NL1009276C2 - Pijpbeugel. - Google Patents

Description

985108/HJB/mke

Korte aanduiding: Pijpbeugel.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een beugel voor het bevestigen van een buis, leiding of dergelijke aan een wand, plafond of andere ondersteuning volgens de aanhef van conclusie 1.

5 Uit EP 0 387 967, EP 0 512 654 en EP 0 671 579 zijn beugels van het in de aanhef beschreven type bekend. Bij deze bekende beugels is het beugellichaam voorzien van een koppelorgaan, vaak een moer, om het beugellichaam aan de wand, plafond of andere ondersteuning te kunnen aanbrengen. 10 Bij deze bekende beugels omvat het verbindingssamenstel een schroefbout, die in een bijbehorend steunonderdeel is geschroefd. Het steunonderdeel is daarbij zwenkbaar bevestigd aan het eerste vrije einde van het beugellichaam, bijvoorbeeld aan de daar aangebrachte eerste flens van het 15 beugellichaam of steunt tegen die eerste flens bij het naar elkaar trekken van de vrije einden. De bevestiging van de schroefbout aan het eerste vrije einde van het beugellichaam is daarbij zo uitgevoerd dat de schroefbout ten opzichte van het beugellichaam kan zwenken tussen de 20 passeerstand, waarin een aan het tweede vrije einde aangebrachte tweede flens de kop van de schroefbout kan passeren, en de verbindingsstand, waarin de schroefbout in hoofdzaak haaks op de beide flenzen is gericht en de schacht van de bout in een sleuf in de tweede flens ligt, 25 waarbij de kop van de bout achter de benen van de tweede flens grijpt. Bij deze bekende beugels is de zwenkbare bevestiging van de schroefbout verend uitgevoerd, zodat bij het naar elkaar zwenken van de beugelonderdelen de tweede flens tegen de kop van de bout komt en deze bout daardoor 30 tegen een veerkracht in zijdelings wordt weggedrukt, waarna de bout onder invloed van de veerkracht weer terugzwenkt zodra de tweede flens de kop van de bout is gepasseerd en de boutschacht in de bijbehorende sleuf in de tweede flens kan komen. Doordat nu de kop van de bout achter de benen 35 van de tweede flens grijpt zijn de beide vrije einden van 1009276 -2- het beugellichaam provisorisch met elkaar verbonden. Vervolgens worden de eerste en de tweede flens naar elkaar toe getrokken door de schroefbout aan te draaien.

Bij de hierboven genoemde bekende beugels zijn het 5 beugellichaam en de daarvanaf gebogen flenzen uit metaal vervaardigd, er zijn echter ook beugels volgens de aanhef van conclusie 1 bekend, waarbij het beugellichaam uit kunststof is vervaardigd.

Gebleken is dat indien deze bekende beugels aan een 10 grote belasting worden onderworpen, zoals bijvoorbeeld bij een belastingsproef, de kop van de schroefbout relatief gemakkelijk vrij komt van de tweede flens, bijvoorbeeld doordat de benen van de flens in lengterichting van de sleuf onder de houtkop vandaan worden getrokken. Tevens is 15 bij deze bekende beugels de kans aanwezig dat - bij een grote belasting van de beugel - de benen van de flens waar de kop van de bout achter grijpt uiteen gaan wijken, waardoor de beugel opent.

De onderhavige uitvinding beoogt bovengenoemd 20 problemen op eenvoudige wijze op te lossen.

De onderhavige uitvinding verschaft een beugel volgens de aanhef van conclusie 1, die is gekenmerkt doordat de benen van het oplegorgaan nabij de inbrengopening van de sleuf via een brugdeel met elkaar zijn verbonden, waarbij 25 het brugdeel een op de sleuf tussen de benen aansluitende opening begrenst die een tussen het brugdeel en de benen passeren van het grijporgaan toelaat. Door het brugdeel wordt bereikt dat de benen nabij het door de inbrengopening gevormde open einde van de sleuf onderling zijn verbonden. 30 Hierdoor wordt de kans op het uiteenwijken van de benen -zodanig dat het grijporgaan er tussen door past -aanzienlijk kleiner.

