NL1011353C2

NL1011353C2 - Lining for roof and facades, having high stability and long usage life - consists of nonwoven felting with two mutually fused thermoplastic elastomer layers with open=mesh reinforcement positioned inbetween

Info

Publication number: NL1011353C2
Application number: NL1011353A
Authority: NL
Inventors: Gerhard Dressler; Reinhard Reinmueller; Johann Huber; Siegfried Ambrosch; Hubert Scholl
Original assignee: Chemiefaser Lenzing Ag
Priority date: 1998-02-27
Filing date: 1999-02-19
Publication date: 1999-11-09
Also published as: DE19908465A1; NL1011353A1

Abstract

A roof or facade lining material being a nonwoven felt with an initial thermoplastic elastomer layer for inner bonding, and having an open-mesh reinforcement on the material compound side away from the felting, wholly between the initial thermoplastic elastomer layer, and a second thermoplastic elastomer layer, which is almost completely fused to the first elastomer layer.

Description

Onderste opspanbaanLower clamping track

De uitvinding heeft betrekking op de in conclusie 1 beschreven onderste opspanbaan.The invention relates to the bottom clamping track described in claim 1.

5 Het is het doel van onderste opspanbanen de onder een dakbedekking of onder een gevel liggende constructiedelen tegen het binnendringen van verontreinigingen zoals stof en roet alsmede tegen water te beschermen. Een verder doel is het wegleiden van vocht uit het inwendige van een gebouw naar buiten. Geschikte onderste opspanbanen moeten derhalve doorlatend voor waterdamp maar dicht voor oppervlaktewater 10 zijn.The purpose of lower clamping tracks is to protect the constructional parts under a roof covering or under a facade against the penetration of contaminants such as dust and soot as well as against water. A further goal is to divert moisture from the interior of a building to the outside. Suitable lower clamping tracks must therefore be permeable to water vapor but dense to surface water.

Dergelijke onderste opspanbanen zijn bekend uit de stand der techniek:Such lower clamping tracks are known from the prior art:

In EP 0109928 is een onderslagmateriaal, bestaande uit een met een impregneer-massa geïmpregneerde oppervlakteconstructie beschreven, waarbij als oppervlaktecon-structie een vlies van ongeordende vezels kan worden toegepast. Voor een voldoende 15 stabiliteit is een dik vlies noodzakelijk. De impregnering leidt tot producten met een zeer hoog oppervlaktegewicht. De hanteerbaarheid bij het leggen is bemoeilijkt.EP 0109928 discloses a backing material consisting of a surface construction impregnated with an impregnating mass, wherein a fleece of disordered fibers can be used as the surface construction. A thick fleece is necessary for sufficient stability. The impregnation leads to products with a very high surface weight. Handling when laying is difficult.

In EP 0708212 wordt een onderste opspanbaan met een uit drie lagen bestaande opbouw beschreven, waarbij tussen twee vlieslagen een afsluitlaag, bestaande uit een kunststoffoelie, is ingebed. Ter versterking kan tussen de kunststoffoelie en de aan de 20 buitenkant liggende vlieslaag een net voor de mechanische versterking worden aangebracht. De lagen zijn met een lijm verbonden. Door hydrolyse, UV-straling en andere weersinvloeden kan het tot een loslaten van de lagen komen.EP 0708212 describes a bottom clamping track with a three-layer structure, in which a sealing layer consisting of a plastic film is embedded between two non-woven layers. For reinforcement, a net before the mechanical reinforcement can be arranged between the plastic foil and the outer layer of fleece. The layers are connected with an adhesive. Hydrolysis, UV radiation and other weather influences can cause the layers to come off.

DE-U1-29609139 maakt aanspraak op een flexibele onderste opspanbaan, bestaande uit een roosterachtig weefsel dat ten minste op een kant met foelie is geca-25 cheerd. Bovendien kan de onderste opspanbaan nog met een textielvlies zijn bekleed. Ook hier kan het door hydrolyse, UV-straling en andere weersinvloeden tot een loslaten van de lagen komen.DE-U1-29609139 claims a flexible lower clamping track, consisting of a grid-like fabric that is laminated at least on one side. The lower clamping track can also be covered with a textile fleece. Here too, the layers may come loose due to hydrolysis, UV radiation and other weather influences.

