NL1020147C2 - Landbouwwerktuig. - Google Patents

Description

LANDBOUWWERKTUIG

De uitvinding heeft betrekking op een landbouwwerktuig volgens de aanhef van conclusie 1.

5 Een dergelijk landbouwwerktuig is bekend uit het

Duitse Gebrauchsmuster DE-299 03 553. Hierin wordt een hooibouwwerktuig in de vorm van een zwadvormer beschreven met een cirkelvormig bewerkingselement voor het harken van gewas. Het bewerkingselement draait om een verticale as en is in 10 zijn geheel onder normaal gebruik onlosmakelijk via een arm verbonden met een draagstel. Het draagstel steunt met twee grote transportwielen af op de bodem. Aan de buitenomtrek van het bewerkingselement zijn tanden bevestigd die bij rotatie van het bewerkingselement het op de bodem liggend gewas in de 15 richting van het draagstel voeren. De aandrijving van het bewerkingselement geschiedt via een as evenwijdig aan de arm. Het bewerkingselement steunt op de bodem af via een bewerkingsafsteunorgaan in de vorm van een wielstel welke aangrijpt op het centrum van het bewerkingselement. Het 20 wielstel omvat een voorste en een achterste wieldeel. Het voorste wieldeel bevindt zich in de werkrichting gezien vlak achter de tanden. Het achterste wieldeel bestaat uit twee -op afstand van elkaar staande wielen en is verbonden met een langwerpig dragerdeel dat zich vanaf het centrum van het 25 bewerkingselement naar achteren uitstrekt. Dit achterste wieldeel bevindt zich aan de buitenzijde van de omtrekbaan van het keerelement. De arm staat loodrecht op de werkrichting van de machine en is opklapbaar door middel van een opklapcilinder om in transportstand een kleinere breedte 3 0 in te nemen, doordat door opklapping van de arm tevens het bewerkingselement samen met het wielstel wordt opgeklapt.

Nadeel bij dergelijke machines is dat de machine relatief duur is.

Het is het doel van de uitvinding een in een 35 transportstand plaatsbaar landbouwwerktuig te verschaffen dat 102014; 2 relatief goedkoop is met behoud van een voor bedrijf geschikte constructie.

Voor dit doel wordt een landbouwwerktuig van de boven beschreven soort volgens de uitvinding gekenmerkt door 5 de maatregelen van conclusie 1. Omdat het bewerkingselement in transportpositie niet in aangrijping is met het bewerkingsafsteunorgaan, hoeft voor het uit werkpositie zetten alleen het bewerkingselement zonder het bewerkingsafsteunorgaan te worden verplaatst. Dit vereist 10 slechts een eenvoudige en goedkope constructie en een mechanisme dat weinig kracht vraagt.

Een voordelige uitvoering wordt verkregen wanneer het frame-afsteunorgaan en het bewerkingsafsteunorgaan één gezamenlijk afsteunmiddel vormen. Op deze wijze is geen apart 15 frame-afsteunorgaan, zoals een apart wielstel voor transport, vereist, waardoor de machine goedkoop en licht uit te voeren is.

Een verdere voordelige uitvoering wordt verkregen wanneer het bewerkingsafsteunorgaan een wielstel omvat voor 20 het afsteunen op de bodem, welk wielstel ten minste één wiel omvat. Een wiel kan tot vlak bij het bewerkingselement worden aangebracht waardoor het bewerkingselement oneffenheden in de bodem goed kan volgen.

In een andere uitvoeringsvorm is het bewerkings-25 afsteunorgaan aan het frame verbonden via een langwerpig verbindingselement en is het verbindingselement in de rijrichting gezien achterwaarts van het bewerkingselement af gericht. Het bewerkingsorgaan neemt over het algemeen dwars op de voortbewegingsrichting van de machine ruimte in beslag. 3 0 Hierdoor is vaak alleen aan de achterzijde ruimte voor het verbindingselement zonder dat een goede bewerking wordt verstoord. Dit is speciaal het geval als het bewerkingselement een harkwiel van een hooibouwwerktuig is. Hierbij staan alleen aan de achterzijde de harktanden van het 35 harkwiel niet naar beneden gericht.

-: ;r -1 3

In een uitvoeringsvoorbeeld is het bewerkings-element aandrijfbaar en verloopt de aandrijving van het bewerkingselement via het verbindingselement. Dit heeft als voordeel dat bij het in transportpositie zetten van het 5 bewerkingselement geen onderdelen van de aandrijving mee geheven hoeven te worden. Dit draagt bij aan een lichte constructie.

In een uitvoering volgens de uitvinding is het verbindingselement verplaatsbaar ten opzichte van het frame. 10 Doordat het bewerkingsafsteunorgaan via het verbindingselement flexibel met het frame is verbonden kan het bewerkingselement beter de bodem volgen. Hierdoor ontstaat een betere werking.

