NL1011353C2 - Onderste opspanbaan. - Google Patents
Onderste opspanbaan. Download PDFInfo
- Publication number
- NL1011353C2 NL1011353C2 NL1011353A NL1011353A NL1011353C2 NL 1011353 C2 NL1011353 C2 NL 1011353C2 NL 1011353 A NL1011353 A NL 1011353A NL 1011353 A NL1011353 A NL 1011353A NL 1011353 C2 NL1011353 C2 NL 1011353C2
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- layer
- thermoplastic elastomer
- lower clamping
- thermoplastic
- elastomer layer
- Prior art date
Links
Classifications
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B32—LAYERED PRODUCTS
- B32B—LAYERED PRODUCTS, i.e. PRODUCTS BUILT-UP OF STRATA OF FLAT OR NON-FLAT, e.g. CELLULAR OR HONEYCOMB, FORM
- B32B25/00—Layered products comprising a layer of natural or synthetic rubber
- B32B25/10—Layered products comprising a layer of natural or synthetic rubber next to a fibrous or filamentary layer
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B32—LAYERED PRODUCTS
- B32B—LAYERED PRODUCTS, i.e. PRODUCTS BUILT-UP OF STRATA OF FLAT OR NON-FLAT, e.g. CELLULAR OR HONEYCOMB, FORM
- B32B25/00—Layered products comprising a layer of natural or synthetic rubber
- B32B25/14—Layered products comprising a layer of natural or synthetic rubber comprising synthetic rubber copolymers
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B32—LAYERED PRODUCTS
- B32B—LAYERED PRODUCTS, i.e. PRODUCTS BUILT-UP OF STRATA OF FLAT OR NON-FLAT, e.g. CELLULAR OR HONEYCOMB, FORM
- B32B27/00—Layered products comprising a layer of synthetic resin
- B32B27/12—Layered products comprising a layer of synthetic resin next to a fibrous or filamentary layer
-
- D—TEXTILES; PAPER
- D04—BRAIDING; LACE-MAKING; KNITTING; TRIMMINGS; NON-WOVEN FABRICS
- D04H—MAKING TEXTILE FABRICS, e.g. FROM FIBRES OR FILAMENTARY MATERIAL; FABRICS MADE BY SUCH PROCESSES OR APPARATUS, e.g. FELTS, NON-WOVEN FABRICS; COTTON-WOOL; WADDING ; NON-WOVEN FABRICS FROM STAPLE FIBRES, FILAMENTS OR YARNS, BONDED WITH AT LEAST ONE WEB-LIKE MATERIAL DURING THEIR CONSOLIDATION
- D04H13/00—Other non-woven fabrics
-
- D—TEXTILES; PAPER
- D06—TREATMENT OF TEXTILES OR THE LIKE; LAUNDERING; FLEXIBLE MATERIALS NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
- D06N—WALL, FLOOR, OR LIKE COVERING MATERIALS, e.g. LINOLEUM, OILCLOTH, ARTIFICIAL LEATHER, ROOFING FELT, CONSISTING OF A FIBROUS WEB COATED WITH A LAYER OF MACROMOLECULAR MATERIAL; FLEXIBLE SHEET MATERIAL NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
- D06N5/00—Roofing materials comprising a fibrous web coated with bitumen or another polymer, e.g. pitch
-
- E—FIXED CONSTRUCTIONS
- E04—BUILDING
- E04D—ROOF COVERINGS; SKY-LIGHTS; GUTTERS; ROOF-WORKING TOOLS
- E04D12/00—Non-structural supports for roofing materials, e.g. battens, boards
- E04D12/002—Sheets of flexible material, e.g. roofing tile underlay
-
- D—TEXTILES; PAPER
- D06—TREATMENT OF TEXTILES OR THE LIKE; LAUNDERING; FLEXIBLE MATERIALS NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
- D06N—WALL, FLOOR, OR LIKE COVERING MATERIALS, e.g. LINOLEUM, OILCLOTH, ARTIFICIAL LEATHER, ROOFING FELT, CONSISTING OF A FIBROUS WEB COATED WITH A LAYER OF MACROMOLECULAR MATERIAL; FLEXIBLE SHEET MATERIAL NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
- D06N2209/00—Properties of the materials
- D06N2209/12—Permeability or impermeability properties
- D06N2209/121—Permeability to gases, adsorption
- D06N2209/123—Breathable
Description
Onderste opspanbaan
De uitvinding heeft betrekking op de in conclusie 1 beschreven onderste opspanbaan.