Uit EP 0169308 is een onderste opspanbaan bekend die bestaat uit een PU-foelie, een vlieslaag en een net. Bij de productie wordt het net op de vlieslaag gelegd en wordt 30 de PU-foelie op deze laag geëxtrudeerd. De vlieslaag dient als vochtopslag. De onderste opspanbaan wordt zodanig gelegd, dat de vlieslaag naar het inwendige van het gebouw wijst. Er is geen directe hechting van het net met het vlies gegeven.EP 0169308 discloses a lower clamping track consisting of a PU film, a non-woven layer and a net. During production, the net is placed on the fleece layer and the PU foil is extruded on this layer. The fleece layer serves as moisture storage. The lower clamping track is laid in such a way that the fleece layer points towards the interior of the building. No direct adhesion of the net to the web is given.

I Π ·.· - ; ^ 2I Π ·. · -; ^ 2

Het probleem bij uit meerdere lagen bestaande samenstellingen is de hechting van de lagen met elkaar. Aldus dient de verbinding van de lagen van de onderste op-spanbaan bij het leggen en in het bijzonder ook in de loop van de levensduur daarvan, waarin de onderste opspanbaan aan grote temperatuur- en vochtschommelingen is 5 blootgesteld, niet los te laten, omdat anders de gewenste werking niet meer wordt gewaarborgd.The problem with multilayer compositions is the adhesion of the layers to each other. Thus, the joining of the layers of the lower clamping track during installation, and in particular also during the service life thereof, in which the lower clamping track is exposed to large temperature and moisture fluctuations, should not loosen, because otherwise the desired effect is no longer guaranteed.

Een verder probleem is de hanteerbaarheid, de stabiliteit en de veiligheid bij het leggen. Dunne onderste opspanbanen zijn beter hanteerbaar, hebben echter meestal het nadeel dat ze gemakkelijk beschadigd kunnen worden. Gladde banen kunnen, in het 10 bijzonder bij natheid, slecht worden gelegd.A further problem is the handling, stability and safety when laying. Thin bottom clamping tracks are easier to handle, but usually have the disadvantage that they can be easily damaged. Slippery tracks, especially in wet conditions, can be poorly laid.

Gebleken is dat een vlieslaag als vochtopslag niet per se noodzakelijk is. Door het weglaten van de vlieslaag zouden bijzonder dunne en lichte samenstellingen vervaardigd kunnen worden. Deze hebben echter het nadeel van een, in het bijzonder bij het leggen, gebrekkige mechanische stabiliteit en een, vooral bij natheid, gebrekkige slip-15 veiligheid. Om het oppervlaktemembraan door de belasting bij het leggen tegen beschadiging te beschermen en de genoemde nadelen te vermijden kan op de samenstelling een extra vlies worden aangebracht. Voor dit doel kan de vlieslaag bijzonder dun worden uitgevoerd, zodat verder een goede hanteerbaarheid wordt gewaarborgd. De onderste opspanbaan wordt dan zodanig gelegd, dat de onderste opspanbaan met de 20 vlieslaag naar buiten wordt gelegd. De mechanische stabiliteit kan door een net verder worden versterkt.It has been found that a non-woven layer such as moisture storage is not necessarily necessary. By omitting the fleece layer, particularly thin and light compositions could be produced. However, these have the disadvantage of, in particular when laying, inadequate mechanical stability and, in particular when wet, inadequate slip-safety. In order to protect the surface membrane against damage during installation and to avoid the drawbacks mentioned, an additional fleece can be applied to the composition. For this purpose, the fleece layer can be made particularly thin, so that further good manageability is ensured. The bottom clamping track is then laid such that the bottom clamping track with the nonwoven layer is laid out. The mechanical stability can be further enhanced by a net.