Bij voorkeur omvat het brugdeel een dwarslijf, dat zich aan de van het eerste vrije einde afgekeerde zijde op 35 een afstand van de benen van het oplegorgaan uitstrekt. Daarbij is het van voordeel indien de afstand tussen het dwarslijf en het vlak van de benen kleiner is dan de 1009276 -3- overeenkomstige afmeting van het grijporgaan, in het bijzonder zodanig dat wanneer bij een gesloten beugel de benen onder het grijporgaan uit willen schuiven het grijporgaan tegen het dwarslijf komt en dus de verbinding 5 tussen de vrije einden behouden blijft.

Bij voorkeur is het verbindingssamenstel zodanig uitgevoerd dat de afstand tussen het grijporgaan en de bevestiging kan worden verkleind teneinde beide door het verbindingssamenstel met elkaar verbonden vrije einden naar 10 elkaar te trekken. In een praktisch voordelige uitvoering omvat het verbindingssamenstel een schroefbout en een bijbehorend steunonderdeel, waarin de schroefbout is geschroefd, welk steunonderdeel via de bevestiging zwenkbaar aan het eerste vrije einde van het beugellichaam 15 is bevestigd. Hierbij kan dan de kop van de schroefbout het grijporgaan vormen.

In een voorkeursuitvoeringsvorm van de beugel volgens de uitvinding wordt de zwenkbeweging van het verbindingssamenstel naar de verbindingsstand ondersteund 20 door veerkracht, welke veerkracht bijvoorbeeld wordt verkregen door een geschikte verende uitvoering van het steunonderdeel voor het daarmee verbonden verbindingselement, zoals een schroefbout.

In een voorkeursuitvoeringsvorm heeft het 25 beugellichaam een eerste en een tweede flens, respectievelijk aan het eerste en het tweede vrije einde van het beugellichaam, welke flenzen vanaf het in hoofdzaak cirkelvormige beugellichaam naar buiten steken. Door een opening in de eerste flens steekt bijvoorbeeld een 30 schroefbout, die aan de van de tweede flens afgekeerde zijde van de eerste flens is verbonden met een steunonderdeel.

Het beugellichaam van de beugel volgens de uitvinding kan zijn uitgevoerd met twee aparte beugelhelften, die aan 35 een zijde via een, bij voorkeur scharnierbare, verbinding met elkaar zijn verbonden en aan de andere zijde zijn voorzien van de verbinding volgens de uitvinding. De 1009276 -4- scharnierbare verbinding kan bijvoorbeeld bestaan uit een geschikte haakverbinding maar zou ook door een boutverbinding kunnen worden gevormd. Ook kunnen de beugelhelften aan beide zijden zijn voorzien van de 5 verbinding volgens de uitvinding. In weer een andere variant bestaat het beugellichaam uit een enkele strook met een zodanige sterkte dat het mogelijk is het lichaam te verbuigen om de vrije uiteinden naar elkaar te bewegen.

Eventueel is in het beugellichaam een elastische 10 inlage aanwezig, bijvoorbeeld van rubber of kunststof, die tussen het beugellichaam en de buis komt te liggen.

De uitvindingsgedachte kan op eenvoudige wijze worden gerealiseerd, zoals zal blijken uit de navolgende beschrijving van in de tekening getoonde 15 uitvoeringsvoorbeelden. De tekening toont in: fig. 1 een schematisch aanzicht in perspectief van een beugel volgens de uitvinding; fig. 2a een gedeelte op grotere schaal van de beugel volgens fig. 1, 20 fig. 2b een deel van de schroefbout, en fig. 3 een variant van de beugel van figuur 1 in een aanzicht overeenkomstig figuur 2a.

