NL1021880C1 - Trekker voorzien van een frame met afsteunmiddelen en zwenkarm. - Google Patents

Description

TREKKER VOORZIEN VAN EEN FRAME MET AFSTEUNMIDDELEN EN ZWENKARM

De uitvinding heeft betrekking op een combinatie van een voertuig dat een vooras en een achteras omvat, in het bijzonder een trekker, en ten minste één daarmee verbonden, ten minste één zwenkbare arm dragend frame, dat voorzien is 5 van rijdbare middelen voor het afsteunen daarvan op de grond.

Een dergelijke combinatie is bekend uit het Amerikaanse octrooischrift 3006489. De combinatie van een trekker met een frame waarop een zwenkarm is bevestigd is in verschillende varianten bekend, en wordt bijvoorbeeld 10 gebruikt voor onderhoud van sloten en bermen. Daarbij kunnen aan de arm, afhankelijk van de toepassing, verschillende apparaten bevestigd worden, zoals bijvoorbeeld maaimachines, heggenscharen en dergelijke.

Bij een bekende variant is' een trekker voorzien van 15 een arm die rechtstreeks opgehangen is aan een driepunts-hefinstallatie die aan de voor- of achterzijde van elke conventionele trekker voorhanden is. Deze opstelling heeft het nadeel, dat het toelaatbare gewicht van de arm beperkt wordt door het maximale hefvermogen van de installatie. Ook 20 leidt deze opstelling bij het werken naast de trekker tot aanzienlijke torsiespanningen in het chassis van de trekker, waardoor eveneens beperkingen aan het gewicht en de reikwijdte van de arm worden opgelegd. Bovendien is het bij bevestiging van de arm aan de achterste hefinstallatie voor 25 de bestuurder van de trekker niet eenvoudig de werking van de arm en de daaraan bevestigde apparatuur te controleren, daar deze zich bij gebruik achter hem zullen bevinden.

Een andere bekende trekker is voorzien van een aangebouwd frame, vanwaar de arm zich uitstrekt. Het frame 30 kan daarbij zowel aan een zijkant als aan het voor- of achtereind van de trekker zijn bevestigd. De arm kan zich zowel in zijdelingse als in voor- of achterwaartse richting uitstrekken. Deze constructie leidt tot een groot kantelmoment om de langsas (in geval van een aan een zijkant 35 bevestigd aanbouwframe) of om de dwarsas (in geval van een 2 aanbouwframe aan de voor- of achterzijde) van de trekker, waardoor de maximale reikwijdte van de arm beperkt wordt. Bovendien is hiervoor een relatief zwaar frame nodig, dat om het frame van de trekker grijpt, waardoor de trekker in zijn 5 verdere gebruiksmogelijkheden wordt beperkt.

Het genoemde Amerikaanse octrooischrift 3006489 beschrijft een trekker met een frame dat aan de buitenzijde van de achteras bevestigd is, en dat aan de voor- en achterzijde voorzien is van vrij zwenkbare steunwielen. Het 10 frame draagt een arm, die zwenkbaar is om een dwarsas, waardoor strobalen voor de trekker kunnen worden opgenomen en in een achter de trekker gehangen wagen kunnen worden gekiept. De bewegingsmogelijkheden van de zwenkarmen zijn dus bij deze constructie beperkt, zodat deze niet geschikt is 1 S voo2T h^"i~ uitνοθιγθn vsn v/Girkzssmhöcisn n3.3.st de trekkeir* En hoewel door de steunwielen een deel van de belastingen rechtstreeks in de grond wordt ingeleid, is de belasting op de trekker door de plaatsing van het frame aan de achterzijde en buitenzijde nog steeds ongunstig.