De uitvinding heeft als doel een onderste opspanbaan die door een eenvoudige hanteerbaarheid, een grote stabiliteit en een goede begaanbaarheid uitmunt.The object of the invention is to provide a lower clamping track which is excellent for simple handling, high stability and good walkability.

De onderste opspanbaan volgens de uitvinding, die bestaat uit ten minste een 25 vlies resp. een vlieslaag, een versterkingselement met open mazen en een waterdamp doorlatende maar waterdichte laag, wordt gekenmerkt doordat de vlieslaag innig met een eerste thermoplastische elastomeerlaag is verbonden en het versterkingselement met open mazen op de van de vlieslaag afgekeerde kant van de samenstelling volledig tussen de eerste thermoplastische elastomeerlaag en een tweede thermoplastische 30 elastomeerlaag is ingesloten en de eerste thermoplastische elastomeerlaag voor het overgrote deel met de tweede thermoplastische elastomeerlaag is versmolten.The lower clamping track according to the invention, which consists of at least one fleece resp. a nonwoven layer, an open mesh reinforcing element and a water vapor permeable but waterproof layer, characterized in that the nonwoven layer is intimately bonded with a first thermoplastic elastomer layer and the open mesh reinforcing element on the side of the composition facing away from the nonwoven layer completely between the first thermoplastic elastomer layer and a second thermoplastic elastomer layer is enclosed and the first thermoplastic elastomer layer is largely fused with the second thermoplastic elastomer layer.

Een andere eis aan onderste opspanbanen is een grote doorlatendheid voor waterdamp bij gelijktijdige waterdichtheid. Thermoplastische elastomeren (TPE), die door 10 113 5 3 3 hun monolithische opbouw de vorming van dichte oppervlaktelagen, zonder micro-openingen, met een grote doorlatendheid voor waterdamp mogelijk maken, bleken bijzonder geschikt te zijn voor de toepassing in onderste opspanbanen voor daken.Another requirement for lower clamping tracks is a high permeability to water vapor with simultaneous watertightness. Thermoplastic elastomers (TPE), which due to their monolithic construction allow the formation of dense surface layers, without micro-openings, with a high permeability to water vapor, have proved to be particularly suitable for use in lower roof tensioning tracks.

Geschikte thermoplastische elastomeren (TPE) zijn b.v. thermoplastische poly-5 etheresters, thermoplastische polyurethanen, thermoplastische polyetherimiden en thermoplastische polyetheramide-blokcopolymeren. De keuze van het geschikte elastomeer wordt overgelaten aan een deskundige.Suitable thermoplastic elastomers (TPE) are e.g. thermoplastic poly-5 ether esters, thermoplastic polyurethanes, thermoplastic polyetherimides and thermoplastic polyetheramide block copolymers. The choice of the suitable elastomer is left to one skilled in the art.

Het thermoplastische elastomeer van de eerste bekleding is in een hoeveelheid van 10 tot 70 g/m2, bij voorkeur 10 tot 40 g/m2 op de vlieslaag aangebracht. Desge-10 wenst kan deze laag vlamwerend zijn gemaakt en van een UV-bescherming zijn voorzien. De beschermingsmiddelen tegen UV en de vlamwerende stoffen kunnen volgens gebruikelijke werkwijzen in het thermoplastische elastomeer worden ingebracht.The thermoplastic elastomer of the first coating is applied to the fleece layer in an amount of 10 to 70 g / m2, preferably 10 to 40 g / m2. If desired, this layer can be made flame-resistant and provided with a UV protection. The UV protection agents and the flame retardants can be introduced into the thermoplastic elastomer by conventional methods.

Het vlies resp. de vlieslaag is volgens de uitvinding innig met de eerste thermoplastische elastomeerlaag verbonden, hetgeen kan worden bereikt als de eerste laag op 15 de vlieslaag wordt geëxtrudeerd.The fleece resp. according to the invention, the fleece layer is intimately connected to the first thermoplastic elastomer layer, which can be achieved if the first layer is extruded onto the fleece layer.