Een verdere voordelige uitvoeringsvorm wordt 15 verkregen wanneer het verbindingselement verplaatsbaar is in een ten opzichte van de bodem althans nagenoeg horizontaal vlak. Op deze wijze kan een verbindingselement in transportpositie naar het midden van het landbouwwerktuig worden gebracht. De transportbreedte wordt zodoende beperkt. 20 In een bijzondere uitvoeringsvorm omvat het frame een framedeel verbonden met het bewerkingselement, welk framedeel ten opzichte van het bewerkings-afsteunelement in hoogte beweegbaar is. De ruimte boven een landbouwwerktuig is vaak vrij beschikbaar waardoor er geen additionele 25 maatregelen behoeven te worden genomen, zoals wegklappen van machineonderdelen om het bewerkingselement te scheiden van het bewerkingsafsteunelement.

In een verdere uitvoering is het bewerkingselement in de transportpositie plaatsbaar door rotatie om een 3 0 opklapas. Voor het opklappen om een opklapas kan worden volstaan met een eenvoudige constructie. In het meest eenvoudige geval is enkel een as en een hieraan verbonden arm nodig.

In een voorkeursuitvoering is de opklapas nagenoeg 35 evenwijdig aan de voortbewegingsrichting van het werktuig 1020147 4 geplaatst. Plaatsing van de opklapas op deze wijze levert de mogelijkheid op om de opklapas als as te laten fungeren waaromheen het keerelement in werkpositie vrij kan bewegen om oneffenheden in de bodem te volgen.

5 Het is verder voordelig om een borginrichting aan te brengen voor het borgen van het bewerkingselement op het bewerkingsafsteunorgaan. Op deze wijze wordt voorkomen dat door trillingen en door oneffenheden in de bodem het keerelement zich ongewild van het afsteunorgaan scheidt.

10 Door de borginrichting bedienbaar te maken vanaf een aan het werktuig gekoppelde trekker behoeft de operator niet van de trekker af te gaan bij het uit en in transportstand zetten van het werktuig.

In een andere uitvoeringsvorm volgens de uitvinding 15 zijn fixeermiddelen aanwezig voor het in werkpositie doorgeven van krachten evenwijdig aan het bodemvlak en werkend op het bewerkingselement aan het bewerkingsaf steunorgaan. Door tegenwerking van de bodem en vanwege het eventueel uit te oefenen aandrijfkoppel voor de aandrijving 20 van het bewerkingsorgaan kunnen aanzienlijke krachten op het bewerkingsorgaan worden uitgeoefend, met name in de voortbewegingsrichting. Door middel van deze constructie behoeven deze krachten niet door het framedeel te worden opgevangen, maar kunnen zij via het verbindingselement worden 25 opgevangen. Hierdoor kan het framedeel relatief goedkoop en licht worden uitgevoerd.

In een bijzondere uitvoering van de uitvinding is het landbouwwerktuig een hooibouwwerktuig waarbij het frame is voorzien van ten minste één ten opzichte van de bodem 30 althans nagenoeg verticale draaias en waarbij het bewerkingselement een rotor omvat in werkpositie roteerbaar om de draaias, waarbij de rotor is voorzien van hooibouwgereedschappen definiërende een omtrekbaan en waarbij de rotor in werkpositie binnen,de omtrekbaan in aangrijping 35 is met het bewerkingsafsteunorgaan. Een hooibouwwerktuig Λ.. : * / 5 heeft meestal een licht bewerkingselement zoals een harkwiel, ondersteund door een relatief zwaar wielstel. Hierdoor komen de voordelen van de uitvinding goed tot hun recht.

5 De uitvinding zal hierna in detail worden toegelicht aan de hand van tekeningen van uitvoeringsvoorbeelden.

Figuur 1 geeft een bovenaanzicht weer van een hooibouwwerktuig volgens de uitvinding in werkpositie; 10 Figuur 2 geeft een zijaanzicht weer van een hooibouwwerktuig volgens de uitvinding in werkpositie;

Figuur 3 geeft een zijaanzicht weer van een hooibouwwerktuig volgens de uitvinding in transportpositie;

Figuur 4 is een zijaanzicht van een detail van de 15 uitvinding.

In figuur 1 is een hooibouwwerktuig 1 zijnde een landbouwwerktuig afgebeeld met een frame 3 voorzien van ten minste één ten opzichte van de bodem althans nagenoeg 20 verticale draaias en waarbij een bewerkingselement een rotor 4 omvat in werkpositie roteerbaar om de draaias, waarbij de rotor 4 is voorzien van hooibouwgereedschappen definiërende een omtrekbaan O en waarbij de rotor 4 in werkpositie binnen de omtrekbaan 0 in aangrijping is met het bewerkings-25 afsteunorgaan 5. In normaal gebruik is het gehele bewerkingselement onlosmakelijk met het overige deel van het landbouwwerktuig verbonden.