20 De uitvinding heeft nu tot doel een combinatie van voertuig en frame van de hiervoor beschreven soort zodanig te verbeteren, dat de genoemde nadelen zich niet meer voordoen. Volgens de uitvinding wordt dit bereikt, doordat de ten minste ene arm in twee richtingen zwenkbaar is, het frame in 25 rijrichting beschouwd aan de voor- of achterzijde van het voertuig is aangebracht, en tussen de vooras en achteras met het voertuig verbonden is. Door de arm om twee assen zwenkbaar uit te voeren, wordt de bruikbaarheid daarvan aanzienlijk vergroot. Bovendien zal de arm door de opstelling 30 aan een eind, dus in de nabijheid van de langsas van de trekker, een kleiner kantelmoment op de trekker uitoefenen. Ook kan op deze wijze de werking van de arm(en) eenvoudig door de bestuurder gecontroleerd worden. Tenslotte wordt, door de bevestiging van het frame tussen de voor- en 35 achteras, bij het uitstrekken van de arm en het chassis van het voertuig minder op torsie belast.

Overigens zal in de meeste situaties het frame aan het vooreind van het voertuig of de trekker zijn aangebracht.

3

Wanneer echter de trekker een terugrij voorziening vertoont, dat wil zeggen besturings- en bedieningselementen die. kunnen worden omgezet om de trekker naar keuze in voorwaartse of achterwaartse richting te laten rijden, kan het frame met de 5 arm(en) ook aan de achterzijde van de trekker worden bevestigd.

Bij voorkeur omvatten de rijdbare afsteunmiddelen ten minste één om ten minste één aslijn zwenkbare wielas. Hierdoor kan het frame met de arm(en) eenvoudig over de 10 ondergrond bewogen worden, waarbij door een geschikte keuze van de wielmaat en bandenspanning de verdichting van de ondergrond als gevolg van de belasting door het frame en de arm(en) geminimaliseerd kan worden.

Met voordeel is de ten minste ene wielas om een 15 verticale aslijn zwenkbaar en bestuurbaar, waardoor de combinatie eenvoudig manoeuvreerbaar is. Het is overigens ook denkbaar dat zwenkbewegingen van de wielas de bewegingen van de trekker volgen. Daarnaast kan de wielas een rond de langsas (van de trekker) zwenkbare pendelas, waardoor de 20 wielen oneffenheden in de ondergrond kunnen volgen.

Voor het vergroten van de stabiliteit kan de ten minste ene wielas een instelbare spoorbreedte vertonen.

Met voordeel is het frame scharnierbaar met het voertuig verbonden, waardoor de torsiebelasting op met name 25 het naar het frame gerichte deel van het chassis nog verder wordt beperkt. Daarbij kunnen er met voordeel middelen met het voertuig verbonden zijn voor het zover omhoog brengen van het ten minste ene frame, dat de rijdbare afsteunmiddelen vrijkomen van de grond. Zo kan het voertuig met 30 omhooggebracht frame op hogere snelheid over de weg rijden.

Bij voorkeur vertoont het ten minste ene frame secundaire afsteunmiddelen voor het op een ondergrond afzetten daarvan. Zo kan het frame zijn uitgevoerd als zogeheten "inrij"-frame, waar de trekker snel achter of voor 35 geplaatst kan worden door deze eenvoudigweg in het frame te rijden.

Met voordeel is de breedte van het ten minste ene frame ten hoogste gelijk aan die van het voertuig, waardoor 4 tijdens werkzaamheden zonder risico dicht langs obstakels gereden kan worden.

De uitvinding betreft ook een ten minste één arm dragend frame met afsteunmiddelen, dat is bedoeld voor 5 gebruik in een combinatie als hiervoor beschreven.

De uitvinding wordt nu toegelicht aan de hand van een voorbeeld, waarbij wordt verwezen naar de bijgevoegde tekening, waarin:

Fig. 1 een perspectivisch aanzicht toont van een 10 combinatie van trekker en frame met afsteunmiddelen volgens de uitvinding, waarbij de arm in een ingeklapte transportstand is weergegeven,

Fig. 2 een detailaanzicht is volgens de pijl II in fig. 1, en IC T?A r O A A Ir 4 ,,4 j-^ ixy . ycuccrucxxjN U'J'Jiycoiicucii pciopct-LJ.vxot.il aanzicht is van het frame met primaire an secundaire afsteunmiddelen in een afgezette toestand.