Als vlieslaag wordt bij voorkeur een vlies met ongeordende vezels toegepast, waarbij bijzonder geschikte materialen polyalkenen, zoals polypropeen, zijn. Het op-pervlaktegewicht van de vlieslaag kan 10 tot 50 g/m2, bij voorkeur 15 tot 30 g/m2 bedragen.The fleece layer is preferably a fleece with disordered fibers, particularly suitable materials being polyolefins, such as polypropylene. The surface weight of the nonwoven layer can be 10 to 50 g / m2, preferably 15 to 30 g / m2.

20 Als versterkingselement met open mazen zijn weefsels, netwerken en netten met open mazen, bij voorkeur van polyalkeen, geschikt. Een HDPE (High Density Poly-ethylenej-polymeer is bijzonder geschikt. De maasbreedte kan 3 tot 30 mm bedragen.As open mesh reinforcing element, open mesh fabrics, netting and nets, preferably of polyolefin, are suitable. A HDPE (High Density Polyethylenej polymer is particularly suitable. The mesh width can be from 3 to 30 mm.

De tweede elastomeerlaag bestaat bij voorkeur uit hetzelfde thermoplastische elastomeer als de eerste elastomeerlaag. Desgewenst kan deze vlamwerend zijn ge-25 maakt.The second elastomer layer preferably consists of the same thermoplastic elastomer as the first elastomer layer. If desired, it can be made flame-resistant.

De tweede thermoplastische elastomeerlaag is aangebracht in een hoeveelheid die voldoende is om het versterkingselement met open mazen volledig te bedekken en aldus tussen de eerste thermoplastische elastomeerlaag en de tweede thermoplastische elastomeerlaag in te sluiten.The second thermoplastic elastomer layer is applied in an amount sufficient to completely cover the open mesh reinforcing element and thus enclose between the first thermoplastic elastomer layer and the second thermoplastic elastomer layer.

30 De doorlatendheid voor waterdamp kan door de difftisie-equivalente dikte van de luchtlaag (Sd-waarde) worden uitgedrukt. De onderste opspanbaan heeft een doorlatendheid voor waterdamp met een Sd-waarde van minder dan of gelijk aan 0,30 m, bij voorkeur een Sd-waarde van minder dan of gelijk aan 0,12 m.The permeability to water vapor can be expressed by the difference of the thickness of the air layer (Sd value). The lower clamping track has a water vapor permeability with an Sd value of less than or equal to 0.30 m, preferably an Sd value of less than or equal to 0.12 m.

1011353 41011353 4

Volgens een verdere voorkeursuitvoeringsvorm is de onderste opspanbaan van een tweede vlieslaag voorzien, die op de kant tegenover de eerste vlieslaag van de onderste opspanbaan is aangebracht. Daardoor wordt een bescherming van de waterdamp doorlatende maar waterdichte laag tegen beschadiging door ruwe oppervlakken, in het 5 bijzonder houten bekistingen, bereikt. De tweede vlieslaag kan een oppervlaktegewicht van 10 tot 60 g/m2, bij voorkeur 20 tot 40 g/m2 hebben.According to a further preferred embodiment, the bottom stretch web is provided with a second nonwoven layer, which is provided on the side opposite the first nonwoven layer of the bottom stretch web. As a result, a protection of the water vapor permeable but watertight layer against damage by rough surfaces, in particular wooden formwork, is achieved. The second nonwoven layer can have a surface weight of 10 to 60 g / m2, preferably 20 to 40 g / m2.

De onderste opspanbaan is in het bijzonder geschikt als onderste opspanbaan voor schuine daken en wordt zodanig op het dak gelegd, dat de vlieskant naar buiten wijst en aldus het begaanbare oppervlak vormt.The lower clamping strip is particularly suitable as a lower clamping strip for sloping roofs and is placed on the roof in such a way that the fleece side faces outwards and thus forms the walkable surface.

10 De onderste opspanbaan is verder geschikt als windafsluiting voor gevelbekle dingen.10 The lower clamping track is also suitable as a wind barrier for facade cladding.