In figuur 1 heeft een beugel voor het bevestigen van 25 een buis, leiding of dergelijke aan een wand of een plafond van een gebouw of aan een andere ondersteuning, een ringvormig beugellichaam, dat hier is samengesteld uit twee metalen beugeldelen 1 en 2, respectievelijk aangeduid als eerste en tweede beugeldeel, die aan een zijde via 30 schematisch aangeduide scharniermiddelen 3 met elkaar zijn verbonden. De scharniermiddelen 3 kunnen op allerlei bekende wijzen zijn uitgevoerd en bijvoorbeeld bestaan uit een scharnierbare haakverbinding tussen beide beugeldelen 1, 2. De scharniermiddelen 3 kunnen ook bestaan uit een aan 35 elk beugeldeel gevormde flens, die door een bout met elkaar zijn verbonden zodanig dat de beide beugeldelen ten opzichte van elkaar kunnen scharnieren.

1009276 -5-

Aan het van de scharniermiddelen 3 afgekeerde tweede vrije einde heeft het tweede beugeldeel 2 een naar buiten omgebogen tweede metalen flens 4, die in figuur 2 in detail is getoond. De flens 4 heeft twee benen 5, die tussen hen 5 in een sleuf 6 begrenzen met een inbrengopening 7 aan een van het ringvormige deel van het beugellichaam afgekeerde zijde van de sleuf 6.

Aan het van de scharniermiddelen 3 afgekeerde eerste vrije einde van het beugeldeel 1 is een eerste flens 8 naar 10 buiten omgebogen.

Voor het verbinden van de tweede flens 4 en de eerste flens 8 is hier een schroefbout 11 voorzien, waarmee de flenzen 4, 8 met elkaar kunnen worden verbonden en naar elkaar getrokken, zodat in de gesloten stand van de beugel 15 de flenzen 4, 8 dicht bij elkaar liggen.

In de eerste flens 8 is een opening 9 gevormd, waar de schroefbout 11 doorheen steekt. De schroefbout 11 heeft een schacht 12 en een dikkere kop 13 aan het van de flens 8 vandaan gelegen einde. De schroefbout 11 is aan de van de 20 tweede flens 4 vandaan gelegen zijde van de eerste flens 8 in een schroefopening van een moerorgaan 14 geschroefd. Dit moerorgaan 14 is op algemeen bekende en hier niet nader getoonde wijze zwenkbaar en onverliesbaar aan het eerste vrije einde van het beugeldeel 1 bevestigd of aan de eerste 25 flens 8 daarvan. Uit de stand van de techniek zijn talloze uitvoeringen van een dergelijke bevestiging bekend.

Bij voorkeur is de bevestiging van het moerorgaan 14 verend uitgevoerd en is gewaarborgd dat de bout 11 zich -in de geopende stand van de beugel - in zijn 30 verbindingsstand bevindt, dat wil zeggen in hoofdzaak haaks op de eerste flens 8. Bij het sluiten van de beugel komt dan de tweede flens 4 tegen de kop 13 van de bout 11, waardoor de bout 11 - tegen de veerkracht van de bevestiging in - naar een passeerstand wordt gezwenkt. In 35 figuur 1 is de schroefbout 11 voor de duidelijkheid iets verder naar buiten gezwenkt getoond dan de passeerstand.

In de passeerstand kunnen de benen 5 van de tweede flens 4 1009276 -6- langs de kop 13 van de bout passeren. Onder invloed van de veerkracht zal de bout 11 dan weer naar de verbindingsstand zwenken zodra de kop 13 van de bout 11 achter de benen 5 van de tweede flens 4 kan grijpen. Hierbij komt dan de 5 schacht 12 van de bout 11 in de inbrengopening 7 tussen de uiteinden van de benen 5 en van daar in de sleuf 6. Wanneer de verbindingsstand is bereikt en de kop 13 achter de benen 5 van de flens 4 grijpt, kan de schroefbout 11 worden aangedraaid om de flenzen 4, 8 naar elkaar te trekken en de 10 beugel te sluiten.

De tweede flens 4 is van een bijzondere uitvoering doordat de benen 5 nabij de inbrengopening 7 onderling zijn verbonden door een brugdeel 18. Om de hiervoor beschreven zwenking van het verbindingssamenstel vanuit de 15 passeerstand naar de verbindingsstand mogelijk te maken, begrenst dit brugdeel 18 een op de sleuf 6 tussen de benen 5 aansluitende opening 19, die een tussen het brugdeel 18 en de benen 5 passeren van de kop 13 van de bout 11 toelaat.