5 Het is het doel van onderste opspanbanen de onder een dakbedekking of onder een gevel liggende constructiedelen tegen het binnendringen van verontreinigingen zoals stof en roet alsmede tegen water te beschermen. Een verder doel is het wegleiden van vocht uit het inwendige van een gebouw naar buiten. Geschikte onderste opspanbanen moeten derhalve doorlatend voor waterdamp maar dicht voor oppervlaktewater 10 zijn.
Dergelijke onderste opspanbanen zijn bekend uit de stand der techniek:
In EP 0109928 is een onderslagmateriaal, bestaande uit een met een impregneer-massa geïmpregneerde oppervlakteconstructie beschreven, waarbij als oppervlaktecon-structie een vlies van ongeordende vezels kan worden toegepast. Voor een voldoende 15 stabiliteit is een dik vlies noodzakelijk. De impregnering leidt tot producten met een zeer hoog oppervlaktegewicht. De hanteerbaarheid bij het leggen is bemoeilijkt.
In EP 0708212 wordt een onderste opspanbaan met een uit drie lagen bestaande opbouw beschreven, waarbij tussen twee vlieslagen een afsluitlaag, bestaande uit een kunststoffoelie, is ingebed. Ter versterking kan tussen de kunststoffoelie en de aan de 20 buitenkant liggende vlieslaag een net voor de mechanische versterking worden aangebracht. De lagen zijn met een lijm verbonden. Door hydrolyse, UV-straling en andere weersinvloeden kan het tot een loslaten van de lagen komen.
DE-U1-29609139 maakt aanspraak op een flexibele onderste opspanbaan, bestaande uit een roosterachtig weefsel dat ten minste op een kant met foelie is geca-25 cheerd. Bovendien kan de onderste opspanbaan nog met een textielvlies zijn bekleed. Ook hier kan het door hydrolyse, UV-straling en andere weersinvloeden tot een loslaten van de lagen komen.
Uit EP 0169308 is een onderste opspanbaan bekend die bestaat uit een PU-foelie, een vlieslaag en een net. Bij de productie wordt het net op de vlieslaag gelegd en wordt 30 de PU-foelie op deze laag geëxtrudeerd. De vlieslaag dient als vochtopslag. De onderste opspanbaan wordt zodanig gelegd, dat de vlieslaag naar het inwendige van het gebouw wijst. Er is geen directe hechting van het net met het vlies gegeven.
I Π ·.· - ; ^ 2
Het probleem bij uit meerdere lagen bestaande samenstellingen is de hechting van de lagen met elkaar. Aldus dient de verbinding van de lagen van de onderste op-spanbaan bij het leggen en in het bijzonder ook in de loop van de levensduur daarvan, waarin de onderste opspanbaan aan grote temperatuur- en vochtschommelingen is 5 blootgesteld, niet los te laten, omdat anders de gewenste werking niet meer wordt gewaarborgd.
Een verder probleem is de hanteerbaarheid, de stabiliteit en de veiligheid bij het leggen. Dunne onderste opspanbanen zijn beter hanteerbaar, hebben echter meestal het nadeel dat ze gemakkelijk beschadigd kunnen worden. Gladde banen kunnen, in het 10 bijzonder bij natheid, slecht worden gelegd.