Het hooibouwwerktuig 1 dient om op de bodem liggend gewas naar het midden van het werktuig toe te harken in de 30 richting van de pijl T. De harkbeweging wordt uitgevoerd door roterende sets van harktanden 6. Elke set is bevestigd aan een rotorarm 7 van een rotor, welke rotor roteerbaar is om een verticale draaias. Elke rotorarm 7 is om een as evenwijdig aan de lengteas van de rotorarm 7 om een 35 cirkeldeel roteerbaar verbonden met het rotorhuis 8. Een 6 geleidingssysteem in het rotorhuis 8 maakt dat de stand van een rotorarm 7 gedurende de rotatie van de rotor 4 om de draaias verandert van een harkstand, wanneer de tanden 6 naar beneden staan gericht in een losstand, wanneer de tanden 6 in 5 een nagenoeg verticaal vlak liggen. Figuur 2 laat dit duidelijk zien. Het rotorhuis 8 steunt via een wielstel 9 af op de bodem. Het wielstel 9 is uitgevoerd als een dubbel tandemstel, bestaande uit een linker en een rechter wielpaar. Elk wielpaar is kantelbaar om een kantelas loodrecht op de 10 voortbewegingsrichting en het gehele wielstel is kantelbaar om een as in de voortbewegingsrichting. Beide assen liggen in een vlak evenwijdig aan het bodemvlak. Een langwerpig verbindingselement 10 verbindt het wielstel 9 met het frame 3 van het werktuig 1. Het verbindingselement is om een 15 verticale hoekas 11 roteerbaar. Het frame 3 omvat een langwerpig centraal framedeel 12 dat via een trekpunt 14 achter een trekker 2 getrokken is bevestigd. De hoek tussen het verbindingselement 10 en het centrale framedeel 12 is aanpasbaar via een hydraulische hoekcilinder 13. De 20 hoekcilinder 13 is aansluitbaar op het hydraulische systeem van de trekker 2. Het verbindingselement 10 is zodanig aangebracht dat de rotorarmen 7 bovenlangs in losstand het verbindingselement 10 kruisen.

Om de breedte van het werktuig in de transportstand 25 te beperken zijn elk van de beide rotoren 4 opklapbaar om een opklapas 18, zoals te zien is in figuur 3. Het opklappen geschiedt door middel van een opklapciUnder 18 aangebracht aan de framearm 15. Aan de bovenzijde van het bewerkingsafsteunorgaan 5 is een staafvormig fixeerelement 20 30 aangebracht. Dit fixeerelement 20 past in werkpositie in een holte van het rotorhuis 8. Het f ixeerelement 20 vangt de krachten loodrecht op de draairichting T op. De framearm 15 wordt zodoende niet door deze krachten belast.

Het rotorhuis 8 is via een framearm 15 verbonden 35 met het centrale framedeel 12. In de beschreven 7 uitvoeringsvorm wordt een rotor 4 aangedreven via een in de framearm aangebrachte koppelas 16.

Figuur 4 laat dit fixeerelement 2 0 in de geborgde werkpositie in detail zien. Wanneer het werktuig in werking 5 is, is het wielstel 9 voortdurend onderhevig aan schokken en trillingen. Voor een goede werking en om het werktuig 1 op de juiste wijze te belasten moet het wielstel 9 vast blijven verbonden met de rotor 4. Hiertoe is het f ixeerelement 20 geborgd door een pin 22. Een veer houdt deze pin 22 in 10 borgpositie. Via een touwconstructie 21 is deze pin 22 tegen de veerkracht uit borgpositie te brengen vanuit de trekker 2. In een niet afgebeelde uitvoering gebeurt dit hydraulisch, gelijktijdig met het activeren van de opklapcilinders 15.

In een niet afgebeelde uitvoeringsvorm ontbreekt 15 het fixeerelement. Het rotorhuis is schuifbaar verbonden met het bewerkingsafsteunorgaan. Doordat de verbinding van het verbindingselement met het bewerkingsafsteunorgaan is uitgevoerd als een kogelverbinding ontstaat een flexibel geheel waardoor het bewerkingsorgaan verschillende standen 20 ten opzichte van het frame in kan nemen.

