt van de aandrijfas op het werktuig in hoofdzaak op eenzelfde verticale hartlijn moeten liggen, of ten minste dat de scharnierpunten van de aandrijfas en de trekboom 30 gezien in de gebruikelijke rijrichting op eenzelfde lijn liggen.Het is een doel van de uitvinding een landbouwmachine te verschaffen van het in de aanhef van conclusie 1 genoemde type waarbij het genoemde nadeel niet aanwezig is, of ten minste om een alternatieve landbouwmachine te verschaffen.

De uitvinding verschaft een landbouwmachine omvattende: 1037078 2 een bevestigingsinrichting die aan een trekkend voertuig te bevestigen is om de landbouwmachine in een gebruikelijke rijrichting (A) voort te bewegen, een frame, 5 - een aan het frame bevestigd werktuig, een langwerpige trekboom, met een eerste uiteinde dat scharnierend is bevestigd aan de bevestigingsinrichting, en een tweede uiteinde dat scharnierend is bevestigd aan het frame, en een actuator die is voorzien tussen het frame en de trekboom, om het frame 10 te bewegen tussen ten minste een transportstand waarin het frame zich in de gebruikelijke rijrichting ten minste gedeeltelijk achter de bevestigingsinrichting bevindt en een werkstand waarin het frame zich in de gebruikelijke rijrichting zijdelings van bevestigingsinrichting bevindt, met het kenmerk, dat de landbouwmachine omvat: 15 - een telescopische aandrijfas omvattende een eerste asdeel met een eerste asuiteinde van de telescopische aandrijfas, en een ten opzichte van het eerste asdeel beweegbaar tweede asdeel met een tweede asuiteinde van de telescopische aandrijfas, waarbij het eerste asuiteinde is verbonden met de bevestigingsinrichting en het tweede asuiteinde is verbonden met het 20 werktuig, en een stuurinrichting die is ingericht om het eerste asdeel van de telescopische aandrijfas in hoofdzaak te richten naar het tweede asuiteinde van de telescopische aandrijfas.

Door het verschaffen van een stuurinrichting die het eerste asdeel 25 gericht houdt naar het tweede asuiteinde blijven het eerste asdeel en het tweede asdeel ten opzichte van elkaar uitgelijnd. Daardoor blijft de aandrijfas bij een zijdelingse verplaatsing van het werktuig aandrijfbaar zonder dat er een aanzienlijke kans is op beschadiging van de aandrijfas.

Daarbij is het niet benodigd dat de scharnierpunten van het tweede 30 uiteinde van de trekboom en het tweede asuiteinde van de aandrijfas in hoofdzaak boven elkaar dienen te worden geplaatst. Als gevolg kan het scharnierpunt van het tweede uiteinde van de trekboom dichter bij de achterzijde van de combinatie van frame en werktuig worden geplaatst. Hierdoor ontstaat er een gunstigere relatie tussen het scharnierpunt van de trekboom, het zwaartepunt van de 3 combinatie van frame en werktuig, en de locatie van de wielen van de maaimachine, waardoor de stabiliteit van de landbouwmachine wordt verbeterd.

In een uitvoeringsvorm omvat de stuurinrichting een stuurstang, die met een eerste stuurstanguiteinde scharnierend is verbonden met een 5 ondersteuning van het eerste asdeel en met een tweede stuurstanguiteinde scharnierend is verbonden met het frame. Door het voorzien van een stuurstang kan een ondersteuning van het eerste asdeel gedraaid worden bij een zijdelingse verplaatsing van het frame, waarbij het eerste asdeel gericht blijft naar het tweede asuiteinde.

10 De ondersteuning kan een lager zijn waarin het eerste asdeel roteerbaar is ondersteund, of een niet met het eerste asdeel mee roterende behuizing of dergelijke.

Daarbij is bij voorkeur op de ondersteuning een zich ten minste gedeeltelijk loodrecht op de langshartlijn van de aandrijfas uitstrekkende arm 15 voorzien, waaraan het eerste stuurstanguiteinde scharnierend is bevestigd. Door een arm te voorzien op de ondersteuning kan het meesturen van het eerste asdeel op eenvoudige wijze worden verwezenlijkt.