Gebleken is dat een vlieslaag als vochtopslag niet per se noodzakelijk is. Door het weglaten van de vlieslaag zouden bijzonder dunne en lichte samenstellingen vervaardigd kunnen worden. Deze hebben echter het nadeel van een, in het bijzonder bij het leggen, gebrekkige mechanische stabiliteit en een, vooral bij natheid, gebrekkige slip-15 veiligheid. Om het oppervlaktemembraan door de belasting bij het leggen tegen beschadiging te beschermen en de genoemde nadelen te vermijden kan op de samenstelling een extra vlies worden aangebracht. Voor dit doel kan de vlieslaag bijzonder dun worden uitgevoerd, zodat verder een goede hanteerbaarheid wordt gewaarborgd. De onderste opspanbaan wordt dan zodanig gelegd, dat de onderste opspanbaan met de 20 vlieslaag naar buiten wordt gelegd. De mechanische stabiliteit kan door een net verder worden versterkt.
De uitvinding heeft als doel een onderste opspanbaan die door een eenvoudige hanteerbaarheid, een grote stabiliteit en een goede begaanbaarheid uitmunt.
De onderste opspanbaan volgens de uitvinding, die bestaat uit ten minste een 25 vlies resp. een vlieslaag, een versterkingselement met open mazen en een waterdamp doorlatende maar waterdichte laag, wordt gekenmerkt doordat de vlieslaag innig met een eerste thermoplastische elastomeerlaag is verbonden en het versterkingselement met open mazen op de van de vlieslaag afgekeerde kant van de samenstelling volledig tussen de eerste thermoplastische elastomeerlaag en een tweede thermoplastische 30 elastomeerlaag is ingesloten en de eerste thermoplastische elastomeerlaag voor het overgrote deel met de tweede thermoplastische elastomeerlaag is versmolten.
Een andere eis aan onderste opspanbanen is een grote doorlatendheid voor waterdamp bij gelijktijdige waterdichtheid. Thermoplastische elastomeren (TPE), die door 10 113 5 3 3 hun monolithische opbouw de vorming van dichte oppervlaktelagen, zonder micro-openingen, met een grote doorlatendheid voor waterdamp mogelijk maken, bleken bijzonder geschikt te zijn voor de toepassing in onderste opspanbanen voor daken.
Geschikte thermoplastische elastomeren (TPE) zijn b.v. thermoplastische poly-5 etheresters, thermoplastische polyurethanen, thermoplastische polyetherimiden en thermoplastische polyetheramide-blokcopolymeren. De keuze van het geschikte elastomeer wordt overgelaten aan een deskundige.
Het thermoplastische elastomeer van de eerste bekleding is in een hoeveelheid van 10 tot 70 g/m2, bij voorkeur 10 tot 40 g/m2 op de vlieslaag aangebracht. Desge-10 wenst kan deze laag vlamwerend zijn gemaakt en van een UV-bescherming zijn voorzien. De beschermingsmiddelen tegen UV en de vlamwerende stoffen kunnen volgens gebruikelijke werkwijzen in het thermoplastische elastomeer worden ingebracht.
Het vlies resp. de vlieslaag is volgens de uitvinding innig met de eerste thermoplastische elastomeerlaag verbonden, hetgeen kan worden bereikt als de eerste laag op 15 de vlieslaag wordt geëxtrudeerd.
Als vlieslaag wordt bij voorkeur een vlies met ongeordende vezels toegepast, waarbij bijzonder geschikte materialen polyalkenen, zoals polypropeen, zijn. Het op-pervlaktegewicht van de vlieslaag kan 10 tot 50 g/m2, bij voorkeur 15 tot 30 g/m2 bedragen.
20 Als versterkingselement met open mazen zijn weefsels, netwerken en netten met open mazen, bij voorkeur van polyalkeen, geschikt. Een HDPE (High Density Poly-ethylenej-polymeer is bijzonder geschikt. De maasbreedte kan 3 tot 30 mm bedragen.
De tweede elastomeerlaag bestaat bij voorkeur uit hetzelfde thermoplastische elastomeer als de eerste elastomeerlaag. Desgewenst kan deze vlamwerend zijn ge-25 maakt.
De tweede thermoplastische elastomeerlaag is aangebracht in een hoeveelheid die voldoende is om het versterkingselement met open mazen volledig te bedekken en aldus tussen de eerste thermoplastische elastomeerlaag en de tweede thermoplastische elastomeerlaag in te sluiten.