Een combinatie 1 volgens de uitvinding omvat een voertuig 2, in het getoonde voorbeeld een trekker, en een 20 frame 3 met (primaire) rijdbare afsteunmiddelen 4, dat een in velerlei richtingen beweegbare arm 5 draagt.

De trekker 2 is conventioneel van opbouw, en vertoont een (hier schematisch getoond) chassis 6 dat een door een kap 7 afgedekte motor en transmissie draagt, alsmede 25 een cabine 8. Het chassis wordt gedragen door een onderstel dat bestaat uit een bestuurbare vooras met relatief kleine wielen 9 en een starre achteras met grotere wielen 10. De trekker 2 is aan de achterzijde (niet getoond) en aan de voorzijde voorzien van een driepunts-hefinrichting 11.

30 Het frame 3 is in bovenaanzicht U-vormig, en omvat een basisdeel 12 waarop de arm 5 is gelagerd, en een tweetal wangen 13 die zich aan weerszijden van het chassis 6 van de trekker 2 uitstrekken. Deze wangen 13 zijn met hun einden 14 scharnierbaar om een dwarsas T bevestigd aan met het 35 trekkerchassis 6 verbonden steunen 15. Op deze wijze worden er minder torsiebelastingen doorgegeven van het frame 3 naar het trekkerchassis 6.

Het basisdeel 12 van het frame 3 wordt bij gebruik \ 5 gedragen door de rijdbare afsteunmiddelen 4. Deze rijdbare afsteunmiddelen 4 hebben hier de gedaante van een starre as 16, die aan weerszijden een wiel 17 draagt, dat door middel van een fusee 18 met de as verbonden is, en dus zwenkbaar is.

5 In het getoonde voorbeeld zijn de wielen 17 bestuurbaar door middel van stuurcilinders 19, die stuurbewegingen van de voorwielen 9 van de trekker 2 zullen volgen. Hiertoe kan gebruik gemaakt worden van sensoren voor het waarnemen van die beweging, bijvoorbeeld eenvoudige potmeters. Het is 10 natuurlijk ook denkbaar de wielen 17 van het frame 3 vrij zwenkbaar uit te voeren, waardoor zij de beweging van de trekker 2 passief zullen volgen.

De as 16 is pendelend opgehangen aan een pen 20, zodat de wielen 17 oneffenheden in de ondergrond 21 eenvoudig 15 kunnen volgen. In het getoonde voorbeeld zijn er tussen de as 16 en het frame 3 aan weerszijden nog cilinders 22 aangebracht, waardoor de as 16 ten opzichte van het frame 3 onder een gewenste hoek kan worden geplaatst, bijvoorbeeld om belastingen als gevolg van het ver opzij reiken van de arm 5 20 te compenseren. Eventueel zou de as 16 telescopisch uitgevoerd kunnen worden, waardoor de spoorbreedte aangepast kan worden aan de lengte en reikwijdte van de gebruikte arm 5.

Met frame 3 kunnen ook secundaire afsteunmiddelen 25 23 verbonden worden, hier in de vorm van poten 24 die losneembaar zijn bevestigd aan de wangen 13, en die elk door middel van een vijzel 25 nabij hun onderzijde in hoogte kunnen worden ingesteld. Door deze secundaire afsteunmiddelen 23 in combinatie met de wielen 17 van de (primaire) 30 afsteunmiddelen 4 kan het frame 3 stabiel worden afgezet wanneer dit niet gebruikt wordt (fig. 3). Voor gebruik hoeft dan slechts de trekker 2 tussen de wangen 13 gereden te worden, waarna de verschillende hydraulische, elektrische en mechanische verbindingen tot stand gebracht kunnen worden, de 35 poten 24 weggenomen kunnen worden en de trekker 2 met het frame 3 kan wegrijden. Voor de hydraulische en elektrische verbindingen wordt gebruik gemaakt van snelkoppelingen en stekers. De mechanische verbindingen bestaan enerzijds uit 6 pennen die door openingen in de einden 14 van de wangen 13 en de steunen 15 gestoken worden, en daarnaast uit een snelkoppeling waarmee de (hier niet getoonde) voorste aftakas (P.T.O.) van de trekker 2 aandrijvend verbonden wordt met een 5 as op het frame 3. Deze as drijft op zijn beurt een hydraulische pomp 33 aan, waarmee druk wordt opgewekt in een hydraulsich systeem op het frame 3, dat bijvoorbeeld wordt gebruikt voor het aandrijven van aan de arm 5 te bevestigen gereedschap. Dit hydraulisch systeem omvat onder meer een 10 tank 40 voor de hydraulische vloeistof.