In een alternatieve uitvoeringsvorm van een stuurinrichting omvat deze een stuurstang met een eerste uiteinde en een tweede uiteinde, waarbij het 20 tweede uiteinde scharnierend is verbonden met het frame, en een stuurjuk met een eerste jukarm en een tweede jukarm, waarbij het stuurjuk tussen de eerste en tweede jukarm scharnierend is bevestigd aan de trekboom, en waarbij de eerste jukarm is bevestigd aan het eerste asdeel en de tweede jukarm scharnierend is gekoppeld aan het eerste uiteinde van de stuurstang.

25

De uitvinding zal hiernavolgend in meer detail worden uitgelegd waarbij zal worden verwezen naar de bijgaande tekening waarin:

Figuur 1 een zijaanzicht toont van een uitvoeringsvorm van een landbouwmachine volgens de uitvinding, 30 Figuur 2 een bovenaanzicht van de landbouwmachine van Figuur 1 in transportstand toont, en

Figuur 3 een bovenaanzicht van de landbouwmachine van Figuur 1 in een werkstand toont.

y0 4

Figuren 1, 2 en 3 tonen een uitvoeringsvorm van een landbouwmachine 1, in het bijzonder een maaier, volgens de uitvinding in het geheel aangeduid met het verwijzingscijfer 1. De landbouwmachine 1 is ingericht om met een vooruiteinde van de landbouwmachine bevestigd te worden aan een 5 (niet getoonde) tractor of ander trekkend voertuig om de landbouwmachine in een gebruikelijke rijrichting A voort te bewegen.

De landbouwmachine 1 omvat een frame 2 dat wordt ondersteund door een aantal wielen 3. Aan het frame 2 is een maai-inrichting 4 opgehangen. De maai-inrichting 4 is beweegbaar ten opzichte van het frame 2, zodat deze 10 maai-inrichting 4 door middel van de hydraulische hefcilinder 5 in verschillende posities ten opzichte van het frame 2 te plaatsen is. Bijvoorbeeld zal tijdens transport de maai-inrichting 4 in een relatief hoge positie worden geplaatst, terwijl voor het maaien van een gewas de maai-inrichting 4 nabij de grond zal worden geplaatst. Dergelijke maai-inrichtingen 4 zijn op zich bekend en zullen hier niet 15 verder worden toegelicht.

De landbouwmachine 1 is door middel van een bevestigingsinrichting 6 te bevestigen aan een tractor. De bevestigingsinrichting 6 ondersteunt scharnierend een eerste uiteinde 7a van een trekboom 7. Het tweede uiteinde 7b van de trekboom 7 is scharnierend bevestigd aan het frame 2. Door middel van 20 de trekboom 7 is het frame 2 en daarmee de maai-inrichting 4 voort te trekken door de tractor.

Een hydraulische cilinder 8 is voorzien tussen het frame 2 en de trekboom 7. Door het aansturen van de hydraulische cilinder 8 kan de trekboom 7 in verschillende standen ten opzichte van het frame 2 worden geplaatst. Als 25 gevolg zal de maai-inrichting 4 een andere positie ten opzichte van de tractor innemen. In het bijzonder is het mogelijk om het werktuig in zijdelingse richting, d.w.z. in hoofdzaak loodrecht op de rijrichting A, te verplaatsen tussen een transportstand waarbij het werktuig zich in hoofdzaak recht achter de bevestigingsinrichting 6 bevindt (Figuur 2) en een werkstand waarin het werktuig 30 zich in hoofdzaak zijdelings van de bevestigingsinrichting 6 bevindt (Figuur 3). Het is ook mogelijk om het werktuig te plaatsen in standen tussen deze twee uiterste posities.

Een telescopische aandrijfas 9 is voorzien tussen de bevestigingsinrichting 6 en de maai-inrichting 4 voor het aandrijven van de maai- 5 inrichting 4. De telescopische aandrijfas 9 omvat een eerste asdeel 10 en een tweede asdeel 11. Het eerste asdeel 10 omvat een eerste asuiteinde 9a dat scharnierend aan de bevestigingsinrichting 6 is bevestigd en dat kan worden gekoppeld aan een aandrijving van de tractor. Het tweede asdeel 11 omvat een 5 tweede asuiteinde 9b dat scharnierend is bevestigd aan een op de maai-inrichting 4 voorziene koppeling 12. De koppeling 12 is bij voorkeur een groothoekkoppeling die aandrijving van de maai-inrichting 4 met verschillende oriëntaties van de aandrijfas 9 ten opzichte van de koppeling 12 toelaat.