30 De doorlatendheid voor waterdamp kan door de difftisie-equivalente dikte van de luchtlaag (Sd-waarde) worden uitgedrukt. De onderste opspanbaan heeft een doorlatendheid voor waterdamp met een Sd-waarde van minder dan of gelijk aan 0,30 m, bij voorkeur een Sd-waarde van minder dan of gelijk aan 0,12 m.
1011353 4
Volgens een verdere voorkeursuitvoeringsvorm is de onderste opspanbaan van een tweede vlieslaag voorzien, die op de kant tegenover de eerste vlieslaag van de onderste opspanbaan is aangebracht. Daardoor wordt een bescherming van de waterdamp doorlatende maar waterdichte laag tegen beschadiging door ruwe oppervlakken, in het 5 bijzonder houten bekistingen, bereikt. De tweede vlieslaag kan een oppervlaktegewicht van 10 tot 60 g/m2, bij voorkeur 20 tot 40 g/m2 hebben.
De onderste opspanbaan is in het bijzonder geschikt als onderste opspanbaan voor schuine daken en wordt zodanig op het dak gelegd, dat de vlieskant naar buiten wijst en aldus het begaanbare oppervlak vormt.
10 De onderste opspanbaan is verder geschikt als windafsluiting voor gevelbekle dingen.
Een voorkeurswerkwijze voor de vervaardiging van een onderste opspanbaan, bestaande uit ten minste een vlies resp. een vlieslaag, een versterkingselement met open mazen en een waterdamp doorlatende maar waterdichte laag, wordt gekenmerkt door-15 dat in een eerste stap een vlieslaag met een eerste thermoplastisch elastomeer wordt bekleed en de gevormde samenstelling in een tweede stap op de van de vlieslaag afgekeerde kant met een versterkingselement met open mazen wordt bedekt en tegelijkertijd nog een thermoplastische elastomeerlaag wordt aangebracht, waarbij het versterkingselement met open mazen tussen de eerste thermoplastische elastomeerlaag en de 20 tweede thermoplastische elastomeerlaag wordt ingebed en de eerste thermoplastische elastomeerlaag voor het overgrote deel met de tweede thermoplastische elastomeerlaag wordt versmolten.
In tegenstelling tot het cacheren met een hechtmiddel, lak, lijm enz., waarbij een substraat met een ander pregefabriceerd substraat onder toepassing van een daartussen 25 liggend cacheermiddel aan het oppervlak wordt verbonden, kan door het bekleden een innige verbinding tussen de componenten - vlieslaag als dragermateriaal en thermoplastisch elastomeer als substraat - en aldus een bijzonder goede hechting worden bereikt.
Gebleken is dat met de uit twee stappen bestaande bekleding in twee stappen een 30 bijzonder goede hechting van de lagen met elkaar bereikt kan worden. Er kan namelijk bij de voor een goede hechting tussen de verschillende materialen noodzakelijke optimale temperaturen worden gewerkt en aldus een innige verbinding tussen de lagen worden bereikt.
<< β I 1 3 j Ο 5
In de eerste stap wordt het elastomeer in een hoeveelheid van 10 tot 70 g/m2, bij voorkeur 10 tot 30 g/m2 op de vlieslaag aangebracht. De bekleding kan door middel van extrusiebekleding plaatsvinden, waarbij het aanbrengen van de elastomeersmelt in de walsspleet van een walsenpaar kan plaatsvinden. De voor een innige verbinding op-5 timale temperatuur kan voor het materiaalpaar bekledingsmateriaal en vlieslaag door tests worden bepaald. Bijvoorbeeld is de temperatuur bij het aanbrengen hoger dan 230°C.
De aldus gevormde samenstelling wordt als membraan aangeduid. Er bestaat een innige verbinding tussen de vlieslaag als dragermateriaal en de elastomeerlaag als sub-10 straat als het substraat niet van het dragermateriaal verwijderd kan worden zonder dat een groot gedeelte van het substraat aan het dragermateriaal blijft hechten resp. wordt vernietigd.