Om het werktuig vanuit transportpositie (figuur 3) in werkpositie (figuur 2) te stellen worden eerst de beide hoekcilinders 13 geactiveerd, waardoor de beide verbindingselementen 10 zich naar buiten bewegen. Vervolgens 25 worden de beide opklapcilinders 15 geactiveerd waarmee de beide rotoren 4 worden neergeklapt totdat ze op de overeenkomstige wielstellen 9 rusten. Het rotorhuis 8 zal dan het f ixeerelement 20 omhullen. Door de veerdruk van de borgpin 22 zal de borgpin 22 vanzelf de borgpositie innemen 30 en de rotoren 4 borgen. Alleen wanneer beide rotoren 4 zijn geborgd, wordt het werktuig 1 in werking gesteld door de aandrijving van de rotoren 4 te activeren.

10?' 4 7

Claims (14)

1. Landbouwwerktuig, in het bijzonder een hooibouwwerktuig, voorzien van een frame (3) , waarbij het 5 frame (3) op de bodem wordt afgesteund door een frame- afsteunorgaan en voorzien van ten minste één onlosmakelijk met het frame verbonden bewerkingselement (4) voor het uitvoeren van een landbouwkundige bewerking, zoals harken van op de bodem liggend gewas, waarbij het bewerkingselement (4) 10 in een werk- en in een transportpositie plaatsbaar is en waarbij het bewerkingselement (4) in werkpositie in aangrijping is met een bewerkingsafsteunorgaan (5) voor afsteuning op de bodem, met het kenmerk, dat het bewerkingselement (4) in transportpositie niet in aangrijping 15 is met het bewerkingsafsteunorgaan (5).

2. Landbouwwerktuig volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het frame-afsteunorgaan en het bewerkings af steunorgaan (5) één gezamenlijk afsteunmiddel vormen.

3. Landbouwwerktuig volgens conclusie 1 of 2, met het 20 kenmerk, dat het bewerkingsafsteunorgaan (5) een wielstel (9) omvat voor het af steunen op de bodem, welk wielstel (9) ten minste één wiel omvat.

4. Landbouwwerktuig volgens een der vorige conclusies 1 tot en met 3, met het kenmerk, dat het bewerkings- 25 af steunorgaan (5) aan het frame (3) is verbonden via een langwerpig verbindingselement (10) en waarbij het verbindingselement (10) in de rijrichting gezien achterwaarts van het bewerkingselement (4) af is gericht.

5. Landbouwwerktuig volgens conclusie 4, met het 30 kenmerk, dat het bewerkingselement (4) aandrijfbaar is en de aandrijving van het bewerkingselement (4) via het verbindingselement (10) verloopt.

6. Landbouwwerktuig volgens conclusie 4 of 5, met het kenmerk, dat het verbindingselement (10) verplaatsbaar is ten 35 opzichte van het frame (3). \‘ '·

7. Landbouwwerktuig volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat het verbindingselement (10) verplaatsbaar is in een ten opzichte van de bodem althans nagenoeg horizontaal vlak.

8. Landbouwwerktuig volgens een der vorige conclusies, met het kenmerk, dat het frame (3) een framedeel (7) omvat verbonden met het bewerkingselement (4) , welk framedeel (7) ten opzichte van het bewerkingsafsteunorgaan (5) in hoogte beweegbaar is.

9. 10 9. Landbouwwerktuig volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat het bewerkingselement (4) in de transportpositie plaatsbaar is door rotatie om een opklapas (18).

10. Landbouwwerktuig volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de opklapas (18) nagenoeg evenwijdig aan de 15 voortbewegingsrichting van het landbouwwerktuig is geplaatst.

11. Landbouwwerktuig volgens een der vorige conclusies, met het kenmerk, dat fixeermiddelen (20) aanwezig zijn voor het in werkpositie doorgeven aan het bewerkingsafsteunorgaan (5) van krachten evenwijdig aan het bodemvlak en werkend op 20 het bewerkingselement (4).

12. Landbouwwerktuig volgens een der vorige conclusies, met het kenmerk, dat een borginrichting is aangebracht voor het borgen van het bewerkingselement (4) op het bewerkingsaf steunorgaan (5) .

13. Landbouwwerktuig volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat de borginrichting bedienbaar is vanaf een aan het werktuig gekoppelde trekker (2).

14. Hooibouwwerktuig (1) zijnde een landbouwwerktuig volgens een der vorige conclusies, met het kenmerk, dat het 30 frame (3) is voorzien van ten minste één ten opzichte van de bodem althans nagenoeg verticale draaias en waarbij het bewerkingselement een rotor (4) omvat in werkpositie roteerbaar om de draaias, waarbij de rotor (4) is voorzien van hooibouwgereedschappen (6) definiërende een omtrekbaan 35 (O) en waarbij de rotor (4) in werkpositie binnen de i o ? omtrekbaan (0) in aangrijping is met het bewerkings-afsteunorgaan (5). • il