Het eerste asdeel 10 omvat een cilindrische holte waarin het tweede 10 asdeel 11 in lengterichting verschuifbaar is opgenomen. Door de mogelijke beweging van het tweede asdeel 11 ten opzichte van het eerste asdeel 10 kan de lengteverandering van de aandrijfas 9 tijdens het verplaatsen van het frame 2 van bijvoorbeeld de transportstand naar de werkstand worden opgevangen.

Het wordt daarbij opgemerkt dat het tweede asdeel flexibel is en/of 15 met speling bevestigd is aan de maai-inrichting 4 om bewegingen van de maai-inrichting 4 mogelijk te maken. Verder wordt opgemerkt dat het eerste asdeel 10 en tweede asdeel 11 uit meerdere delen kan bestaan, die eventueel ook verschillende oriëntaties ten opzichte van elkaar kunnenhebben.

Om te zorgen dat de aandrijfas 9 werkzaam blijft tijdens het 20 veranderen van de zijdelingse positie van de maai-inrichting ten opzichte van de bevestigingsinrichting 6, bijvoorbeeld van de werkstand naar de transportstand, is een stuurinrichting 14 voorzien die is ingericht om het eerste asdeel 10 te richten op het tweede asuiteinde 9b zodat het eerste asdeel 10 en het tweede asdeel 11 in een zelfde vlak blijven liggen, d.w.z. dat het eerste asdeel 10 en het tweede 25 asdeel 11 ten opzichte van elkaar op een geschikte wijze zijn uitgelijnd.

De stuurinrichting 14 omvat een stuurstang 15 die met een eerste stuurstanguiteinde 15a is bevestigd aan een arm 16 en met een tweede stuurstangeinde 15b is bevestigd aan het frame 2. De arm 16 is aangebracht op een ondersteuning 17 van het eerste asdeel 10 en strekt zich in hoofdzaak 30 loodrecht uit op de langsrichting van de aandrijfas 9.

Wanneer nu de maai-inrichting 4 in zijdelingse richting wordt verplaatst door het aansturen van de hydraulische cilinder 10 zal de stuurstang 15 de oriëntatie van het eerste asdeel 10 aanpassen zodat deze gericht blijft op het tweede asuiteinde 9b zodanig dat het eerste asdeel 10 en tweede asdeel 11 in 6 hoofdzaak in een verticaal vlak blijven liggen. Door het door middel van de stuurinrichting 14 meedraaien van het eerste asdeel 10 blijft de aandrijfas 9 werkzaam in verschillende standen van de maai-inrichting 4 ten opzichte van de bevestigingsinrichting 6, en kan de maai-inrichting in deze verschillende standen 5 en tijdens het verplaatsen van de maai-inrichtingen tussen de verschillende standen worden gebruikt.

Daarbij ligt het bevestigingspunt van het tweede uiteinde 7b van de trekboom 7 nabij de achterzijde van de landbouwmachine wat een gunstig effect heeft op de stabiliteit van de machine.

10 In een alternatieve uitvoeringsvorm van de stuurinrichting omvat de stuurinrichting een stuurstang en een stuurjuk. Het stuurjuk omvat een eerste jukarm en een tweede jukarm, en een scharnierpunt tussen de twee jukarmen. Bij het scharnierpunt is het stuurjuk scharnierend bevestigd aan de trekboom 7. Verder is de eerste jukarm scharnierend bevestigd aan de ondersteuning 17 van 15 het eerste asdeel 10 en is de tweede jukarm scharnierend gekoppeld aan het eerste stuurstanguiteinde van de stuurstang. Het tweede stuurstanguiteinde is scharnierend bevestigd aan het frame 2. Met een dergelijke stuurinrichting is het mogelijk om het eerste asdeel naar het eerste asuiteinde gericht te houden.

Andere uitvoeringsvormen van de stuurinrichting kunnen ook worden 20 toegepast om het eerste asdeel 10 gericht te houden naar het tweede asuiteinde 9b van de aandrijfas 9.