Als vlieslaag wordt bij voorkeur een vlies met ongeordende vezels toegepast, waarbij polyalkenen, zoals polypropeen, bijzonder geschikte materialen zijn. Het op-15 pervlaktegewicht van de vlieslaag kan 10 tot 50 g/m2, bij voorkeur 15 tot 30 g/m2 bedragen.
In de tweede processtap wordt de samenstelling uit de eerste stap met nog een elastomeer bekleed en wordt aldus een tweede elastomeerlaag gevormd. Voor de mechanische versterking wordt deze samenstelling op de van de vlieslaag afgekeerde kant 20 met een versterkingselement met open mazen bedekt en wordt tegelijkertijd nog een thermoplastische elastomeerlaag aangebracht, waarbij het versterkingselement met open mazen tussen de eerste thermoplastische elastomeerlaag en de tweede thermoplastische elastomeerlaag wordt ingebed.
Bij voorkeur wordt bij de tweede stap voor het bekleden hetzelfde elastomeer 25 gebruikt als bij de eerste stap.
Als versterkingselement zijn versterkingselementen met open mazen zoals weefsels, netwerken en netten met open mazen, bij voorkeur van polyalkeen, geschikt. De maaswijdte kan 3 tot 30 mm bedragen. Het versterkingselement met open mazen kan vlamwerend zijn gemaakt, 30 De bekleding in de tweede stap vindt bij voorkeur door middel van extrusie bekleding plaats en kan als in de eerste stap plaatsvinden. De temperatuur van het elastomeer wordt zodanig gekozen, dat het oppervlak van de elastomeerlaag van het membraan bij het contact van het elastomeer met het membraan een weinig begint te
Λ f) · ·' 7’ X
! U ; . . ; · > \i 6 smelten en aldus een innige verbinding tussen de lagen door een verregaande versmelting van de elastomeerlagen wordt bereikt en aldus wordt de eerste elastomeerlaag voor het overgrote deel met de tweede elastomeerlaag versmolten. De mazen van het ver-sterkingselement met open mazen worden bijvoorbeeld door weefselbandjes gevormd.
5 De mazen zijn de oppervlakken tussen de weefselbandjes van het versterkingselement met open mazen. De verregaande versmelting is de versmelting van de elkaar rakende oppervlakken van de elastomeerlagen in de mazen.
Door de hoge temperatuur wordt ook het versterkingselement met open mazen week en aldus wordt ook een goede hechting van de elastomeerlagen met het verster-10 kingselement met open mazen bereikt. De geschikte temperaturen kunnen door tests worden bepaald.
Voor de vervaardiging van een onderste opspanbaan voor daken met een tweede vlieslaag wordt de tweede vlieslaag in de tweede processtap samen met het versterkingselement door de walsspleet van een paar walsen geleid, waarbij het thermoplasti-15 sche polymeer tussen de tweede vlieslaag en het versterkingselement met open mazen wordt ingebracht.
Uitvoeringsvoorbeeld: 20 Eerste stap:
Via een mondstuk met brede spleet werd een smelt van een in de handel verkrijgbaar thermoplastisch elastomeer (polyetherester type Arnitel EM 400 van de firma DSM) in de toevoerzone van een paar walsen op een polypropeenvlies met een opper-25 vlaktegewicht van 20 g/m2 geëxtrudeerd, waarbij de temperatuur van het elastomeer zodanig werd gekozen, dat de smelt in de vlieslaag doordrong en aldus een innige verbinding tussen elastomeer en vlieslaag werd bereikt. De hoeveelheid elastomeer bedroeg 35 g/m2.
30 Tweede stap:
De in de eerste stap gevormde samenstelling werd op de van de vlieslaag afgekeerde kant met een net van een weefsel met mazen van HDPE met een maaswijdte van 1 π 1 'r ^ 7 10 mm bedekt en gezamenlijk naar de toevoerzone van een paar walsen geleid, waarbij uit een mondstuk met een brede spleet een smeltvloeibaar thermoplastisch elastomeer (polyetherester type Arnitel EM 400 van de firma DSM) op het oppervlak van de baan werd geëxtrudeerd, waarop zich het net bevond. Er werd zoveel thermoplastisch mate-5 riaal aangebracht, dat het net volledig door polymeer werd omgeven. De temperatuur van de smelt werd zodanig gekozen, dat het oppervlak van de in de eerste stap gevormde baan een weinig smolt en aldus een goede hechting met de tweede elastomeer-laag werd bereikt.