De arm 5 is door middel van een draaikrans 26 zwenkbaar gelagerd op het basisdeel 12 van het frame 3. Deze draaikrans 26 wordt aangedreven door een (hier niet getoonde) motor. De arm 5 is gevormd door een op de draaikrans 26 1 ^ V"\ iCi t 7 id o Ή i of oonrlc\r 01 τλ onf η 1 / Ί ya /-1-1+- tta av-Κλλ 1 rl f μλλ\ v u i— i f wii wwn uunuuo. wr ί. v i_ vv v_* / segmenten 28, 29, die door horizontale assen 30, 31 scharnierbaar met elkaar verbonden zijn. De bewegingen van de segmenten 28, 29 ten opzichte van elkaar en van de staander 27 worden verzorgd door (hier niet getoonde) hydraulische 20 cilinders of motoren, die worden gevoed door de pomp 33 op het frame 3 of door het hydraulisch systeem van de trekker 2, en worden bestuurd vanuit de cabine 8 van de trekker 2. Aan het vrije eind 32 van het buitenste segment 29 kunnen verschillende gereedschappen worden bevestigd, bijvoorbeeld 25 zogeheten klepelmaaiers of heggenscharen in diverse breedtes. Overigens kunnen de segmenten 28, 29 van de arm 5 uitwisselbaar zijn, waardoor armen met verschillende lengtes kunnen worden gevormd.

Bij gebruik van de combinatie 1 kan de arm 5 door 30 het verdraaien van de draaikrans 26 en het scharnieren om de assen 30, 31 in elke gewenste stand gebracht worden, om plaatsen te bereiken waar werkzaamheden, bijvoorbeeld het maaien van een berm of het knippen van een heg, moeten worden uitgevoerd. De arm 5 heeft daarbij een werkzaam bereik van 35 ongeveer 300 graden, naar weerszijden en naar de voorzijde van de trekker 2. Dit is met name praktisch voor het maaien van bijvoorbeeld een middenberm van een snelweg. Bij deze verdraaiingen houdt de bestuurder vanuit de cabine 8 altijd 7 een goed zicht op de arm 5.

Wanneer de werkzaamheden zijn beëindigd kan de combinatie 1 eenvoudig geschikt gemaakt worden voor transport over de weg. Daartoe wordt de arm 5 naar achteren gezwenkt, 5 tot deze op een (hier niet getoonde) steun aan de achterzijde van de trekker 2 komt te rusten. Hierdoor wordt de combinatie 1 zeer compact, en valt deze binnen de normen van de Rijksdienst voor het Wegverkeer. Vervolgens wordt het frame 3 omhoog gezwenkt rond de as T door het omhoog bewegen van de 10 hefinrichting 11, waardoor de wielen 17 vrij komen van de ondergrond 21 en de trekker 2 met hoge snelheid kan rijden.

De hefinrichting 11 vertoont daartoe armen 34 die elk voorzien zijn van een om een as 35 scharnierbaar einddeel 36 met een rol 37, die aangrijpt onder een steun 38 van het 15 frame 3.

Het frame 3 is verder voorzien van een stabilisatiecilinder 39, waarvan de zuiger door middel van bijvoorbeeld een strop bevestigd kan worden aan de vooras van de trekker 2, teneinde een extra verbinding tussen het frame 20 3 en de trekker te vormen, om momenten als gevold van de zijdelingse uitslag van de amr 5 te compenseren.