20 Het brugdeel 18 is in hoofdzaak U-vormig, waarbij de naast elkaar liggende benen 20, 21 van de U-vorm zich in hoofdzaak in het verlengde van de benen 5 van de flens 4 uitstrekken.

In de in figuren 1 en 2a getoonde uitvoering is het 25 brugdeel 18 omgebogen vanaf het vlak van de benen 5 in een richting die van de eerste flens 8 vandaan wijst. Hierbij ligt dwarsbeen 22 van het brugdeel 18 aan de van de eerste flens 8 afgekeerde zijde op een afstand van het vlak van de benen 5, waardoor de opening een hoogte "B" heeft ten 30 opzichte van het vlak van de benen 5. Bij voorkeur is deze hoogte "B" kleiner dan de hoogte "A" van de boutkop 13, zoals in figuur 2b is getoond. Door deze maatregel kan de boutkop 13 niet onbedoeld van de benen 5 afschuiven voordat de schroefbout 11 is aangedraaid. Tevens zullen de benen 5 35 nu niet onder de boutkop 13 uitschuiven als een grote belasting op de beugel wordt uitgeoefend.

De afmeting "C" tussen de onderzijde van het dwarsbeen i 0 u ö 2 7 6 -7- 22 en de vrije randen van de benen 5 nabij de inbrengopening 7 is groter dan de hoogte "A" van de houtkop 13.

Door de aanwezigheid van het brugdeel 18 wordt het 5 ongewenst uiteenwijken van de benen 5, zodanig dat de boutkop 13 ertussendoor kan, effectief verhindert.

Het is denkbaar dat het brugdeel 18, anders dan getoond in figuur 2, in hetzelfde vlak ligt als de tweede flens 4 en dus niet is omgebogen. Dit heeft evenwel het 10 nadeel dat de flens 4 met het brugdeel 18 dan betrekkelijk ver uitsteekt buiten het beugellichaam. Verder levert de onder een hoek plaatsing van het brugdeel 18 ten opzichte van het vlak van de benen 5 een additionele stijfheid van de tweede flens 4 op.

15 In de variant volgens figuur 3 zijn dezelfde onderdelen aangeduid met dezelfde verwijzinscijfers als in figuur 2. Verschil is dat in figuur 3 de benen 5 elk aan de zijde van de inbrengopening 7 een in een van de eerste flens 8 wijzende richting schuin gericht oploopvlak 24 20 hebben. Deze oploopvlakken 24 komen bij het sluiten van de beugel tegen de kop 13 van de bout 11 en drukken dan tegen de kop 13 zodat de bout 11 zwenkt naar de passeerstand.

Bij de hier beschreven beugel is de schroefbout zwenkbaar in het vlak van het beugellichaam tussen een naar 25 buiten wijzende stand en een meer langs het beugellichaam gelegen stand. De uitvindingsgedachte is echter ook met voordeel toepasbaar bij beugels, waarbij het verbindingssamenstel dwars op het vlak van het beugellichaam zwenkbaar is tussen een ten opzichte van het 30 beugellichaam naar buiten wijzende stand en een meer langs het beugellichaam gelegen stand, zoals bijvoorbeeld bekend is uit de Europese aanvrage EP 0 671 579.

1009276

Claims (7)