Men kreeg een onderste opspanbaan met de volgende eigenschappen: 10
Oppervlaktegewicht: 120 g/m2 Scheursterkte: 250 N/50 mm DIN 53354
Naalduitscheurkracht: 200 N DIN 54301
Sd-waarde: 0,12 m DIN 52615 15
Samenvattend heeft de uitvinding betrekking op een onderste opspanbaan, die bestaat uit ten minste een vlieslaag, een versterkingselement met open mazen en een waterdamp doorlatende maar waterdichte laag. De onderste opspanbaan volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat de vlieslaag innig is verbonden met een eerste 20 thermoplastische elastomeerlaag en doordat het versterkingselement met open mazen op de van de vlieslaag afgekeerde kant van de samenstelling volledig tussen de eerste thermoplastische elastomeerlaag en een tweede thermoplastische elastomeerlaag is ingesloten en de eerste thermoplastische elastomeerlaag voor het overgrote deel met de tweede thermoplastische elastomeerlaag is versmolten.
1 0 'M 3 5 3
Claims (10)
1. Onderste opspanbaan, bestaande uit ten minste een vlieslaag, een versterkings-element met open mazen en een waterdamp doorlatende maar waterdichte laag, met 5 het kenmerk, dat de vlieslaag innig is verbonden met een eerste thermoplastische elastomeerlaag en het versterkingselement met open mazen op de van de vlieslaag afgekeerde kant van de samenstelling volledig tussen de eerste thermoplastische elastomeerlaag en een tweede thermoplastische elastomeerlaag is ingesloten en de eerste thermoplastische elastomeerlaag voor het overgrote deel met de tweede thermoplasti- 10 sche elastomeerlaag is versmolten.
2. Onderste opspanbaan volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat als thermoplastische elastomeren (TPE) thermoplastische polyetheresters, thermoplastische poly-urethanen, thermoplastische polyetherimiden en thermoplastische polyetheramide- 15 blokcopolymeren worden toegepast.
3. Onderste opspanbaan volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de eerste elastomeerlaag een oppervlaktegewicht van 10 tot 70 g/m2, bij voorkeur 10 tot 30 g/m2 heeft. 20
4. Onderste opspanbaan volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de eerste elastomeerlaag vlamwerend is gemaakt en van UV-bescherming is voorzien.
5. Onderste opspanbaan volgens een der voorgaande conclusies, met het ken merk, dat de vlieslaag een oppervlaktegewicht van 10 tot 50 g/m2, bij voorkeur 10 tot 30 g/m2 heeft.
6. Onderste opspanbaan volgens een der voorgaande conclusies, met het ken- 30 merk, dat als versterkingelement met open mazen een weefsel, netwerk of net, bij voorkeur van een HDPE-polymeer, met open mazen wordt toegepast. 101 1 353
7. Onderste opspanbaan volgens een der voorgaande conclusies, met het ken merk, dat de tweede elastomeerlaag uit hetzelfde thermoplastische elastomeer als de eerste elastomeerlaag bestaat.
8. Onderste opspanbaan volgens een der voorgaande conclusies, met het ken merk, dat de doorlatendheid voor waterdamp een Sa-waarde van kleiner dan of gelijk aan 0,30 m, bij voorkeur een Sa-waarde van kleiner dan of gelijk aan 0,12 m heeft.
9. Onderste opspanbaan volgens een der voorgaande conclusies, met het ken-10 merk, dat een tweede vlieslaag op de kant tegenover de eerste vlieslaag van de onderste opspanbaan is aangebracht.