Een voorkeurswerkwijze voor de vervaardiging van een onderste opspanbaan, bestaande uit ten minste een vlies resp. een vlieslaag, een versterkingselement met open mazen en een waterdamp doorlatende maar waterdichte laag, wordt gekenmerkt door-15 dat in een eerste stap een vlieslaag met een eerste thermoplastisch elastomeer wordt bekleed en de gevormde samenstelling in een tweede stap op de van de vlieslaag afgekeerde kant met een versterkingselement met open mazen wordt bedekt en tegelijkertijd nog een thermoplastische elastomeerlaag wordt aangebracht, waarbij het versterkingselement met open mazen tussen de eerste thermoplastische elastomeerlaag en de 20 tweede thermoplastische elastomeerlaag wordt ingebed en de eerste thermoplastische elastomeerlaag voor het overgrote deel met de tweede thermoplastische elastomeerlaag wordt versmolten.A preferred method for the production of a lower clamping track, consisting of at least one web resp. a nonwoven layer, an open mesh reinforcing element and a water vapor permeable but waterproof layer, characterized in that in a first step a nonwoven layer is coated with a first thermoplastic elastomer and the formed composition in a second step on the side facing away from the nonwoven layer is covered with an open mesh reinforcing element and at the same time a thermoplastic elastomer layer is applied, the open mesh reinforcing element being embedded between the first thermoplastic elastomer layer and the second thermoplastic elastomer layer and the first thermoplastic elastomer layer for the major part with the second thermoplastic elastomer layer is fused.

In tegenstelling tot het cacheren met een hechtmiddel, lak, lijm enz., waarbij een substraat met een ander pregefabriceerd substraat onder toepassing van een daartussen 25 liggend cacheermiddel aan het oppervlak wordt verbonden, kan door het bekleden een innige verbinding tussen de componenten - vlieslaag als dragermateriaal en thermoplastisch elastomeer als substraat - en aldus een bijzonder goede hechting worden bereikt.Unlike coating with an adhesive, lacquer, glue, etc., where a substrate is bonded to the surface using another pre-fabricated substrate using an intercalating agent therebetween, coating allows an intimate bond between the components - nonwoven layer as carrier material and thermoplastic elastomer as substrate - and thus a particularly good adhesion is achieved.

Gebleken is dat met de uit twee stappen bestaande bekleding in twee stappen een 30 bijzonder goede hechting van de lagen met elkaar bereikt kan worden. Er kan namelijk bij de voor een goede hechting tussen de verschillende materialen noodzakelijke optimale temperaturen worden gewerkt en aldus een innige verbinding tussen de lagen worden bereikt.It has been found that with the two-step coating in two steps a particularly good adhesion of the layers can be achieved. Namely, it is possible to work at the optimum temperatures necessary for a good adhesion between the different materials and thus to achieve an intimate connection between the layers.

<< β I 1 3 j Ο 5<< β I 1 3 j Ο 5

In de eerste stap wordt het elastomeer in een hoeveelheid van 10 tot 70 g/m2, bij voorkeur 10 tot 30 g/m2 op de vlieslaag aangebracht. De bekleding kan door middel van extrusiebekleding plaatsvinden, waarbij het aanbrengen van de elastomeersmelt in de walsspleet van een walsenpaar kan plaatsvinden. De voor een innige verbinding op-5 timale temperatuur kan voor het materiaalpaar bekledingsmateriaal en vlieslaag door tests worden bepaald. Bijvoorbeeld is de temperatuur bij het aanbrengen hoger dan 230°C.In the first step, the elastomer is applied to the fleece layer in an amount of 10 to 70 g / m2, preferably 10 to 30 g / m2. The coating can be carried out by means of extrusion coating, whereby the application of the elastomer melt in the roller gap of a roller pair can take place. The optimum temperature for an intimate bond can be determined by tests for the material pair of coating material and nonwoven layer. For example, the temperature during application is higher than 230 ° C.