1. Beugel voor het bevestigen van een buis of dergelijke aan een wand, plafond of andere ondersteuning, welke beugel een in hoofdzaak ringvormig beugellichaam omvat voor het 5 omringen van een buis, waarbij het beugellichaam een door een eerste en een tweede vrije einde daarvan begrensde opening heeft om het beugellichaam om de buis te plaatsen en waarbij het beugellichaam een naar elkaar bewegen van de vrije einden toelaat voor het sluiten van de beugel, 10 waarbij verder een verbindingssamenstel is voorzien voor het losneembaar met elkaar verbinden van de vrije einden, welk verbindingssamenstel een verbindingselement (11) en een bijbehorende bij het eerste vrije einde van het beugellichaam aangebrachte bevestiging (8,14) voor het 15 verbindingselement omvat, welke bevestiging het verbindingselement zwenkbaar verbindt met het beugellichaam, waarbij het verbindingselement een vanaf de bevestiging (8,14) naar het tweede vrije einde gerichte steel (12) 20 omvat, die op een afstand van de bevestiging (8,14) is voorzien van een grijporgaan (13), waarbij bij het tweede vrije einde van het beugellichaam een ten opzichte van het ringvormige beugellichaam naar buiten wijzend oplegorgaan (4) is aangebracht, welk 25 oplegorgaan naast elkaar gelegen benen (5) omvat, die tussen hen in een sleuf (6) met aan een van het ringvormige beugellichaam afgekeerde zijde daarvan een inbrengopening (7) begrenzen, zodanig dat de steel (12) van het verbindingselement (11) via de inbrengopening (7) 30 zijdelings in de sleuf (6) kan komen terwijl het grijporgaan (13) achter de benen (5) van het oplegorgaan (4) grijpt, waarbij het verbindingselement (11) ten opzichte van het beugellichaam kan zwenken tussen een passeerstand, waarin 10 0 3 2 7 6 -9- het grijporgaan (13) op zodanige afstand buiten het ringvormige deel van het beugellichaam ligt dat bij het naar elkaar bewegen van de vrije einden de benen (5) van het oplegorgaan (4) met hun aan de inbrengopening (7) 5 grenzende zijde langs het grijporgaan (13) kunnen passeren, en een verbindingsstand, waarin de steel (12) in de sleuf (6) ligt en het grijporgaan (13) achter de benen (5) van het oplegorgaan (4) grijpt, met het kenmerk, dat de benen (5) van het oplegorgaan (4) nabij de inbrengopening (7) van 10 de sleuf (6) via een brugdeel (18) met elkaar zijn verbonden, waarbij het brugdeel (18) een op de sleuf (6) tussen de benen (5) aansluitende opening (19) begrenst die een tussen het brugdeel (18) en de benen (5) passeren van het grijporgaan (13) toelaat. 15

2. Beugel volgens conclusie 1, waarbij het brugdeel (18) in hoofdzaak U-vormig is, waarbij de naast elkaar liggende benen (20,21) van de U-vorm zich in hoofdzaak in het verlengde van de benen (5) van het oplegorgaan (4) 20 uitstrekken.

3. Beugel volgens conclusie 1 of 2, waarbij het brugdeel (18) een dwarslijf (22) omvat, dat zich aan de van het eerste vrije einde (8) afgekeerde zijde op een afstand van 25 de benen (5) van het oplegorgaan (4) uitstrekt.

4. Beugel volgens conclusie 4, waarbij de afstand tussen het dwarslijf (22) en het vlak van de benen (5) kleiner is dan de overeenkomstige afmeting van het grijporgaan (13), 30 in het bijzonder zodanig dat wanneer bij een gesloten beugel de benen (5) onder het grijporgaan (13) uit willen schuiven het grijporgaan (13) tegen het dwarslijf (22) komt. 3 5

5. Beugel volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij ten minst een van de benen (5) aan de zijde van de inbrengopening (7) een in een van het eerste 1009276 -10- vrije einde gekeerde richting omhoogstaand oploopvlak (24) heeft.

6. Beugel volgens een of meer van de voorgaande 5 conclusies, waarbij het verbindingssamenstel een schroefbout (11) en een bijbehorend steunonderdeel (14) omvat, waarbij de schroefbout in het steunonderdeel is geschroefd, welk steunonderdeel zwenkbaar aan het eerste vrije einde van het beugellichaam is bevestigd, en waarbij 10 de schacht (12) van de schroefbout de steel vormt en de kop (13) van de schroefbout het grijporgaan.

7. Beugel volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij het oplegorgaan een aan het tweede 15 vrije einde van het beugellichaam naar buiten wijzende omgebogen tweede flens (4) is, die de benen, de daartussen begrensde sleuf en het brugdeel vormt. 1009276