10. Onderste opspanbaan volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de tweede vlieslaag een oppervlaktegewicht van 10 tot 60 g/m2, bij voorkeur 15 20 tot 40 g/m2 heeft. 10 1 '3 5 T
Applications Claiming Priority (4)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
AT12198 | 1998-02-27 | ||
AT0012198U AT2948U1 (de) | 1998-02-27 | 1998-02-27 | Unterspannbahn |
DE29811128U DE29811128U1 (de) | 1998-02-27 | 1998-06-22 | Unterspannbahn |
DE29811128 | 1998-06-22 |
Publications (2)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL1011353A1 NL1011353A1 (nl) | 1999-08-30 |
NL1011353C2 true NL1011353C2 (nl) | 1999-11-09 |
Family
ID=25591516
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL1011353A NL1011353C2 (nl) | 1998-02-27 | 1999-02-19 | Onderste opspanbaan. |
Country Status (2)
Country | Link |
---|---|
DE (1) | DE19908465A1 (nl) |
NL (1) | NL1011353C2 (nl) |
Families Citing this family (4)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
DE10359957A1 (de) * | 2003-12-18 | 2005-07-21 | Ewald Dörken Ag | Verfahren zum Herstellen einer Unterdeckbahn für Dächer |
EP2714393B1 (de) * | 2011-06-03 | 2015-07-15 | Hogg, Hermann | Mehrlagige fassadenfolie |
DE102012111593A1 (de) * | 2012-11-29 | 2014-06-05 | Hermann Hogg | Mehrlagige Gebäudemembran mit Schaumkern |
US10384430B2 (en) | 2015-07-28 | 2019-08-20 | Sml Maschinengesellschaft M. B. H. | Method and device for the production of a water vapor permeable laminar sheet |
-
1999
- 1999-02-19 NL NL1011353A patent/NL1011353C2/nl not_active IP Right Cessation
- 1999-02-26 DE DE19908465A patent/DE19908465A1/de not_active Ceased
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
NL1011353A1 (nl) | 1999-08-30 |
DE19908465A1 (de) | 1999-09-09 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
US6764733B1 (en) | Hot bitumen compatible EPDM roofing sheet | |
US9821532B2 (en) | Peel and stick waterproofing material | |
US8076613B2 (en) | Panel heating device | |
US8893440B2 (en) | Through-wall masonry flashing and drainage device | |
US10857759B2 (en) | Peel and stick waterproofing material | |
US11407198B2 (en) | Roofing underlay, particularly for using as roof cladding underlay and/or roof lining membrane | |
NL1011353C2 (nl) | Onderste opspanbaan. | |
SK280518B6 (sk) | Stavebné obloženie | |
JP2010275842A (ja) | 屋根用下地材とこれに使用される透湿性野地板 | |
US4503107A (en) | Construction barrier board | |
JP2778010B2 (ja) | 防水シート用接合テープおよびそれを使用した防水施工法 | |
GB2138357A (en) | Improvements in adhesive sheets | |
AT2948U1 (de) | Unterspannbahn | |
JP3701387B2 (ja) | 防水下地用目地テープおよびそれを使用した防水施工法 | |
JP3056828B2 (ja) | 防水工法 | |
US20050260904A1 (en) | Laminate having high moisture vapor transmission rate | |
JPS6366384A (ja) | 被覆層を持つビチユ−メン・ウエッブおよびそれの使用方法 | |
KR101693153B1 (ko) | 방수 보강재 및 이를 이용한 방수 시공 방법 | |
US11518137B2 (en) | Roofing underlayment with hydrophobic nonwoven core | |
JPS63265634A (ja) | 不織布付き防水シ−ト | |
CN101351334B (zh) | 一种防水卷材及其制造方法 | |
JP3056808B2 (ja) | 防水工法 | |
JP2000234395A (ja) | 外壁用構造物 | |
JP2000345663A (ja) | 防水構造及びその施工方法 | |
JPH05272121A (ja) | 優れた接合性を有する遮水マットおよびその接合方法 |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
PD2B | A search report has been drawn up | ||
VD1 | Lapsed due to non-payment of the annual fee |
Effective date: 20030901 |