De aldus gevormde samenstelling wordt als membraan aangeduid. Er bestaat een innige verbinding tussen de vlieslaag als dragermateriaal en de elastomeerlaag als sub-10 straat als het substraat niet van het dragermateriaal verwijderd kan worden zonder dat een groot gedeelte van het substraat aan het dragermateriaal blijft hechten resp. wordt vernietigd.The composition thus formed is referred to as a membrane. There is an intimate connection between the fleece layer as a support material and the elastomer layer as a substrate if the substrate cannot be removed from the support material without a large part of the substrate remaining adhered to or supported by the support material. will be destroyed.

Als vlieslaag wordt bij voorkeur een vlies met ongeordende vezels toegepast, waarbij polyalkenen, zoals polypropeen, bijzonder geschikte materialen zijn. Het op-15 pervlaktegewicht van de vlieslaag kan 10 tot 50 g/m2, bij voorkeur 15 tot 30 g/m2 bedragen.The fleece layer is preferably a fleece with disordered fibers, polyolefins such as polypropylene being particularly suitable materials. The surface weight of the nonwoven layer can be from 10 to 50 g / m2, preferably from 15 to 30 g / m2.

In de tweede processtap wordt de samenstelling uit de eerste stap met nog een elastomeer bekleed en wordt aldus een tweede elastomeerlaag gevormd. Voor de mechanische versterking wordt deze samenstelling op de van de vlieslaag afgekeerde kant 20 met een versterkingselement met open mazen bedekt en wordt tegelijkertijd nog een thermoplastische elastomeerlaag aangebracht, waarbij het versterkingselement met open mazen tussen de eerste thermoplastische elastomeerlaag en de tweede thermoplastische elastomeerlaag wordt ingebed.In the second process step, the composition from the first step is coated with another elastomer and a second elastomer layer is thus formed. For the mechanical reinforcement, this composition is covered on the side facing away from the nonwoven layer with an open mesh reinforcing element and at the same time a thermoplastic elastomer layer is applied, the open mesh reinforcing element being embedded between the first thermoplastic elastomer layer and the second thermoplastic elastomer layer.

Bij voorkeur wordt bij de tweede stap voor het bekleden hetzelfde elastomeer 25 gebruikt als bij de eerste stap.Preferably, the same elastomer is used in the second coating step as in the first step.

Als versterkingselement zijn versterkingselementen met open mazen zoals weefsels, netwerken en netten met open mazen, bij voorkeur van polyalkeen, geschikt. De maaswijdte kan 3 tot 30 mm bedragen. Het versterkingselement met open mazen kan vlamwerend zijn gemaakt, 30 De bekleding in de tweede stap vindt bij voorkeur door middel van extrusie bekleding plaats en kan als in de eerste stap plaatsvinden. De temperatuur van het elastomeer wordt zodanig gekozen, dat het oppervlak van de elastomeerlaag van het membraan bij het contact van het elastomeer met het membraan een weinig begint teAs a reinforcing element, open mesh reinforcing elements such as fabrics, meshes and nets with open mesh, preferably of polyolefin, are suitable. The mesh size can be from 3 to 30 mm. The open-mesh reinforcing element may be made flame-resistant. The coating in the second step preferably takes place by extrusion coating and can take place as in the first step. The temperature of the elastomer is chosen such that the surface of the elastomer layer of the membrane starts to slightly on contact of the elastomer with the membrane.

Λ f) · ·' 7’ XΛ f) · · '7' X

! U ; . . ; · > \i 6 smelten en aldus een innige verbinding tussen de lagen door een verregaande versmelting van de elastomeerlagen wordt bereikt en aldus wordt de eerste elastomeerlaag voor het overgrote deel met de tweede elastomeerlaag versmolten. De mazen van het ver-sterkingselement met open mazen worden bijvoorbeeld door weefselbandjes gevormd.! You; . . ; Melting and thus an intimate connection between the layers is achieved by a far-reaching fusion of the elastomer layers, and thus the first elastomer layer is largely fused with the second elastomer layer. The meshes of the open mesh reinforcing member are formed, for example, by webbing tapes.