1037078

Claims

1. Landbouwmachine (1) omvattende: een bevestigingsinrichting (6) die aan een trekkend voertuig te 5 bevestigen is om de landbouwmachine in een gebruikelijke rijrichting (A) voort te bewegen, een frame (2), een aan het frame bevestigd werktuig (4), een langwerpige trekboom (7), met een eerste uiteinde (7a) dat 10 scharnierend is bevestigd aan de bevestigingsinrichting, en een tweede uiteinde (7b) dat scharnierend is bevestigd aan het frame, en een actuator (8) die is voorzien tussen het frame en de trekboom, om het frame te bewegen tussen ten minste een transportstand waarin het frame zich in de gebruikelijke rijrichting ten minste gedeeltelijk achter de bevestigingsinrichting 15 bevindt en een werkstand waarin het frame zich in de gebruikelijke rijrichting zijdelings van bevestigingsinrichting bevindt, met het kenmerk, dat de landbouwmachine (1) omvat: een telescopische aandrijfas (9) omvattende een eerste asdeel (10) met een eerste asuiteinde (9a) van de telescopische aandrijfas, en een ten 20 opzichte van het eerste asdeel beweegbaar tweede asdeel (11) met een tweede asuiteinde (9b) van de telescopische aandrijfas, waarbij het eerste asuiteinde is verbonden met de bevestigingsinrichting (6) en het tweede asuiteinde is verbonden met het werktuig, en een stuurinrichting (14) die is ingericht om het eerste asdeel (10) van 25 de telescopische aandrijfas (9) in hoofdzaak te richten naar het tweede asuiteinde (9b) van de telescopische aandrijfas.

2. De landbouwmachine (1) volgens conclusie 1, waarbij de stuurinrichting (14) een stuurstang (15) omvat, die met een eerste stuurstanguiteinde (15a) scharnierend is verbonden met een ondersteuning (17) 30 van het eerste asdeel (10) en met een tweede stuurstanguiteinde (15b) scharnierend is verbonden met het frame (2).

3. De landbouwmachine (1) volgens conclusie 2, waarbij de ondersteuning (17) een zich ten minste gedeeltelijk loodrecht op de langshartlijn van de 1 0 3 7 0 7 8 aandrijfas uitstrekkende arm (16) heeft waaraan het eerste stuurstang uiteinde (15a) scharnierend is bevestigd.

4. De landbouwmachine (1) volgens 3, waarbij de arm (16) is geplaatst nabij het eerste asuiteinde (9a).

5. De landbouwmachine (1) volgens conclusie 1, waarbij de stuurinrichting (14) omvat: - een stuurstang met een eerste uiteinde en een tweede uiteinde, waarbij het tweede uiteinde scharnierend is verbonden met het frame, en - een stuurjuk met een eerste jukarm en een tweede jukarm, 10 waarbij het stuurjuk tussen de eerste en tweede jukarm scharnierend is bevestigd aan de trekboom, en waarbij de eerste jukarm is bevestigd aan het eerste asdeel en de tweede jukarm is scharnierend is gekoppeld aan het eerste uiteinde van de stuurstang.

6. De landbouwmachine (1) volgens een van de voorgaande conclusies, 15 waarbij gezien in de gebruikelijke rijrichting (A) een trekboombevestigingslocatie van het tweede uiteinde (7b) van de trekboom op het frame (2) achter een bevestigingslocatie van het tweede asuiteinde (9b) op het werktuig ligt.

7. De landbouwmachine (1) volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het eerste asdeel (10) een holle cilinder omvat waarin het tweede asdeel 20 (11) in langsrichting verschuifbaar althans gedeeltelijk is opgenomen.

8. De landbouwmachine (1) volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het werktuig (4) is opgehangen aan het frame (2).

9. De landbouwmachine (1) volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het werktuig (4) in een verticale richting beweegbaar is ten opzichte van 25 het frame (2).

10. De landbouwmachine (1) volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het werktuig (4) een maai-inrichting is.

11. De landbouwmachine (1) volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het frame (2) een wielgestel (3) omvat voor het ondersteunen van het 30 frame.

12. De landbouwmachine volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de actuator (8) een hydraulische cilinder is. 103707·