Het frame 3 kan gebruikt worden in combinatie met verschillende typen trekkers, met uiteenlopende afmetingen en vermogens. Wel dienen uiteraard het vermogen en ook het 25 gewicht van de trekker enigszins in overeenstemming gekozen te worden met het gewicht en de afmetingen van het frame 3 en de arm 5, teneinde een stabiele en goed werkbare combinatie te verkrijgen.

Door gebruik te maken van een frame met eigen 30 middelen voor het op de ondergrond afsteunen daarvan, dat bovendien scharnierbaar met de trekker verbonden is, worden de belastingen op de trekker als gevolg van het gewicht en het moment van de arm geminimaliseerd. Bovendien wordt door de extra afsteunmiddelen de belasting op de ondergrond 35 verdeeld over een groter oppervlak, waardoor de bodemdruk dus verlaagd wordt en eventuele verdichting in mindere mate plaatsvindt.

Hoewel de uitvinding hiervoor is toegelicht aan de 8 hand van een voorbeeld, zou deze op velerlei wijze kunnen worden gevarieerd. Zo zou het frame een andere vorm of andere afmetingen kunnen vertonen, en op andere wijze tussen de assen van de trekker bevestigd kunnen zijn. Ook zouden andere 5 afsteunmiddelen gebruikt kunnen worden, bijvoorbeeld rollen of rupsen, terwijl deze ook over meer dan een as verdeeld zouden kunnen zijn. Ook de wijze van besturing van de afsteunmiddelen, de vorm en afmetingen van de arm en de wijze van aandrijving van de verschillende onderdelen zou kunnen 10 worden aangepast. Verder zouden de secundaire afsteunmiddelen in plaats van losneembaar ook inklapbaar kunnen zijn, of zelfs geheel weggelaten kunnen worden. In het laatste geval zou het frame in de ruststand dan kunnen steunen op het eind van de arm. Tenslotte zouden ook andere voertuigtypen dan 15 trekkers, bijvoorbeeld shoevls en dergelijke gebruikt kunnen worden in combinatie met het frame.

De omvang van de uitvinding wordt dan ook uitsluitend bepaald door de bij gevoegde conclusies.

Claims (10)

1. Combinatie van een voertuig dat een vooras en een achteras omvat, in het bijzonder een trekker, eri ten minste één daarmee verbonden, ten minste één zwenkbare arm dragend frame, dat voorzien is van rijdbare middelen'voor het 5 afsteunen daarvan op de grond, met het kenmerk, dat de ten minste ene arm in twee richtingen zwenkbaar is, het·frame in rijrichting beschouwd aan de voor- of achterzijde van het voertuig is aangebracht, en tussen de vooras en achteras met het voertuig verbonden is.

2. Combinatie volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de rijdbare afsteunmiddelen ten minste één om ten minste een aslijn zwenkbare wielas omvatten.

3. Combinatie volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de ten minste ene wielas om een verticale aslijn 15 zwenkbaar en bestuurbaar is.

4. Combinatie volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk, dat de ten minste ene wielas een om een langsas zwenkbare pendelas is.

5. Combinatie volgens één der conclusies 2 tot 4, 20 met het kenmerk, dat de ten minste ene wielas een instelbare spoorbreedte vertoont.

6. Combinatie volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het frame scharnierbaar met het voertuig verbonden is.

7. Combinatie volgens conclusie 6, gekenmerkt door met het voertuig verbonden middelen voor het zover omhoog brengen van het ten minste ene frame, dat de rijdbare afsteunmiddelen vrijkomen van de grond.

8. Combinatie volgens één der voorgaande 30 conclusies, met het kenmerk, dat het ten minste ene frame secundaire afsteunmiddelen vertoont voor het op een ondergrond afzetten daarvan.

9. Combinatie volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de breedte van het ten 35 minste ene frame ten hoogste gelijk is aan die van het voertuig.

10. Ten minste één zwenkbare arm dragend frame met afsteunmiddelen, kennelijk bedoeld voor gebruik in een combinatie volgens één der voorgaande conclusies.