5 De mazen zijn de oppervlakken tussen de weefselbandjes van het versterkingselement met open mazen. De verregaande versmelting is de versmelting van de elkaar rakende oppervlakken van de elastomeerlagen in de mazen.5 Meshes are the surfaces between the webbing of the open mesh reinforcement member. The far-reaching fusion is the fusion of the contacting surfaces of the elastomer layers in the meshes.

Door de hoge temperatuur wordt ook het versterkingselement met open mazen week en aldus wordt ook een goede hechting van de elastomeerlagen met het verster-10 kingselement met open mazen bereikt. De geschikte temperaturen kunnen door tests worden bepaald.Due to the high temperature, the open mesh reinforcing element is also softened and thus good adhesion of the elastomer layers with the open mesh reinforcing element is also achieved. Suitable temperatures can be determined by tests.

Voor de vervaardiging van een onderste opspanbaan voor daken met een tweede vlieslaag wordt de tweede vlieslaag in de tweede processtap samen met het versterkingselement door de walsspleet van een paar walsen geleid, waarbij het thermoplasti-15 sche polymeer tussen de tweede vlieslaag en het versterkingselement met open mazen wordt ingebracht.For the production of a lower roofing web for roofs with a second non-woven layer, the second non-woven layer is guided in the second process step together with the reinforcing element through the roller gap of a pair of rollers, the thermoplastic polymer between the second non-woven layer and the reinforcing element with open mesh is inserted.

Uitvoeringsvoorbeeld: 20 Eerste stap:Execution example: 20 First step:

Via een mondstuk met brede spleet werd een smelt van een in de handel verkrijgbaar thermoplastisch elastomeer (polyetherester type Arnitel EM 400 van de firma DSM) in de toevoerzone van een paar walsen op een polypropeenvlies met een opper-25 vlaktegewicht van 20 g/m2 geëxtrudeerd, waarbij de temperatuur van het elastomeer zodanig werd gekozen, dat de smelt in de vlieslaag doordrong en aldus een innige verbinding tussen elastomeer en vlieslaag werd bereikt. De hoeveelheid elastomeer bedroeg 35 g/m2.A melt of a commercially available thermoplastic elastomer (polyetherester type Arnitel EM 400 from DSM) was extruded through a nozzle with a wide slit into the feed zone of a few rollers on a polypropylene fleece with a surface weight of 20 g / m2. wherein the temperature of the elastomer was chosen so that the melt penetrated into the nonwoven layer and thus an intimate connection between elastomer and nonwoven layer was achieved. The amount of elastomer was 35 g / m2.

30 Tweede stap:30 Second step:

De in de eerste stap gevormde samenstelling werd op de van de vlieslaag afgekeerde kant met een net van een weefsel met mazen van HDPE met een maaswijdte van 1 π 1 'r ^ 7 10 mm bedekt en gezamenlijk naar de toevoerzone van een paar walsen geleid, waarbij uit een mondstuk met een brede spleet een smeltvloeibaar thermoplastisch elastomeer (polyetherester type Arnitel EM 400 van de firma DSM) op het oppervlak van de baan werd geëxtrudeerd, waarop zich het net bevond. Er werd zoveel thermoplastisch mate-5 riaal aangebracht, dat het net volledig door polymeer werd omgeven. De temperatuur van de smelt werd zodanig gekozen, dat het oppervlak van de in de eerste stap gevormde baan een weinig smolt en aldus een goede hechting met de tweede elastomeer-laag werd bereikt.The composition formed in the first step was covered on the side facing away from the nonwoven layer with a mesh of HDPE mesh fabric with a mesh size of 1 π 1 'r ^ 7 10 mm and jointly fed to the feeding zone of a pair of rollers, in which a melt-flowable thermoplastic elastomer (polyetherester type Arnitel EM 400 from DSM) was extruded from a wide-gap nozzle onto the web surface on which the net was located. So much thermoplastic material was applied that the net was completely surrounded by polymer. The temperature of the melt was chosen so that the surface of the web formed in the first step melted slightly and thus good adhesion with the second elastomer layer was achieved.

Men kreeg een onderste opspanbaan met de volgende eigenschappen: 10A lower clamping track was obtained with the following properties: 10

Oppervlaktegewicht: 120 g/m2 Scheursterkte: 250 N/50 mm DIN 53354Surface weight: 120 g / m2 Tear strength: 250 N / 50 mm DIN 53354

Naalduitscheurkracht: 200 N DIN 54301Needle tearing force: 200 N DIN 54301

Sd-waarde: 0,12 m DIN 52615 15SD value: 0.12 m DIN 52615 15

Samenvattend heeft de uitvinding betrekking op een onderste opspanbaan, die bestaat uit ten minste een vlieslaag, een versterkingselement met open mazen en een waterdamp doorlatende maar waterdichte laag. De onderste opspanbaan volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat de vlieslaag innig is verbonden met een eerste 20 thermoplastische elastomeerlaag en doordat het versterkingselement met open mazen op de van de vlieslaag afgekeerde kant van de samenstelling volledig tussen de eerste thermoplastische elastomeerlaag en een tweede thermoplastische elastomeerlaag is ingesloten en de eerste thermoplastische elastomeerlaag voor het overgrote deel met de tweede thermoplastische elastomeerlaag is versmolten.In summary, the invention relates to a bottom clamping track, which consists of at least one nonwoven layer, an open mesh reinforcing element and a water vapor permeable but watertight layer. The lower clamping track according to the invention is characterized in that the fleece layer is intimately connected to a first thermoplastic elastomer layer and in that the open-mesh reinforcing element on the side of the composition remote from the fleece layer is completely enclosed between the first thermoplastic elastomer layer and a second thermoplastic elastomer layer. and the first thermoplastic elastomer layer is largely fused with the second thermoplastic elastomer layer.

1 0 'M 3 5 31 0 'M 3 5 3

Claims

1. Lower clamping track, consisting of at least a nonwoven layer, an open mesh reinforcing element and a water vapor permeable but waterproof layer, characterized in that the nonwoven layer is intimately connected with a first thermoplastic elastomer layer and the open mesh reinforcing element on the side of the composition facing away from the nonwoven layer is completely enclosed between the first thermoplastic elastomer layer and a second thermoplastic elastomer layer and the first thermoplastic elastomer layer is largely fused with the second thermoplastic elastomer layer.

2. Lower clamping track according to claim 1, characterized in that thermoplastic elastomers (TPE) are used with thermoplastic polyetheresters, thermoplastic polyurethanes, thermoplastic polyetherimides and thermoplastic polyetheramide block copolymers.

Lower clamping track according to claim 1 or 2, characterized in that the first elastomer layer has a surface weight of 10 to 70 g / m2, preferably 10 to 30 g / m2. 20

Lower clamping track according to one of the preceding claims, characterized in that the first elastomer layer is made flame-resistant and is provided with UV protection.

Lower clamping track according to one of the preceding claims, characterized in that the nonwoven layer has a surface weight of 10 to 50 g / m2, preferably 10 to 30 g / m2.

6. Lower clamping track as claimed in any of the foregoing claims, characterized in that an open mesh fabric, mesh or net, preferably of an HDPE polymer, is used as open mesh reinforcing element. 101 1 353

Lower clamping track according to any one of the preceding claims, characterized in that the second elastomer layer consists of the same thermoplastic elastomer as the first elastomer layer.

Lower clamping track according to any one of the preceding claims, characterized in that the water vapor permeability has a Sa value of less than or equal to 0.30 m, preferably a Sa value of less than or equal to 0.12 m has.

9. Lower stretch web according to any one of the preceding claims, characterized in that a second nonwoven layer is provided on the side opposite the first nonwoven layer of the lower stretch web.

10. Lower clamping track according to any one of the preceding claims, characterized in that the second nonwoven layer has a surface weight of 10 to 60 g / m2, preferably 20 to 40 g / m2. 10 1 '3 5 T